Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie Casus – De boeren van Abu Hureyra 1 Niet alle jagers-verzamelaars waren nomaden; sommige groepen woonden generaties lang op eenzelfde plek. 2 Het is niet zeker of de bewoners van Abu Hureyra wel echt de allereerste boeren waren. Bij nieuwe opgravingen bestaat de mogelijkheid dat de boeren van Abu Hureyra ‘voorbij worden gestreefd’ door nog vroegere boeren. 3 a Jagers-verzamelaars hoeven de wilde planten en dieren die hun voedsel vormen, niet te onderhouden, maar een boer moet zijn dieren verzorgen, zijn grond omploegen, zaaien, onkruid wieden, oogsten, zijn gewassen beschermen tegen dieren enzovoort. b Bijvoorbeeld: de natuur bood niet meer voldoende voedsel en de bewoners van Abu Hureyra waren niet gewend om een nomadisch bestaan te leiden; de bewoners van Abu Hureyra wilden meer controle hebben over hun voedselvoorziening. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie Het leven van jagers-verzamelaars 4 2,5 miljoen v.C. – ontstaan van de eerste mens 140.000 v.C. – ontstaan van homo sapiens 120.000-10.000 v.C. – laatste ijstijd 80.000 v.C. – homo sapiens trekt naar Azië 40.000 v.C. – homo sapiens trekt naar Europa 11.000 v.C. – landbouw in Abu Hureyra 9000-6000 v.C. – ontstaan van landbouwsamenlevingen in de Vruchtbare Halvemaan 7000 v.C. – verspreiding van landbouw naar Noord-Afrika 6000 v.C. – verspreiding van landbouw naar Europa 5 Je kunt de prehistorie 2,5 miljoen jaar geleden laten beginnen met de verschijning van de eerste mens, homo habilis, maar je kunt ook uitgaan van de verschijning van onze eigen soort, homo sapiens. De prehistorie begint in dat geval pas in 140.000 v.C. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie Het leven van jagers-verzamelaars 6 a Jagers-verzamelaars leefden van de jacht en het verzamelen van voedsel. Ze waren meestal nomaden. Ze leefden in kleine groepen. Binnen de groep bestonden nauwelijks sociale verschillen. Er bestond een rolverdeling tussen mannen en vrouwen. Jagers-verzamelaars dreven handel met elkaar. b Homo sapiens maakte meer gespecialiseerde werktuigen en gebruikte daarvoor meer verschillende materialen. Homo sapiens maakte kunst. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie De agrarische revolutie 7 De middelen van bestaan veranderden volledig: mensen waren niet langer afhankelijk van wat de natuur toevallig aan voedsel opleverde, maar zij namen de productie ervan in eigen hand. 8 Potten en een pottenbakkersoven waren zwaar en potten waren breekbaar. Ze waren dus niet praktisch voor mensen die een nomadisch bestaan leidden, maar wel praktisch voor boeren die een sedentair bestaan leidden. 9 Vele antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: het genetisch manipuleren van gewassen, het klonen van dieren, het inpolderen van land. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie De agrarische revolutie 10 Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: terwijl in een samenleving van jagers-verzamelaars iedereen gelijk was en elkaar nodig had om te overleven, ontstonden met de landbouw verschillen in macht en rijkdom en begon de ene mens de andere uit te buiten. Of: de overgang op landbouw was het begin van een proces waarbij de mens de natuur is gaan domineren: dit heeft uiteindelijk geleid tot een totale verstoring van de harmonie tussen de mens en de natuur. Denk maar aan de intensieve veehouderij, de vervuiling door overbemesting, de bio-industrie, de verwoestijning van gebieden door ontbossing en de opwarming van de aarde. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie Historisch denken 11 a De eerste mensen die aan landbouw gingen doen, hadden soms al een tijd lang een sedentaire levensstijl; dit was dus geen overgang van de ene op de andere dag. In andere gevallen, zoals de Nederlandse bronstijd, leidde de komst van de landbouw bovendien nog niet tot definitieve permanente bewoning: zodra de grond uitgeput raakte, trokken boeren verder naar een andere plek. b Abu Hureyra werd al 400 jaar bewoond voordat de bevolking op landbouw overging. 12 a De eerste boeren jaagden nog steeds om aan vlees te komen. Ze gebruikten hiervoor hetzelfde wapen als de jagers-verzamelaars. Ze gingen nog steeds gekleed in huiden. Ze gebruikten dierlijke producten nog steeds om gereedschap van te maken. Ze verzamelden nog steeds voedsel (fruit). b Omdat ze aan veeteelt en akkerbouw deden, waren de boeren niet meer afhankelijk van het jagen en verzamelen. De boeren moesten hun vee beschermen, de jagers-verzamelaars hoefden geen dieren te verzorgen. Hoofdstuk 1 § 1 De Agrarische revolutie Een revolutie of niet? 13 a In het neolithicum werd tussen de verschillende gemeenschappen meer gevochten. b Doordat mensen niet meer rondtrokken, konden ze meer bezittingen verzamelen. Hoe rijker een gemeenschap werd, hoe aantrekkelijker het voor anderen werd om een plundertocht te ondernemen. 14 Drie van de volgende antwoorden: - Er ontstonden verschillen in macht en aanzien. - Mensen ontdekten nieuwe technieken, zoals weven, potten bakken en het polijsten van steen. - Daardoor werden nieuwe producten in gebruik genomen, zoals aardewerk, geweven stoffen en gepolijste stenen gereedschappen. - Men ging dieren gebruiken omwille van hun trekkracht. - Mensen gingen zuivelproducten eten. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden Casus - De begrafenis van koningin Pu-Abi 1 In de eerste boerendorpen was iedereen min of meer gelijk, terwijl in Ur grote sociale verschillen bestonden. De heersers waren zo belangrijk dat voor hen zelfs mensenoffers werden gebracht. 2 Uit bron 1 en uit de beschrijving van de kunstschatten en de hoofdtooi van Pu-Abi: deze waren zo vakkundig gemaakt dat dit het werk moet zijn geweest van gespecialiseerde handwerkslieden, zoals edelsmeden. 3 Een landbouwoverschot was noodzakelijk om te zorgen voor voedsel voor de koningen, soldaten en de andere inwoners van Ur die zich niet met landbouw bezighielden. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden Casus - De begrafenis van koningin Pu-Abi 4 Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: de mensen uit die tijd geloofden in het hiernamaals. De koningen en koninginnen namen daarom bedienden mee om in het leven na de dood voor hen te werken. Of: men geloofde dat de overledene een moeilijke reis moest afleggen om in het hiernamaals te komen. De koningen namen soldaten en bedienden mee om hen tegen gevaren onderweg te beschermen en kunstschatten om kwade geesten mee te paaien. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden De eerste steden: Soemerië 5 In Soemerië en Egypte stroomden grote rivieren die door hun slibafzetting de grond heel vruchtbaar maakten. Toen de boeren daarbij ook nog aan kunstmatige irrigatie gingen doen, kon er aan landbouw worden gedaan en een voedseloverschot ontstaan. Daardoor groeide de bevolking en konden mensen verschillende beroepen gaan uitoefenen. 6 Het voedseloverschot moet zo groot zijn dat veel mensen zich met andere activiteiten kunnen gaan bezighouden. 7 Jagers-verzamelaars en eenvoudige boeren dreven ook al handel, maar zij deden dat toen naast hun andere activiteiten. Pas in de stedelijke samenleving werd handeldrijven een apart beroep. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden De eerste steden: Soemerië 8 Vele antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: waar veel mensen samenwonen is de kans op conflicten en misdrijven groter en moet er een soort rechtssysteem komen. Of: waar veel mensen samenwonen moeten openbare voorzieningen worden gecreëerd, zoals een afvoer voor afvalwater. 9 Om een stad te besturen en zaken te organiseren heb je ambtenaren nodig en die moeten betaald kunnen worden. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden De ontwikkeling van het schrift 10 Bij het besturen van een groter gebied moet je allerlei zaken gaan registreren, zoals de afdracht van belastingen, het innen van boetes en de inkoop van goederen. Zo’n bestuur moet daarom een uitgebreide administratie bijhouden en daarvoor is het schrift bijna onmisbaar. 11 Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: om bij te houden wat het land aan oogst opleverde, of de bewoners hun bijdrage voor de tempels hadden afgedragen, om een loonadministratie te voeren. 12 Nee, het einde van de prehistorie verschilt van gebied tot gebied. In 3300 v.C. kwam wel een einde aan de prehistorie in Soemerië, maar in Nederland eindigde de prehistorie bijvoorbeeld pas in 50 v.C. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden De ontwikkeling van het schrift 13 Niet alle aspecten van de samenleving werden op schrift gesteld, vooral niet in het begin, toen het schrift alleen werd gebruikt voor economische en administratieve doeleinden. 14 a Het schrift is sinds 5300 jaar in gebruik (3300 v.C. + 2000 n.C.). Homo sapiens ontstond ongeveer 140.000 v.C., dus ongeveer 142.000 jaar geleden. 5300 jaar op 142.000 jaar is maar 3,7% (5300 : 142.000 x 100%). b Dat wij ons in de ‘historie’ bevinden is best bijzonder, want homo sapiens heeft 96,3% van zijn tijd in de prehistorie geleefd. Op grond daarvan zou je voor de tweede stelling kunnen kiezen. c De berekening verloopt anders als je naar een andere regio kijkt. In de Lage Landen bijvoorbeeld, waar het schrift pas rond 50 v.C. werd geïntroduceerd, is de berekening als volgt: 2050 : 142.000 x 100% = 1,4%. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden Historisch denken 15 a De auteur ziet in de uniformiteit van de woningen een aanwijzing dat in Çatal Hüyük een gelaagde samenleving bestond, omdat een krachtig bestuur nodig was om ervoor te zorgen dat iedereen zijn woning op dezelfde manier bouwde. b Volgens bron 9 werden kennis en gebruiken van de ene op de andere generatie overgeleverd. Er was geen krachtig bestuur voor nodig om te bepalen hoe de bewoners hun huizen moesten bouwen, want dat leerden jongeren vanzelf in de praktijk van alledag. 16 a Religie en godsdienstige rituelen leken een belangrijke plaats in te nemen in het leven van de bewoners van Çatal Hüyük. Er waren speciale ruimtes, bedekt met wandschilderingen, die bestemd waren voor de uitoefening van hun godsdienst. b Volgens de auteur van bron 6 was er een machtige priesterschap in Çatal Hüyük, maar volgens de auteur van bron 8 waren er geen tempels en werd de godsdienst uitgeoefend in de eigen woning van de mensen. Volgens hem zijn er geen aanwijzingen dat er een machtige groep van priesters bestond. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden Historisch denken 17 a De nederzetting heeft een grote omvang, kent een ‘centraal bestuur’, heeft een gelaagde samenleving en gebruikt het schrift. b Omvang van de nederzetting: Çatal Hüyük had een groot aantal inwoners voor die tijd. Bestuur: alle huizen waren gelijk, maar over hoe dat kon verschillen de meningen. Volgens bron 8 gaven de bewoners hun kennis door en was er geen centraal of krachtig bestuur nodig (zoals bron 6 beweert) om die gelijksoortige huizen te maken. Gelaagde samenleving: er werden in Çatal Hüyük verschillende ambachten uitgevoerd en de kunstwerken die zijn gevonden getuigen van een groot vakmanschap. Er bestond dus wel een arbeidsdeling. De langeafstandshandel lijkt er ook op te wijzen dat er mensen waren die zich hadden gespecialiseerd in het beroep van koopman. Maar er is geen bewijs dat er een bestuurlijke, ambtelijke of religieuze elite bestond, want alle huizen waren gelijk en er zijn geen grote tempels of paleizen gevonden. Gebruik van schrift: in Çatal Hüyük werd geen schrift gebruikt. Hoofdstuk 1 § 2 Het ontstaan van steden Historisch denken 17 c Çatal Hüyük voldoet niet aan alle kenmerken van een stad. Het had wel redelijk veel inwoners en er bestond een zekere arbeidsdeling. Maar er was waarschijnlijk geen centraal bestuur en ook niet echt een gelaagde samenleving, want geen enkel huis was groter of luxueuzer dan een ander. Ook werd er in Çatal Hüyük geen schrift gebruikt. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten Casus - Ramses II wijdt een nieuwe tempel in 1 Het bestuur moest zeer goed georganiseerd zijn om duizenden mensen in dienst te nemen en te transporteren naar de moeilijk toegankelijke plek van de tempel (in de woestijn). Ook moest het bestuur deze mensen huisvesten, voeden en van gereedschap voorzien, erop toezien dat iedereen wist wat hij moest doen en de middelen vinden om het hele project te bekostigen. 2 Je kunt dit opmaken uit het feit dat (twee van de volgende antwoorden): - de tempel in Nubië stond, in het uiterste zuiden van het Egyptische Rijk; - Ramses ook oorlog voerde in Kadesh, wat in het huidige Syrië ligt; - Ramses in bron 1 ‘heerser over beide landen’ wordt genoemd, wat wijst op een groter gebied dan alleen een stad. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten Casus - Ramses II wijdt een nieuwe tempel in 3 Je kunt dit opmaken uit (twee van de volgende antwoorden): - de enorme afmeting van de standbeelden aan de ingang van de tempel; - het feit dat de andere figuren nog niet tot zijn knieën reikten; - het feit dat Ramses even groot werd afgebeeld als de goden aan wie de tempel was gewijd; - het feit dat kosten noch moeite werden gespaard om de wil van Ramses II (de bouw van de tempel) uit te voeren; - het opschrift onder de beelden ‘Ramses, zon der heersers’ (bron 1): hieruit blijkt dat Ramses zichzelf boven alle andere heersers verheven voelde. 4 Kennelijk had hij het vermoeden dat sommige mensen het niet eens waren met zijn heerschappij en/of zijn positie wilden overnemen. Met dit soort imposante bouwwerken kon hij hen imponeren en afschrikken. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten De vroegste staten 5 Het Egyptische Rijk had een centraal bestuur: alle macht lag bij de farao. De rechtspraak van de farao gold voor het hele land. De farao’s hadden een geweldsmonopolie en zij waren verantwoordelijk voor de bescherming van de landsgrenzen. 6 Betrouwbaar zouden kunnen zijn: de datering van de slag (a) en de omschrijving van de tegenstanders (c), omdat er meestal geen noodzaak is hier iets te verhullen. Twijfel is op zijn plaats bij het verloop en de afloop van de strijd (b): die zijn misschien mooier voorgesteld dan ze waren. 7 Met de internationale handel werden producten verkregen die in Egypte zeldzaam waren. Zij waren daarom waardevol en versterkten de machtspositie van de farao: alleen hij kon ermee pronken en alleen hij kon bepalen wie er toegang toe kreeg. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten De vroegste staten 8 Wel mee eens: de farao kon het uitgestrekte Egyptische Rijk onmogelijk in zijn eentje besturen en had ambtenaren nodig om daarbij te helpen. De ambtenaren waren onmisbaar bij alle belangrijke activiteiten van het land: zij organiseerden de landbouwwerkzaamheden, zorgden voor de uitvoering van grote bouwwerken en zagen erop toe dat de orders van de farao in het hele land werden uitgevoerd. 9 Het is voor een leger moeilijker om door te dringen tot de rivierstrook via de woestijn dan wanneer er een overgangsgebied ligt met voedsel en water voor de soldaten. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten Macht en religie 10 Overeenkomsten: - Beide godsdiensten waren polytheïstisch. - Beide waren natuurgodsdiensten. - Zowel in Egypte als in Mesopotamië was de godsdienst verweven met alle aspecten van het leven. - Zowel de farao’s als de koningen van Mesopotamië werden gezien als opperpriesters. Verschillen: - Egyptenaren stelden het leven na de dood mooier voor dan de Mesopotamiërs. - Egyptenaren vereerden de farao als god, terwijl de koningen van Mesopotamië slechts hun macht van een god zouden hebben ontvangen. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten Macht en religie 11 Uit Mesopotamië: daar heerste de overtuiging dat de mens na zijn dood niets goeds te wachten stond en dat voor hem een eeuwig leven niet was weggelegd. Hij kon daarom maar beter zo veel mogelijk genieten van het leven op aarde. Deze overtuiging komt naar voren in bron 4. In de bron is niets te merken van de Egyptische overtuiging dat je na je dood moest verschijnen voor een rechtbank, die oordeelde of je goed geleefd had op aarde en die je, als je je goed had gedragen, een gelukkig en eeuwig leven in het hiernamaals bezorgde. Hoofdstuk 1 § 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten Historisch denken 12 De afbeelding lijkt meer op een familiefoto, met emoties van vader en moeder en kinderen die naar elkaar wijzen. Het is een meer natuurlijke manier van uitbeelden dan de stijve, statische of plechtige traditionele afbeeldingen. 13 De zonneschijf heeft een opvallende plaats gekregen, een teken dat de farao alleen nog deze god aanbidt (monotheïsme) en andere goden afwijst; dat was een grote verandering. De farao en zijn gezin zijn minder goddelijk afgebeeld dan gebruikelijk, waardoor het goddelijke van de zonneschijf nog meer nadruk krijgt. 14 Discontinuïteit: hij schakelde over op een monotheïstisch geloof; hij liet tempels van andere goden sluiten; hij verhuisde het bestuurscentrum; hij koos voor een andere vorm van afbeelden van het gezin van de farao. Continuïteit: hij bestuurde Egypte als farao; hij liet zich afbeelden met vrouw en kinderen. Hoofdstuk 1 Afsluiting 1 Je eigen antwoord. Hieronder enkele suggesties. Jagers en verzamelaars: - Mensachtigen gebruiken voor het eerst stenen werktuigen (ca. 2,5 miljoen jaar geleden). Het gebruik van steen als materiaal voor gereedschappen was voor jagers-verzamelaars van groot belang om te overleven. - Het verschijnen van homo sapiens (140.000 v.C.). Met de komst van homo sapiens werden werktuigen meer gespecialiseerd. Daarmee verbeterden de jachtmethoden en bijvoorbeeld de wijze waarop kleding in elkaar werd gezet. Ook werd het maken van kunst nu een onderdeel van de levenswijze van de mens. (Het is niet uitgesloten dat de voorgangers van homo sapiens ook kunstwerken maakten, maar hiervan zijn geen overblijfselen gevonden.) - Het einde van de laatste ijstijd (12.000-10.000 v.C.). Je zou hiervoor kunnen kiezen, omdat met het einde van de ijstijd ook de flora en fauna veranderden. De jagers-verzamelaars moesten daardoor overschakelen op de jacht op andere diersoorten. Ook nam in het Midden-Oosten de regenval toe en ontstond een vruchtbaar gebied, waar zo veel voedsel te vinden was dat mensen er op sommige plekken een sedentair bestaan konden gaan leiden. Hoofdstuk 1 Afsluiting 1 Landbouw en landbouwsamenlevingen: - Het einde van de laatste ijstijd (12.000-10.000 v.C.). Het feit dat mensen langer op dezelfde plek bleven wonen bevorderde de overgang op landbouw, want er is gebleken dat de eerste mensen die aan akkerbouw gingen doen al een sedentaire levensstijl hadden. - Het begin van een koude, droge periode na de laatste ijstijd (rond 11.000 v.C.). Mogelijk heeft deze klimaatverandering een belangrijke rol gespeeld in de eerste overgang op landbouw. - Mensen gaan aan veeteelt doen (7500 v.C.). De overgang op veeteelt was belangrijk, want daardoor ontstond een nieuwe bestaanswijze, met geheel nieuwe producten als melk, leer en wol. De eerste stedelijke gemeenschappen: - Boeren in Soemerië gaan aan kunstmatige irrigatie doen (vierde millennium v.C.). Dit was een absolute voorwaarde voor het ontstaan van steden, want zonder kunstmatige irrigatie hadden de Soemeriërs geen voedseloverschotten kunnen produceren. Hoofdstuk 1 Afsluiting 1 - De uitvinding van het schrift (3300 v.C. in Mesopotamië, 3000 v.C. in Egypte). Steden konden zich pas goed ontwikkelen wanneer er gebruik werd gemaakt van het schrift. Daartegenover zou je kunnen stellen dat het schrift werd uitgevonden op het moment dat steden al begonnen te ontstaan. Want pas toen bleek dat koningen en tempels een instrument nodig hadden om hun bestuur en administratie goed te kunnen blijven uitvoeren. 2 Je eigen antwoord. Hieronder enkele suggesties. Jagers en verzamelaars: - In Zuid-Europa worden grotschilderingen gemaakt (tussen 30.000 en 10.000 v.C.). De grotschilderingen zijn interessant, omdat zij aantonen dat jagers-verzamelaars geen lompe barbaren waren, maar over een grote creativiteit en artistieke vaardigheden beschikten. Tegelijkertijd gaat het om een fenomeen dat zich beperkte tot een relatief kleine regio: buiten ZuidEuropa zijn er maar weinig grotschilderingen aangetroffen. Hoofdstuk 1 Afsluiting 2 Landbouw en landbouwsamenlevingen: - Boeren in Abu Hureyra gaan selectief graan kweken (rond 11.000 v.C.). Voor de bewoners van Abu Hureyra was dit belangrijk, want door het verbouwen van graan konden zij op dezelfde plek blijven wonen. Maar een grootschalige overgang op landbouw begon in het Midden-Oosten pas rond 9000 v.C. Tegelijkertijd is het ook mogelijk om het standpunt te verdedigen dat het kweken van graan in Abu Hureyra wél van groot belang is geweest voor het kenmerkende aspect, omdat het ontstaan van landbouw hiermee begon. Mogelijk heeft de akkerbouw in Abu Hureyra uiteindelijk ook een rol gespeeld in de grootschalige overgang op landbouw, doordat over zaaien en oogsten kennis werd opgebouwd, die daarna in de omgeving verder is verspreid. - Mensen in de Vruchtbare Halvemaan gaan gepolijst steen gebruiken (rond 9000 v.C.). Het gebruik van gepolijst steen heeft niet geleid tot het ontstaan van landbouw of landbouwsamenlevingen, maar was wel heel handig voor boeren, omdat gepolijst steen zo scherp was dat ze er stukken grond mee konden ontbossen. Hoofdstuk 1 Afsluiting 2 - Mensen in het Midden-Oosten ontdekken hoe ze brons kunnen maken (rond 3000 v.C.). Dit had geen invloed op het ontstaan van landbouw of landbouwsamenlevingen, maar het gebruik van brons was wel van belang voor de landbouwsamenlevingen, omdat met brons sikkels en ander gereedschap – zoals messen en beitels – gemaakt konden worden. De eerste stedelijke gemeenschappen: - Koningin Pu-Abi van Ur wordt met haar dienaren en veel kunstschatten begraven (ca. 2600 v.C.). Op de ontwikkeling van het kenmerkende aspect heeft de begrafenis geen enkele invloed gehad, maar zij illustreert wel mooi hoe de stedelijke samenleving van toen in elkaar zat: met een rijke en machtige elite, die zichzelf met veel pracht en praal kon omgeven.