Nieuw! Memo bovenbouw havo/vwo 4e druk

advertisement
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
Casus – De boeren van Abu Hureyra
1
Niet alle jagers-verzamelaars waren nomaden; sommige groepen woonden
generaties lang op eenzelfde plek.
2
Het is niet zeker of de bewoners van Abu Hureyra wel echt de allereerste
boeren waren. Bij nieuwe opgravingen bestaat de mogelijkheid dat de boeren
van Abu Hureyra ‘voorbij worden gestreefd’ door nog vroegere boeren.
3
a Jagers-verzamelaars hoeven de wilde planten en dieren die hun voedsel
vormen, niet te onderhouden, maar een boer moet zijn dieren verzorgen, zijn
grond omploegen, zaaien, onkruid wieden, oogsten, zijn gewassen
beschermen tegen dieren enzovoort.
b Bijvoorbeeld: de natuur bood niet meer voldoende voedsel en de bewoners
van Abu Hureyra waren niet gewend om een nomadisch bestaan te leiden; de
bewoners van Abu Hureyra wilden meer controle hebben over hun
voedselvoorziening.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
Het leven van jagers-verzamelaars
4
2,5 miljoen v.C. – ontstaan van de eerste mens
140.000 v.C. – ontstaan van homo sapiens
120.000-10.000 v.C. – laatste ijstijd
80.000 v.C. – homo sapiens trekt naar Azië
40.000 v.C. – homo sapiens trekt naar Europa
11.000 v.C. – landbouw in Abu Hureyra
9000-6000 v.C. – ontstaan van landbouwsamenlevingen in de Vruchtbare
Halvemaan
7000 v.C. – verspreiding van landbouw naar Noord-Afrika
6000 v.C. – verspreiding van landbouw naar Europa
5
Je kunt de prehistorie 2,5 miljoen jaar geleden laten beginnen met de
verschijning van de eerste mens, homo habilis, maar je kunt ook uitgaan van
de verschijning van onze eigen soort, homo sapiens. De prehistorie begint in
dat geval pas in 140.000 v.C.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
Het leven van jagers-verzamelaars
6
a Jagers-verzamelaars leefden van de jacht en het verzamelen van voedsel.
Ze waren meestal nomaden.
Ze leefden in kleine groepen.
Binnen de groep bestonden nauwelijks sociale verschillen.
Er bestond een rolverdeling tussen mannen en vrouwen.
Jagers-verzamelaars dreven handel met elkaar.
b Homo sapiens maakte meer gespecialiseerde werktuigen en gebruikte
daarvoor meer verschillende materialen.
Homo sapiens maakte kunst.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
De agrarische revolutie
7
De middelen van bestaan veranderden volledig: mensen waren niet langer
afhankelijk van wat de natuur toevallig aan voedsel opleverde, maar zij namen
de productie ervan in eigen hand.
8
Potten en een pottenbakkersoven waren zwaar en potten waren breekbaar.
Ze waren dus niet praktisch voor mensen die een nomadisch bestaan leidden,
maar wel praktisch voor boeren die een sedentair bestaan leidden.
9
Vele antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: het genetisch manipuleren van
gewassen, het klonen van dieren, het inpolderen van land.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
De agrarische revolutie
10
Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: terwijl in een samenleving
van jagers-verzamelaars iedereen gelijk was en elkaar nodig had om te
overleven, ontstonden met de landbouw verschillen in macht en rijkdom en
begon de ene mens de andere uit te buiten. Of: de overgang op landbouw was
het begin van een proces waarbij de mens de natuur is gaan domineren: dit
heeft uiteindelijk geleid tot een totale verstoring van de harmonie tussen de
mens en de natuur. Denk maar aan de intensieve veehouderij, de vervuiling
door overbemesting, de bio-industrie, de verwoestijning van gebieden door
ontbossing en de opwarming van de aarde.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
Historisch denken
11
a De eerste mensen die aan landbouw gingen doen, hadden soms al een tijd
lang een sedentaire levensstijl; dit was dus geen overgang van de ene op de
andere dag. In andere gevallen, zoals de Nederlandse bronstijd, leidde de
komst van de landbouw bovendien nog niet tot definitieve permanente
bewoning: zodra de grond uitgeput raakte, trokken boeren verder naar een
andere plek.
b Abu Hureyra werd al 400 jaar bewoond voordat de bevolking op landbouw
overging.
12
a De eerste boeren jaagden nog steeds om aan vlees te komen. Ze gebruikten
hiervoor hetzelfde wapen als de jagers-verzamelaars. Ze gingen nog steeds
gekleed in huiden. Ze gebruikten dierlijke producten nog steeds om
gereedschap van te maken. Ze verzamelden nog steeds voedsel (fruit).
b Omdat ze aan veeteelt en akkerbouw deden, waren de boeren niet meer
afhankelijk van het jagen en verzamelen. De boeren moesten hun vee
beschermen, de jagers-verzamelaars hoefden geen dieren te verzorgen.
Hoofdstuk 1
§ 1 De Agrarische revolutie
Een revolutie of niet?
13
a In het neolithicum werd tussen de verschillende gemeenschappen meer
gevochten.
b Doordat mensen niet meer rondtrokken, konden ze meer bezittingen
verzamelen. Hoe rijker een gemeenschap werd, hoe aantrekkelijker het voor
anderen werd om een plundertocht te ondernemen.
14
Drie van de volgende antwoorden:
- Er ontstonden verschillen in macht en aanzien.
- Mensen ontdekten nieuwe technieken, zoals weven, potten bakken en het
polijsten van steen.
- Daardoor werden nieuwe producten in gebruik genomen, zoals aardewerk,
geweven stoffen en gepolijste stenen gereedschappen.
- Men ging dieren gebruiken omwille van hun trekkracht.
- Mensen gingen zuivelproducten eten.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
Casus - De begrafenis van koningin Pu-Abi
1
In de eerste boerendorpen was iedereen min of meer gelijk, terwijl in Ur grote
sociale verschillen bestonden. De heersers waren zo belangrijk dat voor hen
zelfs mensenoffers werden gebracht.
2
Uit bron 1 en uit de beschrijving van de kunstschatten en de hoofdtooi van
Pu-Abi: deze waren zo vakkundig gemaakt dat dit het werk moet zijn
geweest van gespecialiseerde handwerkslieden, zoals edelsmeden.
3
Een landbouwoverschot was noodzakelijk om te zorgen voor voedsel voor de
koningen, soldaten en de andere inwoners van Ur die zich niet met landbouw
bezighielden.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
Casus - De begrafenis van koningin Pu-Abi
4
Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: de mensen uit die tijd
geloofden in het hiernamaals. De koningen en koninginnen namen daarom
bedienden mee om in het leven na de dood voor hen te werken. Of: men
geloofde dat de overledene een moeilijke reis moest afleggen om in het
hiernamaals te komen. De koningen namen soldaten en bedienden mee
om hen tegen gevaren onderweg te beschermen en kunstschatten om kwade
geesten mee te paaien.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
De eerste steden: Soemerië
5
In Soemerië en Egypte stroomden grote rivieren die door hun slibafzetting de
grond heel vruchtbaar maakten. Toen de boeren daarbij ook nog aan
kunstmatige irrigatie gingen doen, kon er aan landbouw worden gedaan en
een voedseloverschot ontstaan. Daardoor groeide de bevolking en konden
mensen verschillende beroepen gaan uitoefenen.
6
Het voedseloverschot moet zo groot zijn dat veel mensen zich met andere
activiteiten kunnen gaan bezighouden.
7
Jagers-verzamelaars en eenvoudige boeren dreven ook al handel, maar zij
deden dat toen naast hun andere activiteiten. Pas in de stedelijke samenleving
werd handeldrijven een apart beroep.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
De eerste steden: Soemerië
8
Vele antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: waar veel mensen samenwonen is de
kans op conflicten en misdrijven groter en moet er een soort rechtssysteem
komen. Of: waar veel mensen samenwonen moeten openbare voorzieningen
worden gecreëerd, zoals een afvoer voor afvalwater.
9
Om een stad te besturen en zaken te organiseren heb je ambtenaren nodig en
die moeten betaald kunnen worden.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
De ontwikkeling van het schrift
10
Bij het besturen van een groter gebied moet je allerlei zaken gaan registreren,
zoals de afdracht van belastingen, het innen van boetes en de inkoop van
goederen. Zo’n bestuur moet daarom een uitgebreide administratie bijhouden
en daarvoor is het schrift bijna onmisbaar.
11
Verschillende antwoorden mogelijk, bijvoorbeeld: om bij te houden wat het
land aan oogst opleverde, of de bewoners hun bijdrage voor de tempels
hadden afgedragen, om een loonadministratie te voeren.
12
Nee, het einde van de prehistorie verschilt van gebied tot gebied.
In 3300 v.C. kwam wel een einde aan de prehistorie in Soemerië, maar in
Nederland eindigde de prehistorie bijvoorbeeld pas in 50 v.C.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
De ontwikkeling van het schrift
13
Niet alle aspecten van de samenleving werden op schrift gesteld, vooral niet in
het begin, toen het schrift alleen werd gebruikt voor economische en
administratieve doeleinden.
14
a Het schrift is sinds 5300 jaar in gebruik (3300 v.C. + 2000 n.C.). Homo
sapiens ontstond ongeveer 140.000 v.C., dus ongeveer 142.000 jaar geleden.
5300 jaar op 142.000 jaar is maar 3,7% (5300 : 142.000 x 100%).
b Dat wij ons in de ‘historie’ bevinden is best bijzonder, want homo sapiens
heeft 96,3% van zijn tijd in de prehistorie geleefd. Op grond
daarvan zou je
voor de tweede stelling kunnen kiezen.
c De berekening verloopt anders als je naar een andere regio kijkt. In de
Lage Landen bijvoorbeeld, waar het schrift pas rond 50 v.C. werd
geïntroduceerd, is de berekening als volgt: 2050 : 142.000 x 100% = 1,4%.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
Historisch denken
15
a De auteur ziet in de uniformiteit van de woningen een aanwijzing dat in
Çatal Hüyük een gelaagde samenleving bestond, omdat een krachtig bestuur
nodig was om ervoor te zorgen dat iedereen zijn woning op dezelfde manier
bouwde.
b Volgens bron 9 werden kennis en gebruiken van de ene op de andere
generatie overgeleverd. Er was geen krachtig bestuur voor nodig om te
bepalen hoe de bewoners hun huizen moesten bouwen, want dat leerden
jongeren vanzelf in de praktijk van alledag.
16
a Religie en godsdienstige rituelen leken een belangrijke plaats in te nemen in
het leven van de bewoners van Çatal Hüyük. Er waren speciale ruimtes,
bedekt met wandschilderingen, die bestemd waren voor de uitoefening van
hun godsdienst.
b Volgens de auteur van bron 6 was er een machtige priesterschap in Çatal
Hüyük, maar volgens de auteur van bron 8 waren er geen tempels en werd de
godsdienst uitgeoefend in de eigen woning van de mensen. Volgens hem zijn
er geen aanwijzingen dat er een machtige groep van priesters bestond.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
Historisch denken
17
a De nederzetting heeft een grote omvang, kent een ‘centraal bestuur’, heeft
een gelaagde samenleving en gebruikt het schrift.
b Omvang van de nederzetting: Çatal Hüyük had een groot aantal inwoners
voor die tijd.
Bestuur: alle huizen waren gelijk, maar over hoe dat kon verschillen de
meningen. Volgens bron 8 gaven de bewoners hun kennis door en was er geen
centraal of krachtig bestuur nodig (zoals bron 6 beweert) om die gelijksoortige
huizen te maken.
Gelaagde samenleving: er werden in Çatal Hüyük verschillende ambachten
uitgevoerd en de kunstwerken die zijn gevonden getuigen van een groot
vakmanschap. Er bestond dus wel een arbeidsdeling. De langeafstandshandel
lijkt er ook op te wijzen dat er mensen waren die zich hadden gespecialiseerd
in het beroep van koopman. Maar er is geen bewijs dat er een bestuurlijke,
ambtelijke of religieuze elite bestond, want alle huizen waren gelijk en er zijn
geen grote tempels of paleizen gevonden.
Gebruik van schrift: in Çatal Hüyük werd geen schrift gebruikt.
Hoofdstuk 1
§ 2 Het ontstaan van steden
Historisch denken
17
c Çatal Hüyük voldoet niet aan alle kenmerken van een stad. Het had wel
redelijk veel inwoners en er bestond een zekere arbeidsdeling. Maar er was
waarschijnlijk geen centraal bestuur en ook niet echt een gelaagde
samenleving, want geen enkel huis was groter of luxueuzer dan een ander.
Ook werd er in Çatal Hüyük geen schrift gebruikt.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
Casus - Ramses II wijdt een nieuwe tempel in
1
Het bestuur moest zeer goed georganiseerd zijn om duizenden mensen in
dienst te nemen en te transporteren naar de moeilijk toegankelijke plek van
de tempel (in de woestijn). Ook moest het bestuur deze mensen huisvesten,
voeden en van gereedschap voorzien, erop toezien dat iedereen wist wat hij
moest doen en de middelen vinden om het hele project te bekostigen.
2
Je kunt dit opmaken uit het feit dat (twee van de volgende antwoorden):
- de tempel in Nubië stond, in het uiterste zuiden van het Egyptische Rijk;
- Ramses ook oorlog voerde in Kadesh, wat in het huidige Syrië ligt;
- Ramses in bron 1 ‘heerser over beide landen’ wordt genoemd, wat wijst op
een groter gebied dan alleen een stad.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
Casus - Ramses II wijdt een nieuwe tempel in
3
Je kunt dit opmaken uit (twee van de volgende antwoorden):
- de enorme afmeting van de standbeelden aan de ingang van de tempel;
- het feit dat de andere figuren nog niet tot zijn knieën reikten;
- het feit dat Ramses even groot werd afgebeeld als de goden aan wie de
tempel was gewijd;
- het feit dat kosten noch moeite werden gespaard om de wil van Ramses II
(de bouw van de tempel) uit te voeren;
- het opschrift onder de beelden ‘Ramses, zon der heersers’ (bron 1): hieruit
blijkt dat Ramses zichzelf boven alle andere heersers verheven voelde.
4
Kennelijk had hij het vermoeden dat sommige mensen het niet eens waren
met zijn heerschappij en/of zijn positie wilden overnemen. Met dit soort
imposante bouwwerken kon hij hen imponeren en afschrikken.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
De vroegste staten
5
Het Egyptische Rijk had een centraal bestuur: alle macht lag bij de farao.
De rechtspraak van de farao gold voor het hele land. De farao’s hadden een
geweldsmonopolie en zij waren verantwoordelijk voor de bescherming van de
landsgrenzen.
6
Betrouwbaar zouden kunnen zijn: de datering van de slag (a) en de
omschrijving van de tegenstanders (c), omdat er meestal geen noodzaak is
hier iets te verhullen. Twijfel is op zijn plaats bij het verloop en de afloop van
de strijd (b): die zijn misschien mooier voorgesteld dan ze waren.
7
Met de internationale handel werden producten verkregen die in Egypte
zeldzaam waren. Zij waren daarom waardevol en versterkten de machtspositie
van de farao: alleen hij kon ermee pronken en alleen hij kon bepalen wie er
toegang toe kreeg.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
De vroegste staten
8
Wel mee eens: de farao kon het uitgestrekte Egyptische Rijk onmogelijk in zijn
eentje besturen en had ambtenaren nodig om daarbij te helpen. De
ambtenaren waren onmisbaar bij alle belangrijke activiteiten van het land: zij
organiseerden de landbouwwerkzaamheden, zorgden voor de uitvoering van
grote bouwwerken en zagen erop toe dat de orders van de farao in het hele
land werden uitgevoerd.
9
Het is voor een leger moeilijker om door te dringen tot de rivierstrook via de
woestijn dan wanneer er een overgangsgebied ligt met voedsel en water voor
de soldaten.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
Macht en religie
10
Overeenkomsten:
- Beide godsdiensten waren polytheïstisch.
- Beide waren natuurgodsdiensten.
- Zowel in Egypte als in Mesopotamië was de godsdienst verweven met alle
aspecten van het leven.
- Zowel de farao’s als de koningen van Mesopotamië werden gezien als
opperpriesters.
Verschillen:
- Egyptenaren stelden het leven na de dood mooier voor dan de
Mesopotamiërs.
- Egyptenaren vereerden de farao als god, terwijl de koningen van Mesopotamië slechts hun macht van een god zouden hebben ontvangen.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
Macht en religie
11
Uit Mesopotamië: daar heerste de overtuiging dat de mens na zijn dood niets
goeds te wachten stond en dat voor hem een eeuwig leven niet was
weggelegd. Hij kon daarom maar beter zo veel mogelijk genieten van het
leven op aarde. Deze overtuiging komt naar voren in bron 4. In de bron is
niets te merken van de Egyptische overtuiging dat je na je dood moest
verschijnen voor een rechtbank, die oordeelde of je goed geleefd had op aarde
en die je, als je je goed had gedragen, een gelukkig en eeuwig leven in het
hiernamaals bezorgde.
Hoofdstuk 1
§ 3 Machtige rijken in het Midden-Oosten
Historisch denken
12
De afbeelding lijkt meer op een familiefoto, met emoties van vader en moeder
en kinderen die naar elkaar wijzen. Het is een meer natuurlijke manier van
uitbeelden dan de stijve, statische of plechtige traditionele afbeeldingen.
13
De zonneschijf heeft een opvallende plaats gekregen, een teken dat de farao
alleen nog deze god aanbidt (monotheïsme) en andere goden afwijst; dat was
een grote verandering.
De farao en zijn gezin zijn minder goddelijk afgebeeld dan gebruikelijk,
waardoor het goddelijke van de zonneschijf nog meer nadruk krijgt.
14
Discontinuïteit: hij schakelde over op een monotheïstisch geloof; hij liet
tempels van andere goden sluiten; hij verhuisde het bestuurscentrum; hij koos
voor een andere vorm van afbeelden van het gezin van de farao.
Continuïteit: hij bestuurde Egypte als farao; hij liet zich afbeelden met vrouw
en kinderen.
Hoofdstuk 1
Afsluiting
1
Je eigen antwoord. Hieronder enkele suggesties.
Jagers en verzamelaars:
- Mensachtigen gebruiken voor het eerst stenen werktuigen (ca. 2,5 miljoen
jaar geleden). Het gebruik van steen als materiaal voor gereedschappen was
voor jagers-verzamelaars van groot belang om te overleven.
- Het verschijnen van homo sapiens (140.000 v.C.). Met de komst van homo
sapiens werden werktuigen meer gespecialiseerd. Daarmee verbeterden de
jachtmethoden en bijvoorbeeld de wijze waarop kleding in elkaar werd gezet.
Ook werd het maken van kunst nu een onderdeel van de levenswijze van de
mens. (Het is niet uitgesloten dat de voorgangers van homo sapiens ook
kunstwerken maakten, maar hiervan zijn geen overblijfselen gevonden.)
- Het einde van de laatste ijstijd (12.000-10.000 v.C.). Je zou hiervoor kunnen
kiezen, omdat met het einde van de ijstijd ook de flora en fauna veranderden.
De jagers-verzamelaars moesten daardoor overschakelen op de jacht op
andere diersoorten. Ook nam in het Midden-Oosten de regenval toe en
ontstond een vruchtbaar gebied, waar zo veel voedsel te vinden was dat
mensen er op sommige plekken een sedentair bestaan konden gaan leiden.
Hoofdstuk 1
Afsluiting
1
Landbouw en landbouwsamenlevingen:
- Het einde van de laatste ijstijd (12.000-10.000 v.C.). Het feit dat mensen
langer op dezelfde plek bleven wonen bevorderde de overgang op landbouw,
want er is gebleken dat de eerste mensen die aan akkerbouw gingen doen al
een sedentaire levensstijl hadden.
- Het begin van een koude, droge periode na de laatste ijstijd (rond
11.000 v.C.). Mogelijk heeft deze klimaatverandering een belangrijke rol
gespeeld in de eerste overgang op landbouw.
- Mensen gaan aan veeteelt doen (7500 v.C.). De overgang op veeteelt was
belangrijk, want daardoor ontstond een nieuwe bestaanswijze, met geheel
nieuwe producten als melk, leer en wol.
De eerste stedelijke gemeenschappen:
- Boeren in Soemerië gaan aan kunstmatige irrigatie doen (vierde
millennium v.C.). Dit was een absolute voorwaarde voor het ontstaan van
steden, want zonder kunstmatige irrigatie hadden de Soemeriërs geen
voedseloverschotten kunnen produceren.
Hoofdstuk 1
Afsluiting
1
- De uitvinding van het schrift (3300 v.C. in Mesopotamië, 3000 v.C. in
Egypte). Steden konden zich pas goed ontwikkelen wanneer er gebruik werd
gemaakt van het schrift. Daartegenover zou je kunnen stellen dat het schrift
werd uitgevonden op het moment dat steden al begonnen te ontstaan. Want
pas toen bleek dat koningen en tempels een instrument nodig hadden om hun
bestuur en administratie goed te kunnen blijven uitvoeren.
2
Je eigen antwoord. Hieronder enkele suggesties.
Jagers en verzamelaars:
- In Zuid-Europa worden grotschilderingen gemaakt (tussen 30.000 en
10.000 v.C.). De grotschilderingen zijn interessant, omdat zij aantonen dat
jagers-verzamelaars geen lompe barbaren waren, maar over een grote
creativiteit en artistieke vaardigheden beschikten. Tegelijkertijd gaat het om
een fenomeen dat zich beperkte tot een relatief kleine regio: buiten ZuidEuropa zijn er maar weinig grotschilderingen aangetroffen.
Hoofdstuk 1
Afsluiting
2
Landbouw en landbouwsamenlevingen:
- Boeren in Abu Hureyra gaan selectief graan kweken (rond 11.000 v.C.). Voor
de bewoners van Abu Hureyra was dit belangrijk, want door het verbouwen
van graan konden zij op dezelfde plek blijven wonen. Maar een grootschalige
overgang op landbouw begon in het Midden-Oosten pas rond 9000 v.C.
Tegelijkertijd is het ook mogelijk om het standpunt te verdedigen dat het
kweken van graan in Abu Hureyra wél van groot belang is geweest voor het
kenmerkende aspect, omdat het ontstaan van landbouw hiermee begon.
Mogelijk heeft de akkerbouw in Abu Hureyra uiteindelijk ook een rol gespeeld
in de grootschalige overgang op landbouw, doordat over zaaien en oogsten
kennis werd opgebouwd, die daarna in de omgeving verder is verspreid.
- Mensen in de Vruchtbare Halvemaan gaan gepolijst steen gebruiken (rond
9000 v.C.). Het gebruik van gepolijst steen heeft niet geleid tot het ontstaan
van landbouw of landbouwsamenlevingen, maar was wel heel handig voor
boeren, omdat gepolijst steen zo scherp was dat ze er stukken grond mee
konden ontbossen.
Hoofdstuk 1
Afsluiting
2
- Mensen in het Midden-Oosten ontdekken hoe ze brons kunnen maken
(rond 3000 v.C.). Dit had geen invloed op het ontstaan van landbouw of
landbouwsamenlevingen, maar het gebruik van brons was wel van belang voor
de landbouwsamenlevingen, omdat met brons sikkels en ander gereedschap
– zoals messen en beitels – gemaakt konden worden.
De eerste stedelijke gemeenschappen:
- Koningin Pu-Abi van Ur wordt met haar dienaren en veel kunstschatten
begraven (ca. 2600 v.C.). Op de ontwikkeling van het kenmerkende aspect
heeft de begrafenis geen enkele invloed gehad, maar zij illustreert wel mooi
hoe de stedelijke samenleving van toen in elkaar zat: met een rijke en
machtige elite, die zichzelf met veel pracht en praal kon omgeven.
Download