Casuïstiek 5 Cognitieve psychologie 1 a Lees opnieuw de casus waarmee hoofdstuk 5 begint. Hoe kun je met behulp van de theorie uit dit hoofdstuk het beschreven verschijnsel verklaren? b In deze casus gaat het om een volwassen persoon. Zou het mogelijk zijn dat eenzelf de soort verschijnsel (PTSS zonder bewuste herinneringen aan een trauma) bij jonge kinderen kan ontstaan? Motiveer je antwoord. 2 In de paragraaf over cognitieve prothesen (5.5.3) wordt aangegeven dat mensen met (niet aangeboren) hersenletsel vaak niet meer in staat zijn om hun leven zelfstandig in te richten. Zij zijn gebaat bij een leefomgeving waarin veel structuur en regelmaat wordt geboden. Stel dat jij gaat werken in een voorziening voor patiënten met niet aangeboren hersenletsel (NAH), hoe zou je structuur aanbrengen in de omgeving van deze patiënten? Motiveer je antwoord. 3 Anorexia nervosa is een eetstoornis die vooral bij meisjes en jonge vrouwen voorkomt. De patiënten streven rigide een doorgeslagen schoonheidsideaal na: een overdreven slank lichaam. Het is geen uitzondering dat ze zichzelf uithongeren. Een opvallend kenmerk van anorexiapatiënten is hun verstoorde lichaamsbeeld. Ze vinden zichzelf te dik terwijl ze juist extreem mager of zelfs uitgemergeld zijn. Kennelijk, zo veronderstelt men, is er iets mis met hun cognitieve lichaamsbeeld. De problematiek begint meestal in de puberteit. Deze fase kenmerkt zich onder andere door een sterke lichaamsgroei, het ontwikkelen van geslachtskenmerken maar ook een toegenomen neiging om onderhuids vet op te slaan. De vrouwelijke lichamelijke rondingen ontstaan. Uit onderzoek blijkt dat veel meisjes dit in eerste instantie niet leuk vinden, en het ervaren als dat ze te dik worden. Sommige van hen walgen hier zo van dat ze willen stoppen met groeien. Uit dit onderzoek bleek dat de groep twaalfjarige meisjes, de leeftijd waarop de puberale ontwikkeling op zijn hoogtepunt is, zich het meeste zorgen maakten over hun gewicht en dieet. De psychologen die dit onderzoek deden, stelden voor om meisjes beter voor te lichten over hun puberale ontwikkeling. Ze wilden aan de meisjes duidelijk maken dat de lichamelijke ontwikkeling die zij doormaakten volstrekt normaal was en juist niet afwijkend. Opdracht a Het verstoorde zelfbeeld van anorexiapatiënten is in feite een cognitief schema. Hoe zou je de inhoud van dit cognitieve schema kunnen omschrijven? Casuïstiek bij Het palet van de psychologie - 1/4 b Als jij aan meisjes van ca. 11 à 12 jaar oud voorlichting zou moeten geven over hun komende puberale ontwikkeling, hoe zou je dat dan aanpakken? Maak daarbij gebruik van de inhoud uit paragraaf 5.5.1. 4 Lees de volgende casus: Dimitrii is in 1993 geboren in Oezbekistan. Hij is de oudste van twee kinderen. Zijn familie komt oorspronkelijk uit Rusland. De familie woonde al enige generaties in Oezbekistan maar werd als Russische minderheid erg dwarsgezeten door de lokale bevolking. De eerste levensjaren ontwikkelde Dimitrii zich normaal. Hij was vrolijk en maakte goed contact. Vanaf de kleuterschool begonnen de pesterijen. De leerkracht deed voor hoe andere kinderen hem mochten knijpen. Dimitrii kwam nooit buiten omdat hij ook in de buurt getreiterd werd. Dimitrii groeide op als een teruggetrokken jongen die zich moeilijk staande kon houden in de moeilijke leefomstandigheden. De ouders van Dimitrii vluchtten in 2002 naar Nederland omdat zij geen toekomst meer zagen in Oezbekistan. Ook zijzelf werden gepest, soms in aanwezigheid van hun kinderen. Aanvankelijk heeft Dimitrii in Nederland een prettige tijd gehad. Hij bloeide op, ging graag naar school, leerde goed Nederlands en had voor het eerst vriendjes. Tot hij in het azc [asielzoekerscentrum, red. J.R.] opnieuw mikpunt werd van treiterijen. Vervolgens werd de asielaanvraag van het gezin afgewezen. Dimitrii werd somberder, angstiger en trok zich steeds meer terug. Het gezin is kortdurend in Zweden geweest om daar asiel aan te vragen, maar werd teruggestuurd naar Nederland. Op de terugweg naar Nederland raakte Dimitrii volledig in paniek omdat hij dacht dat ze teruggingen naar Oezbekistan. Hij was niet gerust te stellen. Sindsdien ging het bergafwaarts met hem. Hij at en dronk nauwelijks meer, stopte met praten en bleef de hele dag apathisch in bed liggen. Zijn ouders moesten hem volledig verzorgen. Zij ondersteunden hem met lopen, hielpen hem bij het wassen en aankleden en voerden hem zijn eten. Dimitrii maakte geen contact maar liet alleen door afwerend gedrag merken wanneer hij iets niet wilde. Dimitrii werd opgenomen in een kinder- en jeugdpsychiatrische inrichting waar men hem ook moest helpen met eten en drinken en hij vrijwel continu in bed lag. Uitgebreid onderzoek gaf geen aanwijzingen voor een somatische (lichamelijke) oorzaak. Men had in deze inrichting nog nooit zo’n kind gezien. Bron: Van der Stege, 2006: p. 154. Casuïstiek bij Het palet van de psychologie - 2/4 Bij het uitzoeken van en het nadenken over deze vreemde klachten kwam men uit bij een begrip dat ook in hoofdstuk 5 behandeld wordt. Opdracht (Her)lees indien nodig (delen van) hoofdstuk 5. Geef gemotiveerd aan met welk begrip je het vreemde gedrag van Dimitrii een beetje begrijpelijk kunt maken. Literatuur Stege, G. van der (2006). Totaal ontoegankelijk. Pervasive Refusal Syndroom. Kind en Adolescent Praktijk, 5(4), 154-160. 5 In kader 16 (Wanneer geven we iemand hulp? Een voorbeeld over zelfbeschadiging, p. 209-210) staat beschreven dat het personeel van een eerstehulpafdeling verschillend op een suïcidale patiënt reageert afhankelijk van de informatie die men over de patiënt heeft. Dit gedrag werd begrijpelijk gemaakt aan de hand van de attributietheorie. Je kunt dit onderzoek nadoen door er vier vignetten van te maken en deze voor te leggen aan studenten die deze casus niet kennen (bijvoorbeeld jongerejaars of studenten van een andere opleiding). Leg ze een aantal vragen voor en kijk of ze verschillend antwoorden. Het verschil is natuurlijk dat jij een fictief voorbeeld voorlegt en ze daarop reageren alsof ze er zouden werken. Dat is anders dan in het echt. Het onderzoek dat in kader 16 wordt aangehaald betrof een reële situatie. Casusvignetten Het is zaterdagavond en 11 uur. Je bent verpleegkundige en loopt je dienst op een eerstehulpafdeling in een ziekenhuis in een middelgrote stad. Het is extreem druk, de wachtkamer is propvol en er is veel gejammer en geklaag te horen. Jannet is een 27-jarige Hollandse (‘witte’), alleenstaande, werkloze vrouw die op dit moment op zichzelf woont. Ze is op de eerstehulpafdeling gekomen samen met een vriendin die vertelt dat Jannet een flinke overdosis paracetamol (‘twee handen vol pillen denk ik’) heeft ingenomen. Met Jannet valt moeilijk te praten, ze huilt veel en is duidelijk overstuur. Bij doorvragen beaamt ze de hoeveelheid pillen, maar weet niet exact hoeveel. Ze vertelt je dat [(1) zes maanden geleden haar beste vriend is overleden] of [(2) ze enorme grote schulden heeft en niet weet wat ze moet beginnen]. Vervolgens vertelt ze ook dat [(3) dit de eerste keer is dat ze een zelfmoordpoging doet en op een eerstehulpafdeling komt] of [(4) dit de zesde keer is dat ze een zelfmoordpoging doet en op de eerstehulpafdeling komt]. Naar: Mackay & Barrowclough, 2005. Casuïstiek bij Het palet van de psychologie - 3/4 Schrijf vier vignetten uit met dezelfde inleidende tekst maar aan het eind verschillende combinaties van achtergrondinformatie. Je krijgt de volgende vier combinaties: 1&3; 1&4; 2&3; 2&4. Verdeel de groep studenten in vier gelijke subgroepen en laat elke subgroep één vignet lezen. Leg ze de volgende vragen voor (bedenk eventueel zelf ook vragen) en laat ze deze individueel beantwoorden. 1 Hoeveel tijd zou je besteden aan Jannet om haar verhaal geheel duidelijk te krijgen? ∏ Zo veel tijd als nodig is. ∏ Ik zou mijn best doen, maar als ze niet-communicatief blijft stop ik na enige tijd. ∏ Niet zo veel tijd, het is immers druk op de afdeling. 2 Welke mate van urgentie geef je de toestand van Jannet mee als je haar overdraagt aan de arts om haar maag leeg te maken? ∏ De hoogste urgentie. ∏ Hoge urgentie. ∏ Niet hoog, maar ook niet laag. Laat de arts maar beslissen. ∏ Lage urgentie. ∏ De laagste urgentie. 3 Welk gevoel komt er in je op als je het verhaal van Jannet aanhoort en je je verplaatst in de positie van de verpleegkundige? ∏ Ik ervaar veel irritatie. ∏ Ik ervaar een beetje irritatie. ∏ Mijn gevoel is neutraal. ∏ Ik ervaar een beetje medelijden. ∏ Ik ervaar veel medelijden. Bereken voor elke subgroep de gemiddelde antwoorden op de vragen. Vraag: worden de resultaten van het onderzoek uit kader 16 bevestigd door jouw onderzoekje? Probeer zowel bij afwijkende als overeenkomstige resultaten de effecten van je onderzoekje te verklaren en bespreek ze in een leergroep of studiegroep. Literatuur Mackay, N. & Barrowclough, C. (2005). Accident and Emergency Staff’s Perceptions of Deliberate Self-harm. Attributions, Emotions and Willingness to Help. British Journal of Clinical Psychology, 44, 255-267. Casuïstiek bij Het palet van de psychologie - 4/4