De Ree 2 In grote delen van ons land is de ree het grootste in het wild levende dier. Dat geld ook voor onze omgeving. Oorspronkelijk in de tijd dat er nog maar heel weinig mensen in ons land woonden, leefden ook grotere dieren in onze bossen. Maar de Tarpan, het wilde bospaard is hier al voor het begin van de jaartelling verdwenen. De Oeros, het wilde rund, was al in de tijd van Karel de Grote gevreesd maar koninklijk jachtwild en de eland wist het tot laat in de middeleeuwen vol te houden. Ze werden fel bejaagd. Doordat hun leefgebied steeds kleiner werd, versnipperd raakte en door de mens in gebruik werd genomen, verdwenen de grote grazers één voor één. De grote dieren moeten, plaatselijk althans, een aanmerkelijke invloed op de begroeiing hebben gehad. Kleinere blad- en graseters zoals reeën waren afhankelijk van de open plekken die door de grotere grazers in stand werden gehouden. De vorige eeuwen ontbrak het de reeën aan bos.Begin deze eeuw waren er nog maar heel weinig reeën in ons land. Door de herbebossing van heide en stuifzandgebieden, zoals de Sallandse heuvelrug, ontstond er weer de noodzakelijke schuilgelegenheid.Voedsel bood de jonge naaldhoutaanplant aanvankelijk nog weinig, maar er was volop mals gras in de weiden aan de bosrand.Ook de wildakkers die hier en daar door jagers in het bos zijn aangelegd boden en bieden de dieren voedsel.In de winter eten reeën veel eikels, beukennootjes en twijgen met bladknoppen. Reeën krijgen in de herfst een donkere, dikkere vacht. `s Zomers zijn ze oranjebruin van kleur, nu krijgen ze een grasbruine pels, die in het grauwe winterse bos minder opvalt. In deze tijd ook verliezen de bokken hun stangen, hun gewei dat veel kleiner is dan dat van edelherten en damherten. Al spoedig zal het nieuwe gewei weer gaan groeien. Eerst nog bedekt met huid, het bastgewei. Laat in het voorjaar wordt de huid er afgeveegd, bij het vegen moet menig jong boompje eraan geloven. De reebok moet in juli zijn symbool van mannelijkheid in volle glorie kunnen tonen aan zijn concurrenten en aan de bronstige geiten. Eind juli, begin augustus is het namelijk bronsttijd voor de reen, veel vroeger dan bij de herten. Alleen de sterkste bokken krijgen de kans een reegeit te dekken. Pas in december begint het embryo zich te ontwikkelen. Het zal omstreeks mei worden geboren. Er valt nog veel meer te vertellen over dit fraaie dier. Over zijn behoefte aan grote aaneengesloten leefgebieden, zodat contact met soortgenoten mogelijk is. Over natuurlijke vijanden en jacht, over bedreigingen zoals snelverkeer, landbouwgif, rommel in het bos en versnippering van het leefgebied, zoals nu weer dreigt door de plannen voor een rondweg. Daarvoor ontbreekt me de ruimte. Ach, denkt u zelf maar na. november 1986 Harry Konijnenbelt