Afvalverwerkers in de natuur Met een zekere regelmaat verzorg ik excursies op de Sallandse Heuvelrug. Soms tref ik een groep mensen uit een van de grote steden in het westen. Steevast hoor ik dan de opmerking: "Wat een rotzooi is het hier bij jullie in het bos." Daarbij doelen ze op al het dode hout in de vorm van verrottende stammen en takken, die op de grond liggen. Dat is voor mij een mooie gelegenheid om te vertellen, dat 'dood hout leeft' en waarom het daar ligt. De bomen op de Sallandse Heuvelrug zijn, wat het gebied ten zuiden van de spoorlijn betreft, aan het eind van de 19e eeuw aangeplant. Productie- of plantagebossen van hoofdzakelijk naaldhout, zoals Grove den. Het idee, dat een bos een leefgemeenschap is, waarin verschillende soorten bomen, struiken en kruiden samen met talloze diersoorten een ecologisch hecht samenwerkingspatroon vormen en waar strenge voorwaarden voor een gezond voortbestaan gelden, had toen nog niet postgevat. Wanneer we ettelijke tientallen jaren teruggaan en de bossen van toen vergelijken met die van nu, dan is er een duidelijk verschil waarneembaar. Toen zag alles er netter uit. Dood hout werd geruimd, het bos was meer 'aangeharkt', meer parkachtig. In de loop der jaren zijn de inzichten in de bosbouw echter gewijzigd. Een dode boom in het bos wordt niet meer omgezaagd, maar blijft staan tot hij vanzelf omvalt. Alles blijft dan liggen tot het hout door bacteriën en schimmels is omgezet in humus, voeding voor volgende generaties struiken en bomen. Dit stukje ecosysteem in het bos zal er uiteindelijk mede toe leiden, dat het bos zich op den duur zelf in stand kan houden. Het dode hout zit vol met insecten, spinnen, duizendpoten en de nodige eieren en larven. Allemaal voedsel voor vogels, die daar een dankbaar gebruik van maken; een ander stukje van het ecosysteem in het bos. Wanneer we van zo'n verrottende boomstam een stuk schors af breken, vinden we daaronder vaak een pakket van dunne witte draden. Dat is een zwamvlok, het begin van een of meerdere paddestoelen, de vruchtlichamen, die via de sporen voor de voortplanting van de soort zorgen. De sporen, die de paddestoel produceert kunnen onder gunstige omstandigheden elders gaan kiemen en een nieuwe eenkernige zwamvlok, hetzij mannelijk, hetzij vrouwelijk vormen. Wanneer de cellen van een mannelijke en een vrouwelijke zwamvlok zich verenigen, ontstaat een dubbelkernige zwamvlok, die in staat is een nieuw vruchtlichaam (paddestoel) te vormen. Niet alleen op dood hout groeien paddestoelen. Ook door het bovenste deel van de aardlaag woekeren zwamdraden voort, levend van de afbraak van dood plantenweefsel, waarvan ze de bestanddelen weer terugbrengen. De afbraak van dode organismen gaat het hele jaar door. De zwamvlokken doen permanent hun werk. Ook kunnen we het hele jaar door paddestoelen vinden, hoewel de herfst toch wel het belangrijkste jaargetijde hiervoor is. Dan zorgen een bepaalde temperatuur en vochtigheidsgraad ervoor, dat ze de grond uitschieten en wij in het bos van hun verscheidenheid in vorm en kleur kunnen genieten. december 2001 Fred Roelofs