KLAS VWO2 / HAVO3 KUNNEN & KENNEN THEMA 2 VOEDING EN VERTERING BS 1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen De lln kunnen/kennen… Het verschil aangeven tussen voedingsstoffen en voedingsmiddelen De herkomst noemen van voedingsmiddelen (2x) De 6 voedingsstoffen noemen met hun functies De herkomst van de verschillende voedingsstoffen noemen Uitleggen waar voedingsvezel uit bestaat De functie van voedingsvezel noemen BS 2 Het aantonen van zetmeel en glucose (vitamine C en eiwit) De lln kunnen/kennen… De functie van een indicator noemen De verschillende indicatoren van voedingsstoffen (glucose, vitamine C, eiwit en zetmeel) noemen. De kleuromslag van iedere indicator benoemen bij het aantonen van de bijbehorende voedingsstof BS 3 Gezonde voeding De lln kunnen/kennen… Het nut van de ‘schijf van vijf’ noemen Uitleggen wat voedselvergiftiging is. Van vak 1 t/m 5 van de ‘schijf van vijf’ zeggen welke voedingsmiddelen er in zitten. LET OP: Je moet ook de nummers ( 1,2,3,4,5) van de vakken kennen!! Van deze voedingsmiddelen aangeven welke voedingsstoffen ze vooral bevatten. Uitleggen wat de betekenis is van het verschil in grootte van de verschillende vakken. Uitleggen wat de betekenis is van het vochtvak en de plaats in de voedingswijzer toelichten. Uitleggen waarom het niet verstandig veel snoep/koek/snacks als tussendoortje te nemen. Van een voedingsschema beoordelen of deze voldoende gezonde voeding bevat (zie opdr. 9 en D-toets op ELO). 3 van de 5 adviezen (opgesteld door het Voedingsscentrum) voor gezonde voeding noemen. BS 4 Hoeveel moet je eten en drinken? De lln kunnen/kennen … Aangeven van welke factoren de dagelijkse hoeveelheid voedsel afhangt (4x). De formule voor het berekenen van iemands BMI (body mass index). De formule voor het berekenen van de BMI gebruiken. M.b.v. een tabel en de uitgerekende BMI aangeven of het gewicht van iemand goed is. Uit een tabel aflezen hoeveel gram van een bepaalde voedingsstof in een voedingsmiddel zit (zie tabel 5 in het WB). 3 van de 5 adviezen (opgesteld door het Voedingscentrum) voor verstandig lijnen noemen. BS 5 Eerlijk zullen we alles delen De lln kunnen/kennen … Aangeven wat de oorzaken en gevolgen van ondervoeding kunnen zijn. Aangeven wat de oorzaken en gevolgen van overvoeding kunnen zijn. Mogelijke oplossingen aandragen voor het wereldvoedselprobleem Feiten en meningen kunnen onderscheiden BS 6 Het verteringsstelsel De lln kunnen/kennen De definitie van vertering in eigen woorden uitleggen (let op dat je volledig bent!) De voedingsstoffen noemen die geen verteringen hoeven ondergaan De voedingsstoffen noemen die wel verteerd moeten worden Aanwijzen waar de verschillende verteringsklieren zitten. Uitleggen welke verteringsklieren welke verteringssappen maken. Uitleggen wat de rol is van verteringsklieren en verteringssappen bij de vertering. Uitleggen waar je enzymen kan vinden en wat hun functie is. Uitleggen wat darmperistaltiek is (benoem hierbij de werking van de kring- en lengtespieren) Benoemen welke organen peristaltische bewegingen maken Zeggen welke stof peristaltiek bevordert.