§1 Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Voedingsmiddelen • Alle producten die je eet of drinkt, noem je voedingsmiddelen. • Voedingsmiddelen kunnen plantaardig of dierlijk zijn. • Voedingsmiddelen bevatten voedingsstoffen. Voedingsvezel • Veel plantaardige voedingsmiddelen bevatten naast voedingsstoffen ook voedingsvezel. • Voedingsvezel is de verzamelnaam voor alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel. NB: Voedingsvezel is geen voedingsstof! Het nut van voedingsvezel • Voedingsvezel prikkelt de wand van de darmen (vooral van de dikke darm). • Door de prikkelingen wordt de darmperistaltiek (het samenknijpen en ontspannen van de darmen) bevorderd. Door voedingsvezel kun je beter poepen. Voedingsstoffen • Voedingsstoffen zijn de bruikbare bestanddelen uit voedingsmiddelen. • Voedingsstoffen kunnen worden onderverdeeld in: - eiwitten - koolhydraten - vetten - water - mineralen - vitamines Functies van voedingsstoffen • Voedingsstoffen vervullen verschillende functies in je lichaam: - bouwstoffen - brandstoffen - reservestoffen - beschermende stoffen Bouwstoffen • zijn nodig voor groei en ontwikkeling van je lichaam. Bouwstoffen • zijn nodig voor herstel bij verwondingen en - eiwitten beschadigingen. - koolhydraten • zijn nodig voor aanmaak - vetten van nieuwe cellen en - water weefsels. - mineralen - vitamines Brandstoffen Brandstoffen leveren energie. Energie is nodig voor: - op peil houden van lichaamstemperatuur - alle bewegingen die je maakt - groei, ontwikkeling Brandstoffen en herstel - eiwitten - koolhydraten - vetten Reservestoffen • Reservestoffen zijn niet direct nodig als brandstoffen of bouwstoffen. Reservestoffen worden in bepaalde delen van het lichaam opgeslagen totdat ze nodig zijn. Reservestoffen - koolhydraten - vetten Beschermende stoffen Een tekort aan bepaalde mineralen en vitamines kan ziektes veroorzaken. Beschermende stoffen - mineralen - vitamines Voedingsstoffen beter bekeken In voedingsmiddelen zitten verschillende voedingsstoffen. Eiwitten • Eiwitten zijn een belangrijke bouwstof (ze worden gebruikt bij de bouw van nieuwe cellen). • Eiwitten die niet als bouwstof worden gebruikt dienen als brandstof. Koolhydraten • Koolhydraten dienen vooral als brandstof. • Koolhydraten kunnen ook dienen als bouwstoffen of reservestoffen. • Zetmeel en suikers (bijvoorbeeld glucose) zijn voorbeelden van koolhydraten. Vetten • Vetten dienen vooral als brandstof. • Vetten kunnen ook gebruikt worden als bouwstoffen. • Een teveel aan vet wordt opgeslagen als reservestoffen. Opslag van vet vindt onder andere plaats in het onderhuids bindweefsel. Water • Water is een belangrijke bouwstof voor ons lichaam. • Water speelt een belangrijke rol bij het vervoer van stoffen door ons lichaam. • We kunnen niet lang zonder water. Het menselijk lichaam bestaat voor ongeveer 70 procent uit water. Mineralen • Mineralen worden gebruikt als bouwstoffen. • Mineralen dienen ook als beschermende stoffen. • Mineralen worden ook wel zouten genoemd. Kalkzouten zorgen voor de stevigheid (hardheid) van beenweefsel. Vitamines • Vitamines dienen als bouwstoffen of als beschermende stoffen. • Als je te weinig vitamines binnenkrijgt wordt je ziek. Ook van teveel vitamines kun je ziek worden. • Belangrijke vitamines zijn A, B, C en D. In een normale en gezonde voeding zitten voldoende vitamines.