Basisstof 1: Voedingsmiddelen en voedingsstoffen Aan het einde van de les kun je: Het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen uitleggen. Verschillende voedingsstoffen benoemen Uitleggen waar deze voedingsstoffen voor zijn. Alle producten die je eet of drinkt. Plantaardige voedingsmiddelen: Wortels, stengels, bladeren, vruchten en zaden van bepaalde planten. Dierlijke voedingsmiddelen: delen van dieren (vlees, vis) of producten van dieren (eieren, melk, enz.) De bruikbare bestanddelen van voedingsmiddelen. Bouwstoffen: worden gebruikt bij de vorming van cellen en weefsels (voor groei en herstel) Brandstoffen: leveren energie voor beweging, lichaamstemperatuur, groei, ontwikkeling en herstel. Reservestoffen: worden opgeslagen in bepaalde delen van het lichaam. Beschermende stoffen: zorgen ervoor dat je gezond blijft. Eigenlijk geen voedingsstof (wordt niet opgenomen) Alle onverteerbare stoffen in plantaardig voedsel. Functie: het bevorderen van darmperistaltiek. Zit vooral in plantaardig voedsel. Functies: voornamelijk bouwstoffen, soms brandstoffen Kunnen niet als reservestoffen dienen. Er zijn plantaardige en dierlijke eiwitten Functies: vooral brandstoffen, soms bouwstoffen en reservestoffen. Voorbeelden: glucose, zetmeel, suiker Functies: vooral brandstoffen, ook bouwstoffen en reservestoffen. Vetten kunnen o.a. onder de huid worden opgeslagen. Plantaardig of dierlijk Functie: bouwstof Water is o.a. belangrijk bij het vervoeren van stoffen in het lichaam. Je lichaam bestaat voor 55 tot 60 procent uit water. Functies: bouwstoffen en beschermende stoffen Voorbeeld: kalkzouten voor de opbouw van beenderen. Functies: bouwstoffen en beschermende stoffen Vitamines worden aangegeven met een letter Vetoplosbaar of wateroplosbaar Wat is het verschil tussen voedingsmiddelen en voedingsstoffen? Welke voedingstoffen zijn er? Waar dienen deze voedingsstoffen voor?