Bijbelstudie 4 Wie volhardt tot het einde … Ron van der Spoel, adjunct-directeur Kerk & Theologie, Open Doors Nederland Inleiding Geloven is soms intens genieten, ontvangen van God, veilig en geborgen zijn bij Jezus. Maar bijna iedere christen kent ook perioden waarin geloven lastiger is, omdat je twijfelt aan God of aan jezelf. Omdat er vragen op je afkomen waar je even geen raad mee weet. Omdat er dingen gebeuren die je niet kunt rijmen met God. Omdat je jezelf op je werk of in je contacten alleen voelt staan als gelovige. Omdat je een buitenbeentje bent geworden. Er kunnen dus verschillende redenen zijn waardoor geloven bepaald niet vanzelf gaat. Soms is er niet eens echt een reden aan te wijzen, hebben we het gewoon even ‘gehad’ met het geloof. In perioden waarin het moeilijker voor ons is om te blijven geloven, om dicht bij Jezus te blijven, komt het volgens de Bijbel aan op volharden. Volharding is een kernwoord in het leven met God en op veel plekken in de Bijbel lezen we hierover. Vraag: zijn er oorzaken aan te wijzen voor perioden van geloofsgroei en voor perioden van geloofsverslapping? Hebreeën 10 Het bekendste en meest uitgebreide Bijbelgedeelte over volharding is Hebreeën 10-12. Geen wonder dat de schrijver het er hier over heeft gezien de achtergrond waartegen hij schrijft. Er bleek in de gemeenten waaraan de brief gericht is de neiging te zijn om van het geloof af te vallen. Men was goed begonnen, had vanuit de eerste liefde dicht bij Jezus geleefd, was trouw in het meeleven met elkaar en hield stand ondanks weerstand en lijden om het christen zijn. Maar na verloop van tijd was er kennelijk de klad ingekomen, verslapte de waakzaamheid en de trouw. Sommigen dreigden af te haken, bij de gemeente vandaan en bij God vandaan. In de hoofdstukken 4 en 5 gaat het hierover en ook in hoofdstuk 10 begint de schrijver er weer over. Vanaf vers 19 spoort hij zijn lezers hartstochtelijk aan om vol te houden. Keer op keer zegt hij: laten we God dan naderen (vs.22), laten we zonder te wankelen datgene blijven belijden waarop we hopen (vs.23), laten we opmerkzaam blijven en elkaar aansporen (vs.24). Een intense oproep om dat wat de gemeente ontvangen heeft niet los te laten. Vraag: kun je inderdaad zo verslappen in je geloof dat je uiteindelijk van je geloof afvalt? Vers 32-34 Dan komt hij bij de kern van zijn aansporing in vers 32-39. Hier worden de gelovigen aan twee dingen herinnerd die ze in het verleden hoog in het vaandel hadden en die nu kennelijk wat weggezakt zijn. Ze moeten zich herinneren hoe ze destijds hebben geworsteld in het lijden dat hen overkwam en hebben standgehouden. Dat lijden bestond uit twee dingen. In de eerste plaats was het dat ze publiekelijk smaad en beproevingen moesten verdragen. Ze werden openlijk vernederd en aangevallen. Dat zal gebeurd zijn tijdens publieke debatten op de marktpleinen of als ze ter verantwoording werden geroepen in de synagogen. De tweede vorm van lijden was dat ze zo intens meeleefden met geloofsgenoten die hetzelfde moesten meemaken. Of je het nu zelf aan den lijve meemaakt of dat je broers en zussen in Christus het meemaken, je leidt er intens onder. Dit meelijden werd dus net zo heftig ervaren als het zelf meemaken van vervolging. Hierin zit een indringende les voor alle gelovigen. Immers: Als één lid lijdt, lijden alle leden mee (1 Kor. 12: 26). Niemand kan zeggen dat hij niet lijdt onder vervolging, zolang er nog broeders en zusters van je worden vervolgd! Het laatste waaraan de schrijver hen herinnert vanuit hun beginperiode van het geloof is hoe ze meeleefden met de gelovigen die gevangen gezet waren en hoe ze zelfs van harte afstand konden doen als hun bezit werd geroofd. Ze trokken zich van niets en niemand wat aan, maar volgden Jezus en dienden elkaar van harte. Het klinkt zoals ook de eerste christengemeente in Handelingen 2: 4446 en Handelingen 4: 32-35 het deden. Men hechtte niet meer aan bezit, omdat men wist: we hebben een schat in de hemel. Vers 35 De schrijver noemt dat de periode van hun onbeschroomdheid. Ze waren toen onbevangen in het geloof, spontaan, vrijmoedig, vol vertrouwen. De NBG vertaling zegt hier: ‘Geeft dan uw vrijmoedigheid niet prijs’. Het is de innerlijke vrijheid van een christen, het niet meer gebonden zijn aan bezit, macht of eer. Dat maakt je bijna onafhankelijk van wat men je wil afpakken. Toch moeten we eerlijk bekennen, dat de ‘schat in de hemel’ die ons wacht vaak een soort theoretische kennis is, die in de praktijk van alledag niet speelt. We vergeten dat we straks mogen delen in de heerlijkheid van God en van Jezus! Daarom is het goed daar over na te denken. Vers 36-39 Tot slot noemt de schrijver nog een reden om vol te houden. In vers 36 gaat het over de beloning die gelovigen wacht als ze volharden tot het einde. Als het heden zwaar is, richt dan je oog op de toekomst die je wacht, op wat je beloofd is. Dat geeft je nieuwe moed. En, zo vervolgt hij in vers 37, die toekomst met Christus, die dag van glorie en heerlijkheid, duurt niet lang meer. Dan zal het onderscheid gemaakt worden tussen hen die volgehouden hebben en hen die van het geloof zijn afgevallen. Wie terugdeinst, wie afhaakt, gaat ten onder, wie volhardt met vallen en opstaan, blijft door zijn geloof behouden. Het lastige voor ons is: het duurt nu al meer dan 2000 jaar! Waarom komt Jezus niet spoedig? Zelf waarschuwde Jezus al dat het langer zou gaan duren dan de discipelen verwachtten. Zie Mattheüs 25. 2 Petrus 3: 9 en 10 geeft ons zicht op de reden van het uitblijven van de wederkomst. Zonder te speculeren over data kunnen we wel vaststellen dat er veel tekenen vandaag wijzen op de spoedige wederkomst: kijken we daarnaar uit of is dat een bedreiging voor ons? Vragen: Is er in jouw geloofsleven een verandering opgetreden tov het begin, bijvoorbeeld de tijd dat je belijdenis van je geloof deed? Is er een positieve of een negatieve ontwikkeling in je geloofsleven? Als reden om te volharden wordt de beloofde glorie en heerlijkheid genoemd die ons wacht na Jezus’ wederkomst. Denk je daar wel eens aan? Helpt je dat om vol te houden in het geloof? Wie moet er wat jou betreft eerst nog gered worden voordat Jezus terugkomt? Wat doe jij daar aan? Hebreeën 11 In Hebreeën 11 wordt dan een wolk van getuigen opgeroepen die allemaal op hun eigen manier hebben stand gehouden tegen de verdrukking in. Ze hebben volhardt tot het einde, bleven geloven en vertrouwen. Doorgaan, al zie je de eindbestemming niet. Hoofdstuk 11 eindigt dan ook met de woorden dat geen van deze geloofsgetuigen de belofte in vervulling heeft zien gaan! Waarom niet? Omdat voor het eind der tijden eerst wij nog tot geloof moesten komen. God wilde niet dat zij zonder ons de volmaaktheid, dwz. de nieuwe aarde, zouden bereiken (vers 40). Hebreeën 12 In Hebreeën 12:1-3 wordt nog een keer praktisch samengevat hoe je het kunt volhouden in het geloof: leg de last van de zonden af en houdt je blik gericht op Jezus. Andere vertalingen zeggen: leg alle last af en de zonde die ons zo makkelijk verstrikt. Hier wordt duidelijk dat we alles wat tussen God en ons in kan staan moeten loslaten. Dat kunnen zonden zijn die een grote rol in ons leven spelen en die we niet los willen laten,. Belijdt ze voor God en bidt de Geest om bevrijding van verkeerde banden. Het kunnen zorgen zijn die ons in beslag nemen. Deel ze met Jezus die gezegd heeft:”Kom tot mij die vermoeid en belast zijt, Ik zal je rust geven”. Het kunnen zekerheden zijn waar we ons aan vastklampen, waarmee we meer vertrouwen op een gevuld bankboekje of op een zorgvuldig opgebouwde status dan op wie we zijn in Christus. Zoal een hardloper zo licht mogelijk wil zijn om het langer vol te houden, zo ook een gelovige: zo min mogelijk ballast om zoveel mogelijk geconcentreerd te zijn op Jezus. Want dat is het geheim van volharden. Het hoeft niet in eigen kracht, het is niet stoer volhouden. Het is dicht bij Jezus blijven en van Hem alles krijgen wat je nodig hebt om stand te houden, om door te gaan, om te volharden! Vraag: wat is de ballast die jij met je mee draagt en die je moet afleggen bij Jezus om het echt vol te houden? Maak dit een punt voor je persoonlijk gebed.