Werkloos zijn is hard werken [werktitel]

advertisement
Micronomics festival, Seminar 5 : VERANDERING - CHANGEMENT - CHANGE
Werkloos zijn is hard werken [werktitel]
Draft
22 04 2009
Paul Blondeel
Een gepensioneerde schipper neemt een half dozijn ‘moeilijke’ jongeren uit de
jeugdbescherming op zijn schip mee als matroos; een week lang leren ze de basistechnieken
van het zeilen en van scheepsmotoren. Voor veel jongeren betekent de boottocht een
ommekeer in hun leven - voor de schipper net zo goed. Het initiatief wordt in amper twee
jaar een nieuwe werkvorm met maanden op voorhand volgeboekte reizen; met instellingen
die staan te trappelen om ‘hun jongeren’ in te schepen. Toch begon het volstrekt gratis zegt
“belangeloos” niet meer wat we bedoelen ?– een wild idee binnen het Antwerps project
Buurtschatten. Dat project steunt buurtbewoners die hun droom – een hobby, een talent,
een idee – serieus willen nemen. Het Buurtschatten team werkt nauwelijks met geld maar
brengt vraag en aanbod bij elkaar, zoekt bestaande ondersteuning in (en ook buiten) de wijk,
coacht bewoners; zoekt naar goodwill. In de buurten die samen Antwerpen Noord
uitmaken, waait er op die manier een nieuwe en frisse wind. De samenlevingsopbouw vindt
hier zijn tweede adem: het verbindt oude en nieuwe spelers in de wijk en bouwt samen met
hen aan de lokale samenleving. Op het grote Buurtschatten feest (voorjaar 2009) is de
Murga fanfare prominent aanwezig met tientallen nieuwe leden uit de wijk zelf; een leraar
draagt op aanvraag oud Griekse en Latijnse teksten voor; een groep hoogbejaarde bezoekers
van buurthuis Stuivenberg zijn dankzij Buurtschatten gestart met een wekelijkse
sportactiviteit; op het feest zijn ook de mensen van Lappenstad aanwezig, een raamproject
dat Antwerpenaars stimuleert om aan de slag te gaan met textiel en ‘en passant’ ook
aandacht geeft aan allochtone ondernemers (kleermakers, ontwerpers, wevers, …).
We kunnen Buurtschatten een platform noemen dat lokale micro-initiatieven actief opzoekt
en mogelijk maakt. Behalve het harde werken en het volhouden dat daarbij komt kijken, zijn
er een aantal andere zaken die wezenlijk lijken en ook in andere steden aan de orde zijn:
- De meeste initiatieven leveren geen tewerkstelling op in de klassieke zin.
- De aanbieders maar ook de afnemers worden beter van wat ze uitwisselen – ze worden
er in elk geval niet slechter van, niet ziek of gestrest, niet depressief. Integendeel, juist
ook groepen die in de modale economie aangewezen worden als kwetsbaar of moeilijk
bemiddelbaar, vinden hier een goede plek.
- De wijk wordt zichtbaar beter van de meer dan 50 initiatieven die de voorbije twee jaar
ontstonden. De algemene verzuring in Antwerpen Noord neemt af.in de opmerking
boven spreek je ook over andere steden, terwijl het hier terug op Antwerpen Noord
focust
- De scheidingslijnen tussen sociaal en cultureel werk vervaagt: wie deelneemt aan de
Murga dans- en muziekrepetities is behalve artistiek ook sociaal actief. “sociaal lijkt me
hier nogal algemeen, zouden we niet iets “maatschappij-kritisch” of “met stedelijke
ontwikkeling als doel” kunnen zeggen, iedere repetitie is sociaal en deze zijn een stuk
meer, niet?
- Veel initiatieven leiden niet alleen tot uitwisseling tussen aanbieder van een dienst of
talent en de afnemer ervan; er ontstaan in tweede orde ook relaties in tussen
instellingen en partners waar eerder geen contact mee was (in Antwerpen het centrum
deeltijds leren, de stedelijke dienst werk en economie, …)
aakondigen van “andere steden en dan toch concentratie op Buurtschatten voorbeeld
maakt het beetje onduidelijk
Hoewel de bovenstaande beschrijving euforisch lijkt, heeft Buurtschatten een hoog
pioniersgehalte en is het platform uiterst kwetsbaar. Sommige initiatieven worden
inderdaad ‘volwassen’ in de zin dat ze potentieel tewerkstelling opleveren – het ene netjes
binnen een subsidiekanaal, het andere initiatief valt er helaas buiten. Omdat micro
initiatieven juist nieuwe behoeften opzoeken, is de activiteit waar (alsnog) géén subsidie
voor bestaat, vaak de meest belangwekkende! Een vraag- en aanbod platform kan dan op
zoek gaan naar tijdelijke financiering maar voor je het weet beland je zo in de functie van
alternatieve overheid… en moet je dat wel willen? gebruik van de 2e persoon maakt het
voor mij verwarrend De paradox lijkt vaak dat van zodra een vrijwillig en zeer lokaal initiatief
gaat stollen in een ‘regeling’ of een ‘afspraak’, het initiatief haar innoverende kracht verliest i.
Een tweede kwetsbaarheid bestaat erin dat meer machtige spelers een lokaal initiatief gaan
kapen of het gaan aanwenden voor eigen doelstellingen. Zo is het nieuwe elan in
Antwerpen Noord voor lokale politici heel aantrekkelijk; ze identificeren er zich maar al te
graag mee. Daar is niets mis mee als die identificatie gepaard blijft gaan met reële
ondersteuning (steun in natura, beschikbaarheid van infrastructuur, coöperatieve stedelijke
diensten en afdelingen,…) zonder pasmunt of bijkomende voorwaarden. Men kan zich ook
voorstellen dat een te grote aandacht door politici ertoe kan leiden dat initiatieven politiek
niet meer ‘vrij’ zijn in hun beeldvorming en dagelijkse werking. Het is dus belangrijk dat
initiatieven politiek niet worden dood geknuffeld (politiek steun blijft best low profile).
Verwant met het voorgaande is de vrijwilligheid van het werk, samen met de neutraliteit van
de economische uitwisseling zelf niet zo duidelijk wat hier bedoeld wordt, refereer je aan de
objectiviteit die de vrije markt wel eens als positieve eigenschap wordt toegedicht. Wat het
laatste betreft dienen de micro activiteiten waarom niet micro-initiatieven geen andere
doelstelling dan de uitwisseling van kennis, talent of vaardigheid, waarbij die uitwisseling zelf
kennelijk voldoet aan een behoefte of verlangen. Goedkope en lekkere recepten
uitwisselen; kapotte fietsen herstellen; drugsspuiten op straat opruimen… het heeft allemaal
een direct belang voor de mensen die aan de activiteit deelnemen (en vaak ruimer) en dat
belang wordt niet uitgedrukt in geld. Zowel de bijdrage die mensen leveren als de beloning
die ze daarvoor krijgen zijn direct en juist daarom grotendeels of volledig “buiten monetair”.
Die directheid betekent ook dat de bijdrage van meet af aan gemeenschappelijk is: mensen
doen iets dat meerwaarde biedt voor henzelf maar bijna steeds ook het grotere geheel ten
goede komt. Daarom is het zo lastig wat bedoel je met lastig (en waarschijnlijk ook niet
wenselijk) als micro initiatieven een vreemd doel moeten dienen – vreemd in de betekenis
dat ze ingepast zouden worden in een programma dat elders bedacht is, een reglement dat
bijv. subsidie-eisen stelt of normen oplegt. Indien micro initiatieven verplicht zouden
worden om ‘de sociale cohesie in de wijk te verhogen’ is het voorspelbaar dat de projecten
die tot dan toe effectief verbindend werkten, voortijdig gaan sneuvelen. Externe sturing en
micro initiatieven verdragen elkaar nauwelijks. Dat brengt ons bij het eerste punt: dat van
de vrijwilligheid van de deelnemers.
Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro initiatieven, doen dan datvrijwel
steeds in volledige vrijwilligheid. Het plezier te beantwoorden aan een lokale nood, een
talent te ontwikkelen of samen iets te vieren, geeft micro initiatieven een elan van
empowerment. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk meestal anders uit. In naam van
activering worden mensen met een leefloon vaak opgelegd om een zinvolle dagbesteding te
hebben; omgekeerd mogen mensen die formeel werkloos zijn (what’s in that word?) niet al
te vaak bedoel je vaak niet? meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers
geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voort de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten
met het zoeken naar reeds bestaande (monetair gestolde) loonarbeid… Dat brengt ons bij
een wezenlijke conclusie: in de huidige samenleving en in die van morgen zijn er steeds meer
mensen die geen monetair beloonbare arbeid (zullen) verrichten maar die wel een zeer
waardevolle bijdrage (zullen) leveren. Vanuit dit inzicht is het niet slim en op de duur ook
onbetaalbaar om al deze mensen kost wat kost aan een monetair verloonbare baan te
helpen. Arbeidsbemiddeling, opleiding en activering moeten behalve klassieke
tewerkstelling ook andere pistes durven bewandelen.
Voor mensen die vanuit een micro-initiatief toch doorgroeien naar een commerciële vorm,
moet de overgang veel soepeler gemaakt worden. Nu is ‘zelfstandige in bijberoep’ zowat de
meest vriendelijke vorm – maar dan moet de persoon al een deeltijdse baan hebben. Wie
op de website van de RVA rondkijkt naar andere mogelijkheden (bijv. loopbaanonderbreking
e.a.) komt van een kale reis thuis. Als burger ondernemend bezig zijn in de marge van de
loonarbeid is juridisch quasi onmogelijk – je moet eerst een kind krijgen, een familielid moet
sterven vooraleer je de loopbaan kunt ‘onderbreken’. Loonarbeid is dus de regel; wie niet
werkt voor een loon of een baas heet in het RVA jargon onverbiddelijk een werkloze. We
moeten dringend naar een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien
wordt als activiteit. Werkloos zijn is dus een activiteit – vraag het maar aan mensen die het
zijn. Ik denk dat dit onduidelijk wordt door plots te spreken over “leven” in plaats van over
“actief zijn”.
Maar er zijn ook principiële en in wezen politieke redenen waarom werklozen best actief
kunnen zijn buiten de voorziene activeringslijntjes. “zouden actief MOETEN kunnen
zijn/waarom het toegalten zou moeten zijn” of “WAAROM ze buiten de lijntje s zijn?” De
meeste projecten van Buurtschatten tonen dat overtuigend aan. De meerwaarde van de
projecten (hun winst) is vrijwel volledig maatschappelijk maar buitenmonetair (mensen
vragen weinig of geen geld voor hun aanbod). De grootste winst bestaat erin moet dit niet
zijn “gegenereerd door” dat de projecten zeer nauw aansluiten bij wat er leeft in de wijk en
bij de lokale bewoners. creëren? Bovendien creëren door deze micro-initiatieven allerlei
nieuwe relaties, ook tussen mensen die elkaar eerder niet kenden (de aanbieder van de
dienst, kennis of talent en de afnemer ervan). De uitwisseling is daarom wel degelijk
economisch zij het niet commercieel (er wordt vrijwel nooit geldelijke winst gemaakt);
bovendien is ze erg stedelijk – ze verhoogt de interacties in het publieke domein, ze geeft
deze wijken een grotere draagkracht.
Eén paradox moet nog verder worden uitgewerkt. Als micro-initiatieven opgesloten zouden
blijven in het zeer lokale of wanneer ze stedelijk of regionaal onzichtbaar zouden blijven,
zouden ze hun innoverende kracht verliezen. Micro-initiatieven halen hun empowerment
niet alleen uit het feit dat ze een antwoord bieden op een lokale vraag; ze leggen ook een
manco bloot, iets waarin tot nog toe formeel niet voorzien is. Ze stellen dus een vraag en
die vraag is altijd ook bovenlokaal. Daarom hebben micro initiatieven altijd ook een
cultureel gehalte: ze maken zichtbaar wat eerder onzichtbaar was of over het hoofd werd
gezien. Micro initiatieven zijn praktijken van burgers. Ook burgers die werkloos genoemd
worden, leveren een bijdrage. Voor steeds meer mensen is werkloos zijn een werkwoord.
kunnen we geen verschillende paragrafen maken over de paradox lokaal- extra en de
conclusie? En als conclusie een opsomming van de paradoxen?
Paul Blondeel – versie 22 april
i
Is dat altijd zo? Zijn er condities te noemen (soort projecten; specifieke voorwaarden) wanneer die
stolling niet erg is? Wanneer moet die stolling zeker voorkomen worden?
Download