Samenvatting Monitor 5

advertisement
1
Samenvatting Monitor Racisme en Extreem-rechts
Auteurs: Jaap van Donselaar, Peter Rodrigues
Samenvatting: Jaap Tanja
Inleiding
In de vijfde rapportage Monitor racisme en extreem-rechts staan de jaren 2001 en – waar mogelijk
– 2002 centraal. De aanslagen op de Verenigde Staten van 11 september 2001 en de moord op
Pim Fortuyn op 6 mei 2002 zijn van grote invloed geweest op het totale beeld van deze
verslagperiode. In het monitorproject wordt jaarlijks op basis van een ‘vaste meetlat’ de balans
opgemaakt van de belangrijkste uitingen en incidenten van rassendiscriminatie, racisme en
rechtsextremisme, alsmede van de ontwikkeling van strategieën ter bestrijding. De jaarlijkse
rapportages worden gezamenlijk uitgevoerd door de Universiteit Leiden en de Anne Frank
Stichting. Deze vijfde Monitorrapportage is tot stand gekomen met steun van de Directie Integratie
en Coördinatie Minderhedenbeleid van het Ministerie van Justitie.
Racistisch en extreem-rechts geweld
Direct na de terroristische aanslagen in de Verenigde Staten (11 september 2001) deden zich in
Nederland tal van vijandige incidenten voor die gericht waren tegen moslims en objecten van
moslims. De voorvallen varieerden van pesterijen en scheldpartijen tot brandstichting en vernieling.
Deze kortstondige, maar hevige reeks gewelddadige voorvallen was begin december 2001
goeddeels weggeëbd, maar was niettemin gezichtbepalend voor het jaar 2001. Over het hele jaar
genomen nam het aantal geregistreerde racistische en extreem-rechtse gewelddadige incidenten
niettemin af (van 345 in 1999 en 406 in 2000 naar 317 in 2001).
Tabel 1:
Racistisch en extreem-rechts geweld, naar categorie, in 1999, 2000 en 2001
Categorie
1999
2000
2001
144
157
68
Bedreiging
62
86
88
Bommelding
18
2
10
Confrontatie
18
20
15
Vernieling
50
37
52
Brandstichting
11
20
37
-
-
-
41
83
46
1
1
1
345
406
317
Doelbekladding
Bomaanslag
Mishandeling
Doodslag
Totaal
Bronnen: politie/AIVD, eigen archief/onderzoek, Kafka, CIDI, DUMC
In de voorgaande jaren was er sprake van toenemend geweld tegen asielzoekers en vluchtelingen
in Nederland (zie onder andere: Monitor 4). Deze ontwikkeling heeft zich in het jaar 2001 niet
voortgezet: asielzoekers en vluchtelingen waren minder vaak en minder opvallend doelwit van
racistisch geweld. Hetzelfde geldt voor gewelddadigheden met een antisemitisch karakter. Er
waren weliswaar een aantal in het oog springende incidenten – de bekladding van een joodse
begraafplaats in Oosterhout en die van het voormalig kamp Westerbork – maar van een
opvallende toename zoals in de voorgaande jaren, was in 2001 geen sprake.
Er zijn voor het jaar 2002 wat betreft racistisch en extreem-rechts geweld nog geen statische
gegevens beschikbaar. Wel kunnen enkele in het oog springende ontwikkelingen en indrukken
worden vermeld. Er is in de eerste vijf maanden van het jaar een toename zichtbaar van
2
antisemitische incidenten en uitingen van antisemitisme (bijna uitsluitend in de sfeer van
pesterijen, scheldpartijen en verbale belediging). Deze incidenten zijn voor een belangrijk deel
verbonden met het gewelddadige conflict tussen Israël en de Palestijnen.
De moord op Pim Fortuyn (6 mei 2002) heeft een golf van bedreigingen tot gevolg gehad, deels
met een ‘vage’ extreem-rechtse achtergrond. Tal van prominente Nederlanders ontvingen
kogelbrieven of andere anonieme dreigementen aan hun adres. Er wordt wel gesproken van een
dreigcultuur die in 2002 zou zijn ontstaan. Met name internet fungeert in deze dreigcultuur
onmiskenbaar als prominent middel en podium.
Extreem-rechts in Nederland, 2001-2002
De Kamerverkiezingen van 15 mei 2002 stond in het teken van de Lijst Pim Fortuyn (LPF) en haar
vermoorde lijsttrekker. Voor het eerst sinds vijfentwintig jaar was er geen deelname van een
racistische, extreem-rechtse politieke partij. Sinds 1998 is er sprake van een electorale neergang
van extreem-rechtse formaties; de uitingen van georganiseerd rechtsextremisme zijn sindsdien
gevarieerd en veranderlijk. Enkele politieke partijen (Centrumdemocraten en Nederlands Blok) zijn
geheel buiten beeld geraakt; een enkele andere partij (met name de Nieuwe Nationale Partij, NNP)
ging het meer voor de wind en boekte lokaal zelfs vederlicht electoraal herstel (twee zetels in een
Rotterdamse deelgemeenteraad bij de gemeenteraadsverkiezingen van maart 2002). Maar de
NNP kan voorlopig nog beslist niet beschouwd worden als een opvolger van de in de jaren
negentig succesvolle Centrumdemocraten (CD).
De neonazigroepen Nederlandse Volks Unie (NVU) en Stormfront Nederland hadden in 2001 en
2002 te kampen met interne strubbelingen en zijn instabiel te noemen. Bij de NVU hangt dit samen
met de relatief gematigde koers, de ‘consensuspolitiek’, waarover binnen de partij veel onenigheid
bestond, hetgeen de eenheid binnen de NVU onder grote druk heeft gezet. Het van de NVU
afgesplitste en rivaliserende Stormfront is in 2001 als een paddestoel uit de grond gerezen en liet
zich kennen als een waar platform van gewelddadigheden en antisemitisme, maar raakte in 2002
in de versukkeling door confrontaties met de politie, met politieke tegenstanders en door
ontbrekende coördinatie en leiderschap.
Extreem-rechtse uitingen op internet zijn legio en divers. Een fenomeen dat aan betekenis toenam
zijn de activisten die zich anoniem maar zeer radicaal uiten op extreem-rechtse webfora.
In de onderhavige periode is tot twee maal toe een openbare manifestatie van extreem-rechts, die
door de burgemeester was verboden, op last van de bestuursrechter toch toegestaan. Hierdoor
lijkt de kans voor extreem-rechtse groeperingen om in de nabije toekomst openbare manifestaties
te beleggen, aanzienlijk vergroot.
In getalsmatig opzicht is het totaal aantal leden van extreem-rechtse formaties nagenoeg gelijk
gebleven (ongeveer 650 personen), maar er is wel sprake van verandering als we kijken naar de
samenstelling. Het aantal activisten in de neonazisfeer werd kleiner, terwijl met name de aanhang
van de NNP toenam.
Het extreem-rechtse en racistische gehalte van de LPF/Leefbaar-stroming
In velerlei opzicht vormen Pim Fortuyn en zijn aanhangers een buitengewoon fenomeen in onze
moderne politieke geschiedenis. Nooit eerder nam een debuterende politieke stroming in zo’n
korte tijd – enkele maanden – een dergelijke omvang aan (26 Kamerzetels bij de
Kamerverkiezingen in mei 2002). En niet eerder was er een zo razendsnelle opkomst van een
nieuw politicus, die mogelijk zelfs minister-president zou zijn geworden als hij niet op 6 mei 2002
om het leven was gebracht. De LPF en de eerdere politieke formatie waar Pim Fortuyn voorman
van was, Leefbaar Nederland, zijn als zodanig in deze Monitor geen voorwerp van onderzoek
geweest. Maar omdat ze veelvuldig in verband zijn gebracht met ‘rechtextremisme’, ‘racisme’ en
‘fascisme’, verdienen ze toch aandacht in deze Monitor. De vraagstelling inzake het extreemrechtse c.q. racistische gehalte van de LPF/Leefbaar-stroming valt uiteen in sub-vragen naar (a)
de ideeënwereld, (b) de sociale genealogie, en (c) de magneetfunctie in casu positieve identificatie
en personele overlapping.
3
Allereerst de ideeënwereld. Of een aantal van de denkbeelden van Fortuyn als racistisch kunnen
worden gekwalificeerd, hangt af van de gekozen definitie en is derhalve tot op zekere hoogte
arbitrair. Of er door Fortuyn strafrechtelijke grenzen zijn overschreden is waarschijnlijk, doch niet
vastgesteld: na zijn dood zijn tegen hem gedane aangiftes vervallen en er zijn dus geen
gerechtelijke uitspraken. Onder de aanhangers van Fortuyn bevonden zich zonder enige twijfel
een aantal personen met uitgesproken racistische opvattingen. De ideeënwereld van de
LPF/Leefbaar-stroming was/is (in ieder geval in 2001/2002) aantrekkelijk voor personen met veel
radicalere opvattingen.
Sociale genealogie: bij de totstandkoming van zowel Leefbaar Nederland als ook de LPF hebben –
voor zover is na te gaan – personen uit extreem-rechtse kringen geen rol gespeeld. Er is dus geen
sprake van sociale genealogie, althans niet in de oprichtingsfase van de diverse groeperingen.
Doch met name bij de oprichting van de LPF is wel vanuit extreem-rechtse kringen geprobeerd om
zich actief te mengen en zich aan te sluiten. Dat deze pogingen zijn mislukt is door toedoen van de
oprichters zelf die bekende extreem-rechtse activisten hebben geweerd.
Magneetfunctie. De rallying cry ‘at your service’ van Pim Fortuyn is binnen extreem-rechtse
kringen als positief geïdentificeerd en krachtig aangeslagen. Ook buiten Nederland, bijvoorbeeld
bij het Vlaams Blok, was de positieve identificatie waarneembaar. Opmerkelijk was de positieve
steun vanuit extreem-rechtse kringen aan de LPF om aan een voldoende aantal
ondersteuningsverklaringen voor verkiezingsdeelname te komen. Doch getalsmatig zijn de
personele overlappingen tussen extreem-rechtse formaties enerzijds en de LPF/Leefbaar-stroming
anderzijds bescheiden te noemen (vooral door de afwerende houding van de LPF- en Leefbaartop).
Rassendiscriminatie: klacht en afdoening
Er bestaan in Nederland een veertigtal Anti Discriminatie Bureau’s (ADB’s) die een belangrijke
keten vormen in de bestrijding van discriminatie. Het totale aantal klachten dat bij de ADB’s in
2001 in vergelijking met het jaar daarvoor werd geregistreerd, steeg met 11%. Het grootste deel
van de klachten betrof discriminatie op grond van ras.
Het aantal klachten over antisemitisme was in 2001 onveranderd hoog. Dat geldt zowel voor
antisemitisme op internet maar ook daarbuiten. Volgens gegevens van het Centrum Informatie en
Documentatie Israël zijn in het bijzonder het aantal antisemitische bedreigingen toegenomen; dit
stemt overeen met de algehele trend van meer verbale discriminatie.
Meldingen over racistische uitingen op internet zijn in 2001 wederom toegenomen, maar minder
sterk dan in de vorige verslagperiode. Bij het tegengaan van racisme en discriminatie op internet is
– naast zelfregulering van internetproviders – het Meldpunt Discriminatie Internet (MDI) van groot
belang. In Nederland is het MDI in de verslagperiode van het monitoronderzoek zeer succesvol
geweest: bijna 90% van de gesignaleerde discriminatoire uitlatingen zijn op haar verzoek
verwijderd. Evenwel: in een steeds groter wordend aantal gevallen kan het MDI geen actie
ondernemen omdat de provider zich in de Verenigde Staten bevindt en geen medewerking wil
verlenen. In dat verband is het teleurstellend dat de USA in het in november 2001 tot stand
gekomen Cybercrime-verdrag niet bereid was een passage over discriminatie op te nemen. De
andere verdragstaten hebben dat nu geregeld in een apart protocol.
Het aantal oordelen dat door de Commissie Gelijke Behandeling (CGB) is uitgesproken is in 2001
gestegen tot 150 (het ‘oude’ niveau van 1998). Het aantal verzoekschriften dat in 2001 bij de CGB
werd neergelegd verdubbelde ten opzichte van het jaar daarvoor (van 232 in 2000 naar 464 in
2001). De meeste CGB-zaken gingen over onderscheid maken naar geslacht, ras & nationaliteit en
arbeidsduur. In tegenstelling tot voorgaande jaren is in 2001 een meerderheid van zaken met
betrekking tot ras en nationaliteit door vrouwen aanhangig gemaakt.
4
Opsporing en vervolging
Over het jaar 2001 is bij het Openbaar Ministerie (OM) zowel de instroom van discriminatiefeiten
als de afdoening ervan ten opzichte van 2000 in volume afgenomen. Deze afname correspondeert
niet met de hierboven genoemde stijging van het aantal klachten bij de ADB’s. Het lijkt
waarschijnlijk dat er slechts een gering verband bestaat tussen de zaken die in eerste instantie bij
de ADB’s terechtkomen en die primair bij de politie worden aangebracht. Opvallend is het geheel
ontbreken van inschrijvingen door het OM van discriminatie in de uitoefening van ambt, beroep of
bedrijf.
Tabel 2:
Wetsartikel
Aantal nieuw door OM ingeschreven discriminatiefeiten (instroom) per wetsartikel
1998-2001
1998
1999
2000
2001
137c
177
145
178
167
137d
23
17
15
11
137e
8
19
6
19
137f
0
1
9
1
137g
6
6
6
0
429quater
2
5
0
0
Totaal
216
Bron: Landelijk Expertise Centrum Discriminatie
193
214
198
Eveneens opvallend is dat het sepotpercentage van het Openbaar Ministerie de laatste twee jaar
aan het dalen is. Toch is het nog steeds twee maal zo hoog (22%) als het landelijk gemiddelde
over alle delicten (11%). Bij discriminatiezaken is het succes van de Officieren van Justitie bij de
rechter zeer hoog: 94% van alle zaken monden uit in een veroordeling. Dit percentage is mede zo
hoog omdat de Aanwijzing discriminatie door de politie onvoldoende wordt nageleefd. Daardoor
worden alleen evidente zaken aan het Openbaar Ministerie voorgelegd; de andere (en minder
evidente) zaken blijven op die manier buiten beeld.
Ten aanzien van de plaats van het delict scoort de openbare ruimte het hoogst en nemen de
discriminatieverboden in deze ruimte jaarlijks toe. Voor wat het slachtoffer betreft vertoont
discriminatie vanwege etnische kenmerken sinds 1999 een stijgende lijn. Onder de verdachten
komen in 2001 in toenemende mate personen met een extreem-rechtse achtergrond voor. In
september 2002 is bij de politie het Landelijk Bureau Discriminatie (LBD) van start gegaan,
vergelijkbaar met het LECD (Landelijk Expertise Centrum Discriminatie) van het Openbaar
Ministerie. Hopelijk wordt dit bureau net zo succesvol als het LECD.
Maatschappelijke terreinen
Hoewel de cijfermatige onderbouwing zwak is, kan in algemene zin wel worden opgemerkt dat de
effecten van ’11 september 2001’ in vrijwel alle maatschappelijke sectoren terug te vinden zijn.
Niet alleen bij arbeid en onderwijs, maar ook op het terrein van het aanbieden van goederen en
diensten.
Het volume klachten over ongelijke behandeling bij arbeid dat door de Commissie Gelijke
Behandeling is afgehandeld is weer toegenomen. Daarentegen is het aantal bij de ADB’s gedaald,
evenals bij het Openbaar Ministerie. De belangrijkste aandachtspunten bij arbeid zijn: werving &
selectie, bejegening, beloning en beëindiging. Bij discriminatiezaken op de arbeidsmarkt zijn er
twee belangrijke knelpunten: naast de zwakke bewijspositie is dat de angst voor victimisatie (het
benadeeld worden omdat je een klacht hebt ingediend). Zo lukt het in de meeste bejegeningzaken
klager niet zijn klacht hard te maken. Bij beëindiging is dit percentage in 2001 zelfs minder dan
20%. Een ander terugkerend fenomeen is de weerstand die het dragen van een hoofddoek bij
5
werkgevers kan oproepen. Dit probleem doet zich vooral voor bij moslimvrouwen die een
stageplaats proberen te krijgen.
Uit bestudering van de klachten met betrekking tot wonen blijkt dat met name de huisvesting van
asielzoekers vaak grote weerstand oproept bij de rest van de bevolking en soms tot handelen in
strijd met de gelijke behandelingswetgeving leidt. Eveneens valt op dat bij de toewijzing van
huurhuizen aan woningzoekenden, in de praktijk een benadeling van allochtonen ontstaat, omdat
woonduur een van de toewijzingscriteria is.
Onderwijs. De zogeheten concentratiewijken in veel grote en middelgrote steden (wijken waar
meer dan gemiddeld allochtonen gehuisvest zijn) vormen op hun beurt een impuls tot de splitsing
in ‘zwarte’ en ‘witte’ scholen. Op dit moment wordt nagedacht of spreiding van scholieren de
segregatie in het onderwijs kan verminderen. Ons inziens is het verstandig als scholen bij het
afwijzen van leerlingen in de toekomst verplicht worden om een gemotiveerde schriftelijke afwijzing
te verstrekken. Op die manier kunnen misverstanden worden voorkomen en misstanden worden
aangekaart. In 2001 werd ook de discussie aangezwengeld of op islamitische scholen zou worden
aangezet tot haat. Vooralsnog heeft onderzoek van de Algemene Inlichtingen en Veiligheids
Dienst (AIVD) aangetoond dat deze vrees niet terecht is, maar dat neemt niet weg dat islamitisch
onderwijs op dit punt nauwlettend in de gaten wordt gehouden.
Een laatste maatschappelijk terrein dat onder de loep is genomen: politie en justitie. Volgens de
Aanwijzing discriminatie is de politie gehouden een proces verbaal op te maken van elke melding
en deze ter kennis te brengen van het OM. Deze regel wordt onvoldoende uitgevoerd. Het wordt
tijd dat de minister van Justitie laat nagaan waarom handhaving van de Aanwijzing discriminatie zo
problematisch is. Positief is dat het aantal klachten over racistische bejegening door de korpsen
zeer laag is.
Verslechterend klimaat
In de vorige Monitorrapportage is gewezen op een gestage tendens van langzaam maar zekere
verslechtering over de gehele linie. In deze rapportage wordt benadrukt dat het beeld a) minder
eenduidig is en b) relatief fors is beïnvloed door de gebeurtenissen van en na 11 september, die in
meer of mindere mate een stempel hebben gedrukt op vrijwel alle terreinen die door de Monitor
worden bestreken.
Ondanks de schokkende gebeurtenissen die in de verslagperiode plaatsvonden (‘11 september’
en de moord op Pim Fortuyn op 6 mei 2002) is er toch sprake van een vermindering van het aantal
gewelddadige racistische incidenten (in ieder geval voor zover dat uit de beschikbare cijfers en
statistieken valt af te leiden). Maar bovengenoemde schokkende gebeurtenissen hebben wel
geleid tot een door velen ervaren verslechterend klimaat in de interetnische betrekkingen. Het
beeld van de extreem-rechtse formaties is tijdens de afgelopen verslagperiode niet ingrijpend
veranderd.
Bij de opsporing en vervolging discriminatiefeiten doen zich een aantal weerbarstige problemen
voor, zoals de uitermate geringe activiteit van het Openbaar Ministerie bij internetzaken, het relatief
grote aantal sepots en ook een aantal knelpunten bij de politie (waarvoor ook in eerdere
rapportages aandacht is gevraagd). In de beschikbare cijfers van de diverse eerder genoemde
maatschappelijke terreinen blijken ‘11 september’ en ‘6 mei’ niet erg zichtbaar. Dat komt wellicht
ook doordat de cijfers vooral betrekking hebben over 2001 en er over het jaar 2002 nog geen
cijfers beschikbaar waren.
Download