Collegebrieven Interne Organisatie Collegebrieven, hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken § 1: Handelingen en gedrag § 2: Over bedrijfsprocessen § 3: Het procesvraagstuk; § 4: Procesbegrippen § 5: Bedrijfsprocessen, repertoire en typologie § 6: Proceskenmerken § 7: Voorstelling van een proces: schema en beschrijving § 8: Besturende processen § 9: Doelstellingen § 10: Besturen en schaarse middelen § 11: Besturen is altijd: beslissingen nemen §5: Bedrijfsprocessen, repertoire en typologie Laatst herzien op 22-01-13 Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Onderscheid van soorten bedrijfsprocessen 5.1: Vier redenen om een typologie te maken 5.2: Traditionele procestypologie gebaseerd op technische kenmerken 5.3: Voorstel voor typologie gebaseerd op funktie, driedimensionele indeling 5.3 (1) De dimensie van de drie procesniveau’s 5.3 (2) De dimensie van de de functionele sectoren: 7 “Fayolse” functies 5.3 (3) die van de de besturende dimensie: planning en control bij elk bedrijfsproces 5.3 (4) Er ontstaan dan 28 groepen van bedrijfsprocessen 5.3 (5) Verbijzonderingen 5.4: Er is een samenhang van alle bedrijfsprocessen 5.1: Vier redenen om een typologie te maken (1) Omdat er zoveel zijn: tientallen bedrijfsprocessen, die tegelijk verlopen, door elkaar heen, naast elkaar, het beeld van een mierenhoop komt je voor de geest. En wie ooit op een geschikt tijdstip de Aalsmeerse Bloemenveiling in actie heeft gezien, die ziet dat ook bijna letterlijk voor zich. Die mierenhoop bedoel ik, want het is dan nog maar één proces dat zich vanaf die bezoekersgalerij laat bekijken. (2) En voorts omdat ze gewoon van elkaar verschillen: in werkwijze, in beroep op verschillende persoonlijkheden, in beroep op opleiding, belangstelling, in kapitaalintensiteit, enz enz. Zie verderop bij proceskenmerken (3) Ook om de volledigheid van waarneming in geval van organisatieonderzoek en doorlichting te controleren; want van die mierenhoop zie je niet vanzelf alles (4) En tenslotte, om het zoeken naar samenhangen tussen alle bedrijfsprocessen te stimuleren. En dan nog gewoon de onloochenbare neiging tot ordenen, ofwel het heimelijke maar onmiskenbare plezier dat wij daarin hebben. H2 §5.2 5.2: Traditionele procestypologie gebaseerd op technische kenmerken In de oudere literatuur vinden wij onderscheidingen die in de praktijk zijn ontstaan, en die ook nog steeds hun praktische waarde hebben. Zij zijn alleen van beperkte strekking want het gaat over productie, materiële productie nog wel. De meeste van de termen zullen wel voor zichzelf spreken. De stukproductie is het bouwen van het enkele huis, of het enkele schip, of met maken van het enkele meubelstuk. Kunstwerken zijn hoe dan ook het resultaat van stukproductie, hoewel er wel uitzonderingen zijn. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Sol Lewitt, Wall Drawings, Stedelijk Museum Amsterdam, 1984 Het werk van Sol Lewitt komt in een voor de kunsten bijzonder soort proces tot stand. Vanuit een ontwerpend proces, waarin kenmerken zijn te herkennen van het modulair ontwerpen, gaat een aantal assistenten aan het werk, meestal met grote panelen, waarmee interieurs van bijzondere schoonheid geschapen worden. In de historie pasten sommige schilders een soorgelijke werkwijze toe, zij het wel binnen de muren van het atelier. Heden ten dage kan dit nog weleens langdurige discussie opleveren over de authenticiteit. Dan is er de batch productie, en dat is het gemakkelijkst voor te stellen als men zich de ambachtelijke bakkerij voor ogen haalt. Want wat gebeurt daar: men maakt een aantal deegvormen gereed, die op een bakplaat worden gelegd en die gaat de oven in. Meestal wel enige platen tegelijk, maar de kwestie is dat dan de oven wordt gesloten en het bakproces begint. Als dat gereed is, dan wordt de oven geopend en de platen worden eruit gehaald met schieters. Dat zijn op roeiriemen gelijkende maaksels, echter met een breed blad - het zou niet zo handig roeien zijn - de bakker schuift dit onder de plaat en zo gaat het vanuit de oven naar de werktafel. Vele producten die iets bijzonders hebben en die daarom niet in massa gemaakt worden, voedingsmiddelen, verven, vetten, worden op zo'n manier geproduceerd. Maar, met al die producten kan het ook anders, en dan hebben wij de serieproductie. Laten wij terugkeren naar de broodbakkerij, en dan naar de grote gemechaniseerde broodfabriek. In een lange oven heerst de baktemperatuur, en aan de ene kant schuiven de deegvormen erin. Zij doorlopen de oven, en de verplaatsingssnelheid is zo dat elk exemplaar precies binnen de baktijd het eindpunt bereikt. Daar verschijnt dus een doorgaande stroom broden, in allerlei vormen en soorten. Lang-serieproductie is dit; het kan langdurig doorgaan, met een variatie naar soort product die door de input bepaald wordt. Er is dus ook kort-serieproductie, en dat is het geval bij de jachtbouw, waar men van een ontwerp een aantal exemplaren bouwt, het kunnen er enige zijn, tot tientallen. De woningbouw, met zijn eensgezindheidswoningen, het ene blok net iets anders dan het andere, de instrumentenbouw, mogelijk de machinebouw. Kleine series: al die bijzondere voertuigen, voor zwaar bouwtransport, of met machinerie voor het ophalen van afval, of voor brandbestrijding, zijn afkomstig van middengrote bedrijven, die enige tientallen exemplaren per jaar leveren. Ondernemende bedrijven, met een grote inventiviteit en met kwalitatief hoogwaardige producten, waarvan ons land er heel wat rijk is. De voordelen zijn te halen uit de standaardisatie, waardoor de bouwdelen ook weer in langere series zijn te maken, en je kunt ze op voorraad houden, zodat een bouwopdracht in hoog tempo is uit te voeren. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Het is geen exclusieve verworvenheid van de industriele revolutie: al eeuwen daarvoor paste men de beginselen toe, bij de scheepsbouw en de meubelmakerij. In ons land was daardoor de scheepsbouw aanzienlijk efficiënter dan die in de omringende landen. Maar ook daarvoor, in de Italiaanse stadrepublieken, en in het Romeinse Rijk, waren deze dingen bekend. Nu was een bekende conditie van Henry Ford, in de jaren twintig, dat de klant iedere kleur voor zijn auto kon kiezen, maar die diende dan wel zwart te zijn. Met de Citroëns lag het lange tijd net zo. Ford is één van de vaderen van de industriële serieproductie, en die werd gemeenlijk aangeduid als massaproductie. Uniformiteit! De kostprijs was laag en verder moesten mensen niet zeuren. En wat wij H2 §5.2 heden ten dage zien is een vergaande verschuiving binnen die industriële productie, naar het bijzondere. Daarmee komen wij aan een variant op de lang-serieproductie, door Peter Drucker benoemd als massaproductie nieuwe stijl. Het komt er op neer dat je als klant je nieuwe auto in belangrijke mate kunt aankleden met voorzieningen, en varianten. “Het is een uitzondering als er bij ons twee auto’s de productie verlaten die werkelijk volkomen aan elkaar gelijk zijn” zei een productie-directeur tegen ons, toen wij ter plaatse een cursus verzorgden. Het proces wordt er wel zo gecompliceerd door dat productiebesturing een vak op zich geworden is. Wij naderen het andere uiteinde van de verdeling, en dat is de uniforme massaproductie: het drinkwater, de cement, de raffinage. Het zijn er niet meer zoveel, en voor een deel zijn ze slechts te zoeken binnen bedrijven waar een bepaalde fase van het totale proces dat kenmerk heeft. In de consumptiemelkfabriek zal dat de eerste bewerking zijn van de ruwe boerenmelk tot gepasteuriseerd product, maar verder is het ook afgelopen en in de verpakking zijn het series, soms niet al te lange. Het is voor een deel de techniek die de grenzen stelt. Het ruwe ijzer is niet anders te maken dan in een vorm van batchproductie: de hoogoven wordt geladen, het proces heeft zijn tijd nodig en de smeltmeester bepaalt wanneer hij kan worden afgetapt. De staalfabriek werkt met ladingen, telkens weer apart bereid, en de uniformiteit is eigenlijk daar al zoek, want meestal heeft elke lading wel zijn eigen recept. Peter Drucker maakte ergens de opmerking dat de staalindustrie met zijn massafabricage nog steeds werkt als gold het stukproductie. Hij heeft wel enigszins gelijk, maar het is niet te voorzien dat men ooit staal kan maken als gold het margarine. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Voor een deel de techniek dus, maar in belangrijke mate zijn het kosten, en dan is het een kwestie van productiebeleid, om een keuze te maken. Bij de grootschalige vernieuwing en uitbreiding van de capaciteit bij Hoogovens (eind jaren 60) heeft men er voor gekozen de staalfabriek zijn eindproduct te laten afleveren in blokken, van ca 40 ton, en die door een nieuwe blokwalserij, van zeer zware walstuigen voorzien - het oudnederlandse woord voor wals is pletrol en er waren staalpletterijen - tot plakken te laten uitwalsen. Een plak is een langgerekt sterk afgeplat blok, tien tot vijftien centimeters dik, dat in de volgende walserij verder wordt uitgewalst. Nu was er toen ter tijde al een techniek die het mogelijk maakte om die fase over te slaan, en de staalfabriek zijn product in plakvorm te doen gieten. Een Japanse vinding, continu-gieten geheten, maakte dat mogelijk. Het was een ongetwijfeld moeilijke afweging, van kosten en bedrijfszekerheid, en heden ten dage zou een walserij niet in overweging genomen zijn. Dienstverlenende processen Het ging tot nu toe steeds om materieel-producerende processen, maar dienstverlenende zijn er ook en zij zijn van toenemend belang. In de typologie van de volgende deelparagraaf kunnen ze overal voorkomen, telkens met hun eigen karakteristiek voor wat betreft de inrichting en besturing. Een karakteristiek die ontstaan vanuit verschillen naar materieeldienstverlenend versus immaterieel-dienstverlenend. Vier vormen zijn te onderkennen: Ten eerste zijn er dus de materiële diensten: het vervoer is er één, de verhuur van objecten ook, en de horeca, en andere. Ten tweede zijn er dienstverleningen met een materiële referentie. Dat is dat er wel materialen aan te pas komen maar dat die toch niet het wezen van de zaak vormen: de verpleging en de verzorging, het onderhoud, het telefoonverkeer, het theater, en andere. De materiële kant verschaft hier nog wel een redelijke basis voor meting van prestaties, ook al is die niet altijd essentieel. Ten derde zijn er tijdgebonden dienstverleningen: de bewaking, politiediensten, de receptie, sommige vormen van verzorging en onderhoud. Ten vierde zijn er de waarlijk immateriële dienstverleningen: het wetenschappelijk onderzoek, het beleidsvoorbereidend werk, besturende arbeid, archief- en secretariaatswerk, en andere. Zoals gebruikelijk is zo’n indeling niet waterdicht te krijgen. Maar dat hoeft ook niet want het gaat er om dat bij het ene proces waarneming en meting, ten behoeve van procesbesturing en beoordeling, H2 §5.2 Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie goed mogelijk is, bij ander redelijk, maar bij andere is het zonder meer dubieus. Het gevaar schuilt in de tweede tot en met de vierde groep: het gevaar van quasi maatstaven, dus van verkeerde maatstaven. In het bijzonder in de vierde, maar in mindere mate ook in die twee andere. Wie alleen let op de zaalbezetting van het theater maakt een fout bij de beoordeling. Ingrijpen bij calamiteiten Een bijzonder soort bedrijfsprocessen, die in normale toestand in rust verkeren, maar die als het er op aankomt meteen van start moeten kunnen gaan, dat is wat wij hier nodig hebben. Bij grotere storingen (H2 §6.3, over niet-schematische onderbrekingen) of, erger, bij ongelukken. Je weet maar nooit en ieder dient te beseffen dat zulke dingen kunnen gebeuren. In principe zullen wij zulke processen plaatsen in de controlfase van het besturingsproces (H2 §8.4 (2.5) 5.3: Voorstel voor typologie gebaseerd op funktie, drie dimensionele indeling Herkomst van de drie dimensies: Dit is een typologie die tot stand kwam in de discussies met collega’s van het Bureau Berenschot, maar waarvan de kern toch afkomstig is van colleges van Professor Malotaux, van de TU Delft. Het begon met één van de drie dimensies en wel die van de procesniveau’s. Naderhand kwam vanzelf de idee op om daaraan een tweede toe te voegen, die van de functionele sectoren, en daarna die van de besturende versus bestuurde processen. Daarmee ontstond wat hierna zal volgen: een driedimensionale indeling, met de pretentie van volledigheid. Al die voorgaande procestypen zijn hierin te plaatsen, en dan blijft er nog flink wat ruimte over. Eerst een overzicht van de drie dimensies: soorten bedrijfsprocessen; indeling naar drie dimensies: DE DIMENSIE VAN DE PROCESNIVEAU’S: er zijn: processen op beleidsniveau processen op ontwikkelend niveau processen op uitvoerend niveau DE DIMENSIE VAN DE FUNCTIONELE SECTOREN er zijn: commerciele processen technische processen financiele processen personele processen Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie informatieprocessen kennisvormende processen organiserende processen DE DIMENSIE VAN DE PROCESBESTURING: er zijn: planprocessen controlprocessen Voor de hand liggend is het dan om nu de aandacht tot in details te richten op de drie dimensies, ook in de volgorde waarin de hierboven verschenen. 5.3 (1) De dimensie van de drie procesniveau’s 5.3 (1.1) Analogie met het organisch-levende. Men stelle zich het dagelijk leven voor. Wat wij weloverwogen doen en wat gaat vanzelf gaat: - wij verrichten de algemeen-dagelijkse bezigheden, wij doen ons werk, van wat voor soort dan ook. H2 §5.3 (1,1) / (1.2) - in het lichaam vindt voortdurend onderhoud en vervanging plaats; tientallen haren vallen per dag uit, en er komen nieuwe voor in de plaats, zolang het duurt tenminste, tanden worden slechts eenmaal vervangen, elke cel in het lichaam sterft af, en wordt vervangen; - het lichaam groeit, gaat naar volwassenheid en vandaar naar ouderdom - de geest ontwikkelt zich, maar dat gaat niet meer vanzelf, onderwijs, studie, oefening is nodig, je moet erin investeren - en op critische momenten moeten wij een richting kiezen: studeren of een baan zoeken, in welke richting dan, doorgaan of met pre-pensioen? - al die activiteiten vinden plaats op verschillende terreinen: de voeding, het wonen, het geld, het immateriële van de kunst. of de wetenschap etc - en op al die niveau’s en al die terreinen kijken wij op de klok, op de kalender, in de agenda, wij kijken naar anderen, wij praten, schrijven, luisteren. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Het is allemaal terug te vinden in de bedrijfsactiviteiten, in gelijke indeling. Het dagelijks uitvoerende, het ontwikkelende, het beleid, en de altijd aanwezige regeling en besturing. Er is nog iets anders in dat dagelijks leven: wij doen al die dingen met zin of tegenzin, met vreugde of verdriet, etc. Dat is dat aspect van handelen, dat ik eerder aanduidde als gedrag. Dat komt in het vierde hoofdstuk aan de orde. 5.3 (1.2) Uitvoeren, ontwikkelen, beleid. Nu naar het bedrijfsmatige: uitvoerende processen zijn de bedrijfsprocessen die het dagelijkse uitvoerende werk omvatten: het kopen, maken, onderhouden, registreren, verkopen, incasseren etc etc. Datgene waarmee het bedrijf zich manifesteert, waarmee wij ons onze plaats onder de zon waard maken, en waarmee wij het dagelijks brood verdienen. Er is ook nog ander en eveneens uitvoerend werk, maar dat komt verderop ter sprake, bij de onderscheiding naar direct- en indirect productieve processen. De tweede laag in de procestypologie betreft alle vernieuwende processen, en dat kunnen er veel zijn op allerlei gebied. De bedoeling van de typologie is om op enigerlei wijze tot uiting te brengen dat al die veranderingen met elkaar samenhangen: iets veranderen in het één betekent dat al gauw andere sectoren moeten meeveranderen, in verschillende mate. Hoever dat gaat hangt natuurlijk van de soort verandering af: hoe ingrijpend die is, in de sector waarin die in eerste instantie ontstaat. Dan de derde laag, als hoogste te plaatsen in het schema. Dit is het beleid, en het doet wellicht vreemd aan om dit een bedrijfsproces te noemen. Maar het is het wel, en het voldoet aan al die kenmerken, de opeenvolging van opname, waardetoevoeging, en afgifte van iets dat wij een goed mogen noemen. En onmiskenbaar is de uurwerk-idee, uit het mechanistische denken van het eerste hoofdstuk, hier het verst verwijderd. Het beleidsproces brengt iets voort: beslissingen, min of meer fundamenteel, voor langere termijn geldend, het geheel van het bedrijf betreffend of een deel of aspect daarvan. En dan is het zinnig om te onderscheiden naar die beslissingen die op de buitenwereld zijn gericht, en die de meesten als strategisch zullen aanduiden, en andere die intern zijn gericht. Het beleidsproces is bij uitstek en volledig een besturend proces, maar bij lange na niet het enige. Verderop, in paragraaf 10, zullen wij de besturende processen van dichtbij en grondiger bezien. Inderdaad, het zijn bedrijfsprocessen (meervoud) want beleid komt niet als manna uit de hemel vallen, en het komt slechts tot stand door overwegen, nadenken, overleggen, proberen, en dan bekend maken en de genomen beslissingen over te dragen. Het kost moeite. (§ 7.1, voor een beleidsproces in schema) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie De drie procesniveau’s hangen functioneel met elkaar samen. Laten wij dit bezien met behulp van een schema, van het gebruikelijk soort, om het inleven te vergemakkelijken. H2 §5.3 (1.2) / (1.3) Schema's! Voorstelling van wat je niet als zodanig kunt zien. Wij kunnen het met woorden doen, maar de tekening is hoe dan ook een aantrekkelijk hulpmiddel. Natuurlijk, je zult het niet in deze vorm, werkend in de dagelijkse praktijk, voor je zien. Maar het is er wel, ergens tussen perfekt en gebrekkig in en het schema kan als een soort plattegrond helpen de weg te vinden en het relevante te herkennen. Drie procesniveau's en hun verbindingen - 1 in 1 in 2 in 3 beleids proces sen ontw ikk elende proces sen uitvoerende process en uit 1 uit 2 uit 3 Drie ingaande en drie uitgaande stromen, van links naar rechts gaand, behalve waar een pijl anders aanwijst, verschijnen dus: “in 1”: is kennis van de omgeving, wat daar gaande is, wat redelijkerwijs valt te verwachten, wat de onzekerheden zijn. “uit 1” zijn beslissingen, de beleidskeuzen die richting dienen te geven aan alles wat er verder gebeurt. Merk op dat die beleidskeuzen input vormen voor ontwikkelende en voor uitvoerende processen; voor beide. “in 2”: is kennis van wat de wetenschap en de techniek te bieden hebben. Informatie is het, en advies, materialen ook, als instrumentarium benodigd is voor eigen ontwikkelende arbeid. “uit 2” zijn de vernieuwingen, de nieuwe producten, nieuwe procesinrichting, nieuwe organisatievormen, en nieuwe vaardigheid van mensen die zijn opgeleid. De output is input voor de dagelijkse uitvoering. Waar ontwikkelende processen overgaan in dagelijks uitvoerende processen is een kwestie van afspreken en definiëren. Ik zou zeggen dat wij die grens het best kunnen leggen bij het volledig voor gebruik gereed zijn van het nieuwe. Dus Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie niet bij het productontwerp, maar bij de start van de werkelijke productie. Niet bij het procesontwerp, maar bij de start van de nieuwe fabriek, etc etc. “in 3” en “uit 3” vormen de hoofd-processtroom: de invoer van ruwe materie, of van immateriele zaken, maar dan ook in ruwe, niet-veredelde vorm, en de uitvoer van producten of diensten, en andere elementen van bedrijfsprestatie (H6 §5). 5.3 (1.3) Keerstromen Schema’s houden substantiële simplificaties in. Eén daarvan is dat er ook - in systeemtermen, het komt verderop - teruglopende stromen voorkomen. Informatiestromen zijn dat. Die kunnen wij eraan toevoegen, maar liever in een aparte versie van hetzelfde schema omdat er anders teveel lijnen door elkaar gaan lopen. H2 §5.3 (1.3) / 1.4) Drie procesniveau's en hun verbindingen - 2 in 1a in 2a be leidsproce ssen ontwik kele nde proce ssen uitvoe re nde proces sen uit 2a uit 3a Informatie vanuit het ontwikkelend procesniveau (uit 2a) verschijnt als een additionele input voor beleidsprocessen (in 1a) : de rapportering over hoe het met de ontwikkeling gaat, of er voortgang is, en of een koerswijziging wenselijk wordt. Informatie vanuit het uitvoerend niveau (uit 3a) is nu input voor ontwikkeling (in 2a) , immers de ervaring vanuit de dagelijkse praktijk die kan vragen om verbetering, of correctie van wat Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie eerder was ingevoerd. En voor beleidsprocessen is zulke ervaring van zeer grote betekenis, want het gaat dan om de actuele bedrijfsprestaties (in 1a) . Ontstaat zo niet een beeld van een lerend systeem, althans van de voorwaarden daartoe van uit formele organisatie? Waartoe anders zouden die informatiestromen dienen? Maar ook buiten die reguliere informatie om zijn er verbindingen mogelijk: ik bedoel de ervaring met de dagelijkse uitvoering, die bij oplettend beschouwen tot ideeën leidt, over wat een proces nog meer aan mogelijkheden in zich bergt, die thans niet worden onderkend. Of over de uitvoering van het proces, die anders kan. De oude figuur van de ideeënbus was bedoeld om dit soort ideeën op te roepen en de praktijk leert hoe nuttig dit kan zijn. 5.3 (1.4) Definities van de bedrijfsprocessen op de drie niveau’s Het is mogelijk ten overvloede, maar laten wij toch trachten om de drie te karakteriseren volgens het patroon van alle voorgaande definities, dus rondom de drie kenvragen. Procesniveau: Beleid Ontwikkeling Uitvoering Elementen van definitie: Dienend tot: Maken van Voortgaande Leveren van producten fundamentele keuzen vernieuwing en diensten, verwerving van inkomsten Bestaand uit: Kennis, zienswijzen, Product- en Productieprocessen, overtuigingen, procesinnovaties, onderhoudsprocessen doelbesef marktontwikkeling informatieprocessen organisatie en infor- vervoersprocessen matieontwikkeling overige indirect productieve processen Werkend door: Overwegingen, Onderzoek, Inzet van personele en overdenking, overdenking advisering, materiele productie- afwegen van opties, invoering middelen, arbeid besluitvorming Nu een paar potentiële bronnen van verkeerd begrip. Men houde het volgende in gedachten: H2 §5.3 (1.4) / 1.5) (1) De onderscheiding gaat over processen, niet over eenheden in de organisatiestructuur . Liever spreek ik ook niet over organisatieniveau’s, maar uitdrukkelijk over procesniveau’s en dat “niveau” is eigenlijk ook een ongelukkige benaming, maar ik weet geen betere. In één en Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie dezelfde eenheid van de organisatiestructuur kunnen meer van deze procesniveau’s plaatshebben, mogelijk alle drie. (2) En ditzelfde geldt ook voor de individuele werkpatronen. Zelfs in het werk van één en dezelfde persoon kunnen ook alle drie de lagen voorkomen. Al is het natuurlijk wel zo dat in grote lijnen wel een verbijzondering zal zijn op één van de drie niveau’s: een afdeling research zal wel meestentijds ontwikkelend werk doen. De operator meestentijds uitvoerend werk. Maar niet altijd, en deelname aan het andere is zeer wel mogelijk en vaak zinvol ook. Beleidsvraagstukken Het was een sollicitatiegesprek dat als zodanig de moeite waard was. Zoals ook een tentamen leerzaam kan zijn. Het ging over het volgende. In het postkantoor vormen bij enige drukte zich spoedig wachtrijen, en men vroeg mij om een idee, hoe daarmee om te gaan. Ik wist er wel wat van te zeggen; het is een niet ongewoon vraagstuk voor het vak statistiek, of iets dat daarmee verwant is, en ik zocht naar mogelijkheden om die wachttijden te bekorten. Maar op één ding kwam ik niet, en dat was juist wat men bedoelde: er ligt hier een beleidsvraagstuk. Ik vond dat toen vreemd, maar juist is het wel: de vraag hoe lang je als bedrijf je klanten meent te kunnen laten wachten: dat kwam eerst, en dat hoort ook eerst te komen, pas daarna komen de technische en organisatorische maatregelen. Dit past ook in het onderwerp van de strategische thema’s (H6 §4.2), omdat hier, aan de frontlijn van het bedrijf, dat is dus tevens in het kernproces (H2 §4.5), zo’n thema zich zal moeten manifesteren. 5.3 (1.5) Beleid, bestuur en beheer, bron van spraakverwarring Ooit was een deel van een grote opdracht die aan het adviesbureau gegeven was, het invoeren van beleid- en beheersystemen. Dat was zo in een vergadering met de opdrachtgevers aan de orde geweest, men had het over wat er zoal diende te gebeuren; iemand van ons had de term gelanceerd en die sprak de heren aan. Beleid- en beheersystemen dus, en eigenlijk is dit een fraai voorbeeld van wat er op het terminologisch gebied kan gebeuren. Het ging bij lange na niet alleen om het niveau van het beleidsproces, zoals hierboven aangeduid, maar om het gehele functioneren: alle niveau’s. En dat beheer? Waarschijnlijk stond daarbij het dagelijkse voor ogen. Zie ook het zevende hoofdstuk, waarin de case van doorlichting van de wielenfabriek voorkomt (H7 §3.3 ), ook daar heeft men het over het ”beheer”: het regelen van het dagelijks werk. Jammer is dat want er is een betere inhoud aan de term te geven. Beleid en beheer, het zijn ook geen synoniemen. En er is wel een aanwijzing te vinden. In de aloude (thans ondergewaardeerde?) Van der Schroeff vindt men die (pag.150). De kwestie is Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie dat er twee radicaal verschillende functies zijn te vervullen, wel beide behorend tot het werkgebied en tot de verantwoordelijkheid van een (hoofd)bestuurder, maar zo verschillend dat zij appelleren aan verschillende achtergrond, en ook verschillen in geesteshouding en persoonlijkheid. Het één betreft het richting geven aan de bedrijfsactie (Van der Schroeff noemt dat zo), inhoudende het nemen van risico’s, en het ander is het bewaren, ofwel instandhouden van aanwezige waarden. Waarden dan in ruime zin: het financieel kapitaal natuurlijk, maar ook het materiele kapitaal, en de kennis, en heden ten dage zou men daar wellicht aan toevoegen: de bedrijfscultuur. Niet onterecht. Ligt het dan niet voor de hand het één met de term bestuur aan te duiden en het ander met beheer? En dan beleid te zien als een bijzondere vorm van bestuur, op het hoogste niveau? Men merke op dat de Nederlandse bedrijfseconomie van oudsher bij uitstek op die beherende functie was gericht: Limperg’s metafoor van de stam en de vrucht geeft dat prachtig weer. De Duitse bedrijfseconomie had het over Substanz- erhaltung. Rentmeesterschap Dit is een ethisch beginsel, in principe voor het openbaar bestuur, en voornamelijk van Protestants-Christelijke signatuur. Het houdt een verantwoordelijkheid in voor het omgaan met wat ons door anderen is toevertrouwd, wat wij wel mogen gebruiken, maar wij moeten H2 §5.3 (1.5) / (1.7) het wel teruggeven als het tijdstip daar is, en daarbij wel verantwoording afleggen over wat wij ermee gedaan hebben. Het beginsel zou van bijbelse oorsprong zijn , en uitleggers motiveren dat ook voornamelijk met verwijzingen naar teksten uit Genesis (1:28), en de brieven van Paulus (1 Corinthiërs 4 waar - in de vertaling van 1958 - de term beheerder voorkomt). Nergens is dit overtuigend, maar voor onze doeleinden doet dat er ook niet toe. Het begrip als zodanig is voor ons van waarde. De website van de Stichting Saret geeft als begripsomschrijving: Het rentmeesterschap omvat verantwoordelijkheid met betrekking tot het beheer van - geestelijke goederen - het eigen leven, in relatie tot medemensen en natuur - persoonlijke gezondheid, lichamelijk en geestelijk - middelen die een mens te beschikking staan (gesteld worden): de tijd oftewel het leven zelf, de talenten, en de inkomsten Zie evt ook de beschouwing over conservatisme in het achtste hoofdstuk (H8 §6 (4.2)); er is verwantschap. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Er is meer van te zeggen: is het beleid specifiek voor het bedrijf in kwestie, het beheer is veel algemener. Het is dan ook uit te besteden en de rol van de accountant ligt op dit terrein; met het bestuur heeft die zich niet te bemoeien. Op deze manier van elkaar onderscheiden zijn de termen bestuur en beheer verwant met de van control en controle, en dat komt in § 8.4 (1) aan de orde. Het beheer verschijnt voorts als één van de samenstellende delen van het begrip bedrijfsprestatie, in Hoofdstuk 6. Tenslotte: er is ook nog de term bewind, en er kunnen bewindvoerders worden benoemd maar dan is het meestal niet best gesteld met het bedrijf in kwestie. Bewind zal het geheel omvatten: van bestuur en beheer. De bestuurders van de VOC werden overigens van meet af aan als bewindhebbers aangeduid. ("Bewind en beleid bij de VOC 1672-1702 Femme Gaastra, 1989) Wij zullen de term verder niet gebruiken. Laten wij de voornaamste begrippen die met het onderscheid samenhangen, nog eens naast elkaar zetten, ter afsluiting: De functie: beleid beheer ter bereiking van doelmatigheid rechtmatigheid te realiseren met planning, control = controle = verificatie, beheersing 1) inspectie 1) komt aan de orde in H2 §8.4 (1) in het onderscheid van control en controle 5.3 (1.6) Verhouding van denken en doen bij de drie procesniveau’s Adriaan Bekman, in Bewogen organisaties, pag.202, over de innerlijke kant van alle activiteiten, de aandacht die daaraan is te besteden: “Dit is temeer belangrijk omdat de betrokken mensen op een geheel andere manier met elkaar aan het werk zijn wanneer het om veranderingen gaat dan dat zij in de operationele activiteiten van hun organisatie gewend zijn”. Je zou het zo kunnen zien dat er een schaal is van de verhoudingen van het denken en het doen, van het gewone versus het bijzondere, van het innerlijke-immateriele versus het materieel-uiterlijke, en dat in die schaal de drie procesniveau’s als volgt zijn in te tekenen: doen de nken beleid ontwikkelen uitvoeren Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie H2 §5.3 (1.7) Uitvoeren staat het dichtst bij het “doen wat de hand te doen vindt”; soms is dat letterlijk het geval: begin maar ergens, er is geen strikte volgorde die je dient aan te houden, het moet allemaal gebeuren. De handelingscategorieën van §1.2 zijn met enig inlevingsvermogen hierin wel te plaatsen. Merk ook op dat de lijn die denken en doen scheidt niet begint bij het maximum en niet daalt tot het minimum. De figuur dient om de gedachten te bepalen, meer niet. Zo zou men kunnen opmerken dat het voor de laagste handelingscategorieën niet echt klopt: het instinctmatig handelen veronderstelt geen nadenken vooraf. 5.3 (1.7) Verder is te onderscheiden naar het direct- en het indirect productieve Dit is een andere en zinnige onderscheiding: “direkt produktief” zal dan datgene zijn dat direkt, dus zonder omweg, gericht is op de hoofdfunktie van de bedrijfshuishouding als geheel. Het zijn deze processen die het product doen ontstaan, en waarmee de inkomsten worden verworven. Maar daarnaast is er onderhoud, registrerend werk, controlerend werk, verzorgend werk, huishoudelijk werk, bewaking, er zijn juridische zaken te behandelen, post te behandelen. Een haast onafzienbare variëteit van dienstverlenend werk, ter ondersteuning van andere processen, die zelf ook al indirect productief kunnen zijn. Om de gedachten te bepalen: - marktonderzoek is ondersteunend en bevorderend voor verkoop; - machineonderhoud is ondersteunend voor productie; - administratie is ondersteunend voor alle andere - personele processen zijn ondersteunend en bevorderend voor alle andere Noemen wij de eerste groep die van de direct productieve processen, de tweede is dan die van de indirect productieve. Vroeger sprak men wel van de inproductieve, maar dat heeft men herzien. De praktijk kent ook wel de termen van “primair” en secundair”; niet zo’n gelukkig gekozen woordgebruik. Liever noem ik ze dominant versus faciliterend, of ondersteunend. Merk op dat in de eerste groep - de direct productieve - meer van het bedrijfseigene zit dan in de tweede. Van het indirecte werk is veel uit te besteden zonder dat daarmee het karakter en de identiteit van het bedrijf gemoeid is. En dat gebeurt ook: sinds de jaren 80 is de trend in de richting van uitbesteding (“outsourcing” lijkt chiquer te klinken)) gegaan, en wellicht te ver. Hier en daar kunnen wij in berichten lezen dat het toch wel spijtig is dat er bij bedrijven zoveel deskundigheid vertrokken is. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Het onderscheid direct-indirect loopt door alle drie de procesniveau's heen. Zie het overzichtje hieronder. Bijdrage: direct indirect productief productief beleidsprocessen geen alle ontwikkelende geen alle de dominante de faciliterende Procesniveau: processen uitvoerende processen Wij komen terug op de stelling van het bedrijfseigene, dat in het indirect productieve werk minder aanwezig zou zijn, hetgeen een stimulans is om dat uit te besteden. Hier gaan wij nu zien dat dat in elk geval geldt op het uitvoerend niveau, in geen geval op het beleidsniveau, maar op het ontwikkelend niveau geldt het ten dele. Contractreseach is er een voorbeeld van. Beleidsadvisering van de Mc Kinsey klasse ook, maar dat zou zijn waarde ontlenen aan de kennis van bedrijfstakken die bij dat bureau ver ontwikkeld zou zijn. H2 §5.3 (1.7) / (1.8) Kanttekeningen bij de uitbesteding De schoenen die ik koop dragen een Amerikaanse merknaam. Maar als je ze goed bekijkt, ze moeten tenslotte af en toe gepoetst worden, dan zie je staan "Made in PRC". Peoples Republic of China. Van talloze producten wordt de productie zelf naar zulke landen uitbesteed. Toch is dat werk direct productief. Hoe is dat te rijmen met de stelling van her bedrijfseigene, hierboven? De gebruikelijke motivering is vanwege de kosten, want Chinezen, of Polen, of....enz werken voor wat hier te lande een hongerloon zou zijn. En dat zal wel zo zijn maar er ligt iets fundamentelers achter. Er manifesteert zich een verandering van de functie (of functies, meervoud) van het bedrijf, en dat is een veel wezenlijker, want strategische koerswijziging (H6 §4.3 (2)). De functie verschuift van het produceren naar het ontwerpen, en het verhandelen. De ontwikkelende processen worden dan direct productief. De uitbesteding naar landen als China heeft een - niet zo fraaie - ethische kant. Die komt in het vierde hoofdstuk aan de orde waar het gaat over de ethische grondslag van bedrijfscultuur (H4 §4) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Afspiegeling in de structuur Zoals bij deze gehele typologie, het gaat uitdrukkelijk om processen, om soorten werk, en niet om de organisatiestructuur. Hoewel er natuurlijk wel een samenhang is: er zijn eenheden in de structuur die uitdrukkelijk het direct productieve karakter hebben. In Mintzberg-termen, de “operational core”. En de “service and supportsector” is als zodanig indirect produktief (H3 §7.1). Maar het indirect productieve vinden wij ook binnen de direct productieve afdelingen en de direct productieve posities. Zodra de operator, of de chauffeur, of de verkoper tijd aan opleiding besteden is dat indirect productief, en zo zijn er meer. Het indirect productieve aandeel is groter dan het op het eerste gezicht zou lijken. En dan nog: de grens is niet haarscherp. Als de chauffeur tijd besteedt aan de registraties, zou dat als direct- of als indirect productief werk zijn aan te merken? De onderscheiding heeft nog een andere betekenis. Het is voor elke bedrijfsvoering natuurlijk zaak niet meer van de schaarse middelen aan het indirecte te besteden dan nodig is. Ook niet minder natuurlijk, en dat verliest men, door bezuinigingsnoodzaak gedreven, ook wel eens uit het oog. En zo is altijd in een personeelsbestand de verhouding van de direct productieven tot de indirecten een kengetal voor doelmatigheid. Doelmatigheid van de personele structuur: niet meer indirecten dan nuttig is. Maar ook vanwege het doordringen van het indirecte in de directe uitvoering is de verhouding van tijd tussen deze eveneens zo’n maatstaf. Het is altijd actueel en het manifesteert zich bijvoorbeeld en onder andere in de discussie over het politiewerk: die agenten brengen teveel tijd door op het bureau met papierwerk. Daar heb je het: die verhouding zit niet goed: ze moeten de straat op! Dat is nu te onzent aan de orde, maar het is veel algemener. Peter Pyhrr, in zijn Zero Base Budgeting (ooit een bestseller, dit voorbeeld op pag 40 e.v.) beschrijft een identieke situatie in de staat Georgia, in 1972: teveel aan indirect productieve tijd. Wij komen op deze problematiek terug in de paragraaf over besturen onder condities van schaarste (§10.3). 5.3 (1.8) Over de ontwikkelende processen Omdat dit een grotere sub-paragraaf is, eerst een overzicht van de onderwerpen die hierin aan de orde komen: Over de ontwikkelende processen: (1) Bijzondere processen, tussen beleid en uitvoering (2) Ontwikkeling en innovatie, naastliggende termen en begrippen Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie (3) Oordeelsvorming over de ontwikkelende processen (4) Oordeelsvorming over vernieuwingen als zodanig (1) Bijzondere processen, tussen beleid en uitvoering Het zijn deze processen die de verbinding leggen tussen de beleidskeuzen en de dagelijkse uitvoerende praktijk. Zij zijn een eigen en aparte beschouwing waard. De verbinding loopt in twee richtingen. Ten eerste gaat het om onderzoek,dat ter voorbereiding dient, althans kan dienen voor de beleidskeuzen: marktonderzoek, onderzoek van wat technisch mogelijk is, H2 §5.3 (1.8) en nog veel meer, waaronder ook organisatieonderzoek, waarover hoofdstuk 7 zal gaan. Het ontwikkelende proces voedt het beleidsproces. En dan, ten tweede, als een keuze is tot stand gekomen, en als die niet direct in de praktijk van de uitvoering is op te nemen, maar noodzaakt tot bijzondere actie, op straffe van mislukking, dan is ontwikkelend werk in deze tweede functie benodigd.In beide richtingen is de inbreng dus conditioneel: men kan beleidsbeslissingen a prima vista nemen en de invoering kan eenvoudig genoeg zijn. (2) Ontwikkeling en innovatie, naastliggende termen en begrippen Er is niet aan te ontkomen: de term innovatie is zodanig ingeburgerd dat die haast geworden is tot substituut voor “ontwikkeling”. Niet bevorderlijk voor goed begrip. Er volgen twee voorbeelden, uit het leven gegrepen. Over innovatie “Innovatie ... ” zei mijn gastheer peinzend. “Ja..., ik zie wel waarover ze het hebben, maar ik bedoel daar iets heel anders mee”. Ik wist wel wat hij bedoelde. De documenten die ik hem had toegezonden hadden betrekking op productinnovatie en het proces dat daarbij was te volgen: de fasen van ontwerp, beproeving, etc etc tot het moment van verkoop. Het was vanwege een MBA opleiding, en van daaruit is het vanzelfsprekend om te denken aan nieuwe producten en nieuwe markten. Hij dacht anders, en hij verstond er de vernieuwing onder die in de organisatie tot stand komt, door andere werkwijzen, en vooral door andere opvattingen en andere zienswijzen. Hij was organisatieontwikkelaar en daarin had hij zijn sporen verdiend. Min of meer door toeval was hij in het MBA pogramma terechtgekomen, waar hij zich eigenlijk niet zo erg thuisvoelde. Sommigen beweerden dat de directie het “Prof.Dr.” wel mooi vond; het kwam het aanzien van de opleiding vast wel ten goede. Over innovatie Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie In Amsterdam maakte ik in het midden van de jaren 70 kennis met wat daar algemeen bekend was als “het Innovatieproject”. Innovatie was het wat daar, in het onderwijsadviesinstituut, de klok sloeg. Het betrof de invoering van nieuwe leermethoden in het basis onderwijs, toen nog lager onderwijs geheten. Ontworpen door Dr Co van Calcar, pedagoog. Het zou de mogelijkheid bieden om de achterstand van kinderen in de oude stadswijken te bestrijden, en hoe dan ook de talenten die kinderen met zich brengen te herkennen en te ontwikkelen. Een heel programma van scholing van leerkrachten, en ontwikkeling van nieuw onderwijsmateriaal, en ook van begeleiding van leerkrachten, dat was het innovatieproject. Men noemde het project, maar het was iets blijvends want de toevoer van kinderen met achterstanden op allerlei gebied hield aan. Het zal hierna vanzelf blijken dat die ontwikkelende arbeid meer terreinen omvat dan dat van producten. Ontwikkeling geschiedt in alle zes de deelhuishoudingen (H1 §2.15) en in de interne organisatie, dat ene aspectsysteem dat die deelhuishoudingen verbindt. Het arsenaal van termen is met innovatie en ontwikkeling niet uitgeput. Wij hebben ook nog ontdekkingen en uitvindingen. Die termen behoeven enige aandacht. Innovatie of uitvinding? Het is vanwege de afsluiting van de eeuw dat men op de televisie een overzicht gaf van uitvindingen die in de afgelopen decennia waren gedaan, en die waren geslaagd of mislukt. “Uitvindingen” werden ze genoemd. Daar verschenen onder meer de paperclip, en de V-2000. De collectie geeft aanleiding tot overdenken van het fenomeen van het uitvinden. Er rijst namelijk twijfel: wanneer heeft het zin van een uitvinding te spreken, als je bedenkt dat tegelijk met het V-2000 systeem er nog twee andere werden gelanceerd waarvan er één, de VHS techniek, wereldwijd de technische standaard werd. Uitvinding of productontwikkeling? De commentaren gingen aangaande het V-2000 in de richting van de marketing als voornaamste oorzaak van het mislukken. Niet de techniek als zodanig; die was naar men zegt de beste van de drie. Mogelijk, echter blijkbaar waren toch de technische kenmerken niet zo relevant voor het gebruik. H2 §5.3 (1.8) Liever dan een uitvinding zou ik de V-2000 een productontwerp noemen. De uitvinding ligt om zo te zeggen daarachter; datgene dat het product mogelijk maakt; de technische kennis: technologie in de werkelijke zin van het woord. Het wiel, het vuurmaken, het brons, het glas, het spinnen en weven, sommige van deze zo fundamenteel en zo heilzaam, dat ze een plaats in het mythische denken hebben Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie verkregen: geschonken door de Goden, die op het menselijk bedrijf neerzagen en medelijden kregen. De explosie hoort daar niet bij. En verder: hoe je een apparaat maakt dat vastlegt en reproduceert. Ofwel, hoe je een gasvlam kunt verkrijgen, en die voor allerlei doeleinden kunt gebruiken. Ofwel, hoe je van de wind gebruik kunt maken om er een mechanische beweging mee te verkrijgen, draaiend of heen en weer gaand, om graan te malen, of hout te zagen. Ofwel, hoe je een verticale kracht kunt omzetten in een draaiende en/of heen en weer gaande beweging, en op die manier een uurwerk kunt maken Dat zijn uitvindingen, elk op zich fundamenteel, en zich lenend voor vele vormen van uitvoering. Maar dan de paperclip: een productontwerp, zonder twijfel, maar een uitvinding...? Mogelijk wel: je zou kunnen zeggen dat er tenminste één uitvinding aan vooraf moet zijn gegaan: hoe een dunne stalen draad te maken, die de juiste eigenschappen bezit om hem te kunnen buigen, en dan in die nieuwe positie de nodige veerkracht te bezitten, niet teveel, en niet te weinig, zodat je met een lichte druk van de hand... etc etc. Maar voorheen had geen mens eraan gedacht om dit simpele product te maken, men hechtte bladen papier met een speld aan elkaar. Toch een uitvinding...? En de gloeilamp? Ook niet een uitvinding en een productontwerp tegelijk? Blijkbaar zijn sommige uitvindingen ondenkbaar zonder dat zij aanstonds hun uitdrukking en hun vorm vinden in iets dat practisch bruikbaar is. Maar laten wij terugkeren naar het zeil. Ooit zal iemand hebben ontdekt dat door zoiets als een zeil te gebruiken het vaartuig, een kano zal het wel geweest zijn, ineens moeiteloos vooruit ging. En waarschijnlijk sneller dan ooit met spierkracht mogelijk was. Maar merk opdat hier een ander woord in het betoog opduikt. Het “ontdekken”, gewaar worden dat iets er is dat tot dan toe niet was opgemerkt, hoe dan ook niet bekend was. De persoon die het zeil uitvond, ontdekte iets: de kracht die in de wind was gelegen. Hoewel, ontdekken....? De natuurmens zal in zijn dagelijks leven die kracht wel aan den lijve hebben ondervonden, of aanschouwd als hij in een storm bomen tegen de vlakte zag gaan. Zou dit de gedachte aan het zeil hebben doen ontstaan? Een opeenvolging van ontdekken, uitvinden, ontwerpen. In elk geval duidt het ontdekken op het zien van iets dat tot dan toe blijkbaar bedekt was geweest: het was er altijd al, maar nu zien wij het voor ons, en het moet een gevoel zijn als: waarachtig, is het zo eenvoudig? De uitvinding, zou je zeggen, is dan Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie de gedachte dat die kracht, of die mogelijkheid in de natuur gelegen, te vangen is en beheerst kan worden, tot gerief van allen. Van het fundamentele, naar het practisch toepasbare. Het lijkt zinnig om dat onderscheid van het ontdekken, het uitvinden, en het ontwikkelen van een bruikbaar product, aan te houden en dan eens na te gaan hoe die drie zich verhouden, op de weg van het fundamentele naar het practisch toepasbare. In schemavorm voorgesteld: (volgende pagina) H2 §5.3 (1.8) vanu it h et funda mentele de ontdekkin g na ar he t pra kti sch toe pasb are mo geli jk re chtstre eks de uitvi ndin g mo geli jk re chtstre eks de prod uctontwikke ling Als de in principe normale weg die is van ontdekking van het fundamentele, via het uitvinden van een vorm van toepassing naar ontwikkeling van iets bruikbaars, er zijn ook directe practische toepassingen vanuit de eerste twee. Het vuur, het wiel, het zeil. Niet au serieux genomen. Anderzijds, het is zeer wel mogelijk dat een ontdekking, en een uitvinding, terzijde worden gelegd, als zijnde niet relevant in de situatie waarin zij ontstaan. Wij weten dat al in de Griekse oudheid schetsen zijn ontstaan die zouden hebben kunnen leiden tot gebruik van stoom als kracht. Men vermeldt dat Heroon van Alexandrië ingenieuze constructies had vervaardigd, werkend door waterdruk, en op stoom. Maar zelfs in de verte was de gedachte aan een toepassing in het een of ander productieproces niet aan de orde. Het was puur aardigheid (Dijksterhuis, De mechanisering van het wereldbeeld, p.81). Boorstin (The Discoverers, pag.61) verhaalt van een uurwerk dat in het Chinese keizerrijk geconstrueerd was, uiterst vernuftig, voorzien van allerlei aardige mechanieken zoals ze in latere Westerse uurwerken ook zouden worden ingebouwd en Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie die figuurtjes lieten bewegen, schepen lieten varen etc etc. Het stond opgesteld in het keizerlijk paleis, en het diende tot niet anders dan vermaak (1077 in onze jaartelling, in het tijdperk van de Sung dynastie). De Midden- en Zuidamerikaanse civilisaties gebruikten niet het wiel. Maar bekend was het wel, althans bij sommigen, blijkens vondsten van beeldjes, mogelijk speelgoed, op wieltjes staand. (Irene Nicholson, Mexican and Central American Mythology) Vertrouwen en inspiratie als bron De ontwikkelingsgeschiedenis van het gegoten spiegelglas, bij het Engelse bedrijf Pilkington heeft terecht een zekere algemene bekendheid want het is een fascinerend verhaal. Onontkoombaar komt de idee van serendipiditeit ons voor de geest bij het kennisnemen ervan. Iemand komt op een idee. Zomaar. Doordat zich iets voordoet dat als zodanig nauwelijks enige betekenis heeft. Pilkington is een glasfabrikant, Het was een familiebedrijf en dat is heet wellicht nog, maar dat heeft wellicht het gebeuren gefaciliteerd want de hoofdrolspeler was een familielid. In 1945 werd Alistair Pilkington gedemobiliseerd, en hij trad toe tot het bedrijf van de familie. Nu gaat het verhaal dat hij bij het doen van de afwas (hoeveel Britten zouden dat doen?) zag hoe het afwasmiddel zich spontaan verspreidde over het wateroppervlak, en daarop een glanzende gekleurde film vormde. Tot de afwaskwast daar de klad in bracht natuurlijk. Maar het gaat om die film die zich vormde. Dat was alles: de idee was geboren. Nu het spiegelglas. Het bestond al in de 19e eeuw, maar het was peperduur en dt lag aan het productieproces. Een glasmassa werd uitgewalst zoals thans het staal. Het product doorloopt een lange reeks van walstuigen tot het de gewenste dikte heeft. Het werd toegepast voor winkelruiten, maar dan wel voor chique winkels van het type Bonneterie. Voor alle andere toepassingen werd vensterglas gebruikt, en dat had de eigenschap dat de buitenwereld, als je van ninnen naar buiten keek, er altijd wat gebobbeld uitzag. Zo ook de aanblik in de scheerspiegel, die ik als erfstuk bezit, van de generatie van ca 1880. De gedachte was nu dat als het mogelijk was om vloeibaar glas te gieten op een vloeistof met een hoger soortelijk gewicht, dat zich dan een gladde en strakke plaat zou vormen. Het klinkt simpel en er werd in Schotland een proeffabriek gebouwd waar men onder strikte H2 §5.3 (1.8) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie geheimhouding werkte aan de idee. De fabriek stond onder leiding van Alistair Pilkington voornoemd. Inderdaad, de idee is simpel, maar het kostte twaalf jaren voor men daar het proces inder de knie had. Thans hebben wij de spiegelglazen wanden van kantoorgebouwen, tientallen meters hoog, al dan niet in kleur. Je mag het mooi vinden of het betreuren, het is dank zij Pilkington. (3) Oordeelsvorming over de ontwikkelende processen Vooral in de jaren 70 kwam innovatie in de belangstelling en dat was vanwege de economische omstandigheden. Het bleek dat Nederlandse ondernemingen achterbleven, met hun producten en met de procesinrichting, en dan natuurlijk de uitvoerende processen van productie en distributie. En de actualiteit is niet verminderd, als wij afgaan op berichten over de positie van het Nederlandse bedrijfsleven. Het lijkt relevant te zoeken naar een benadering voor oordeelsvorming over de gesteldheid van het innoveren. En wij hebben het daarmee over de ontwikkelende processen, hoe die functioneren, oftewel hun functie vervullen ten behoeve van de totale bedrijfsprestatie. De hierna volgende uiteenzetting is bedoeld als weg daarheen. In deel II is een aansluitend diagnosticum te vinden, bedoeld om te helpen bij de oordeelsvorming, en als remedie tegen het dogmatische oordelen van wel of niet, goed of slecht. Wij zullen, ook al om niet te ver verwijderd te geraken van het algemeen spraakgebruik, de term innovatie gebruiken, of vernieuwing waar dat beter lijkt te klinken, synoniemen zijn het toch. De beschouwing geldt voor alle huishoudingen, en op alle deelhuishoudingen daarbinnen, en daarmee vanzelf op alle functionele sectoren, die tweede dimensie van de procestypologie Vijf gezichtspunten lijken hier relevant: Ontwikkelende processen Gezichtspunten voor beoordeling 1: Innovatie-afhankelijkheid 2: Innovatie-activiteit 3: Trefzekerheid van innovaties 4: Beheersingsgraad van innoverende actie 5: Innovatieratio Ten eerste: een innovatie-afhankelijkheid. Elke huishouding zal voor zijn voortbestaan in bepaalde mate afhankelijk zijn van vernieuwing. Die zal liggen tussen het bijna niet en cruciaal. Bij weinig of niet: wat te denken van de begrafenisondernemer? Ook al diens werkwijze is heden ten dage anders dan in de tijd van mijn grootouders, en is het materieel is anders? En aan de andere kant van de schaal: de ICT ondernemingen, en de Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie automobielindustrie - wie niet elk jaar met nieuwigheden komt, ook al zijn die meer schijn dan werkelijkheid, vraagt om moeilijkheden. Ten tweede: er zal overal een bepaalde graad van innovatie-activiteit zijn: liggend tussen weinig, met af en toe aandacht en tijd besteed, tot voortdurend en intensief, met besteding van hoge kosten. Zoals op zovele plaatsen moet er hier een optimum zijn. De vele opmerkingen die wij heden ten dage horen (voorjaar 2005) over de innovativiteit van Nederlandse bedrijven duiden mogelijk er op dat wij ons beneden dat optimum bevinden. Ten derde is er een trefzekerheid van de innovatie en het is van belang daar aandacht voor te hebben want lang niet alle innovaties zijn een succes. In de blauwe tekst hieronder verschijnt een overzicht van mislukte pogingen. Merk op dat de tijd van verschijnen een factor van belang is. Mislukkingen De V-2000 techniek voor video recorders was hiervoor al ter sprake, toen er een televisie- reportage verscheen over mislukte uitvindingen - zo noemde men dat. Wij zijn intussen jaren verder en het is nu relevant om daarbij op te merken dat het product videorecorder als zodanig al verouderd is. H2 §5.3 (1.8) Maar eerder waren er al overzichten verschenen met innovaties, die ooit als veelbelovend werden aangeprezen, en die nu al lang van het toneel zijn verdwenen. Wie weet nog wat Volapuk is? Het was een kunstmatige taal, zoals Esperanto er één is, met de. En dat Esperanto heeft wel een zekere verbreiding gevonden, maar thans lijkt het van het toneel verdwenen. En Klavarskribo, een Esperantowoord overigens? Het was een notenschrift, dat uit dezelfde tijd stamt, en ook wel uit dezelfde denkwereld: een notenschrift dat het amateurs gemakkelijker zou maken om een instrument te leren bespelen, in het bijzonder een toetsinstrument, want je kon direct zien welke witte en zwarte toetsen je diende aan te slaan. Verdwenen lijkt het, is het misschien ook. En dan dat nieuwe toetsenbord, een Nederlands ontwerp dat het tempo van het typen drastisch zou verhogen, het werd in het midden van de jaren 60 gedemonstreerd. Gehele lettergrepen waren in één beweging in te toetsen. De idee was prachtig, maar het ontwerp verdween geruisloos. Spectaculair was de constructie waarbij de hefschroef van een helicopter werd aangedreven door miniatuur-straalmotoren, elk aan het uiteinde van een schroefblad. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie In een televisiereportage zag men het werken, en de helicopter werd door onze Prins Bernhard bestuurd. Spectaculair zoals gezegd: de straalmotortjes lieten een lichtspoor na, waardoor het geheel leek op een aureool. Nog één dan: de variomatic, die variabele transmissie in de DAF personenauto, die eind jaren vijftig op de markt verscheen, en die schakelen overbodig maakte werd niet au serieux genomen door het publiek. De DAF heeft het een aantal jaren uitgehouden, werd noodlijdend, en werd overgenomen door Volvo; het ging gewoon niet. “Not all innovations live, not even all the innovations of geniuses” lees ik in een beschouwing over de ontwikkelingen in de toonkunst, een beschouwing uit 1913. Natuurlijk, het verschijnsel is van alle tijden. Ten vierde is er een bepaalde beheersingsgraad van vernieuwende actie: of het gelukt ermee op tijd te zijn, en binnen grenzen te blijven met de kosten. De ontwikkeling van de Van Doorne transmissie leek in beide opzichten geen grenzen te kennen; men bleef doorzoeken naar verbetering. Of al die inspanning vergeefs was is mij niet bekend. Het kan geen kwaad op dit punt aangekomen eens terug te zien naar H1 §4.1 (2), en dan naar de 7e van de reeks van veronderstelde algemeen systemische eigenschappen. Ten vijfde. Als laatste is er het gezichtspunt van het assortiment, en het aandeel daarin van nieuwe producten. In het bedrijfsleven bekend als de innovatieratio, bij mijn weten de enige maatstaf die min of meer algemeen bekend is. In de kunstensector dring men er op aan dat de Nederlandse symfonieorkesten een bepaald deel van hun programma’s samenstellen uit nieuw werk, en dan liefst van Nederlandse herkomst, en dat is zo’n innovatieratio. (4) Oordeelsvorming over vernieuwingen als zodanig Wij zijn er niet met een oordeel over de innovatieprocessen. Alsof de innovaties als zodanig - die nieuwe producten of diensten - er niet toe zouden doen. Het gaat immers steeds om bedrijfsprestaties, in het zesde hoofdstuk te definieren (H6 §3), en het innovatieproces is daaraan toeleverend. De vraag is in welke mate wij een bedrijfsprestatie hoger moeten waarderen vanege de innovaties die men ons aanbiedt. Hier lijken vier gezichtspunten relevant. Alle vier vragen ze om een inschatting van het in welke mate, maar merk op dat de vier al zijn geplaatst in een volgorde die een afnemend waardeoordeel suggegeert: Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie H2 §5.3 (1.8) Vernieuwingen Gezichtspunten voor beoordeling: 1: Bijdrage aan oplossing maatschappelijk vraagstuk 2: Bijdrage aan kwaliteit van bestaan en samenleving 3: Bijdrage aan hogere economiteit 4: Bijdrage aan grotere variëteit Ten eerste: de mate waarin de innovatie bijdraagt aan de oplossing van een maatschappelijk vraagstuk: van volksgezondheid, van overbevolking, voedselvoorziening, van duurzaamheid in plaats van roofbouw, van vrede en veiligheid Ten tweede: de mate waarin de innovatie bijdraagt tot de kwaliteit van het bestaan en van de samenleving; dat is anders dan het voorgaande; is dat gericht op het opheffen van euvelen, van plagen, dus in feite negatief geindiceerd, hier gaat het om die vernieuwing die beschaving kan brengen of bevorderen: innovatie leidend tot beter onderwijs, tot verfijning van een leefpatroon, tot verbreiding van kunsten, tot spiritualiteit. Merk op dat in de reeks van mislukte innovaties er verscheidene zijn die je hier zou kunnen plaatsen Ten derde: de mate waarin de innovatie leidt tot hogere economiteit: tot productie van datgene dat mensen nodig hebben tegen lagere opofferingen (niet gelijk aan lagere kosten; dat zou het wel moeten zijn maar de calculatiemethoden zijn niet ondubbelzinnig; lenen zich tot verkeerd gebruik) Ten vierde: de mate waarin de innovatie leidt tot grotere varieteit; zodat er meer soorten verschijnen van wat in feite dezelfde functie vervult; de onoverzienbaar grote assortimenten van wat er heden ten dage wordt aangeboden zijn een goede illustratie. Bij de vierde komen wij in wat bedenkelijk vaarwater; zijn het niet deze innovaties die toch niet zoveel meer doen dan het prikkelen van consumptie, en daarmee de eerste drie of vier van de maatschappelijke psychosen (H5 §7) deden ontstaan en thans instandhouden, mogelijk versterken? Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Merk ook op dat het de eerste categorie is waar wij naar zullen uitkijken. De laatste niet; die wordt aan ons opgedrongen: de nu-nog-bruiner hersenspoeling noemde een journalist dit ooit. Zijn de meeste productinnovaties niet schijnvernieuwingen? De industrie moet zich in toenemend vreemde bochten wringen om iets te bedenken dat nieuw lijkt, waar het critische punt van afnemend grensnut allang gepasseerd is. Wij komen bij een volgende gezichtspunt. De economische kant: het afnemend grensnut Maar, bij het vormen van een oordeel moeten wij nog naar een andere dimensie zien. Is de eerste die van het algemeen-maatschappelijke, het puur economische zou zich als volgt kunnen manifesteren. Wij kunnen hier denken in termen van een schaal, waarop posities zijn aan te geven. Posities van afnemende oorspronkelijkheid zijn het en daarmee van afnemende waarde, tot er niet veel wezenlijks overblijft: Positie 1: de innovatie is oorspronkelijk; voorziet op unieke wijze in een gekende behoefte of in een behoefte die direct onder het oppervlak van het manifeste ligt; de olielamp, de telefoon, de radio. Positie 2: de innovatie appelleert aan een bekende behoefte, waarin wel reeds wordt voorzien, maar niet volledig, of alleen tegen hoge kosten. Gegoten spiegelglas, de televisie Positie 3: de innovatie vergroot de toegankelijkheid van datgene dat er al is; de boekdrukkunst, later de reproductietechniek, het internet Positie 4: de innovatie brengt verfijning aan, op zijn hoogst leidend tot verschuiving, mogelijk ten koste van andere eigenschappen en kenmerken (H1 §5.1 (2)), de kleurentelevisie, de electronica in mijn automobiel, die overigens ook nogaleens voor verwarring zorgt. Positie 5: de innovatie geeft slechts in schijn vernieuwing, waarmee wij ook langs deze weg het gebied van het afnemend, mogelijk verdwijnend grensnut hebben betreden. H2 §5.3 (1.8) Tijdstip en wegen van innovatie Naar het schijnt is de zigzagnaaimachine een voorbeeld van een innovatie de geleid heeft tot de ondergang van het bedrijf waaruit hij voortkwam. Een prima product, vallend in de tweede categorie hierboven, heden ten dage gemeengoed, maar gebruikers waren er toen blijkbaar nog niet aan toe. Mogelijk zit hierin een algemeen kenmerk van technische en economische vooruitgang. Ik bedoel het kenmerk dat een nieuwe techniek, in principe beter en met betere mogelijkheden dan de tot dan toe gebruikelijke, zich toch in de praktijk met die moet meten. De oude en de nieuwe bestaan een tijdlang naast elkaar en door concurrentie gedreven slaagt men erin deze nog te verbeteren. De oude techniek heeft voorlopig nog het voordeel van de geloofwaardigheid. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie De stoommachine was in het midden van de 19e eeuw wel gevorderd tot een zeker niveau van betrouwbaarheid en kracht, en overal voeren stoomschepen op de zeeën. Toch moet de werkelijke bloei van het zeilschip dan nog beginnen, en in de jaren 1860-1880 bereikte dit het het toppunt van zijn kunnen, in snelheid, betrouwbaarheid en, in onze ogen, ook in schoonheid. Tegelijk nam de kwaliteit van stoom natuurlijk toe en uiteindelijk was het wel duidelijk wie het pleit zou winnen. Wie kan zeilen zonder wind? Juist! Mogelijk keert het tij en is in de volgende eeuw de vraag wie kan varen zonder olie? Op zijn beurt werd de stoommachine nog steeds geperfectionneerd toen de dieselmotor tot wasdom begon te komen. De bouwkunst van de pre-Columbiaanse civilisatie in Peru verbaast door de weergaloze perfectie waarmee men daar steen moet hebben kunnen bewerken. Zonder mortel, door het in elkaar passen van de vormen, zelfs zo dat men tussen de voegen geen mes kan steken, ontstonden gebouwen die tegen aardbevingen bestand zijn. Wat hier fascineert is dat ooit de steentechniek is vervangen door de metaaltechniek, maar dat de keuze blijkbaar ook kan zijn die steentechniek nog verder te ontwikkelen omdat die nog mogelijkheden tot vervolmaking inhoudt. Op de ene plaats is men overgestapt op het brons, elders heeft men de overstap pas later gemaakt. Het moet een keuze geweest zijn: de metallurgie was ook in de culturen van Zuidamerika lang niet onderontwikkeld. Innovatie versus conservatisme Over conservatisme wordt verkeerd gedacht als zijnde tegen verandering en vernieuwing, ofwel als equivalent voor behoudzucht. Het wezenlijke van conservatisme is echter een consequente critische scheiding tussen waardevol en niet, of minder want ook hier is het altijd een kwestie van meer of minder. Onder die conditie is conservatisme het omarmen van die vernieuwing die iets aan waarde toevoegt. En wel aan beschaving en kwaliteit van het leven en dat kan vooral het geval zijn bij productinnovatie. De waardetoevoeging kan evengoed liggen in verbetering van bedrijfsprocessen, leidend tot efficiënter werken. Preoccupatie met innovatie Als mogelijke verklaring van het voortdurend aandringen op innovatie, zozeer dat dit gaat lijken een algemeen geldende doelstelling te worden. Wij kunnen spreken over een innovatiedogma als zijnde een leerstuk van de management catechismus. De pressie tot innovatie lijkt blind voor een objectief-nuchtere beoordeling ervan,verwant met de eveneens heersende preoccupatie met authenticiteit en originaliteit. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Spengler, (pag.261) heeft het over de westerse cultuur als zijnde Faustisch. Hoofdkenmerk is het zoeken naar vernieuwing, als drift. Dynamik der Geburt immer neurer Typen. Prima, al die nieuwe typen, zolang ze iets wezenlijks aan verbetering bijdragen. Het hoofdstuk waarin de paragraaf over deze bedrijfsprocessen voorkomt, geeft gezichtspunten ter beoordeling. Hopelijk is het ontnuchterend. Het is voorts het opmerken waard dat gelijke preoccupatie het organiserend handelen treft. Zie notitie 8-5 bij het hoofdstuk over veranderingsvraagstukken. Zie ook de bespreking van conservatisme (H8 §6 (4.2), waarin bedachtszaamheid met betrekking tot veranderingen het hoofdthema is. Wat daar staat moge gelden voor alle innovatie. H2 §5.3 (1.9) 5.3 (1.9) ) Organisatievormen voor ontwikkelende processen: projecten en programma’s Ook deze subparagraaf is van grotere omvang, want het zijn elf onderwerpen, en daarom lijkt het dienstig om eerst daarvan een overzicht te geven. Organisatievormen voor ontwikkelende processen: projecten en programma’s De deelparagraaf omvat de volgende onderwerpen: (1) Projecten, algemene kenmerken (2) Verscheidenheid van projecttypen (3) De procesinrichting: fasering en segmentering (4) De procesbesturing, vijf dimensies (5) Verbinding van inrichting en besturing in het basisdocument. (6) De beheersing van de factor tijd en tempo; netwerkplanning (7) Onzekerheden en behandeling daarvan (8) Volgorde van activiteiten: wat kan tegelijk, en wat moet volgtijdelijk (9) De strokenmethode. (10) Programma, verwant met project (11) Het Program Budgeting (1) Projecten, algemene kenmerken Wij komen nu te spreken over projecten, zijnde een soort bedrijfsproces met specifieke kenmerken. Niet iets dat principieel anders is dan welk ander bedrijfsproces dan ook, maar wel verschilt het gradueel, en dat kan vergaand zijn. Laten wij eerst eens die kenmerken bezien: - het gaat om een éénmalig gebeuren Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie - elk project heeft daarmee wel iets unieks - een project kent een begintijdstip en is aan een einddatum gebonden - een project doorloopt altijd een aantal fasen, en elk van deze keert niet meer terug vanwege de eenmaligheid van het geheel - een project zal veelal op kleine schaal beginnen, kan daarma in omvang en samengesteldheid toenemen, en daarna weer afnemen - een project omvat in principe de gehele levenscyclus van het product: vanaf de idee, via de fasen van het ontwerpen, tot het maken, en dan het gebruiken en uiteindelijk het opruimen. In definitie, volgens het standaardpatroon: Een project is een bedrijfsproces Dienend tot verwezenlijking van een enkel en specifiek doel Bestaand uit activiteiten, geordend in fasen, en mogelijk in segmenten Werkend door voortdurend volgtijdelijke aanpassing van de organisatie op de voortgang van het werk Met bijzondere kenmerken van tijdelijkheid, eenmaligheid en uniciteit Ter relativering: Over het éénmalig-unieke: het project is daarmee wat men voorheen stukproductie noemde: het enkele schip, het bijzondere gebouw, of de verbouwing, en zo zijn er vele. Hierna volgt een overzicht om de gedachten te bepalen, maar eerst die relativering. Zeker, het project van de HSL is uniek, de Deltawerken waren dat, en de Opera van Sydney was het. “Onze projecten H2 §5.3 (1.9) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie hebben de neiging allemaal verschillend te zijn” zei ooit een projectingenieur tegen mij, toen wij het over dit onderwerp hadden. Hij ontwierp booreilanden, en hij had er een aantal van op zijn naam staan. En hij had ongetwijfeld gelijk, gezien het terrein van actie. Maar de aannemer die zijn zoveelste standaardwoning bouwt, of zijn zoveelste dakkapel plaatst, of de ontwerper die ... etc etc. In al die situaties die wel telkens anders zijn zal zich toch een herhaling voordoen, en er kan zich een routine gaan vormen, hetgeen ook zijn gevaarlijke kant kan hebben. Maar het moge blijken dat er tussen het wel- en het niet projectmatige geen scherpe grens valt te trekken. Wel is er een grenszone: en dat is het terrein dat men wel aanduidt als een programma. Bij Fokker had men het destijds over het F-70 programma: al die activiteiten die toen ter tijde begonnen met het ontwerpen, en die eigenlijk in die fase zijn blijven steken want toen was het met Fokker gedaan, maar die daarna n malen de verkoop en de productie hadden moeten omvatten, en daarna het onderhoud: alles wat met dat ene vliegtuigtype samenhing. Een programma noemde men het, maar er zijn anderen die in dit geval zouden spreken van een strategisch project, het blijft een kwestie van naamgeving. En omdat het hier een grenszone betreft, zou je eigenijk ook niet meer van echte stukproductie mogen spreken, hoewel elk exemplaar zijn eigen kenmerken zal hebben, zoals het met schepen het geval is, hoewel ook weer niet altijd. Grijze zone .... En zo zijn er bij elk van de kenmerken wel kanttekeningen te plaatsen. Welk product doorloopt niet een aantal fasen? Of dient niet op tijd gereed te zijn? De verschillen zijn gradueel. (2) Verscheidenheid van projecttypen. Er is een haast oneindige verscheidenheid in de handelingen die zich als projecten kunnen voordoen, en het enige overeenkomstige is dan juist in die organisatie gelegen. Om de gedachten te bepalen, en in een ordening vanuit drie gezichtspunten: (1) die van het resultaat, dat blijvend kan zijn maar dat zelf ook na beeindiging van het project kan verdwijnen, (2) die van het karakter: het materiele of het immateriele, en (3) die van de financiële bron. Zie het volgende overzicht: Projecten: Materieel Immaterieel Bestemming en bronnen Blijvend Bouw van een Contract- resultaat fabriek research Eénmalig Tentoonstelling Filmproductie De markt De markt Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Blijvend Wegenbouw Onderwijs- Uit andere ontwikkeling middelen Het Apollo- Het Holland Uit andere project Festival resultaat Eénmalig middelen Ook het immateriële kan blijvend resultaat opleveren: de research zal naderhand producten moeten opleveren, of productietechnieken, en het materiële kan eenmalig zijn als men de stand in de tentoonstelling weer afbreekt. Merk wel op dat hier het eenmalige gedacht is vanuit de positie van de standbouwer die er zijn brood mee verdient. (3) De procesinrichting: fasering en segmentering Wie de verantwoordelijkheid draagt voor een project van enige omvang heeft twee hulpmiddelen ter beschikking: de fasering en de segmentering. Eerst de fasering. Er zijn uiteraard verschillende modellen die in het algemeen toepasbaar zijn, maar die komen in grote lijnen wel alle overeen: het begint globaal en het eindigt precies, het begint met oriëntering, en het eindigt met overdracht. In het begin liggen alle mogelijkheden open, en zijn er veel onzekerheden, op het eind is alles zeker, maar valt er niets meer te beheersen. H2 §5.3 (1.9) zekerhei d mo geli jkh eden en onzekerhe id be gin ei nd Het is vanwege die mogelijkheid tot beheersen dat men de fasering zo moet zien te kiezen dat er over elke fase op zinnige wijze te beslissen valt. “Besliseenheden” heeft men de fasen wel genoemd. Een min of meer algemeen patroon van fasering is de volgende: De oriëntering, met globale schattingen over uitvoerbaarheid, aantrekkelijkheid, e.d. De fase van de definitie: in functionele zin: wat het project zal moeten doen, aan nuttig effect teweegbrengen. De ontwikkeling: het eigenlijke ontwerpen, mensen werven, uitvoeren, bouwen, repeteren, testen. Het gebruik, ofwel de exploitatie, als het project in engere zin al is voltooid, en als het project iets blijvends oplevert, en ook indien men dit nog tot het project wenst te Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie rekenen. Dat hoeft niet per se, want wat de bouw of de constructie opgeleverd heeft, kan in de normale lopende exploitatie worden opgenomen. De sloop als eindpunt. Zoals gezegd zijn er meer van die indelingen die alle de suggestie bezitten van algemene geldigheid en toepasbaarheid. Voor de goede orde volgen er een paar en het kan de moeite waard zijn die eens critisch te bezien. Uit een cursus over projectmanagement: zes fasen, te weten een voorfase, die dient te leiden tot een uitgangspositie, opdat voorwaarden voor een goede verdere uitwerking aanwezig zijn. Dan volgt een onderzoeksfase die tot overeenstemming dient te leiden, zodat het project in algemene zin is te definiëren: naar zijn doelstellingen, en globaal naar zijn kosten, en zijn uitvoerbaarheid, technisch, cultureel, politiek misschien. Als derde een definitiefase waarin een projectplan definitief vastgesteld wordt. Als vierde een ontwerpfase, ter vaststelling van technische specificaties: hoe het zal werken, als het project voltooid is. Als vijfde een voorbereidingsfase waarin men de activiteiten in het project in plan brengt, naar volgorde en naar plaats in een projectorganisatie De zesde en laatste zou dan zijn de realisatiefase, maar mogelijk volgt er een nazorgfase. Is het niet opvallend dat de uitvoering zelf maar een bescheiden aandeel in het geheel lijkt te hebben? Een artikel over de invoering van fabrieksautomatisering geeft vijf fasen, de eerste drie op papier: Ten eerste een verkenning, met de bestaande situatie als uitgangspunt, en dan een zoeken naar doelstellingen die met de automatisering moeten zijn te bereiken. Mogelijk leert de verkenning dat dat niet het geval is, of dat ze ook met de bestaande capaciteit zijn te bereiken. Als tweede fase een pré-ontwerp, dat te richten is op mogelijke oplossingen, en naar de uitvoerbaarheid daarvan, ook naar de betaalbaarheid, en naar organisatorische condities: de komende projectorganisatie, en voorzieningen om uitvoerenden en leidinggevenden erbij te betrekken, in werkgroepen, en in procedures daartoe. Dan een ontwerpfase als derde: orientatie op wat er te koop is, aan technische systemen, en hoe die in de bestaande organisatie zouden passen, maar waarschijnlijk zal er daarin wel verandering nodig zijn, sommige banen zullen moeten verdwijnen, en nieuwe komen er voor in de plaats. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie H2 §5.3 (1.9) In de vierde fase “Test of pré-tryout”, begint het werkelijkheid te worden: apparatuur en software gekocht, wijzigingen in de organisatie ingevoerd, opleidingen begonnen, mensen overgeplaatst. Het staat er zo gemakkelijk, maar men rekene er op dat het tegenvalt. Mogelijk conflicten oproept, want dit is organisatieverandering (H8). De vijfde fase is die van de Implementatie, en hierin moet het systeem volledig in werking worden gesteld, wel met uitdrukkelijke voorzieningen voor waarneming, en beoordeling, en terugkoppeling, om datgene bij te stellen dat niet goed loopt. (Productie automatisering, werktuigbouwkunde, 1986, Pasmooij en Prakke). Merk op dat hier en daar het vraagstuk van organisatie-verandering ten tonele verschijnt. Dan een fasering van een project op het terrein van de Ruimtelijke Ordening: een Gemeentelijk uitbreidingsplan. Er komen 24 activiteiten in voor, die men in vier fasen heeft ingedeeld die niet van namen zijn voorzien, maar de geleidelijke, stapsgewijze verwezenlijking van een beleidsvoornemen is er goed in te herkennen. merk op dat het eindigt bij “Bouw”, en het zal duidelijk zijn dat dit weer een aantal projecten omvat. Ik neem de oorspronkelijke indeling en benamingen over, en die luiden in telegramstijl, men vulle zelf aan met werkwoorden waar die ontbreken: In de eerste fase: Bepaling projectplan Globaal projectplan Globaal onderzoek Globaal exploitatie- en financieringsplan (Exploitatie is in dit geval het verkopen van bouwrijp gemaakte grondkavels, en de opbrengst dient alle kosten van de gemeente te dekken.) In een tweede fase: Voorbereiding grondverwerving Fasering - planning Financieringsplan Globaal programma van eisen Programma van infrastructurele werken Globale vormgeving Vaststelling voorlopig plan van investering en exploitatie In een derdefase: Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Grondverwerving Uitwerken stedebouwkundig plan Definitief programma van eisen Voorlopig ontwerp gebouwen Plan infrastructurele werken Keuze gegadigden Vaststellen bouwplannen. En in de vierde fase: Bouwrijp maken Definitief ontwerp Bouwplanning Detaillering en bestekken Bouw (Berenschot, jaren 70) (4) De procesbesturing, vijf dimensies Hier is de min of meer gebruikelijke zienswijze dat aan elk project vijf aspecten of dimensies zijn te onderscheiden, die elk vragen om besturing. Het zijn de volgende: Ten eerste is er de dimensie van tijd en tempo: is immers niet één van de algemene kenmerken van een project dat het het gebonden is aan een datum van voltooiing? Bij projecten van enige omvang wordt dit door sancties bevestigd: er geldt een boetebeding voor late oplevering. H2 §5.3 (1.9) Ten tweede is er de financiële kant van het project. De gebruikelijke literatuur is hier wat slordig, want er is een onderscheid te maken naar het puur financiële en het (bedrijfs) economische en eigenlijk zou men die twee apart moeten opvoeren. Als het gaat om het financiële, dan is het verstandig om voor een project van enige omvang een eigen financiële huishouding in te richten, met te onderscheiden in- en uitgaande geldstromen, dus met een liquiditeitsvraagstuk. In het economische is er de kosten-batenverhouding. En aangaande de kosten komen wij toch de tijd weer tegen, maar hier als eenheden, dus man-uren of man-dagen, die aan het project worden besteed. Ook kosten die zich manifesteren als uitgaven. Kosten dus, te beheersen, door ze te toetsen aan een budget, en aan de baten, zo die er zijn, want dat is niet bij alle projecten het geval. En voor de start van een project, alweer als dat zinnig is gezien de omvang ervan, zullen investerings-calculaties van de bekende soort moeten verschijnen, als het tenminste een gewoon investeringsproject in de ondernemingssituatie is, anders is het een budgettaire beslissing en die vereist een andere vorm van kosten-batenanalyse. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Ten derde: de kwaliteit, de vraag inhoudend of het project voldoet aan wat eerder als eisen werd opgesteld Ten vierde: de informatievoorziening, binnen het project en over het project, over alle aspecten, en over de voorgang daarvan door de fasen van het project heen. Ten vijfde: de organisatie, want er zal toch iemand verantwoordelijk zijn en de bevoegdheid hebben om beslissingen te nemen, het werk zal moeten worden toegewezen. Daar ontstaan organisatievormen als projectgroepen, en stuurgroepen, en posities als projectleider of projectmanager. Daarover gaat een paragraaf in het derde hoofdstuk. (5) Verbinding van inrichting en besturing in het basisdocument. Basisdocument is een wat onhandige vertaling van base-line document, want het woord basis bevat de suggestie van het statische vertrekpunt, en dat is het niet. In het line ligt juist het bewegende besloten, analoog met de koerslijn in de navigatie. Het is een rode draad, die gedurende de gehele looptijd van het project houvast dient te verschaffen, en dat zal uit de beschrijving ervan voldoende blijken. “Beslisdocument” heb ik het ook wel horen noemen, en daar zit veel in , zoals men de fasen van een project ook wel aanduidde als besliseenheden. Een vertrekpunt is er hoe dan ook, en inderdaad is het document daarvan de beschrijving. Over de indeling van een basisdocument. Wat lijkt praktischer en wat kan het meer betekenis geven dan het in te richten rondom die vijf dimensies van besturing die hierboven werden aangegeven? Die zullen dan als hoofdstukken verschijnen, maar het is verstandig ze te laten voorafgaan door een hoofdstuk “Algemeen”, waarin men het project als zodanig beschrijft, naar zijn doelstellingen, en dat is naar de effecten die men ermee wenst op te roepen. Dat is ook de wezenlijke of eigenlijke grondslag voor beoordeling van het project. Het is een kwestie van specificeren hoe die beoordeling dan tot stand zal mogen komen: specificatie van gezichtspunten, aanwijzing, waar mogelijk ook van maatstaven en criteria ofwel critische waarden op elk van de maatstaven. Let op dat “waar mogelijk”: het hangt maar van het soort project af in welke mate de effecten meetbaar zijn en zich lenen voor ondubbelzinnige oordelen. Niets bijzonders overigens: het zijn niet anders dan de grondslagen die wij hoe dan ook dienen te gebruiken, voor welke bedrijfsprestatie dan ook. Wat in de hoofdstukken daarna aan de orde komt, is techniek en organisatie. En het is verstandig om er een paragraaf over documentatie in op te nemen, waarin te allen tijde Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie te zien is welke documenten voor het project van waarde zijn. Dat zijn natuurlijk de basisdocumenten zelf, maar ook de correspondentie, de contracten, artikelen uit de vakpers, het doet er niet toe, als het maar relevant is. H2 §5.3 (1.9) Een hoofdstuk “Tijd”, met daarin de planning, op één of andere wijze, zie daarvoor hieronder, het gedachte tijdsverloop, en naargelang de voorschrijding van de tijd hoe het in werkelijkheid gaat. Een hoofdstuk ”Kwaliteit”, waarin op te nemen alle technische specificaties waarop de uitvoering van het project te richten is, en aangezien het technische eigenschappen betreft zal men hierin ook datgene moeten aantreffen dat objectief meetbaar is, met verwijzingen naar bouwtekeningen, en constructietekeningen, aangezien wij daarop moeten steunen bij de besturing van de projectactiviteit. Een hoofdstuk “Geld” , of “Financiën”, met een budget, en een rapportering over de werkelijke voorschrijding van de bestedingen. Een hoofdstuk “Informatie”, waarin de regeling van de informatievoorziening. Een hoofdstuk “Organisatie”, met de toewijzing en verdeling van bevoegdheden en van het werk, en alle veranderingen die daarin tijdens de uitvoering zullen komen, en dat is wat in het derde hoofdstuk, over structuurvraagstukken zijn plaats krijgt (H3 §10.5). Het bijzondere van elk project is dan gelegen in de segmentering, zo die zich voordoet, en op welke wijze de project organisatie deze zal volgen, met in principe een nieuwe verantwoordelijkheid, en een nieuwe werkgroep voor elk deelproject dat ontstaat. Hier, in het hoofdstuk over over procesvraagstukken, is vooral de fasering (zie hierboven, bij (3) relevant, dus moet het basisdocument ons doen weten welke fasen wij in dit specifieke project zullen onderscheiden, waar de begin- en eindpunten ervan zullen liggen, niet zozeer in tijd, hoewel dat wel kan, maar vooral in de mate van voltooiing. En fasering houdt ook in dat wij ruimte reserveren voor pauzen, tussen elke twee fasen in. Waarom die pauzen? Om te overzien hoe het tot dan toe gegaan is, en of wij inderdaad wel er toe kunnen besluiten de voorgaande fase af te sluiten, want misschien zijn er nog zaken af te werken. En om te beslissen over de volgende: of er in de structuur valt te wijzigen, of het budget nog voldoet, etc etc. Alle zaken die relevant zijn: het projectbureau bereidt voor, de projectleider regelt, zit de vergaderingen voor. Het kan een week duren, mogelijk een paar weken, maar het kan evengoed een kwestie zijn van een paar uren. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Het basisdocument als beslisdocument. De functie van base-line document, meelopend met de gehele duur van het project, zal nu hierin tot uiting komen dat het telkens wordt vernieuwd, en het zal in omvang toenemen, beginnend met zes pagina’s, voor elk hoofdstuk één, tot tientallen, en in veelvoud, samenhangend met de segmentering: elk segment doet zijn eigen basisdocument ontstaan. Op zijn minst aan het eind van elke fase, en dan tevens ten behoeve van de volgende. In de kop van het document vermelde men met een vaste indeling op welke fase het betrekking heeft, en wat de status ervan is: concept, verslag, vastgesteld plan. Het vereist flinke discipline, maar de voordelen zijn evident: op elk moment kan men van elk aspect en van elk deel complete informatie opvragen. Zo althans is het ideaalbeeld. (6) De beheersing van de factor tijd en tempo; netwerkplanning Dit is het terrein van de netwerkplanning, een techniek die deel uitmaakt van de Program Evaluation and Review Technique, oftewel PERT, van Amerikaanse herkomst. Men lette op de naam: er staat “program” en niet “project”, een zoveelste aanwijzing voor een wat los zittende terminologie, en dat is hier ook niet erg want wij weten waarover wij het hebben. Misschien is het die herkomst, Amerikaans, maar vooral uit het militaire bedrijf, waar men in de koude oorlog het Polaris programma - programma! - uitvoerde, en Polaris was een raketsysteem. En voorts heet het “technique”: en dat is bij mijn weten uitzonderlijk, maar juist is het wel. Nu naar die techniek. Die heeft het voordeel dat alles wat er in een project gebeurt, alle activiteiten, grafsich zijn te ordenen, zodanig dat de opeenvolging zichtbaar wordt, en de punten waarop reeksen van activiteiten samenkomen, of zich juist splitsen. Maar men bedenke dat zo’n overzicht al gauw onoverzichtelijk wordt als het aantal activtiteiten in de tientallen gaat lopen, en bij grote en gecompliceerde projecten zijn er honderden, zo niet duizenden. Het is zoals H2 §5.3 (1.9) gezegd een techniek, in principe eenvoudig, hetgeen hierna zal blijken, en als dan de moeilijkheid ligt in de consequentie en in de masssa, dan hoeft het niet te verwonderen dat er al in een vroeg stadium computerprogramma’s voor geconstrueerd zijn. Wil men dan toch in één oogopslag een overzicht hebben, dan is het een kwestie van samenvatten tot hoofdgroepen, die dan op dezelfde manier zijn te ordenen. Kan een voorbeeld verduidelijken? Hier is er één, wat afwijkend van het gebruikelijke soort, want op cursussen netwerkplanning laat men U meestal oefenen met huishoudelijke handelingen als het zetten van thee of koffie. Beter zou zijn het Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie bereiden van een complete maaltijd, met de complicatie dat verschillende gerechten, elk met hun eigen serie bewerkingen, gelijktijdig gereed moeten zijn. Wie ervaring in de keuken heeft zal dit herkennen. Laat ons zien wat er gebeuren moet bij een miniatuur-bouwproject. Het gaat dan om de bouw van een eenvoudig scheepsmodel, dat wij dan ook nog niet eens in zijn geheel behoeven te volgen; vijf of zes stappen zijn voldoende. De volgende bewerkingen dan: ze verschijnen in een tabel, waarin aan de rechterkant te zien is hoe de bewerkingen op elkaar kunnen volgen, of tegelijk zijn uit te voeren. Alleen de eerste bewerking behoeft toelichting. In de tabel staat kortheidshalve “Spantenraam maken”. Een spantenraam is om zo te zeggen het geraamte van de scheepsromp, en dat bestaat uit een kielbalk + boegbalk + hekbalk, in dit geval uit een stuk gezaagd, voorts vijf spanten en een spiegel, die de achterzijde van de romp afsluit. Het is een model van een open sloep, van het eeuwenoude type. Het is in feite een hele reeks van bewerkingen: zagen, bijwerken om ze passend te maken, schuren, en boren. Ik vermeld die hier als één geheel, en het is in de schematechniek stellig aan te bevelen om dat ook zo te doen. Als in een reeks van bewerkingen geen knooppunten liggen, er dus binnen de reeks geen andere reeks op aansluit, en als er ook geen afsplitsing van een nieuwe reeks in voorkomt, dan stelle men de reeks voor alsof het één activiteit was.Het beginsel van de selectieve detaillering maakt het immers mogelijk om die groep in een apart schema te tonen. (volgende pagina) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie H2 §5.3 (1.9) Bewerking Samenhang 1: Een spantenraam maken Moet voor alle andere 2: Het spantenraam wordt geschilderd; Liefst na 3, want de vlonders en de bankjes twee lagen grondverf en een laag grijze moeten goed passend worden gemaakt, en glanslak. tijdens het schilderen is dat lastig, hoewel niet onoverkomelijk 3: In de romp komen twee vlonders te Voor 2: ruw zagen, lijmen, dan afwerken tot liggen, en er komen twee vaste bankjes, die ze beide passen, door telkens in het ik apart maak, en die worden blank gelakt spantenraam de vorm met schrapjes aan te geven. Zolang de huid nog niet aangebracht is, kan ik overal gemakkelijk bij. 4: De bankjes worden geplaatst Met lijm vastgezet, voor en achter in de romp 5: De huid wordt aangebracht op het Kan na 2, maar moet voor 6 spantenraam, in drie lagen van reepjes fineer, over elkaar gelijmd, in verschillende richtingen, zoals lagen multiplex, hetgeen een sterke en waterdichte romp doet ontstaan. 6: De vlonders worden geplaatst Kan pas na 5; overigens niet vastgezet, moeten zijn weg te nemen Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie 7: Daarna volgen verdere bewerkingen Afwerken van de romp, schilderen e.d. Nu in schema gebracht, eerst op de manier die vanuit eerdere processchema’s vertrouwd zal aandoen: 2: Span tenra am schild eren 1: Span tenra am m ake n 5: Hui d aa nbren gen 3: Vlond ers en b ankjes, ma ken , la kken 6: Vlo nders p laatsen 4: Bankjes plaa tsen En dit alleen kan al helpen bij het doordenken van wat eerst, en wat later moet gebeuren, wat tegelijk kan, hetgeen in zo’n simpel geval als dit toch wel duidelijk is maar wat toch al gauw de ergernis kan voorkomen dat je merkt dat je iets toch beter eerst had kunnen doen, bijvoorbeeld omdat je er nu niet goed meer bij kunt. Overigens zal wel duidelijk zijn dat dit gewoon de schematechniek is van de procesanalyse. Dat verandert, zij het niet principieel, als wij meer gegevens gaan toevoegen. Maar eerst een andere techniek, en wel een die eerder algemeen gebruikelijk was en die thans ook nog wordt toegepast. H2 §5.3 (1.9) Dan ziet het zelfde projectje er als volgt uit: 2: Spantenraa m sch ilde ren 1: Spantenraam maken 3: Bankjes en vl onde rs 5 : Huid aan breng en 4: Bankjes pl aats en d 6: Vlon ders p laatsen Zo kan het ook: de activiteiten zijn met pijlen aangegeven, en elk punt van begin of eind van een activiteit, waar ook vaak de stroom zich splitst, of waar stromen Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie samenkomen, heet knooppunt. “On the arrow” heet de techniek. Zo zal het wel begonnen zijn, in de begintijd van de netwerkplanning. Het zal wel voor zichzelf spreken, maar let eens op de twee activiteiten die voltooid moeten zijn voordat nr 6, het plaatsen van de vlonders, kan geschieden. Dat zijn nr 3, waarin die vlonders worden gereedgemaakt, en nr 5, het aanbrengen van de huid. Zie nu hoe het nodig is nummers 3 en 6 met een loze pijl te verbinden. Het d staat voor dummy. De on the arrow techniek heeft zijn nadelen. Wij laten hem verder rusten en wij gaan thans het cruciale gegeven invoeren van de doorlooptijd. Bewerkingstijden en doorlooptijd van het geheel, de precedence methode Weer terug dus naar de eerste techniek, waarin wij elke activiteit voorstellen in een rechthoekje, en dan deze verbinden met pijlen. “On the node” heet in het algemeen deze methode, en de uitvoeringsvorm die hierna zal volgen heet de precedence methode. Dit is ontegenzeggelijk de meest praktische. Eerst de vorm waarin dan hier de gegevens per activiteit zijn weer te geven. Activiteit VB T VE LB SP LE Wij zien hier de benaming van de activiteit, zoals ook bij de ODL methode verderop in het hoofdstuk (§ 7). Maar dan staan daaronder bij T de te verwachten doorlooptijd, dus het aantal dagen of weken, bij VB het vroegste begintijdstip, bij VE het vroegste eindtijdstip, bij LB en LE het laatste begin en het laatste eindtijdstip. SP staat voor speling en daarop komen wij terug. Het werkt nu als volgt: als wij voor elke activiteit de tijd invullen, en wij beginnen bij een tijdstip 0, dan is het een kwestie van optellen: in het rekenvoorbeeld is, als wij rekenen met dagen, voor een eerste activiteit vijf dagen in gezet en die is dus aan het eind van vijf dagen voltooid. En op dit punt voeren wij een veronderstelling in, dat deze activiteit op het middaguur van de laatste dag eindigt en dat op hetzelfde tijdstip de volgende begint. Dat is in de werkelijkheid natuurlijk natuurlijk nooit zo, maar voor het doorzien van de methode is de vereenvoudiging dienstig. De aansluitende activiteit begint dus op de vijfde dag, neemt drie dagen in beslag en eindigt op de achtste, om twaalf uur. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Activiteit 0 5 Activiteit 5 5 3 8 H2 §5.3 (1.9) Nu een geheel netwerk. Wij nemen nu een reeks van activiteiten die hier alleen in abstracto zijn benoemd als activiteit 1, activiteit 2, enzovoorts, tot en met activiteit 7. Het zijn dezelfde als hierboven, voor de bouw van het sloepsmodel. De zevende is hier nu ook in opgenomen omdat nu de bewerkingstijden hun rol zullen gaan spelen. Die bewerkingtijden zijn arbitrair toegekend, maar dan toch wel zo dat de kenmerken van wat je met deze plantechniek kunt doen eruit blijken. De samenhang van de activiteiten blijkt aanstonds uit het netwerk. En de eerste bewerking is nu het heenrekenen: Act 1 0 7 Act 5 7 7 Act 2 Start 0 5 4 11 Act 6 5 9 Act 4 5 4 17 9 Act 3 0 3 Gereed 8 17 Act 7 3 3 12 15 Vanwege het onverbiddellijk verband van de activiteiten is het duidelijk dat activiteit 4 pas kan beginnen op tijdstip 5; nummer 2 is niet eerder gereed, en de oplevering kan niet eerder dan op tijdstip 17, ook al zijn wij eerder met nummer 7 gereed, met 5 nog eerder. Er blijkt iets uit: de reeks van de nummers 2, 4, en 6 zijn van critische betekenis voor de doorlooptijd van het gehele project. Deze vormen het critisch pad. Critisch in de juiste betekenis van het woord. De tweede bewerking: het terugrekenen; het nut ervan zal blijken. Vanuit het eindtijdstip 17 kunnen wij nu het laatste eind, minus de bewerkingstijd, het laatste begintijdstip per activiteit bepalen. De pijlen blijven staan zoals zij staan, want de samenhang van de activiteiten geldt uitdrukkelijk in voorwaartse richting. En merk dan op dat wij met nummer 1 zouden kunnen wachten: ermee op dag 6 beginnen, zonder Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie dat wij de voortgang van het gehele project schaden. Maar met nummer 5 moeten wij beslist op tijdstip 13 starten anders loopt het project vast. Terugrekenen, om laatst mogelijke begintijdstippen te vinden: Act 1 Act 5 7 6 4 13 13 Act 2 17 Act 6 5 8 Start Geree d 0 5 Act 4 9 17 17 4 5 9 Act 3 Act 7 3 2 12 5 5 17 De twee bewerkingen nu gecombineerd, en dan komt het begrip speling aan de orde. Het critische pad is, in de heen-richting, vetgedrukt weergegeven: H2 §5.3 (1.9) Act 1 Act 5 0 7 7 7 4 11 6 - 13 13 6 17 9 8 17 9 0 17 Act 2 Start Act 6 0 5 5 0 0 5 Act 4 5 4 9 5 0 9 Act 3 Geree d 17 Act 7 0 3 3 3 2 - 5 5 12 15 2 17 Let op activiteit 5: niet later beginnen dan op tijdstip 13, is de uitkomst, maar wij kunnen al op tijdstip 7 beginnen: activiteit 5 heeft een speling van zes dagen. Maar nummer 1 heeft die ook. Wat hier nu aan de hand is, dat is wat wij aanduiden als gebonden speling. Wat wij van de totale speling van nummer 6 gebruiken, gaat ten koste van de speling van nummer 5. Een vuistregel is om de totale speling van twee of meer activiteiten liefst ten goede te doen komen aan de meest critische, en dat is in principe de laatste. Eigenlijk is het meer een prioriteitsrecht dat wij aan de laatste Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie toekennen. Is zo’n binding er niet en geldt de speling maar voor één activiteit, dan spreken wij van vrije speling. Dat komt in dit geval niet voor. Het critisch pad als een reeks van op elkaar aansluitende knelpunten Vererop zal het begrip knelpunt ter sprake komen, als zijnde een plaats in de capaciteit die de bovengrens bepaalt van de prestatie die met het bedrijfsproces in kwestie te bereiken valt (§6.3). Een plaats in de capaciteit waar om zo te zeggen het proces doorheen moet. Hier hebben wij hetzelfde verschijnsel in een andere uitingsvorm, maar met een dubbele bodem. De eerste is de activiteit als zodanig, die nu eenmaal zijn tijd nodig heeft zoals de tomaten tijd nodig hebben om te rijpen, en de tweede is de capaciteit die voor de actie beschikbaar is. Dit nu, geldt voor elk bedrijfsproces. Hetzelfde verschijnsel, hetzelfde begrip is voor alle bedrijfsprocessen relevant . Dus ook hier alweer: geen exclusiviteit voor projectorganisatie en -besturing. Andere gegevens, in het netwerk op te nemen. Tot nu toe ging het om de tijd, en wel de doorlooptijd. Maar hoe aantrekkelijk is het niet om de netwerktechniek te gebruiken om per activiteit ook andere gegevens op te nemen, die relevant zijn voor het project? Ik meen aan de volgende te moeten denken: - ten eerste: de kosten, en (niet hetzelfde) de uitgaven per activiteit: want dat geeft een perfecte grondslag voor prognose van de totale uitgaande geldstroom, of de accumulatie van de kosten, grondslagen voor resp. liquiditeit en kostenprognose. - ten tweede: de benodigde inzet van mensen, van welke vakbekwaamheid, of vanuit welk bedrijf, of bedrijfsonderdeel. - ten derde: de prognose van critische momenten van rapportering, of overleg. Er zullen er meer zijn. Het kwam echter nergens aan de orde, en in de gebruikelijke handboeken thans ook niet; men beperkt zich tot het aspect van de doorlooptijd. (7) Onzekerheden en behandeling daarvan De techniek mag eenvoudig zijn, de planning als zodanig is dat niet, en zelfs in dit simpele voorbeeld zijn er keuzen te maken. De moeilijkheid ligt in het definieren van de activiteiten, en dan in het taxeren van de tijd die ervoor is in te zetten, en dat geldt meer naarmate de ervaring met het soort project geringer is. Alweer een paradoxale gewaarwording: naarmate de wenselijkheid van planning groter is, zal juist de mogelijkheid om dat ook trefzeker te doen geringer zijn. Vanwege de onzekerheid over de tijd die per activiteit nodig zal zijn, en om zicht te krijgen op de onzekerheid is het verstandig om die in drievoud te schatten: eerst een naar beste weten Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie H2 §5.3 (1.9) benodigde tijd, dan een pessimistische en een optimistische variant. En mogelijk een vierde, zijnde een gemiddelde van de drie. Een vuistregel is dat men de optimistische versie stelt op 20% gunstiger dan de eerste schatting en de pessimistische op 80% ongunstiger; een mens heeft nu eenmaal vaker pech dan meevallers. Dit is ov erigens een schattingstechniek die op veel meer plaatsen en bij veel meer gelegenheden is toe te passen dan alleen hier. (8) Volgorde van activiteiten: wat kan tegelijk, en wat moet volgtijdelijk En dan is het de vraag wat de volgtijdelijkheid of gelijktijdelijkheid van de activiteiten zal bepalen. Daar valt in te kiezen. Gaan wij een ogenblik terug naar het eerste voorbeeld, van de bouw van het modelsloepje, dan was daar de eerste bewerking het maken van het spantenraam. En in de toelichting stond dat dit op zichzelf een aantal bewerkingen omvat. Al die delen moeten gezaagd, gevijld, geschuurd, geboord worden. Het zou tegelijk kunnen gebeuren, als er zeven personen aan werkten, want het zijn zeven delen. Maar wie alleen werkt, zal ze stuk voor stuk moeten maken en afwerken. Dat is een eerste lering: het is de beschikbare capaciteit, en wel de knelpuntsfactor van die capaciteit, die de mogelijkheid van gelijktijdig bewerken bepaalt. Maar, al waren wij met tien personen, het spantenraam zal toch eerst gereed moeten zijn voor wij de huid kunnen aanbrengen. Hier is het de technische samenhang die een deel van de opeenvolging bepaalt, net zo als bij repeterende processen. En dan, in de beschrijving van de activiteiten vanwege het sloepje staat bij de tweede de opmerking dat deze ook later kan, maar dat het dan lastiger werken wordt. De zijwanden van de nieuwe dakkapel op mijn huis worden eerst geschilderd, alvorens ze worden geplaatst: het kan dan in de garage gebeuren, en de schilder kan zijn werk doen in een aanzienlijk gemakkelijker werkhouding. Een derde lering: het gemak van de uitvoering, de ergonomische kant behoren mee te tellen. Mogelijk ook het verbruik van materiaal, als daarin een per activiteit constante component zit. Alweer het sloepmodelletje: ik verlies materiaal als ik voor de bankjes en de vlonders apart lak moet mengen en verdunnen. Die bewerking behoeft slechts eenmaal als die twee tegelijk worden uitgevoerd. Niet echt de moeite waard in dit geval, minimale hoeveelheden zijn het, maar het is ook een miniatuurproject. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie En waarom maak ik die bankjes niet op het laatst, als de gehele romp af is? Het zou kunnen, maar het is lastiger, en vooral: fouten in de afmetingen zijn dan lastiger te corrigeren, en mogelijk gaat dat dan helemaal niet meer. Liever die delen waarmee je fouten kunt maken eerst maken, en testen zolang alles nog toegankelijk is, dan naderhand. Een risicofactor die mogelijk zal meetellen. (9) De strokenmethode. Er is een andere methode, voor projectwerk geschikt, als het niet al te samengesteld is, maar ook voor andere soorten processen, onderwijsprogramma’s, of productieprogramma’s. Velen zullen hun afstudeer- project op deze wijze hebben geregeld, en in de adviespraktijk was het heel handig voor het uitzetten van wat er in de opdracht diende te gebeuren teneinde de afgesproken einddatum te kunnen halen. Ongeveer zoals hieronder als voorbeeld weergegeven komt het voor in een renovatieproject, dat een aantal woningen omvat, in een aantal straten. Het aantal weken is hier verkleind en het aantal locaties ook, maar de methode zal er wel duidelijk mee gemaakt zijn; het is ook zo voor de hand liggend. H2 §5.3 (1.9) Lo catie: WK 1 WK 2 WK 3 WK 4 WK 5 WK 6 WK 7 WK 8 WK 9 WK 10 Ap pels traat To mate nstra at Pere nstra at Melo enstraat Maar, ook hier zijn er allerlei gegevens in te brengen, van dezelfde soort in de opsomming hierboven : de kosten, de uitgaven, de benodigde capaciteit etc. En verder zijn er tal van variaties en combinaties mogelijk, het staat iedereen vrij eigen creativiteit te betrachten. (10) Programma, verwant met project Het kan geen kwaad om hier even terug te zien naar de beschrijving van het Amsterdamse onderwijs-innovatieproject. Merk dan op dat bij die beschrijving haast vanzelf de term Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie programma leek te passen (§5.3 (1.8), daarin het tweede onderwerp). Strict genomen was het ook geen project volgens de definitie hierboven. Een programma is te zien als een ordening van activiteiten, die eveneens past in de ontwikkelende processen, maar niet alleen daar. Een programma is een bundeling van activiteiten, gericht op een specifieke functie. En wel van allerlei ongelijksoortige activiteiten, die slechts die functie gemeen hebben. Woordbetekenissen: Proces: wat voortschrijdt, zoals de processie dat doet Procedure: idem Project: wat vooruit wordt geworpen, zoals de projector een beeld vooruitwerpt Programma: wat voorschrijft en regelt, zoals het televisieprogramma voor vanavond Product: wat wordt voorgebracht Projectiel: een voorwerp dat wordt vooruitgeworpen. "Van de millioenen projectielen die in de oorlog waren afgeschoten was er geen die zo'n historische betekenis en zulke ingrijpende effecten zou hebben als deze" schrijft Stefan Zweig (Sternstunden der Menschheit). Hij heeft het over een treinwagon, in 1917 op weg naar Petersburg. De wagon is geladen met sociale springstof. Aan boord bevindt zich een gezelschap revolutionnairen, met Wladimir Oeljanov als centrale figuur. Lenin is zijn schuilnaam. Het projectiel was door Duits initiatief, in welbegrepen eigenbelang in Russische richting gezonden. Bij Fokker had men in de laatste jaren een programma F-70, en dat hield alles in wat te maken had met de ontwikkeling van het nieuwe type, en naderhand met de marktbewerking, de productie, mogelijk ook met het onderhoud. Het is er overigens nooit van gekomen; nog niet zo lang nadat men begonnen was kamers in te richten voor het nieuwe programma ging het bedrijf ten onder. In het derde hoofstuk verschijnt bij het onderwerp matrix organisatie het voorbeeld van een Amerikaanse vliegtuig-bouwer met vier programma’s; het lijkt op wat men bij Fokker had. (H3 10.6). En recenter, bij KPN kent men programma’s, die een bundeling zijn van alle activiteiten die gericht zijn op de behoefte van één specifieke klant. Een programmamanager draagt de verantwoordelijkheid daarvoor. (H3 § 10.2 (2)). Project en programma zijn hier met elkaar verwant. In ruime zin opgevat zou men ook het gehele gebeuren van de F-70 als een project hebben kunnen opvatten. En in het slordige spraakgebruik van de praktijk heeft men ook wel over projecten als het gaat om programma’s. En voorts is het best mogelijk dat binnen een Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie programma projecten voorkomen die daarin passen, zoals er ook binnen een groot project deelprojecten kunnen zijn. H2 §5.3 (1.9) Zo startte een Post-HBO programma voor bedrijfskundige opleidingen met een zes maanden durend ontwikkelingsproject. Naderhand kwamen er meer van die projecten naast de lopende programma-onderdelen. Een programma is een vorm van procesinrichting dienend om een specifieke functie te vervullen bestaand uit ongelijksoortige, maar naar functie verwante activiteiten, kortlopend - projectsgewijs geordende, en duurzame, zich herhalende, werkend door regie van een programmaleider Allerlei andere bedrijfsactiviteiten zijn in programma’s in te delen: onderzoek is er zoéén, opleidingen, onderhoud, beveiliging, publiciteit. Merk op dat wij hier het terrein betreden van de indirect productieve processen, en daarmee ook het terrein van de overheid. Met elkaar verwant, was de stelling hierboven. Laten wij eens trachten een vergelijking op te zetten. Eerst in kolomvorm, daarna enig commentaar, het geheel veronderstellend geformuleerd. Een programma Een project Beperkt gedetermineerd Vergaand gedetermineerd Relatief sterk heterogeen Relatief beperkt heterogeen Op een functie gericht Op een doelstelling gericht In principe duurzaam, zich Principieel tijdelijk, éénmalig herhalend Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Vanuit en door staande organisatie Door speciale organisatievorm Het gedetermineerde als eerste; het is duidelijk dat wij over een project veel meer dingen kunnen zeggen die algemeen geldend zijn, voor welk project dan ook: er is een specifieke beheersings- problematiek, die van de fasering en de segmentering, een specifieke organisatievorm (H3), en bij “programma” heb je dat niet. De relatief beperkte heterogeniteit van een project (relatief ten opzichte van de andere kant in de tabel) moet resulteren uit wat op de volgende regel staat: projectactiviteiten zijn op één doelstelling gericht, al is het natuurlijk waar dat er weer afgeleide doelstellingen zijn op de beheersingsterreinen van de tijd, het geld, en de kwaliteit, maar het is altijd dat ene projectdoel waarvan die deel uitmaken. Omdat een programma op een functie gericht is, moeten er meervoudige doelstellingen zijn, elk een beroep doende op eigen activiteiten: zie maar naar dat F-70 programma hierboven, of naar de programma-organisatie van KPN in het derde hoofdstuk. H2 §5.3 (1.9) (11) Het Program Budgeting Midden jaren zestig begonnen geruchten de ronde te doen over iets nieuws, waarvan niemand precies wist wat het was, maar iets bijzonders moest het wel zijn. Het had te maken met de begroting van de Amerikaanse overheid, en het zou een begrotingstechniek zijn die moest leiden tot rationalisering van het gehele handelen van in dit geval de Federale overheid. Waarom dus niet van de Nederlandse, zal de gedachte geweest zijn. Wat er zo aantrekkelijk aan leek, op afstand in elk geval, was de pretentie dat van elke activiteit van de totale overheid de toe te kennen kosten zouden blijken. Dat was tot dan toe niet mogelijk. Want wat men zag, in die - Amerikaanse - opstellingen, was een op somming van uitgaafcategorieën, kostensoorten zou je kunnen zeggen, al klopt dat niet helemaal, maar verder ook niet. “Line-item budgeting” werd dat genoemd. Nu had men al eerder pogingen gedaan om meer inzicht te verkrijgen, en wel door de begrotingen van een departement te voorzien van maatstaven: kengetallen die op enigerlei Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie wijze iets lieten zien van die verkregen effecten. “Performance budgeting” was dat, en dat dateert van de jaren vijftig. In Europese landen werd dat nagevolgd, en bij ons sprak men van prestatiebegroting. Nu was de begrotingsopstelling hier te lande altijd al anders dan in de USA: in elk geval op het niveau van de gemeenten, waar je zonder meer kon zien aan welke voorzieningen welke bedragen zouden worden besteed. En in de jaarrekeningen - waarvoor overigens bitter weinig belangstelling voor bestond, en zou dat thans anders zijn? - zag je dezelfde gegevens expost. De overheid was het dus, maar men zocht wel houvast bij wat in de ondernemingsplanning tot dan toe was uitgedacht. Men merke op dat op het niveau van de totale planning, dus van de grote multinationale onderneming als geheel, en die van de overheid verwantschap aanwezig is, ook al mist de overheid het economisch criterium van de rentabiliteit. Maar in de ondernemingssituatie is dat er ook maar één van meerdere, en ook daar is het doordenken van keuzen en richtingen van actie gecompliceerd en zijn de effecten moeilijk voorspelbaar. De relevantie van het program budgeting zou voor ons moeten liggen in de organisatie van de twee hoger liggende procesniveau’s. Ten eerste in het beleidsniveau, waar een ondernemingsbeleid is te doordenken en alle strategische elementen (H6 §4) bij elkaar moeten komen, onvermijdelijk zoiets ontstaat als een strategisch programma. En ten tweede op het niveau van de ontwikkelende processen, zodra die een omvang en intensiteit bereiken die het afzonderlijke ontwikkelingsproject overschrijdt. Wat was dan het kenmerkende van het program budgeting, vollediger aangeduid als planning - programming - budgeting systems, ofwel PPBS. Vier kernen zijn het die het overwegen waard zijn: Ten eerste de consequente ordening van alle activiteiten in programma’s, gericht op functies als gezondheid, veiligheid, onderwijs, etc etc, en voorzien van doelstellingen, Ten tweede was het een meerjarenbenadering, met de bedoeling begrotingskeuzen voor meer dan één jaar te doen geschieden, en dat is nooit verwezenlijkt, maar op zijn minst trachtte men de begrotingen van een jaar te voorzien van prognosen voor komende jaren, Ten derde het element van de kosten-baten analyse, door uitgaven te confronteren met de te verwachten effecten of resultaten, En ten vierde het zero-base budgeting (§ 10.3), alweer een techniek, of benadering, hoe men het noemen wil, van Amerikaanse oorsprong, zowel in ondernemingsplanning (bij Texas Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Instruments was het) als in de overheid (Het United States Department of Agriculture, begin jaren 60), hetgeen inhoudt dat elke eenheid in de organisatie zijn begrotingsvoorstel indient in meervoud, vier tot zes kunnen het er zijn. En die moeten dan liggen tussen een minimum niveau van activiteit, tot een maximaal niveau, en elk voorzien van motivering en met aanwijzing van het te verwachten nuttig effect. Het is een werkwijze die uitdrukkelijk de economische notie van het toe- en afnemend grensnut inhoudt, analytisch uitstekend, echter praktisch moeilijk uit te voeren. Mag het verbazing oproepen dat er niet veel van is gerealiseerd? H2 §5.3 (2) / (4) 5.3 (2) De dimensie van de de functionele sectoren: 7 “Fayolse” functies In het eerste hoofdstuk kwam de idee aan de orde van de deelhuishoudingen, die tezamen het geheel van de bedrijfshuishouding vormen. Men kan het zo zien, en het is ook reëel. Elk van die deelhuishoudingen is het terrein van bedrijfsprocessen, en elk van deze vereist zijn organisatiemaatregelen, mogelijk zijn ze in de organisatiestructuur te herkennen, maar dat hangt af van het structuurtype dat men kiest. De deelhuishoudingen komen praktisch overeen met wat ooit door Fayol (1915, Administration Industrielle en générale, let op dat “administration”, dat is bestuur) is onderscheiden, en wat in Nederlandse vertaling gewoonlijk verschijnt als “functies”. Fayol noemde het niet zo, maar hij had het over “operations”, handelingen dus, verrichtingen, oftewel bedrijfsprocessen. Aan de oorspronkelijke reeks heb ik er twee toegevoegd: die van de organiserende processen, die alle deelhuishoudingen omvatten. En bij de deelhuishoudingen in het eerste hoofdstuk verschijnt apart de kennishuishouding, waarin zich ook de processen voltrekken op de drie niveau's, van beleid, ontwikkeling en uitvoering. De informatie verwerkende processen (de vijfde van de rij kolommen in onderstaand schema) is een hernoeming van de comptabele processen: hetden ten dage is het veel meer dan slechts het boekhouden. 5.3 (3) De dimensie van de de besturende actie: planning en control bij elk bedrijfsproces De besturende processen komen verderop, in § 8 aan de orde. Vooruitlopend daarop zal ieder zich kunnen voorstellen dat achter elk bedrijfsproces de één of andere vorm van besturing zal liggen: “planning en “control”, de twee hoofdbestanddelen van het besturend gebeuren. Dus is er financiele planning, en planning en control van ontwikkelend werk, etc etc, acht- en twintig maal op zijn minst. In de hieronder verschijnende matrix is die dimensie niet toegevoegd, en dat is niet alleen omdat de procesbesturing nog aan de beurt komt, ook vanwege de overzichtelijkheid die een schema nu eenmaal Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie moet bezitten. Elk besturend systeem zal immers een gelaagdheid bezitten, en in hoger liggende lagen meer bedrijfsprocessen omvatten. Probeer liever niet om dat in een schema te tekenen. 5.3 (4) Er ontstaan dan 28 groepen van bedrijfsprocessen Merk op dat de kruising van de twee dimensies verrassend eenvoudige en heldere onderscheidingen oplevert: er is financieel beleid, technisch beleid, commercieel beleid, etc, er is markt-ontwikkeling, productontwikkeling, er is dagelijkse in- en verkoop, dagelijkse uitvoering van ontvangen en betalen, van onderhoud en vervanging, etc etc. Maar het kan ook geen kwaad, ondanks het bezwaar van die oversimplificatie - zie hierboven - de besturende dimensie erbij te denken, want die vormen van planning en control activiteit zijn er, op de één of andere manier, natuurlijk wel. Alleen is zoals gezegd het beeld daarmee niet compleet. Bedenk ook wel dat de ononderbroken lijnen de simplificatie inhouden van een ondubbelzinnige scheiding, die er in werkeljkheid natuurlijk niet zal zijn, maar dan toch biedt deze voorstelling het voordeel van het overzicht in één oogopslag: het is zaak het overzicht eerst eens rustig te bezien: proces- tech- niveau: \ nisch handel finan- perso- infor- organi- ciën neel matie satie kennis beleid ontwikkelend uitvoerend direct uitvoerend indirect H2 §5.3 (4) / (5) En dan, om de gedachten te bepalen van wat de inhoud kan zijn van die drie niveau’s: hieronder is die ingevuld voor één van de sectoren, en wel de technische. Het is de moeite waard om er eens aandacht aan te besteden: let dan op de werkwoorden, en merk op dat U Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie in het beleidsniveau uitsluitend keuzen, ofwel beslissingen, zult zien, op de overige twee zijn het handelingen, en de beheersing van het handelen, naar tijd, kosten, etc etc. Het handelen zal in die twee niveau’s wel verschillend van samenstelling zijn: verschillende van de handelingscategorieën van §1.2 zullen hier hun natuurlijke plaats hebben. Beslissingen zijn ook daar te nemen, maar die zijn van een andere orde dan in het beleidsniveau. Verderop komen verschillende beslissingstypen of -categorieën nog uitdrukkelijk aan de orde (H2 §11.3), en ook die zijn hier goed in te plaatsen. Procesniveau’s en hun inhoud, in de technische huishouding: OP BELEIDSNIVEAU: kiezen van productietechniek beslissen over capaciteit vaststellen van positie toeleveranciers vaststellen van kwaliteitseisen kiezen van doelen en eisen van prestatie OP ONTWIKKELEND NIVEAU: ontwerpen van procesinnovaties, deze invoeren, en daarbij: beheersen van tempo, tijd, kwaliteit en kosten OP UITVOEREND NIVEAU: maken, verplaatsen, afleveren, onderhouden, en daarbij: beheersen van productiviteit beheersen van kosten en kostprijzen beheersen van levertijden beheersen van kwaliteit beheersen van materiaalstromen en voorraden beheersen van bedrijfszekerheid 5.3 (5) Verbijzonderingen In “Kennen en kunnen van organisaties” , het afscheidscollege van RH Bredero, Erasmus Universiteit, 4 juni 1987, komt het volgende overzicht voor. Het betreft de thans herkenbare onderscheiding naar drie niveau’s, elk gekarakteriseerd in de driedeling van input - Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie transformatie - output, waarbij de output van het hoger liggende proces de input van het daaronder liggende is. Procesniveau input transformatie output beleid interne en besluitvormings- strategie externe proces oriëntaties ontwikkeling strategie product- productontwerp ontwikkeling uitvoering productontwerp productie product H2 §5.3 (5) Uitgaande van dit algemene patroon, moet het nu mogelijk zijn om eenzelfde beeld te vormen voor alle zeven deelhuishoudingen en daarmee ook voor de processen in de functionele sectoren. Het is een nog niet zo gemakkelijke invuloefening. Steeds is de output van een hoger liggend deelproces input voor het daaronder liggende. Meestal is het praktisch om het zo te zien dat de output van het ontwikkelende proces de voorwaarden schept voor het uitvoerende. Dat maakt het mogelijk dat van buitenaf komende input voor de uitvoering wordt opgeroepen en verworven. Zie evt vast vooruit naar §5.4 (1) over de verticale samenhangen. Procesniveau’s in de handelshuishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit besluitvorming beleidskeuzen inzake marktonderzoek het product- en strategische keuzen marktkader, een commercieel beleid ontwikkeling de beleidskeuzen marktonderzoek, producten, prijzen, productontwikkeling, marges, condities, marktontwikkeling vorming marktpositie en -relaties uitvoering producten, prijzen, de verkoop omzet en Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie marges, condities de orderbehandeling toegevoegde waarde, de inkoop de logistiek maat- schappelijk nut de reclame Men houde steeds die keerstromen in gedachten, in dit geval dat vanuit het marktonderzoek impulsen naar het beleid uitgaan, als ex-ante grootheden waar het explorerend marktonderzoek betreft, en als ex-post grootheden vanuit toetsend onderzoek. En de tweede keerstroom is die welke rechtstreeks vanuit de uitvoering komt: de informatie over omzetten, gerealiseerde toegevoegde waarden en bruto winsten, voorzover het ondernemingen betreft, andere grootheden in de niet-ondernemingshuishoudingen, de non-profit zo men wil. Men kan desgewenst die keerstromen wel invullen, ik zou dan een apart schema ervoor inrichten, maar ik laat dat hier achterwege. Procesniveau’s in de technische huishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit technologisch keuze, en beleidskeuzen inzake marktaanbod, de besluitvorming activiteitenkader en stand der techniek procestechniek, een en vanuit productiebeleid strategische keuzen ontwikkeling uitvoering de beleidskeuzen aanvoer materialen ontwerp, investerings- vorming transacties en productiecapaciteit, invoering proces- verwerven van innovaties leveranciers productie en leveringen onderhoud Ook hier de keerstromen: ontwerpen, en kennisname van wat de huidige stand der techniek te bieden heeft, zullen het beleid voorafgaan, en toetsing tijdens ontwikkelingsactie, die meestal als project zal H2 §5.3 (5) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie zijn georganiseerd (§5.3 (1.9)), moet als het nodig is het beleid kunnen corrigeren en bijsturen. Dan, vanuit al het uitvoerend werk van productie en onderhoud komt rapportering, althans daarvoor moet worden gezorgd, die als input voor zowel de ontwikkeling als het beleid impulsen levert. Het kan geen kwaad hier nogeens vooruit te zien naar het overzichtje van naar §5.4 (1). Procesniveau’s in de financiële huishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit kapitaalmarkt besluitvorming beleidskeuzen inzake en strategische financiering en keuzen belegging, financieel beleid ontwikkeling de beleidskeuzen onderzoek en advies een financieringsplan en financiele transacties uitvoering ingaande beheer en localisering geldstroom de uitgaande geldstroom De scheiding van ontwikkeling en uitvoering zal hier liggen na de wezenlijke financiële transacties van lenen, of verwerving van eigen vermogen in de ondernemingssituatie. Het ontvangen, en het beheren van die binnenkomende geldstroom is dan de er op aansluitende uitvoerende actie. Maar er is een meestal grotere geldstroom, in- en uitgaand, die vanwege de exploitatie, die om goed beheer vraagt, uitvoerend werk in de financiële huishouding. De term “beheer” (§ 5.3 (1.5)) is hier op zijn plaats. En dan zijn er de keerstromen van informatie en advies, vanuit de ontwikkelend proces en vanuit de dagelijkse uitvoering via vaste rapportering naar het beleidsproces. Procesniveau’s in de personele huishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit andere keuze en beleidskeuzen inzake beleidssectoren, besluitvorming omvang en en arbeidsmarkt samenstelling personeelsbestand ontwikkeling de beleidskeuzen onderzoek en ontwerp een personeelsplan Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie uitvoering werving en introductie, opleiding, personele capaciteit, selectie toezicht, beoordeling, en vertrekkenden beheer personeelsdossiers, ontslag- en pensioneringszaken Waarom hier de werving geplaatst in het uitvoerend procesniveau? Inconsistent met de vorige sectoren waar de verwerving van materiele en financiële middelen bij het ontwikkelend niveau verschenen? Ik heb maar één motief, en dat is dat de afzonderlijke transacties relatief klein zijn ten opzichte van het geheel. Anderen zullen dan zeggen dat dit alleen geldt voor grotere bedrijven, en inderdaad, dan gaat het niet op. En ook hier keerstromen, vanuit het onderzoek van arbeidsmarkten (meervoud), van hoedanigheden, van opleidingen etc, en vanuit de personeelsbeoordelingen, of functioneringsgesprekken, naar het beleid. H2 §5.3 (5) Procesniveau’s in de informatiehuishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit besluitvorming beleidskeuzen inzake technologisch inhoud en techniek marktaanbod ontwikkeling de beleidskeuzen onderzoek naar vorming van marktaanbod, informatiecapaciteit ontwerp, inrichting aankoop, en invoering uitvoering gegevens, registratie, veredeling, rapporten, externe, en interne distributie overzichten, vanuit specificaties, bedijfsprocessen documenten Ten eerste zijn er ook hier de keerstromen vanuit de ontwikkeling, door kennisname van wat de informatie- en communicatietechnieken kunnen bieden, en vanuit de de werkelijke informatievoorziening. Vanuit beide dient het informatiebeleid te worden gevoed. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Merk op dat het element rechtmatigheid als afzonderlijk element van output verschijnt. Het betreft de zekerheid die bestuurders, en alle belanghebbenden dienen te verkrijgen dat het geboden inzicht ook volledig en betrouwbaar is. Het is de beherende functie die hier tot zijn recht dient te komen en die verdient aparte aandacht (§ 5.3 (1.5)). Procesniveau’s in de kennishuishouding Procesniveau input verwerking output beleid vanuit wetenschap besluitvorming beleidskeuzen opleidingen en inzake niveau en strategische keuzen aard van kenniskapitaal ontwikkeling de beleidskeuzen selectie een opleidingsplan uitvoering opleidingen, training verzameling, vorming van en vorming onderzoek, toetsing, immaterieel kapitaal, archivering, kennisreservoir, aanbieden waar geheugen, en relevant vaardigheden Kennishuishouding als centrum van de lerende organisatie? Het is op dit punt wellicht nuttig nog eens terug te gaan naar de figuur van de keerstromen, in §5.3 (1.3), want daar zagen wij hoe - als dat goed georganiseerd is - een stroom van informatie vanuit de dagelijkse uitvoering gaat naar het beleidsniveau, ofwel naar beleidsprocessen, en de functie daarvan is dat men er lering uit trekt. Hetzelfde voor informatie vanuit het ontwikkelend niveau, dat zelf ook weer vanuit de dagelijkse uitvoering zijn informatie dient te ontvangen en daaruit eveneens lering dient te trekken. De lerende organisatie, dat is wat hier in procestermen verschijnt. De idee past bij het zien van een bedrijfshuishouding als levend systeem, waarin processen van groei, ontwikkeling, leren en vergeten zich zullen voordoen, en wel te allen tijde, gewild of niet. Het leren zal zich voordoen in de personele huishouding, eerst op individueel niveau, en vandaaruit naar het collectieve, doordat kennis en ervaring worden uitgewisseld en overgedragen. Input, verwerking, bewaring, output: een bedrijfsproces in optima forma. H2 §5.3 (5) / §5.4 Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie De gedachte van de lerende organisatie moge vrij recent zijn, de praktijk is dat natuurlijk niet. In de VOC gold voor iedere schipper (zo luidde toen de titel van de gezagvoerder) de strenge instructie nauwkeurig aantekening te houden van alles wat er onderweg voorviel. Bij vertrek ontving hij zijn kaarten, hij tekende voor ontvangst, en bij aankomst diende hij die in te leveren, samen met zijn journaal. Wat er aan nautische wetenswaardigheden verzameld was, dat vormde input, zo zou men dat thans zeggen, voor een nieuwe versie van de kaart. De kaarten vormden een immaterieel kapitaalgoed van grote - strategische - waarde, en zij werden als zodanig behandeld. Op een grotere schaal gold in recenter tijden de verplichting tot het melden aan de kaarterende instanties van alles wat van belang kon zijn voor de veilige vaart ter zee, voor alle gezagvoerders. En dat leverde soms verrassende resultaten op. Bestaat thans niet de praktijk dat na een vliegtuigongeluk de resultaten van het onderzoek naar de toedracht worden opgenomen in onderhoudsschema’s van bestaande toestellen en in het ontwerp van nieuwe? (Zie met betrekking tot de kennishuishouding ook H1 §5.4) Laten wij overgaan naar het organiserend gebeuren: Procesniveau’s in het organiseren Procesniveau input verwerking output beleid vanuit de overweging en beleidskeuzen in zake organisatiekunde besluitvorming organisatievormen: en organisatiebeleid strategische keuzen ontwikkeling de beleidskeuzen onderzoek en een organisatieplan advisering, uitvoering een organisatieveranderin interne organisatie, organisatieplan g regelingen, kwaliteiten organisatiekundige documentatie kennis, adviesvaardigheid Het organiserend proces als zodanig is het onderwerp van het zevende en het achtste hoofdstuk. In het zevende wordt het zo voorgesteld dat het organisatiebeleid, dat is dus het Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie beleid inzake de interne organisatie, en uitdrukkelijk niet het ondernemingsbeleid want daarvan is het slechts een onderdeel, zal leiden tot een beeldvorming, globaal, van die interne organisatie die het bedrijf in staat zal stellen in de komende drie tot vijf jaren naar behoren te functioneren. Verder dan vijf jaren kan een normaal mens niet vooruitdenken. Hoe die beeldvorming, of die zienswijze tot stand komt: dat is vanuit het intern organisatieonderzoek, dat leidt tot een oordeel over de huidige organisatievormen, en tot een advies over wat na te streven is. En van daaruit moet dan de ontwikkeling volgen, eigenlijk permanent, door te veranderen in wat er al is. En zodoende te bereiken dat de interne organisatie blijvend en zoveel mogelijk in goede conditie verkeert. Er zit wel iets vreemds in: voor het organiserend handelen is dus de organisatie-ontwikkelende activiteit als uitvoering te zien. Maaqr het is het wel, want dat is juist de functie ervan. Nu ligt er in het interne onderzoek ook het nodige uitvoerende werk in documentatie en in de rapportering, maar dat is van een andere, en lagere orde. 5.4: Er is een samenhang van alle bedrijfsprocessen In het menselijk bestaan zullen deelsystemen elkaar nodig hebben, en elkaar ook beinvloeden, de geest en het lichaam - waarvan zeker nog niet alles bekend is - en binnen het lichaam de verschillende deelstelsels, in een duizelingwekkend patroon van relaties. H2 § 5.4 (1) / (2) Zo ook in de bedrijfshuishouding? Daar is het voor de hand liggend als het gaat om de lineair op elkaar aansluitende processen, want de productie kan niet zonder de verkoop, ook niet zonder de inkoop, en die beide niet zonder productie, en daarna kan de administratie niet zonder de verkoop, de inkoop en de productie, enz enz enz.: direct en wederkerig, complementair en interdependent. Maar de verder van elkaar verwijderd liggende processen? Zal het personeelsbeleid niet zijn invloed hebben op de behandeling van dubieuze debiteuren? Waarschijnlijk wel, het beinvloedt die via selectie, opleidingen, en via het leiderschap, en nog wel meer. En het technische beleid? Ik meen dat het mogelijk is die samenhang in hoofdlijnen te exploreren en te ordenen, dat laatste in drie groepen, waarvan de derde de lastigste is, omdat die de meeste - meestal onaangename - verrassingen kan opleveren. Als ik het hierbij heb over verticaal en horizontaal, dan is weer dat om de zin van de gebruikte schematechniek, die heb je nu eenmaal nodig. Eerst dan de samenhangen als zodanig, en daarna kunnen wij zien naar de organisatorische voorzieningen om die samenhangen te faciliteren. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie 5.4 (1) De verticale samenhangen Die zijn aan de orde geweest (§ 5.3 (1.2) en 1.3)): hoe beleidsprocessen impulsen leveren voor de ontwikkelende en uitvoerende processen, en hoe, via de keerstromen vanuit de uitvoering de ontwikkeling zal zijn bij te sturen, en vanuit uitvoering en ontwikkeling beide het beleid. Dit was het beeld: alles is informatie, overdracht, rapportering, behalve wat met een dikke inen uitpijl is aangegeven bij de uitvoerende processen: bele ids proc esse n bele ids proc esse n ontwik kele nde proce ssen ontwik kele nde proce ssen uitvoe re nde process en uitvoe re nde process en 5.4 (2) De horizontale samenhangen Het werd eerder zo voorgesteld: in zeven sectoren naast elkaar: proces- tech- niveau: nisch handel finan- perso- infor- organi- ciën neel matie satie kennis beleidsvormend ontwikkelend uitvoerend direct uitvoerend indirect Acht en twintig groepen bedrijfsprocessen, door ononderbroken lijnen van elkaar gescheiden alsof ze niet met elkaar te maken hebben. Analytisch juist, dat zeker, en in het praktisch Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie handelen tot op zekere hoogte ook aanwezig want ieder heeft zijn eigen vakgebied en verantwoordelijkheid. H2 § 5.4 (2) Tot op zekere hoogte wel aanwezig, maar boven die hoogte moet er van alles samenkomen. Hoe dan? De horizontale scheidingen lopen door alle drie de procesniveau’s heen. Het lijkt zin te hebben om de samenhang apart te bezien voor de twee hogere niveau’s en voor de lagere van de uitvoerende processen. Beleid en ontwikkeling Eerst dan die hogere procesniveau’s. Hier geldt ook dat de scheiding in analytische zin wel juist is en dat elk van de sectoren een beroep doet op specifieke kennis, en achtergrond, en verschillende mensen zullen werken aan hun eigen inbreng, maar boven een bepaalde graad van voltooiing moeten wij de grenzen slechten, en voordien mogen ze ook wel wat poreus zijn. De samenhang is voor te stellen in het wielpatroon dat wij hier en daar in de literatuur kunnen aantreffen (onder andere in dat bekende 7-S model, Mc Kinsey, In Search of Excellence) en dat spaart een flink aantal woorden: Samenhangen op beleids- en ontwikkelingsniveau fi nancieel te chn isch in forma tie ha ndel org anis atie pe rsone el kenni s Alle sectoren hebben hun relaties met alle andere. De figuur zal doen denken aan die van de zes deelhuishoudingen in het eerste hoofdstuk (H1 § 2.15), maar daarin stond de interne organisatie in het midden. Ging het daar om de positie van de interne organisatie, hier niet. Hier moeten wij het organisatiebeleid zien als één van de beleidscomponenten, met een faciliterende functie voor alle andere, zoals trouwens het informatiebeleid die ook heeft, en mogelijk ook het kennisbeleid. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Uitvoering Nu dan het uitvoerend niveau. Daar kan de fabriek niet werken zonder de verkoop, en vice versa. En de administratie kan het niet zonder de verkoop en de productie, want daar moeten grondgegevens vandaan komen. En geen van drieën kunnen ze werken zonder dat materialen worden betaald, en salarissen etc etc. De fabriek behoeft onderhoud. Het onderhoud behoeft kennis. En alle hebben ze informatie nodig, over alles wat het dagelijks werk aangaat. De Thompson-typologie Van J.D.Thompson (Organizations in action, 1967) is het volgende onderscheid afkomstig, dat hier relevant is. Men kan het vinden in de meeste gebruikelijke handboeken, maar daar op verschillende plaatsen, in verschillende context opgevoerd. Thompson lette op de technisch noodzakelijke samenhang van activiteiten danwel bewerkingen, die tezamen een bedrijfsproces vormen. Er zijn nu drie typen van zulke samenhang, en het lijkt plausibel dat de eerste vooral te vinden zal zijn op het uitvoerend procesniveau, de tweede ook, maar ook op het ontwikkelend niveau, vooral als daar meerdere projecten in een programma moeten zijn te verenigen, en de derde vooral op het beleidsniveau. Ik voeg er een vierde aan toe, die te maken heeft met de besturende processen, die derde dimensie die nog aan de orde zal komen. Van Thompson dan, de volgende drie: H2 § 5.4 (2) Ten eerste: de lineair-volgtijdelijke (Thompson: “sequential”): alle deelprocessen volgen noodzakelijkerwijs op elkaar: eerst moeten wij het brood bakken, dan pas kunnen wij het verpakken, even aannemende dat wij dat ook doen. Eerst moeten wij ruw ijzer maken, en daarvan maken wij staal. Eerst ontstaat staal in blokken of plakken (ook een soort blok maar afgeplat, de naam zegt voldoende), daarna pas is er plaat of staaf van te maken. Etc etc. In de gebruikelijke voorstelling van zaken: Ten tweede: het verkeersplein (Thompson: “pooled interdependence”): twee of meer activiteiten, deel uitmakend van verschillende bedrijfsprocessen, of van overeenkomstige bedrijfsprocessen maar zich voltrekkend in verschillende organisatiedelen (afdelingen, vestigingen) komen samen, en ondergaan Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie dan eenzelfde bewerking, of hebben een zelfde hulpbron nodig, gaan daarna weer hun eigen weg. Convergerend en divergerend, alsof ze een verkeersplein passeren. De consumptiemelk, de yoghurt, de vla, elk in hun verschillende soorten, passeren in de consumptiemelkfabriek alle de vulafdeling, maken van dezelfde vulmachines gebruik. Het personenvervoer en het vrachtvervoer voltrekken zich op dezelfde rails, en vele treinen passeren dezelfde knooppunten. En overal waar informatie nodig is om een bedrijfsproces naar behoren te kennen uitvoeren, en waar verschillende bedrijfsprocessen gelijke informatie nodig hebben, daar ontmoeten die elkaar bij een gemeenschappelijke bron. Het bankbedrijf, het verzekeringsbedrijf, de belastingdienst, de sociale verzekeringen hebben massa’s informatie nodig, die betrouwbaar en overeenkomstig dient te zijn. De kwestie is dat om zo te zeggen verschillende processen door één deur moeten: er ontstaat een mogelijk knelpunt (§ 6.3), en er ontstaat een vraagstuk van voorrang en van verkeersregeling. Ook dit, in de gebruikelijke voorstelling: Ten derde: de samenhang van wederkerigheid (Thompson: “reciprocal”): dat is de situatie waarin een proces zich om zo te zeggen dialogaal voltrekt. De ene bewerking doet een tweede ontstaan, en die grijpt weer in op de eerste, waarna een derde kan volgen, etc. Inderdaad, het beeld van het uurwerk is hier verder weg dan bij het eerste type. De literatuur noemt de gang van een patiënt door het systeem van de gezondheidszorg, of binnen een ziekenhuis. Je zou kunnen denken aan wetenschappelijk onderzoek, of aan het moeizame tot stand komen van beleid. Weinig uurwerkachtigs aan te ontdekken. Alweer, in de (min of meer) gebruikelijke voorstelling: Merk dan op dat de tekening suggereert dat de drie bewerkingen op allerlei wijzen op elkaar kunnen volgen, maar dat zij ook elk afzonderlijk een afdoend product of resultaat kunnen leveren. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Maar merk op dat er nog een vierde samenhang is te onderscheiden. Thompson noemt die niet, en hij is niet in een van de eerste drie te passen. Ik bedoel de circulaire samenhang. Je zou het ook een H2 §5.4 (2) / (3) cyclische samenhang kunnen noemen. Hoe dan ook: iets dat rondgaat, en na voltooiing zich herhaalt, en dan opnieuw. Dat is het beeld van het besturend proces: de opeenvolging van een plan, of een budget, de werkelijke uitvoering, de waarneming, de rapportering, de beoordeling, en dan op nieuw een plan, voor een volgende cyclus. In schema voorgesteld, zoals het verderop (§ 8.2) verschijnt: planning control be stuurd proces En zo zit het vol met onderlinge afhankelijkheden, die voor een deel zo voor de hand liggend zijn dat ieder ze improviserend zal kunnen opsommen. Het is, meen ik, goed hierin twee typen van samenhang te onder scheiden: de ene ontstaat vanwege de wetmatigheden van in het proces: eerst maken, dan verzenden, etc., de tweede is die van de voorwaarden: dat de fabriek onderhoud behoeft, en een informatiesysteem ook, etc etc. Ja, voor een deel zijn de samenhangen voor de hand liggend. Maar, om die beeldspraak voort te zetten, je moet er wel de hand aan houden. De verzending heeft informatie nodig, want anders gaan er verkeerde goederen naar de klant, en dat is vervelend. Zie maar: Eindelijk arriveren dan de nieuwe kozijnen, en de nieuwe openslaande deuren, die de bestaande moeten vervangen. Dezelfde kleurencombinatie als de bestaande, was de uitdrukkelijke afspraak: gebroken wit en donkerblauwe stijlen, en zo staat het ook ook op schrift. Tussentijds is de opzichter van het installerend bedrijf ook nog langs geweest, en wij hadden dit ook nog aan de orde gehad. En nu zijn ze er, de opzichter is er weer om afspraken te maken over de dag en het uur waarop men er mee zal beginnen. De kleurencombinatie komt weer ter sprake, en voor de zekerheid lopen wij nog even naar buiten om de spullen te bekijken. Wat denkt U: blauwe stijlen? Nee hoor: wit! Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie 5.4 (3) Onregelmatige relaties Al die verbindingen tot nu toe waren regelmatig, in die zin dat zij blijvend aanwezig zijn bij het normaal functioneren van het geheel. Maar van al die relaties zullen er geen twee aan elkaar gelijk zijn, naar belang en naar intensiteit. En al die verschillende verbindingen zullen daarin kunnen toe- en afnemen, afhankelijk van wat er gebeurt. Zo zullen er vele lijnen van beinvloeding lopen vanuit elk van de onderscheiden processen, naar vele andere. Voor een deel voorstelbaar en voorspelbaar, zoals de invloed vanuit het personeelsbeleid, want iedereen die in het bedrijf werkt, is ooit eens via een sollicitatieprocedure binnengekomen, is opgeleid, zal werken op een plaats in de organisatiestructuur, zal leiding geven, en ontvangen, en zo is er meer te bedenken. Maar of het beeld zo volledig is? Voer voor intern organisatieonderzoek. H2 §5.4 (3) / (4) Een patroon als dit zou actueel kunnen zijn: Hand el Te chn iek Fi nanciee l Pers onee l Organ isatieIn forma tie Bel eid Ontwikke ling Uitvoe rend di rect Uitvoe rend in direct Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Ken nis Collegebrieven Interne Organisatie Maar, vanuit - strikt willekeurig gekozen - het uitvoerend werk, in één van de sectoren, zullen lijnen van beinvloeding lopen naar andere processen. Welke ...? Wat een jungle! En dit ook, in andere omstandigheden: Hand el Te chn iek Fi nanciee l Pers onee l Organ isatieIn forma tie Ken nis Bel eid Ontwikke ling Uitvoe rend di rect Uitvoe rend in direct Of, omgekeerd, voor één bepaald proces zal men met invloeden uit allerlei andere moeten rekenen. Alweer willekeurig gekozen, de informatieontwikkeling zal op kennis van vele ander processen zijn te baseren, en informatici weten dat. Of dit: Hand el Te chn iek Fi nanciee l Pers onee l Organ isatieIn forma tie Ken nis Bel eid Ontwikke ling Uitvoe rend di rect Uitvoe rend in direct Ik gebruikte deze schema’tjes vaak voor oefeningen door studenten. Vanuit een case study waar in iets gebeurde was dan de opdracht dat gebeuren te plaatsen in de procesmatrix, en vervolgens in overleg een plan op te zetten van onderzoek: waar, en voor welke processen zou iets te vinden zijn dat ermee te H2 §5.4 (3) / (4) maken had? Welke vragen zou je daarbij moeten stellen? Het geheel te beredeneren natuurlijk, en het was een nuttige oefening in het inleven in een bedrijfssituatie. (H7 over intern onderzoek, daarvan § 5.5 (1) over verschillende benaderingen, daarvan de zesde: de divergerende) Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie 5.4 (4) Organisatorische voorzieningen vanwege de samenhang Zo liggen in principe, en je zou kunnen zeggen van nature, de relaties. Maar vanuit de interne organisatie, met formele maatregelen, moeten wij die ook zien te realiseren, op zijn minst te faciliteren. Verticaal: Ten eerste dan de verticale samenhangen, dus die van beleid naar ontwikkeling en naar uitvoering. De schema’s suggereerden voldoende dat die langs formele wegen, procedures van overdracht en van rapportering te regelen is. Het schema in paragraaf 7.1 dat daar vanwege de schematechniek verschijnt, gaat over zo’n beleidsproces, en je ziet hoe het van boven naar beneden, van bestuur naar medewerker door de organisatie loopt, en je ziet hoe programmaleiders werken aan hun inbreng, die dan door een strategisch bureau worden verenigd. (§ 7.1, onder “andere methoden”). Zo, althans, is het ideaalbeeld. Dat het in de praktijk niet altijd altijd zo goed werkt is een tweede. “Die daarboven weten niet waar ze het over hebben”, heet het dan, en dat spreekt voor zichzelf, en een directeur hoor ik zeggen dat hij zich vaak voelt als een roepende in de woestijn. (Innovatie, sleutel tot succes, reportage EUR-De Baak). Manco’s genoeg, in beide richtingen. Horizontaal: Maar het is vooral die scheiding in horizontale richting die het functioneren in de weg kan zitten. Want daarop hebben juist veel van de klachten, om het maar zo te noemen, betrekking die wij kunnen horen met betrekking tot de conventionele organisatievormen. Als in de organisatiestructuur die scheiding naar vakgebieden is ingebouwd - “functionele organisatie” heet dat, wat een ironie! - dan schept dat condities voor fouten en voor vertragingen, en het lijkt alsof mensen in verschillende zuilen niet van elkaar weten wat zij doen. Op beleids- en ontwikkelingsniveau Het is op dit punt dat project en programma, die twee organisatievoorzieningen uit de voorgaande paragraaf op hun plaats zijn. In hetzelfde schema ingebracht: technisch beleid handel finan- perso infor- organi- ciën -neel matie satie c o ö r d i n a t i e i n p r o g r a m m a ’s Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken kennis Collegebrieven Interne Organisatie ont-wikkelend uitvoerend c o ö r d i n a t i e i n p r o j e c t e n en programma’s coördinatie in planning -controlsystemen direct uitvoerend coördinatie in planning -controlsystemen indirect e n i n p r o g r a m m a ’s Over projecten is genoeg gezegd, dat is nu eenmaal de aangewezen vorm voor ontwikkelende processen, hoewel toch ook daar programma’s zin kunnen hebben: in opleiding, en in onderzoek, als dat voortgaande activiteiten zijn, en als het goed is dan zijn ze dat ook. Beleidsprocessen, de vaststelling van budgetten, van een ondernemingsbeleid of, in de publieke sector, de begrotingsbesprekingen, alle zijn het jaarlijks terugkerende reeksen van gebeurtenissen. H2 §5.4 (4) Op uitvoerend niveau In het uitvoerend werk ligt het anders; daar moet het komen van de planning- en controlsystemen, die verderop aan de orde zullen komen (§ 8), maar vooruitlopend daarop: het moet goed voorstelbaar zijn dat een geheel van planning voor het producerend werk, en voor het commercieel werk, en voor het transport, wordt overkoepeld door een omvattend plansysteem. En naast planning staat het control, de rapportering over hoe het in werkelijkheid gaat, over het technisch-uitvoerend gebeuren, over de commercie, over het transport, eveneens te verenigen in een overkoepelende rapportering, globaler, maar wel op dat geheel gericht. Zo althans is het ideaalbeeld: horizontaal samenhangende bedrijfsprocessen, gecoördineerd door een verticaal ingericht besturingssysteem: Voor de planningfase als volgt: Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken Collegebrieven Interne Organisatie Pla nnin g be sturi ng Pl be sturi ng R Pl de elpro ces be sturi ng R Pl de elpro ces R de elpro ces Pl staat telkens voor planning en R voor rapportering, vooruitlopend op procesbesturing in §8, het zal daarworden vervangen door de term control. Let op de vertikale pijltjes, leidend vanuit en naar het besturend proces. En voor de terugrapportering ofwel de controlfase: rap porte ring be sturi ng Pl be sturi ng R de elpro ces Pl be sturi ng R de elpro ces Pl R de elpro ces Programma’s bij het ∫indirect productieve werk: een programma voor onderhoud, zoals dat bijvoorbeeld vastligt in elk instructieboekje van een nieuwe automobiel: bij 10.000 kilometer een eerste controle, bij 100.000 een nieuwe distributiesnaar, etc etc. De kilometrage verbindt hier het technisch proces met het klantproces. En er staan tarieven voor elke onderhoudsverrichting: het technisch proces is verbonden met de financiële processen van het bedrijf en van de klant. Opleidingsprogramma’s, programma’s voor rapportering, die bepalen welke rapporten, aan wie, op welke data zijn te presenteren, en er zullen andere zijn, en mogelijk ontbreken ze ook. Hoofdstuk 2: Handelingsvraagstukken