14. Lessen van Job We zijn aan het eind gekomen van de kwartaalstudie over het boek Job. Er zijn verschillende prangende thema’s aan bod gekomen met tal van intense existentiële vragen. En geef toe: het was en is niet altijd even gemakkelijk… In deze laatste studieweek worden we aangespoord om het geheel nog even te overlopen om na te gaan wat we zoal geleerd hebben. Het is niet de bedoeling om alle teksten en deelthema’s hier nog eens uit diepen. Indien nodig kun je de vorige studies weer ter hand nemen. Je hoeft ook niet noodzakelijk àlle thema’s nog eens te bespreken. Kies de meest pertinente voor jou en/of de groep. Samen overleggen Deel met elkaar in de studiegroep hoe je de studie van het boek Job ervaren hebt: - Wat heb je geleerd, wat blijft je bij? Probeer eventueel iets aan te geven bij elk (of enkele) van de rubrieken in deze studie… - Wat vond je mooi, interpellerend? - Welk(e) antwoord(en) heb je gekregen? - Waar heb je (nog steeds) problemen mee? Met welke vragen zit je nog? - Welke concrete lessen (of wijsheid) onthoud je voor je dagelijkse leven / je geloofsleven? Het leven is wat het is “Wat ik vreesde, komt nu over me, wat mij angst aanjoeg, heeft me getroffen. Ik vind geen vrede, vind geen kalmte, mijn rust is weg – onrust bevangt mij.” – Job 3:25,26 De traditionele wijsheid (theologie) leerde dat je als mens in dit leven van God krijgt wat je verdient. Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is de roe: “Ken jij onschuldigen die hij te gronde richtte? Werden rechtschapenen ooit in het ongeluk gestort? Ik heb gezien: wie onrecht ploegt, wie rampspoed zaait, zal het ook oogsten. Eén ademstoot van God, en ze komen om…” (4:7-9). Deze stelling bleven de vrienden trouw tot het bittere einde. Ook Job ging hier van uit (“Zouden we het goede van God aannemen, en het kwade niet?”- 2:10) Alleen… de extreem bittere situatie waarin Job zich plots bevindt zet hem aan het nadenken. Hij is er rotsvast van overtuigd dat hij dit alles niet heeft verdiend: “Ik heb de woorden van de Heilige nooit verloochend…” (6:10) U weet dat ik niet schuldig ben…” (10:7) “Ik ben onschuldig, ik tel mijzelf niet, ik geef er mijn leven voor prijs.” (9:21 NBG) De woorden van God zelf in de proloog geven hem hierin gelijk (1:8; 2:3). Je kunt nu eindeloos blijven doorbomen op de machtsstrijd tussen God en de tegenstander (de satan), of over de oneerlijkheid van het leven. Het resultaat blijft hetzelfde: gelovig of niet, rechtschapen of niet… iedereen krijgt tijdens zijn leven te maken met goede én met (soms heel) kwade dingen. En daarmee moet je aan de slag, of je dat nu leuk vindt of niet… De wijze Prediker had het goed gezien: “Voor alles wat gebeurt is er een uur, een tijd voor alles wat er is onder de hemel. Er is een tijd om te baren en een tijd om te sterven, een tijd om te planten en een tijd om te rooien. Er is een tijd om te doden en een tijd om te helen, een tijd om af te breken en een tijd om op te bouwen. Er is een tijd om te huilen en een tijd om te lachen, een tijd om te rouwen en een tijd om te dansen.” (Prediker 3) Samen overleggen 1. Het leven is wat het is. Ook als gelovige krijg je goede en kwade dingen op je bord. Probeer met elkaar concrete raadgevingen te delen om hier zo positief mogelijk mee om te gaan. 2. Lees samen nog eens het gebed van keizer filosoof Marcus Aurelius (studie 11). Kun je je hierin vinden? 3. Hoe kan wat Paulus schreef in Rom 8:28 een hulp zijn? “Wij weten dat voor wie God liefhebben, voor wie volgens zijn voornemen geroepen zijn, alles bijdraagt aan het goede.” (Merk op dat in de grondtekst ‘God’ niet voorkomt als onderwerp (in de NBG wel), alsof Hij met een vingerknip het kwade zou veranderen in iets goeds!). Hoe versta jij dit? Veel vragen… en niet altijd een antwoord “Ik roep u om hulp, maar u antwoordt niet…” (30:20) “Laat nu de Ontzagwekkende antwoord geven…” (31:35) 4de kwartaal 2016 – Job: Studie 14 J.D. Job wil antwoorden. Er komt echter geen antwoord. Toch geen antwoord dat je zou verwachten. Ook geen duidelijk antwoord op het hoe en het waarom van het lijden. Misschien omdat er geen echt antwoord is. Geen antwoord dat voldoet zowel aan ons denken als ons voelen, geen antwoord dat voldoet in elke situatie voor ieder mens… Samen overleggen 1. Verwacht jij dat je op alles een antwoord krijgt? Moet een christen op alles een antwoord hebben? Is ‘ik weet het niet’ aanvaardbaar in het kader van getuigenis? 2. Hoe reageren indien er geen antwoord is of komt? 3. Job 42:4,5 lijkt aan te geven dat Job, ondanks het uitblijven van een klaar zwart op wit antwoord, toch innerlijke rust (her)vindt. Wat kan er volgens jou even goed of misschien soms zelfs beter zijn dan te blijven argumenteren? Heb je dit zelf al ervaren of meegemaakt? Vertel! 4. Wat is het gevaar van cliché antwoorden? Vind je bijvoorbeeld dat het schetsen van de ‘strijd in de hemel, tussen God en de satan’ voldoende is om in elke situatie troost te bieden? Focus op zonde en schuld “Zou een sterveling rechtvaardig zijn tegenover God, of een man rein tegenover zijn Maker?” (4:17) De drie vrienden blijven heel eenzijdig gefocust op hun theologische ideeën over zonde en schuld. In hun ogen heeft alles wat Job meemaakt daarmee te maken. Job onschuldig? Niemand is onschuldig, allen zijn zondaars… toch? Voor Job hebben ze dan ook een eenvoudige oplossing: boete en bekering; om genade smeken (waarbij genade dan betekent: onverdiende gunst): “indien gij God zoekt, en de Almachtige om genade smeekt, indien gij rein en oprecht zijt, dan zal Hij gewis over u opwaken en uw rechtmatige woning herstellen. (8:5,6 NBG) Job begrijpt het niet… Als hij zondigt, is God dan echt in gevaar? En hoe zit het met die vergiffenis waarvan zo vaak sprake is? “Heb ik gezondigd, wat doe ik U daarmee aan, Bewaker der mensen? (…) En waarom vergeeft Gij mijn overtreding niet en doet Gij mijn ongerechtigheid niet weg? (7:20-21) Ook vandaag nog is er een christelijk discours dat hoofdzakelijk opgebouwd is rond zonde, schuld en genade die je eigenlijk niet verdient… Daardoor wordt het werkwoord in Job 42:6 vaak vertaald als ‘boete doen’ of ‘tot bekering komen’, terwijl het overal elders in het boek vertaald wordt als ‘getroost worden’ of ‘troost vinden’… Vaak wordt ook vergeten dat het Bijbelse begrip ‘zonde’ zich eerder bekommert om de concrete gevolgen voor de mens (wanneer je ‘de weg kwijt bent’ of ‘je doel mist’) en niet zozeer op de theologisch-juridische aspecten (schuld t.o.v. God, wat bestraft moet worden). En ook dat het Bijbelse woord ‘genade’ niet de nadruk legt op ‘gunst die je echt niet verdient’, maar wel ‘goedheid, welwillendheid’ betekent (beeld van een vorst die zich welwillend naar iemand toebuigt). Samen overleggen 1. Vind jij dat we in het kader van kerk en godsdienst ons moeten toespitsen op zonde en schuld? Gebeurt dit nog vandaag? Hoe voel je je erbij? Vind je dit ook terug in Jezus’ houding? 2. Moeten we zonde erg vinden omdat het ongehoorzaamheid is tegenover God (en dus smaad) of omdat de concrete gevolgen van zonde vaak zo erg zijn? Of allebei? 3. Bekering = omkeren (O.T.), veranderen van denken (N.T.): waarin is deze betekenis verschillend van wat er vaak over gezegd wordt in religieuze middens? Maakt dit verschil iets uit? Omgaan met elkaar “Iemand die zijn vriend in de steek laat, heeft ook geen eerbied voor de machtige God. Ik ben teleurgesteld in jullie, mijn vrienden, zoals iemand teleurgesteld is die water zoekt in de woestijn en alleen maar een droog dal vindt. In de winter is het dal vol water, maar in de zomer is het droog. Al het water is verdwenen.” (6:14-17 BGT) Het grootste gedeelte van het boek Job gaat over hoe mensen (Job en zijn ‘vrienden’ met elkaar omgaan. Eerst krijg je de indruk dat de drie vrienden heel erg meevoelen met Job (2:11-13). Zodra Jobs reactie echter niet meer past in hun visie van hoe een gelovige zich zou moeten opstellen, gaan 4de kwartaal 2016 – Job: Studie 14 J.D. de poppen echter aan het dansen. Job wordt aangewreven dat hij, die altijd een troostend woord had voor anderen, zelf geen troost vindt in zijn geloof en zijn vroomheid (3:3-6). Hij wordt beschuldigd van allerlei kwaad waardoor hij dit onheil verdient (22:4 e.v.). Hun theologische overtuigingen nemen de bovenhand op medeleven en menselijkheid. Bij herhaling verwoordt Job wat scheef zit in die vriendenrelatie: 6:1-5 Is een beetje begrip voor mijn klacht te veel gevraagd ? Mijn klacht komt niet zo maar: “Balkt de wilde ezel bij het groene gras..?” 6.14-17 Ik heb échte vrienden nodig, die me niet in de steek laten als het er op aankomt, geen vrienden die lijken op een bergstroompje dat opdroogt in de zomer, wanneer water echt nodig is ! 6.21-23 Jullie zijn bang de handen uit de mouwen te moeten steken..! 6.24,25... Holle woorden zijn zo makkelijk (ook: 16:1-4) 6.1-5 “Mijn leed is zo zwaar dat ik domme dingen begin te zeggen... Kun je daar, rekening houdend met wat ik doormaak, geen begrip voor opbrengen? 13.7,8 Jullie denken meer aan Gods eer dan aan medelijden. 21.1-5 Laat mij eerst uitspreken, en spot dan... Uiteindelijk verdwijnt het probleem van het lijden op de achtergrond, en wordt er heel veel aandacht besteed aan de relatie tussen Job en zijn vrienden. Job lijkt het nog moeilijker te hebben met de veroordelende houding van de vrienden dan met de gebeurtenissen die hem overvielen… Samen overleggen 1. Evalueer samen eens de verschillende klachten die Job uit t.a.v. zijn vrienden. Is dit herkenbaar? 2. Hoe reageer je op wat Job zegt in 6:14 “Iemand die zijn vriend in de steek laat, heeft ook geen eerbied voor de machtige God.” Heeft hij gelijk om in het kader van godsdienst het accent (ook) te leggen op de horizontale relaties? 3. Deel met elkaar wat je dit kwartaal geleerd hebt m.b.t de omgang met elkaar. Zijn er aspecten bij die je wil proberen beter te doen dan voorheen? Wat kan er over het algemeen beter (ook in de kerk)? 4. Heb je zelf al meegemaakt dat het religieuze discours (de leerstellige overtuigingen) de bovenhand nam op medeleven en menselijkheid? Heb je zelf al in die val getrapt? Hoe belangrijk is het om begrip op te brengen, ook als je het eigenlijk niet eens bent met iemand? 5. Kun je ‘gelijk hebben’ en toch volledig fout zitten? God en godsbeeld “Waarom vervolgen jullie mij, zoals God?” (19:22) Het godsbeeld dat zowel Job als de vrienden met zich meedragen is dat van een hoog verheven God (El – Elohim – Eloah), die kan doen wat Hij wil zonder dat Hij ter verantwoording kan geroepen worden. Een God die de mens nauwlettend in de gaten houdt en bij elke gelegenheid straft of beloont. Job echter is er van overtuigd dat hij zoveel onheil niet verdient. Dus vindt hij dat God wel bijzonder onrechtvaardig is en hem (en de mens in het algemeen) vijandig gezind is. Dit was ook het gangbare godsbeeld bij de heidenen! Een dergelijk godsbeeld straalt ook af op zij die menen God te moeten vertegenwoordigen (in het boek Job zijn dat de ‘vrienden’): “Willen jullie zijn partij kiezen, optreden als pleitbezorgers voor God?" (13.8) Een negatief godsbeeld, een hard(vochtig)e godsdienst… Nochtans zijn er voldoende aanwijzingen dat God anders is dan vaak wordt beweerd. Zo laat God duidelijk blijken dat Hij het niet eens is met het veroordelende (en toch vaak vroom klinkende) discours van de vrienden : “‘Ik ben in woede ontstoken tegen jou en je twee vrienden, omdat jullie niet juist over mij hebben gesproken, zoals mijn dienaar Job.” (42:7) God verkiest Jobs oprechte klachten en zelfs beschuldigingen boven het vrome traditionele discours van de vrienden! Hij lijkt minder snel op de tenen getrapt dan de vertegenwoordigers van de godsdienst… Dit houdt ook in dat God zijn bijzonder positieve, waarderende kijk op Job van in de proloog (1:8) niet laat varen. De verteller van het boek Job lijkt hier toch wel de nadruk op te leggen. Daar waar Job en de vrienden bijna steeds de naam El / Eloah in de mond nemen (de verheven en machtige god, verbonden met de scheppingskracht), heeft de verteller het eerder over JHWH (zie inleiding en 4de kwartaal 2016 – Job: Studie 14 J.D. proloog, en ook 38:1 hoewel hij daar de ‘natuurantwoorden’ van de Schepper inleidt!)? JHWH wijst op Gods verbondenheid met de mens (het verbond!). In Joodse middens wordt die naam vaak uitgelegd als ‘de God die er bij wil zijn’, die ‘meegaat’ (Lees bijvoorbeeld Exodus 3 nog eens, waar God aan Mozes belooft om mee te gaan). Samen overleggen 1. Gods waardeoordeel over Job is bijzonder positief.. In het kader van godsdienst is het beeld van een glimlachende welwillende God eerder zeldzaam. Het is toch nooit goed genoeg?! Deel jullie reacties hierop met elkaar! 2. Mag je als christen een goed zelfbeeld hebben? Of moet het gevoel een zondaar te zijn overheersen? Wordt God groter wanneer de mens zich kleinmaakt (of klein gemaakt wordt)? 3. Welk godsbeeld heb jij? Welk godsbeeld overheerst in je kerk? … En welk godsbeeld wordt geschetst in de evangeliën (Jezus zei: wie mij heeft gezien, heeft de Vader gezien)? 4. Kun je hedendaagse voorbeelden geven van wat de gevolgen (ten goede of ten kwade) kunnen zijn van een bepaald godsbeeld? “Eerder had ik slechts over u gehoord, maar nu heb ik u met eigen ogen aanschouwd.” – 42:5 Samen overleggen Job lijkt een heel nieuwe ervaring te hebben opgedaan met God. Zijn godsbeeld is veranderd, veel persoonlijker geworden. Het geeft hem innerlijke rust, niettegenstaande alle tegenslagen en tegenkantingen… Heeft de studie van het boek Job ook jou geholpen om te groeien, te verdiepen, anders te worden, anders te kijken, anders te geloven..? Deel dit met elkaar. 4de kwartaal 2016 – Job: Studie 14 J.D.