VUB – Arbeidssociologie: Workshop 2005 – Arbeidsmarkt en netwerken – Carla Van Cleynenbreughel Internet & sociale netwerken Hoe vinden mensen een job? Informatie over jobaanbiedingen kan men veelal in advertenties vinden of via interimbureaus, kennissen, familie en vrienden bekomen. Maar volgens Foutain (2005) kan ook het internet beschouwd worden als een nieuwe sociale ruimte waarbinnen men toegang krijgt tot de informatiestroom van vrije arbeidsplaatsen. Toch heeft niet iedereen een gelijke toegang tot het internet. Binnen het kader van de sociologie wordt op het belang van de sociale netwerken gewezen voor het bekomen van de nodige informatie. Hier speelt de “The Strength of Weak Ties” (1973) van Granovetter een centrale rol. Het internet zorgt voor het verwerven van nieuwe informatie, omdat men zijn contacten op een goedkope manier kan onderhouden of versterken; ook de mogelijkheid om nieuwe relaties aan te knopen bestaat. Hieronder wordt de relatie tussen het vinden van een job en het internet weergegeven, ook het belang van de sociale netwerken wordt hier duidelijk. 1. Economie van informatie Het economisch marktmodel gaat uit van “perfecte informatie”: iedereen beschikt over de info die men nodig heeft. Maar de arbeidsmarkt is tweezijdig: iemand die werk zoekt, zal proberen zoveel mogelijk informatie te verlenen over zijn kwalificaties en zal op alle mogelijke jobaanbiedingen binnen zijn domein reageren. (Fountain, 2005) Iemand die een werknemer zoekt, draagt een groot risico. Hij wil op de hoogte zijn van de vaardigheden van de toekomstige werknemer. Verschillende processen moeten doorlopen worden vooraleer men de nodige informatie bekomt. Deze procedure is kostelijk en langdradig. Men kan zich misschien beter beroepen op persoonlijke relaties om de geknipte persoon te vinden. Zowel de werknemer als werkgever worden geconfronteerd met het informatieprobleem. (Fountain, 2005) 2. Sociale oplossingen voor het informatieprobleem Granovetter (1973) kwam tot de vaststelling dat sociale relaties helpen bij het zoeken naar een job. Hier maakt hij een onderscheid betreffende de bindingssterkte: sterke (Fig. 1) en zwakke (Fig. 2) relaties. Fig. 1 VUB – Arbeidssociologie: Workshop 2005 – Arbeidsmarkt en netwerken – Carla Van Cleynenbreughel Fig. 2 Men zou kunnen stellen dat de sterke relaties het meest voordeel bieden. Familie en vrienden zijn veelal enthousiast en gemotiveerd om te helpen. Granovetter (1973 & 1983) kwam tot de tegenovergestelde bevinding: vooral de kennissen en personen die men uit het oog had verloren, zullen helpen bij het vinden van de bestgepaste job. Hij gaf hiervoor volgende reden: zus, broer zitten in dezelfde sociale kringen als het EGO, d.w.z. dat er weinig nieuwe informatie circuleert. De individuen hebben dezelfde interesses en belangen. Wanneer men in contact komt met iemand die men weinig ziet en die nauwe banden onderhoudt met anderen, zal de kans groot zijn dat men nieuwe en nuttige informatie bekomt. Het sociale netwerk van de zwakke relaties verschilt van het persoonlijk sociale netwerk. 3. Gebrek aan info en het “matchingproces” Een antwoord op het gebrek aan informatie kan gegeven worden door het gebruik van de persoonlijke contacten en netwerken. (Fountain, 2005) De werkgevers zullen hun zoekproces kunnen reduceren; de screening kosten worden ingeperkt. De personen die in contact staan met de werkgever weten wat hij zoekt; ze zullen dan ook de info doorspelen aan mensen die ze kennen, waardoor de concurrentie om aangenomen te worden verminderd. Werknemers kunnen dus beschikken over exclusieve informatie. Hun sociale contacten zijn op de hoogte van hun kwalificaties en beroepsbelangen, ze kunnen helpen sturen naar een gepaste job. Soms worden door firma’s het aannemen van individuen via sociale contacten gepromoot. Zo kan men verdergaan op de kennis die de werknemer heeft m.b.t. de nieuwe werkkracht, zo zullen de interviewgesprekken ingeperkt worden. (Fountain, 2005) De persoonlijke contacten zorgen dus voor betrouwbare informatie en bovendien voor een daling van de interviewkosten voor de werkgevers. 4. Internetrevolutie Het internet is een populair zoekkanaal naar werk, maar niet iedereen heeft gelijke toegang. Men krijgt info m.b.t. jobs die niet in advertenties of via de interimbureaus aangeboden worden. Er zijn duizenden internetsites waar men informatie vindt over jobs, maar er zijn ook andere mogelijkheden om online te zoeken naar werk. Zo zullen kranten en firma’s jobs aanbieden en een screening test mogelijk maken via het net. Men kan als werkzoekende hier ook een cv nalaten zodat als er in de toekomst een plaatsje vrijkomt, men zijn gegevens reeds ter beschikking heeft gesteld. Deze gegevens zijn moeilijker te verkrijgen “offline”. Zo zal VUB – Arbeidssociologie: Workshop 2005 – Arbeidsmarkt en netwerken – Carla Van Cleynenbreughel men dan de fysieke trip moeten maken naar de organisatie waar men wil werken om vervolgens vast te stellen of er een positie vrij is. “Online” zoeken naar jobs is goedkoper en vereist slechts een kleine fysieke inspanning. Via het internet kan men eveneens een idee krijgen over de sfeer in een bedrijf, financiële stabiliteit, werkzekerheid, … . Deze informatie kan men niet halen uit de aanbiedingen op het plakbord in de bedrijfshal. De werknemers en werkgevers kunnen ook via hun sociale contacten “online” arbeidsinformatie uitwisselen. (Fountain, 2005) 5. De economie van informatie en het internet Zowel de WN als WG wordt overstelpt met informatie. Zo komt men tot het vinden van de juiste job en de juiste kandidaat. Het solliciteren via het internet kan door de WN beschouwd worden als een kwaliteit die de arbeider bezit. De kennis van het internet wordt verbonden met de wil tot bijscholing, inspanning , doorzetting en ervaring. Het vinden van een job is bijna kosteloos en gemakkelijk via het internet. Naarmate het door meer mensen gebruikt wordt zal het minder betrouwbaar worden voor de werkgever. Via het klikken op de muis kan men een jobaanbieding beantwoorden, maar veelal beschikt de kandidaat niet over de juiste kwalificaties of vervormt hij de waarheid. Soms heeft men zelfs niet de bedoeling om de job uit te oefenen en dit leidt tot misbruik. Voor verdere stadia in het zoeken naar een gepaste kandidaat zal de “online” zoekstrategie tekortschieten en moet men dus gebruik maken van de “offline strategieën”. De toenemende informatiestroom voor de werkzoekende creëert paradoxaal een gebrek aan vertrouwen in de informatie voor de werkgevers. (Fountain, 2005) Daarom is het misschien voor de werknemer voordelig om gebruik te maken van zijn sterke relaties om iemand te vinden die geschikt is voor de job. De sterke relatie veronderstelt een wederzijds vertrouwen, d.w.z. dat men enkel zijn reputatie wil riskeren als men zeker is dat men een geschikte kandidaat zal vinden. 6. Sterkte van “online” relaties Uit het empirisch onderzoek bij het zoeken naar een job via het internet is het duidelijk dat men de meest geschikte job niet vindt door de sterke relaties. De werkgevers en werknemers vinden de meest relevante wederzijdse informatie door een ketting van kennissen. Het is dus interessant om het “online” zoeken naar een job te plaatsen binnen de theorie van de sterkte van zwakke relaties van Granovetter . Hij en anderen hebben aangetoond dat wanneer men beschikt over een wijd netwerk van structureel zwakke relaties men over meer kwalitatieve en kwantitatieve informatie zal kunnen beschikken. (Granovetter, 1973 & 1983). Misschien is dit ook van toepassing m.b.t. het internet. Alle soorten relaties kunnen onderhouden worden via het internet. Internet maakt het onderhouden van relaties op lange afstand mogelijk en is niet kostelijk. Het biedt bovendien internetlinks tot sociale structuren die voor andere doeleinden werden gecreëerd dan het zoeken naar een job. Een “online” relatie is niet automatisch zwak, maar het internet maakt het gemakkelijk om relaties met kennissen te onderhouden en met mensen die buiten het primaire sociale netwerk staan. (Fountain, 2005) Deze kennissen (Fig. 3) kunnen een brug bieden naar andere sociale netwerken. Er zijn ook meer paden (Fig. 4) mogelijk om hetzelfde resultaat te bereiken. Het aantal actoren binnen de verschillende paden zullen dan variëren. (Granovetter, 1973) VUB – Arbeidssociologie: Workshop 2005 – Arbeidsmarkt en netwerken – Carla Van Cleynenbreughel Fig. 3 Fig. 4 (Granovetter, 1973) Ook het internetten als hobby draagt bij tot het onderhouden en verwerven van nieuwe zwakke relaties. Individuen die dezelfde belangen delen, komen via sites in aanraking met elkaar en kunnen elkaar dus van relevante informatie in de sector voorzien. Men komt dus op een gemakkelijke manier veel te weten. Het zoeken op het internet naar een job is minder voordelig naarmate er meer mensen toegang krijgen tot deze wereld, maar het internet draagt wel bij tot het bekomen van de zwakke sociale relaties die helpen bij het zoeken naar een job. (Fountain, 2005) 7. Besluit Voor werkgevers is het misschien voordeliger als ze bij het zoeken van een kandidaat gebruik maken van hun sterke relaties, hierdoor zullen ze minder tijd moeten investeren in de “screening” en meer vertrouwen hebben in de kennis en ervaring van de voorgestelde kandidaat. De werknemer kan door het gebruik van een sterke relatie aan exclusieve informatie komen, waardoor de kans om aangenomen te worden vergroot wordt. De zwakke relaties langs beide kanten vormen een stroom aan informatie, wat eerder voordelig is voor de werknemer, maar niet altijd voor de werkgever. Maar ze kunnen zich niet enkel richten tot hun sterke relaties want dit geeft totale defragmentatie. VUB – Arbeidssociologie: Workshop 2005 – Arbeidsmarkt en netwerken – Carla Van Cleynenbreughel Als de “sterkte van de zwakke relaties” zowel “online” als “offline” ondersteund worden, dan zal de communicatie - technologie de mensen helpen bij het vinden van een job, omdat het de persoonlijke communicatie tussen vrienden en kennissen verbetert en dit levert veelal belangrijke info over de arbeidsmarkt. Sociaal kapitaal is belangrijk voor de WG en WN. 8. Bibliografie Fountain, Christine (2005) Finding a Job in the Internet Age. In: Social forces, 83 (3), p. 1235-1262. Granovetter, M. (1973) The Strength of Weak Ties. In: American Journal of Sociologie, 78 (6), p. 1360-1380. Granovetter, M (1983) The Strength of Weak Ties: A Network Theory Revisited. Sociological Theory, vol. 1, p. 201-233. (zie ook: www.personal.si.umich.edu~rfrost/courses/SI110/readings/In_Out_and_ Beyond/Granovetter.pdf.)