Medicijnen bij persoonlijkheidsstoornissen

advertisement
Medicijnen bij persoonlijkheidsstoornissen
Inleiding
Bij persoonlijkheidsstoornissen is psychotherapie de behandeling van eerste keus. Medicijnen kunnen een
belangrijke rol spelen in de behandeling, maar dan vooral ter ondersteuning van de psychotherapie.
Medicijnen kunnen persoonlijkheidsstoornissen niet genezen. Wel kunnen ze de ernst verminderen van
sommige persoonlijkheidsklachten. Ingewikkeld is dat persoonlijkheidsstoornissen vaak gepaard gaan met
andere psychiatrische stoornissen, die, om ze te onderscheiden van persoonlijkheidsstoornissen, klinische
stoornissen worden genoemd. Voor de klinische stoornissen geldt dat medicijnen soms wel de behandeling van
eerste keus zijn. In deze folder leggen we uit hoe een en ander zit.
Een ingewikkelde kwestie
Het gebruik van medicijnen bij persoonlijkheidsstoornissen is om meerdere redenen ingewikkeld. Om te
beginnen moet er dus onderscheid worden gemaakt tussen klinische stoornissen en persoonlijkheidsklachten.
Verder is het zo dat de bestaande kennis over medicijnen tegen persoonlijkheidsklachten vooral gaat over de
borderline persoonlijkheidsstoornis. In de praktijk gaan we er vaak vanuit dat deze kennis ook relevant is voor
de andere persoonlijkheidsstoornissen.
Redenen om medicijnen voor te schrijven
Mensen met een persoonlijkheidsstoornis kunnen dus om twee redenen in aanmerking komen voor een
behandeling met medicijnen:
1. Het gelijktijdig voorkomen van een klinische stoornis. Denk hierbij aan stoornissen zoals ADHD, een
depressieve stoornis of een paniekstoornis.
2. Persoonlijkheidsklachten; deze klachten zijn vaak lastig te onderscheiden van klinische stoornissen, omdat
het gelijktijdig voorkomen van een persoonlijkheidsstoornis en een klinische stoornis de manier beïnvloedt
waarop de klachten worden beleefd en geuit.
Het is van belang deze twee redenen van elkaar te onderscheiden, omdat de behandeling met medicijnen bij
klinische stoornissen anders is dan bij persoonlijkheidsstoornissen.
Klinische stoornissen
Voor de behandeling met medicijnen bij klinische stoornissen bestaan per stoornis duidelijke protocollen en
bijbehorende medicatiefolders. Je kunt de folders zelf downloaden via www.nvvp.net (producten). In overleg
met je psychiater moet worden gekeken naar wat in jouw individuele geval het beste beleid is. Hierbij moet
o.a. rekening worden gehouden met je persoonlijkheidsstoornis.
Persoonlijkheidsstoornissen
Voor een behandeling met medicijnen van persoonlijkheidsklachten is het van belang te bekijken welke
klachten op de voorgrond staan. Hieronder zie je de meest gebruikte indeling.
• Verstoringen van het denken: achterdochtig zijn, verwardheid en het horen van stemmen. Een
antipsychoticum vormt hier de behandeling van eerste keus. Als dit helpt, kan het ook de stemming
verbeteren evenals de impulsiviteit, boosheid en vijandigheid.
• Impulsieve gedragingen: dit betreft gedragingen zoals suïcidepogingen, zelfverwonding, gewelddadig
gedrag, eetbuien, alcohol- en/of drugsmisbruik, wisselende seksuele contacten, geldverspilling,
gokken en woede-uitbarstingen. Bij deze gedragingen kan een stemmingsstabilisator of een
antidepressivum worden voorgeschreven. Bij gevaarlijk gedrag kan ook een antipsychoticum worden
ingezet.
• Verstoringen van het gevoelsleven: hieronder vallen stemmingswisselingen, depressieve stemming,
boosheid, prikkelbaarheid en angst. Deze klachten kunnen behandeld worden met een
antidepressivum of een stemmingsstabilisator. Bij aanhoudende angstklachten kan ook een
antipsychoticum worden gegeven.
2014
1
Bij dissociatieve klachten, zoals vervreemding van jezelf of van je omgeving, zijn er geen duidelijke
aanwijzingen dat medicijnen verbetering geven.
Overzicht van de verschillende medicijnen
Voor alle medicijnen geldt dat ze op meer dan één soort persoonlijkheidsklacht verbetering kunnen geven. Om
deze reden, maar ook vanwege de mogelijke ongewenste werkingen, verdient het de voorkeur niet meer dan
één medicijn tegelijkertijd voor te schrijven.
• Antipsychotica
•
•
•
Bijna alle antipsychotica komen in aanmerking. Ze verschillen vooral wat betreft de bijwerkingen.
Antidepressiva
De antidepressiva die in aanmerking komen behoren tot de moderne antidepressiva: SSRI’s.
Stemmingsstabilisatoren
De voorkeur gaat uit naar de nieuwere stemmingsstabilisatoren (topiramaat, valproïnezuur en
lamotrigine). Topiramaat en valproaat kunnen met name bij impulsiviteit, boosheid of prikkelbaarheid
voorgeschreven worden.
Benzodiazepinen
Benzodiazepinen zijn kalmerings- en/of slaapmiddelen. Ze hebben een beperkte plaats in de
behandeling omdat ze soms een averechts effect hebben. Bovendien werken ze meestal maar tijdelijk
en raak je eraan gewend, waardoor het lastig is om te stoppen en de neiging bestaat steeds hogere
doseringen te gebruiken.
Aandachtspunten bij het gebruik van medicijnen
Therapietrouw
Medicijnen werken alleen goed als ze trouw worden ingenomen. Geschat wordt dat dit in 30 tot 50% van de
gevallen niet gebeurt. Dit geldt trouwens net zo goed voor het gebruik van medicijnen tegen lichamelijke
ziektes zoals bijvoorbeeld suikerziekte, als voor het gebruik bij persoonlijkheidsstoornissen. Als je bijvoorbeeld
twijfels hebt over het effect of bang bent voor de ongewenste werkingen, bespreek dit dan zo spoedig mogelijk
met je psychiater. Openhartigheid hierover willen wij graag stimuleren, omdat wij ervan overtuigd zijn dat de
therapietrouw daardoor toeneemt.
Inname van de medicijnen
Naast onvoldoende therapietrouw is verkeerde inname van de medicatie waarschijnlijk een andere veel
voorkomende verklaring voor het niet optimaal werken van de medicatie. Denk hierbij aan vragen als “Moeten
de medicijnen dagelijks worden ingenomen?”, “Moeten ze op een vast tijdstip worden ingenomen?”, “Maakt
het uit of ik het voor of na het eten doe?”, “Heeft het tijdstip van inname invloed op de bijwerkingen?”, etc.
Het is van belang dat in het overleg met je psychiater uitgebreid aandacht wordt besteed aan dit onderwerp.
Dosering
Voor alle genoemde medicijnen geldt dat weliswaar aanwijzingen bestaan dat ze een gunstig effect hebben op
de klachten van persoonlijkheidsstoornissen, maar officieel zijn ze daarvoor niet geregistreerd (zogenaamd ‘offlabel’ gebruik van medicatie). De doseringen die in de bijsluiter staan vermeld zijn dan ook vaak niet van
toepassing op de behandeling van persoonlijkheidsklachten, maar hebben betrekking op de behandeling van
klinische stoornissen. Met name wat betreft de antipsychotica geldt dat bij persoonlijkheidsstoornissen
meestal lagere doseringen worden voorgeschreven.
Gewenste en ongewenste werkingen
Voor alle genoemde medicijnen geldt dat het meestal enige tijd (tot een aantal weken) duurt voor de gewenste
werking duidelijk zichtbaar wordt. Ongewenste werkingen, oftewel bijwerkingen, treden vaak al eerder op.
Antipsychotica kunnen gewichtstoename, dufheid of emotionele afvlakking geven. Bij sommige antipsychotica
kunnen spierklachten ontstaan.
Voor de antidepressiva geldt dat ze met name in de eerste weken maag- en darmklachten kunnen geven,
evenals nervositeit, hoofdpijn, trillen en slapeloosheid. Verder wordt regelmatig genoemd dat suïcidaliteit kan
2014
2
ontstaan of toenemen in de eerste weken van de behandeling een antidepressivum. Alhoewel er nog
onvoldoende bewijs is voor deze stelling, is het vanwege de ernst van de klacht van belang dit goed in de gaten
te houden. Tot slot kunnen met name op de langere termijn seksuele problemen en emotionele afvlakking
ontstaan.
Alle stemmingsstabilisatoren kunnen misselijkheid, duizeligheid, slaperigheid en hoofdpijn veroorzaken,
evenals emotionele labiliteit. Deze klachten treden met name in de eerste weken van het gebruik op. Verder
kan met name lamotrigine ernstige huidreacties geven en leidt valproïnezuur vaak tot gewichtstoename.
Hoe lang blijven gebruiken
Als het medicijn na een maand of drie nog steeds onvoldoende helpt, is het aan te raden er weer mee te
stoppen. Doe dit nooit op eigen houtje omdat veel medicijnen niet alleen stapsgewijs moeten worden
opgebouwd, maar ook afgebouwd. Doe je dit niet dan kunnen de psychische klachten tijdelijk verergeren. Als
het medicijn wel voldoende helpt, is het gebruikelijk dat na uiterlijk 6 maanden voor het eerst wordt gekeken
of het weer gestopt kan worden. In het algemeen is weinig bekend over de gewenste duur van het gebruik van
medicijnen bij persoonlijkheidsstoornissen.
Gebruik van alcohol en drugs
Bij alle genoemde medicijnen wordt gewaarschuwd voor het gebruik van alcohol of drugs. Deze middelen
kunnen het effect van de medicijnen verminderen en de bijwerkingen versterken.
Deelname aan het verkeer
Voor alle genoemde medicijnen geldt dat ze de rijvaardigheid beïnvloeden. Kijk voor meer informatie op
www.geneesmiddeleninhetverkeer.nl en www.rijveiligmetmedicijnen.nl.
Zwangerschap en borstvoeding
Voor de meeste medicijnen geldt dat ze bij voorkeur worden gestopt bij een zwangerschap of borstvoeding.
Hetzelfde geldt wanneer er sprake is van een zwangerschapswens. Kijk voor meer informatie op
www.poppoli.nl.
Interacties met andere medicijnen
Sommige medicijnen versnellen de afbraak van andere medicijnen in de lever, waardoor deze minder
werkzaam kunnen zijn. Een bekend voorbeeld is de versnelde afbraak van de anticonceptiepil door
stemmingsstabilisatoren waardoor de pil niet meer veilig is en je zwanger kunt raken. Belangrijk is om alle
medicijnen die je gebruikt (ook die je zelf gekocht hebt bij de drogist) te melden aan je behandelend psychiater
en apotheker.
Bronnen
Zonder, M., Ingenhoven, T. (2008.) Folder ‘Medicatie bij de borderline persoonlijkheidsstoornis’.
Landelijke Stuurgroep Multidisciplinaire Richtlijnontwikkeling (2008). Multidisciplinaire Richtlijn
Persoonlijkheidsstoornissen. Trimbos-instituut Utrecht.
Ingenhoven, T., Rinne, T. (2009). Medicamenteuze behandeling (pag. 331-349). In: E.H.M. Eurelings-Bontekoe,
R. Verheul, W.M. Snellen (red.). Handboek persoonlijkheidspathologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum.
T. Hoeksema, L. van Lin en E. van Meekeren, psychiaters Scelta Den Haag
2014
3
Download