1 Economie en Arbeidsmarkt 3 Programma Economie en Arbeidsmarkt: werken aan een krachtiger, weerbaarder en duurzamere economie Investeren in het talent van elke Rotterdammer en het stimuleren van economische groei van Rotterdam zijn belangrijke speerpunten uit het Collegewerkprogramma 2010 – 2014 ‘Werken aan talent en ondernemen’. Om de economie krachtiger, weerbaarder en duurzamer te maken hebben we samen met stedelijke partners een duidelijke agenda opgesteld. Aanvullend hierop hieraan hebben we een programma ontwikkeld waarmee we de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vormgeven. Het resultaat heeft u nu in handen: het programma Economie en Arbeidsmarkt. Hoe ontwikkelt de Rotterdamse economie zich, hoe kunnen we sterktes behouden en uitbouwen, en wat doen we om zwaktes te ondervangen? Hoe kunnen we inspelen op trends in de economie? Op de vele baanopeningen die als gevolg van de vergrijzing ontstaan? En wat is de rol van de gemeente hierbij? Dit en de maatregelen die daarvoor nodig zijn, worden de komende pagina’s uitgewerkt. Het beleid richt zich op drie thema’s: - Sterkere economische structuur - Aantrekkelijker vestigingsklimaat - Match tussen vraag en aanbod van arbeid Een deel van de plannen en inzet sluit aan op het in de vorige collegeperiode gevoerde (sociaal-) economische beleid. Maar er zijn belangrijke nieuwe accenten zoals op het gebied van acquisitie, (sociale) innovatie, regionale samenwerking, duurzaamheid en het versterken van het accountmanagement. Tevens worden verbanden gelegd tussen participatie, onderwijs en economie. We bundelen onze inzet omdat het voorhanden hebben van voldoende en gekwalificeerde werknemers immers essentieel is voor economische ontwikkeling. Het krachtiger, weerbaarder en duurzamer maken van onze economie is een opgave én een belang voor de hele stad en regio. Rotterdam heeft van oudsher het imago van een echte ondernemers- en werkstad en vanuit deze kracht is dit programma Economie en Arbeidsmarkt opgesteld. Als College van Burgemeester en Wethouders zijn we trots op het behaalde resultaat. Graag gaan wij samen met alle betrokken stedelijke partners aan het werk. Op zijn Rotterdams. College van Burgemeester en Wethouders 1 Economie Krachtiger, weerbaarder en duurzamer 2 4 Economie Krachtiger, weerbaarder en duurzamer Inhoudsopgave Inleiding 7 1.De opgave 9 1.1De economische situatie 1.2Een krachtige, weerbare en duurzame economie 1.3Doelen 1.4Werkwijze 9 9 13 13 2.Sterkere economische structuur 15 3.Concurrerende vestigingsvoorwaarden 27 4.Versterken accountmanagement en acquisitie 37 2.1Sterke clusters 2.1.1 Havengerelateerd cluster 2.1.2 Medisch en zorg 2.2Stedelijke sectoren 2.2.1 Kennisintensieve zakelijke dienstverlening 2.2.2Creatieve bedrijvigheid 2.2.3Consumentendiensten 2.3Innovatie en duurzaamheid 2.3.1 Een innovatief klimaat 2.3.2Digitale technologie als vestigingsvoorwaarde 2.3.3De economische potentie van duurzaamheid 2.4De regionale dimensie 3.1Ruimtelijke vestigingsklimaat 3.1.1Gebieden 3.1.2Werklocaties 3.2Bevorderen van het ondernemerschap 3.2.1Dienstverlening aan ondernemers 3.2.2Reductie administratieve lasten en aanpak irritatie top-10 3.2.3Stimuleren ondernemerschap 3.3Aantrekkelijke stad 3.4De regionale dimensie 4.1Accountmanagement 4.2Acquisitie 4.3De regionale dimensie 16 16 17 18 18 19 20 21 21 23 24 25 27 27 29 32 32 33 34 35 36 38 40 41 5.Voorwaarden voor succes 43 6.Organisatie en Financiën 49 5.1Draagvlak en krachtenbundeling 5.2Sturen op resultaat 5.3Versterken van kennis en begrip van de economie 5.4‘Economie’ richtinggevend in concern 5.5Samenhang met de ander collegeprogramma’s 5.6Focus op de regio 6.1Organisatorische aspecten 6.2Middelen 6.3Communicatie Bijlage: Doel Inspanningen Netwerk 43 43 44 46 46 47 49 49 50 51 7 Inleiding Hoe ontwikkelt de economie zich, hoe kunnen we sterktes behouden en uitbouwen en wat doen we om zwaktes te ondervangen? Hoe kunnen we inspelen op trends in de economie? Dit en de maatregelen die daarvoor nodig zijn, worden in dit programma uitgewerkt. Met deze maatregelen wil het college een van haar belangrijkste doelen bereiken, namelijk dat de economie er over vier jaar beter voor staat of, zoals in het collegewerkprogramma staat, de economie “krachtiger, weerbaarder en duurzamer” is. Een deel van de inzet sluit aan op het in de vorige collegeperiode gevoerde economische beleid, maar er zijn belangrijke nieuwe accenten, zoals op het gebied van innovatie en duurzaamheid en het versterken van het accountmanagement. Bij de samenstelling van het programma zijn instellingen, organisaties en het bedrijfsleven betrokken in beleidsateliers, themabijeenkomsten en een schriftelijke consultatieronde. De consultaties hebben bruikbare en welkome suggesties voor het programma opgeleverd en bieden duidelijke aanknopingspunten voor samenwerking. De opbouw van het programma is als volgt. Hoofdstuk 1 behandelt de opgave. In hoofdstuk 2 (economische structuur) wordt beschreven hoe we onze sterke clusters en sectoren kunnen versterken en de economie innovatiever en duurzamer kunnen maken. Hoofdstuk 3 beschrijft de hierbij horende vestigingsvoorwaarden en in hoofdstuk 4 komen accountmanagement en acquisitie aan de orde. Hoofdstuk 5 benoemt voorwaarden voor succes. 8 9 Hoofdstuk 1 De opgave 1.1 De economische situatie De stedelijke economie draait goed door, met zelfs weer een lichte stijging van de werkgelegen­ heid. In de zorgsector ontstonden de meeste banen. De economie in het Rijnmondgebied kromp in 2009 met 3,3%, maar de werkgelegenheid is redelijk overeind gebleven. Onderdelen die het zwaar hadden, zoals haven en transport, herstellen zich weer. Het aantal starters in de eerste twee kwartalen van 2010 is 12% hoger dan in dezelfde kwartalen van 2009 en 2008. De grootste toename van het aantal vestigingen van nieuwe bedrijven was in de zakelijke dienstverlening. Weliswaar stijgt de werkloosheid, maar de langdurige werkloosheid neemt af: werklozen zijn sneller aan een baan te helpen. Er is een stijgende arbeidsparticipatie, met name van laagopgeleiden1. De crisis heeft de economische verhoudingen flink opgeschud. Alle economische actoren moeten zich daar dan ook op instellen. Het college wil de crisis zo snel mogelijk achter zich laten. Doel is dat de economie er over vier jaar beter voorstaat. 1.2 Een krachtige, weerbare en duurzame economie Volgens het collegewerkprogramma wil het college de Rotterdamse economie krachtiger, weerbaarder en duurzamer maken. Maar wat betekent dit? De Rotterdamse economie wordt gekenmerkt door drie samenhangende economische systemen: 1. De internationale mainport Rotterdam, gebaseerd op productie en logistiek. 2. Het grootstedelijke systeem met (internationale) hoofdkantoren, zakelijke diensten en kennisinstellingen, deels gerelateerd aan de mainport. 3. De omvangrijke stedelijke economie, die bestaat uit diverse vormen van stedelijke consumentendiensten aan bewoners en bezoekers. De drie systemen zijn onderling via allerlei bedrijfs- en netwerkrelaties nauw verweven. Over het algemeen geldt dat bedrijven die (inter-)nationaal opereren, en hun goederen en diensten vooral buiten de regio afzetten, inkomengenererend zijn voor de regio. Dit terwijl bedrijven die hun goederen en diensten vooral afzetten binnen de eigen regio, primair draaien op bestedingen door bewoners en bedrijven uit dat gebied. Dat gaat in het bijzonder op voor de consumentensector. Een krachtige en weerbare economie kent een evenwichtige mix van deze drie systemen en type bedrijven. 1. Economische Verkenning Rotterdam 2011. 10 11 De internationaal georiënteerde bedrijvigheid staat in het teken van: de havengerelateerde industrie en dienstverlening (transport en logistiek, energie, procesindustrie en maritieme zakelijke dienstverlening) en de kennisintensieve zakelijke dienstverlening (kennisdiensten). Meer op de regio en de stad georiënteerd zijn de clusters medisch en zorg en de sectoren detailhandel, horeca, cultuur (consumentendiensten) en de creatieve bedrijvigheid. Deze sterke sectoren samen dragen de regionale economie en arbeidsmarkt: daar zit onze kracht. Die kracht moet worden vastgehouden om de economie (weer) sterker te maken en te groeien. Wat is een krachtige, weerbare en duurzame economie? In een krachtige en weerbare economie is er een hecht stedelijke en regionaal netwerk van bedrijven dat verbonden is met de sterke internationale sectoren en voorziet in de wensen van de bewoners en de bezoekers van de stad. Deze economie wordt gekenmerkt door permanente vernieuwing, zowel door startende en groeiende bedrijven en vestiging van kwalitatief interessante bedrijven als door de continue verbetering van de kwaliteit van arbeid, ondermeer door de voortdurende verbetering van scholing van de bevolking. Bewoners, werknemers en ondernemers dagen elkaar uit succesvol te zijn, zij kunnen zich verbeteren en hun talent ontwikkelen en voelen zich verantwoordelijk voor hun werken leefomgeving. In deze economie bestaat voldoende vraag en dynamiek in de hele arbeidskolom, waardoor iedereen die wil participeren een plaats kan vinden. Voor de inhoudelijke onderbouwing van dit document is gebruik gemaakt van de Economische Verkenning Rotterdam 2011, een aantal onderzoeken: w.o. Deloitte (Internationale markt- en sectoranalyse Rotterdamse regio), Wouter Jacobs (World Port City Networks), Roland Berger (Op weg naar nieuwe Economische agenda Zuidvleugel), Frans Nauta (Herijking innovatiebeleid Rotterdam), Intelligence Group (Het behoud van Rotterdamse studenten), Arbeidsmarktprognoses 2010 (Bureau Louter) en de Economic Review hoger onderwijs (OECD), de uitkomsten van de consultatierondes en een aantal expertbijeenkomsten. 12 Wat zijn de belangrijkste sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen? Sterk Zwak Kansen Bedreigingen - De havengerelateerde sectoren en het medisch- en zorgcluster. - Uitstekende internationale bereikbaarheid. - Goed ontwikkelde kennisinfrastructuur. - Groot aanbod aan hoog opgeleide arbeidskrachten. - De kansen in de sfeer van energie, klimaat en water in mainport, havencluster en de stad. - De sterke medisch en zorgsector in relatie tot de demografische trends. - Grote gebiedsontwikkelingen en programma’s (Binnenstad, Stadshavens en Zuid) bieden kansen om in te spelen op de vestigingswensen van de sterke sectoren. - De Rotterdamse ondernemende cultuur. - Relatief minder sterk in kennisintensieve stedelijke sectoren. - De economie vernieuwt zich onvoldoen­ de, groei werkgelegenheid blijft achter. - Het innovatief vermogen van het bedrijfsleven is ondergemiddeld, m.u.v. de zakelijke dienstverlening. - Het op­leidings­niveau van de beroepsbevolking is gemiddeld genomen relatief laag. - Regionale versnippering. - Teruglopende collectieve middelen (ook bij grote bedrijven). De economische sectoren blijven sterk door zich te vernieuwen, te innoveren en in te spelen op de kansen, bijvoorbeeld op het gebied van duurzaamheid. Duurzaamheid vertaalt zich zowel in de haven (biobased-economy), in Stadshavens (watertechnologie) en in de stad (bouw en architectuur). Hun bijdrage aan de stad is blijvend, doordat ze goed aarden in een gebied of stadsdeel, door toeleverings- en uitbestedingrelaties of omdat ze zonder veel moeite personeel vinden. Daarmee is een aantal randvoorwaarden voor kracht, weerbaarheid en duurzaamheid gegeven: een sterk innovatief klimaat, goede fysieke vestigingscondities met ruimte voor ondernemerschap, een goede internationale bereikbaarheid, een goed opgeleide beroepsbevolking en een aantrekkelijke leefomgeving (gezond, groen, voorzieningen). Om beter voelbaar te maken hoe het er met de economie voorstaat, gaan we gebruik maken van de economische index (zie pagina 42). 13 1.3 Doelen Als het erom gaat de economie de komende vier jaar sterker te maken, zijn er voor stad en regio drie doelen: 1. De economische structuur versterken. 2. Concurrerende vestigingsvoorwaarden bieden. 3. Voldoen aan de vraag naar arbeid in de economie. De economische structuur versterken De concurrentiekracht van de sterke clusters moet sterker worden, de clusters moeten zo veel mogelijk spin-off opleveren en verankerd zijn in stad en regio. De innovatiekracht van de economie moet groter worden. Concurrerende vestigingsvoorwaarden bieden Stad en regio moeten concurrerend zijn als vestigingsplaats. De beschikbaarheid van bedrijfsruimte, de dienstverlening aan het bedrijfsleven, de kwaliteit van de regelgeving, de bereikbaarheid en de kwaliteit van de stad als woon- en leefstad spelen hierbij mee. Voldoen aan de vraag naar arbeid in de economie Rotterdam heeft naar verhouding veel lager opgeleiden en relatief minder midden- en hoog opgeleiden. Het in balans brengen van de kwaliteit van vraag en aanbod is een belangrijke opgave, waarbij het ook gaat om het vergroten van vitaliteit van de beroepsbevolking. Invalshoeken zijn in- en doorstroming, het ontwikkelen van de werkgelegenheid op middenen hoog niveau, het aanbieden van carrièrelijnen en het stimuleren van werkenden om verder te leren. Deze opgave is zo urgent dat deze in het speciaal daarop gerichte programma Arbeidsmarktontwikkeling wordt opgepakt. Aan de kernopgaven zijn prioriteiten verbonden. Het realiseren ervan heeft voorrang, desnoods ten koste van andere onderwerpen. De prioriteiten worden ter plaatse in aparte tekstkaders vermeld. Samen met de partners gaan we ze zo SMART mogelijk definiëren zodat ze als sturingskader voor het programma kunnen dienen. 1.4 Werkwijze De maatregelen vragen goed op elkaar afgestemde inspanningen van gemeente en stedelijke en regionale partners. Met deze partners wil het college de samenwerking aangaan. Het college wil samen met de partners investeren in de onderbouwing van kennis en begrip van de economie, waardoor de maatregelen doelgerichter en effectiever kunnen worden. Het wil ook met de partners nadenken over de koers op langere termijn. En het wil waar mogelijk samen de uitvoering van de benodigde maatregelen ter hand nemen. In het programma is aangegeven hoe het college die samenwerking wil organiseren. Dit betreft ook de samenwerking met regionale partners. 14 15 Hoofdstuk 2 Sterkere economische structuur In de economische theorie wordt onder het begrip economische structuur verstaan: ‘Het geheel van factoren die het productief vermogen van de economie bepalen’. Het gaat om het soort bedrijven dat in stad en regio gevestigd is, in welke sectoren deze actief zijn, in welke levensfase ze verkeren, hoe concurrerend en innovatief ze zijn binnen hun markt en welke omvang ze hebben. Ook hoort de kwaliteit en beschikbaarheid van de productiemiddelen erbij, waaronder arbeid. Er is geen ‘one size fits all’ definitie. Elke stad en regio heeft haar eigen unieke kenmerken, die met elkaar bepalen hoe sterk de economische structuur is. Het gaat om een gebalanceerde mix van grote en kleine bedrijven, internationaal opererende ondernemingen en bedrijven die de lokale markt bedienen, starters, groeiers en volwassen bedrijven, zittende bedrijven en nieuwe vestigingen van buiten. Behalve de sectorstructuur zijn grootte, de dynamiek van bedrijven (starters, uitbreidingsinvesteringen) en het innovatief vermogen belangrijke onderdelen van die mix. Prioriteit – Sterke clusters De concurrentiepositie van de sterke clusters wordt sterker 2 De Rotterdamse economische structuur wordt sterk gekenmerkt door en bepaald door het havengerelateerde cluster en het cluster medisch en zorg. Deze clusters zijn belangrijk voor het behoud en de groei van de werkgelegenheid en bedrijvigheid, nu en in de toekomst. Hoe sterker de concurrentiepositie van deze clusters; des te groter het groeivermogen van de economie3. De beleidsinzet is de concurrentiepositie van deze clusters te versterken, door zo gunstig mogelijk randvoorwaarden aan te bieden en door gerichte inzet van de instrumenten van het economisch beleid. Naast deze clusters onderscheiden we enkele stedelijke sectoren. Dit zijn sectoren die belangrijk zijn voor werkgelegenheid en een betekenisvolle bijdrage leveren aan het stedelijke woon en leefklimaat, namelijk de zakelijke dienstverlening, de creatieve bedrijvigheid en de consumentendiensten. De inzet voor deze sectoren is primair randvoorwaardenscheppend. 2. Afgemeten aan het marktaandeel van de clusters. 3. Bronnen: onder andere OECD review, onderzoek Roland Berger, Randstad 2040 (in lijn met de Rotterdamse Economische Visie). 16 2.1 Sterke clusters 2.1.1 Havengerelateerd cluster Het haven- en industriecomplex is belangrijk voor de nationale en regionale economie en ook voor de stad en de Rotterdamse bevolking. De grote investeringen en logistieke stromen die ermee gemoeid zijn, zorgen ervoor dat (de regio) Rotterdam een vestigingsplaats wordt voor haven­gerelateerde dienstverlening in de sfeer van maritiem recht, verzekeringen, kennisdiensten, financiering en merchant banking. Het havengerelateerd cluster omvat twee deelsectoren die hieronder worden beschreven. Tabel 1 Kansen voor havengerelateerd cluster Bron: Deloitte, Jacobs (EUR), Ecorys, Louter en Roland Berger. haven- en industrie complex (hic) havengerelateerde zakelijke dienst­verlening kwalitatieve bijdrage kwantitatieve bijdrage Verdere groei van HIC vertalen naar afgeleide groei in de stedelijke economie (zie onderstaande sectoren) Omvang arbeidsmarkt (2010): 45.000 (Rotterdam). Verwacht aantal baanopeningen voor HIC 1.775-2.400 in regio groot Rijnmond. Toegevoegde waarde: € 13,5 mln. Kennisintensieve sector op raakvlak zakelijke dienstverlening en haven. Internationale niche en bijdrage Rotterdam ‘Smart Port’. Kennisdiensten bieden ook banen aan lageropgeleiden. Omvang arbeidsmarkt (2010): 3.600 – 7.200 Verwachte groei 2% / in unieke internationale nichemarkt. Verwachte groei toegevoegde waarde: 3 tot 4 miljoen (2 – 2,5%) Toegevoegde waarde: €159 mln. Het cluster maakt de komende decennia een transitie door. Traditionele sectoren zoals transport en logistiek, chemie en energie ontwikkelen en vernieuwen zich volop. Dat gebeurt op allerlei manieren: door efficiencyverhogende en kostenbesparende maatregelen, door waarde toe te voegen aan bestaande producten en processen en door nieuwe groeimarkten aan te boren. Een voor haven en stad strategisch toekomstperspectief is te vinden in kansen en trends op het gebied van water- en deltatechnologie, de biobased economy en duurzaam en energiezuinig bouwen. De vernieuwing binnen de havengerelateerde sectoren kenmerkt zich door de opstap naar nieuwe economische activiteiten. Een deel van de bedrijvigheid die hieruit voortvloeit, is kennisintensief en kantoorhoudend. Het gaat om activiteiten in de sectoren zelf, maar ook in toeleverende havengerelateerde dienstverlening. Deze bedrijven vragen om een vestigingsmilieu dat goed aansluit op de kwaliteiten die de grootstedelijke agglomeratie Rotterdam biedt: • Goede bereikbaarheid en verbindingen. • Voldoende aanbod van centrumstedelijke, goed bereikbare werklocaties en aantrekkelijke woonlocaties. • De nabijheid van kennisinstellingen, zakelijke en overige dienstverleners (financieel, commercieel, facilitair, cultureel, detailhandel) en een groot aanbod van hoogopgeleiden. 17 Wat willen we bereiken? - Sterke concurrentiepositie van het cluster. - Grotere synergie tussen haven en stad en sterke havengerelateerde economie. De groei van de haven wordt vertaald naar afgeleide groei in deelsectoren in de stedelijke en regionale economie, namelijk transport en logistiek, metaal, procesindustrie, energie en de maritieme (zakelijke) dienstverlening. Inspanningen en activiteiten van gemeente en van gemeente en samenwerkingspartners - Aanbieden van passende vestigingsvoorwaarden in programma’s en in de gebiedsgerichte aanpak. Samen met regionale partners (Havenbedrijf Rotterdam en bedrijfsleven) zetten we in op de kansen in de haven die resulteren in kansrijke uitvoeringsprojecten in vooral stadhavens en de binnenstad. - Bouwen aan een sterke triple helix in verband met Clean tech Delta. - De uitvoering van vijf strategische regionale samenwerkingsprojecten (Deltri, Strategische Agenda Zuidvleugel, Regionale herstructureringsopgave bedrijfsterreinen, Programma Regionale Knooppunten van de Stadsregio). Deze opgaven hebben hun zwaartepunt binnen het haven- en industriecomplex, maar hebben ook invloed op andere sectoren en delen van de stad. - Met bedrijven en het Havenbedrijf werken aan een attractieve arbeidsmarkt, opleidingenstructuur; (door)ontwikkelen van ‘Smart Port’. - In de evaluatie van het Uitvoeringsprogramma Haven wordt gekeken of het programma Carrière in de haven wordt voortgezet of misschien wordt verweven in een andere (bredere) aanpak. - Acquisitie en accountmanagement top-100. 2.1.2 Medisch en zorg De gezondheidszorg krijgt veel aandacht in de regio Rotterdam. Het gezond zijn, houden en krijgen van de bewoners is van groot belang. Bovendien levert het banen op. De medische en zorgbedrijven vormen samen (qua werkgelegenheid) de grootste stedelijke economische sector met 60.900 banen (2010). De sector biedt banen voor starters, stimuleert de doorstroom van lager opgeleiden en bindt hogeropgeleiden aan stad. De zorgsector levert een hoop bedrijvigheid op, zoals de innovatie van zorgverlening en zorgondersteuning (door technologische ontwikkelingen). De sector biedt groeikansen in zorginnovatie: 25% van de MKB- innovaties komt uit de gezondheidszorg. Het medisch cluster, gekoppeld aan het Erasmus Medisch Centrum, en in Medical Delta-verband met de Technische Universiteit Delft en de Universiteit Leiden, is klein maar kansrijk, innovatief en genereert hoogwaardige werkgelegenheid. 18 Tabel 2 Kansen voor medisch en zorg Bron: Deloitte, Louter en Roland Berger. medisch en zorg kwalitatieve bijdrage kwantitatieve bijdrage Zorg- en welzijn sector met werkgelegenheid op alle beroepsniveaus, biedt kansen voor startbaan en doorstroom. Omvang arbeidsmarkt (2010): 60.900 Klein en kansrijk zijn biomedische R&D en nieuwe bedrijvigheid in zorginnovatie. Verwachte groei +10.000 banen tot 2015 (3% p.j. 2010 – 2015) ) en medisch en zorg grootste banenmotor Omzet (2009) € 2,5 mrd Wat willen we bereiken? - Sterke concurrentiepositie van het cluster. Inspanningen en activiteiten - Voorzetting van het programma Economische Ontwikkeling Medisch en Zorg Rotterdam, waarin door gemeente en partners zoals Erasmus Merdisch Centrum, Maasstad Ziekenhuis wordt gewerkt aan gebiedsontwikkeling, kennisvalorisatie (biomedical fund, incubator), zelfredzaamheid (E-health, domotica) en arbeidsmarkt. - Bouwen aan een sterke triple helix (samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijfsleven) en Rotterdamse propositie rond kansrijke biomedische R&D, E-health & domotica en Zorginnovatie. - Creëren van concurrerende vestigingsvoorwaarden via de gebiedsgerichte aanpak (m.n. Binnenstad en Zuid en het programma werklocaties). - Vergroten beschikbaarheid personeel (in het programma Arbeidsmarktontwikkeling). - Accountmanagement instellingen en acquisitie; vergroten internationale zichtbaarheid en ondersteunen branding op excellente deeldomeinen. 2.2 Stedelijke sectoren 2.2.1 Kennisintensieve zakelijke dienstverlening De kennisdienstverlening is onderdeel van de zakelijke dienstverlening, met als deelsectoren juridische en financiële dienstverlening, accountancydiensten en adviesbureaus4. Unieke internationaal onderscheidende niches voor Rotterdam zijn de havengerelateerde zakelijke dienstverlening en de architectuursector. Deze hoogwaardige sector is belangrijk voor het aantrekken en vasthouden van kenniswerkers. De sector stelt hoge eisen aan het vestigingsklimaat. In de kennisintensieve zakelijke dienstverlening verwachten we tot 2015 1.000 extra banen (Louter 2010, prognose 2010 – 2015). 4. De activiteiten in schoonmaak, beveiliging en catering zijn onderdeel van de zakelijke dienstverlening, maar behoren niet tot de kennisintensieve zakelijke dienstverlening. 19 Tabel 3 Kansen voor kennisintensieve zakelijke dienstverlening Bron: Deloitte, Louter en Roland Berger. kennisdiensten kwalitatieve bijdrage kwantitatieve bijdrage 41% van de zakelijke dienstverlening (25.300 banen) is hoogwaardige arbeid. Omvang arbeidsmarkt (2010): 54.900 Waarvan 25.300 hoogwaardige banen Verwachte groei voor zakelijke dienstverlening: + 3.000 banen tot 2015 (1,1% p.j.) en voor hoogwaardige banen + 1.000 tot 2015 (0,9%) Wat willen we bereiken? - Sterke concurrentiepositie van de sector. Inspanningen en activiteiten - Creëren van gunstige vestigingsvoorwaarden door gebiedsgerichte aanpak (o.a. Binnenstad, Stadshavens, werklocaties). - Aanbieden van up to date ICT infrastructuur (Glazen Maas, ook relevant voor andere sectoren). - Vergroten beschikbaarheid personeel (in het programma Arbeidsmarktontwikkeling). - Inzet van acquisitie en accountmanagement (top 100 en accountmanagement instellingen). 2.2.2 Creatieve bedrijvigheid De creatieve bedrijven zijn aantrekkelijke werkplekken voor hoger opgeleiden. Creatieve bedrijvigheid en creatieve professionals zijn goed voor het imago van de stad en maken van Rotterdam een aantrekkelijke vestigingsstad. Beleving, identiteit en lifestyle spelen daarbij een grote rol. Tabel 4 Kansen voor creatieve bedrijvigheid creatieve bedrijvigheid kwalitatieve bijdrage kwantitatieve bijdrage Draagt bij aan het innovatievermogen van andere sectoren, zowel bedrijfsmatig als maatschappelijk. Omvang arbeidsmarkt (2010): 9.900 Draagt bij aan een stedelijk aantrekkelijk vestigings­klimaat en de kwaliteit van gebiedsontwikkelingen. Verwachte groei: Het cluster blijft de komende jaren stabiel. Hierbinnen vindt enige verschuiving plaats. Wat willen we bereiken? - De creatieve industrie moet zoveel mogelijk bijdragen aan gebiedstransformatie en gebiedsverbetering, talentontwikkeling, de innovatie in andere bedrijfstakken en op andere maatschappelijke terreinen. 20 Inspanningen en activiteiten - Creeren van gunstige vestigingsvoorwaarden. - Stimuleren van ondernemerschap onder de creatieve beroepsgroepen. - Op peil houden van het aantal creatieve werkplaatsen. Dit gebeurt door vastgoedeigenaars te stimuleren vastgoed (tijdelijk) beschikbaar te stellen voor creatieve bedrijvigheid. 2.2.3 Consumentendiensten Hieronder vallen horeca, detailhandel en de vrijetijdseconomie. De sector staat garant voor veel banen, biedt (lager)opgeleiden de kans om door te groeien en zorgt voor bestedingen in de stad. De vrijetijdseconomie is (met de creatieve bedrijvigheid) belangrijk voor de beeldvorming van Rotterdam als aantrekkelijke en levendige stad. De sector consumentendiensten is voor ca. 80% afhankelijk van de lokale markt. De groei is afhankelijk van consumentenbestedingen. Om die groei te bereiken, is diversiteit en onderscheidendheid van het aanbod belangrijk. Tabel 5 Kansen voor consumentendiensten Louter. consumenten­ diensten kwalitatieve bijdrage kwantitatieve bijdrage Draagt bij aan kwalitatief woon- en leefklimaat en imago stad Omvang arbeidsmarkt (2010): 46.300 Veel werk op MBO-niveau (doorgroei). 22% van de bestedingen afkomstig mensen buiten de stad. Verwachte groei + 3.000 banen tot 2015 (1,3%) Wat willen we bereiken? - Sterke concurrentiepositie van de sector. Inspanningen en activiteiten - Creëren van gunstige vestigingsvoorwaarden door gebiedsgerichte aanpak (o.a. Binnenstad). - Aantrekken van bezoekers, bedrijven en bewoners van buiten Rotterdam. - Citymarketing en de inzet van evenementen. 2 21 figuur 1 Kansrijke clusters en stedelijke sectoren concurentiepositie boven gemiddeld OBE Economie. Bron: Stadsontwikkeling. 7.200 a.p. 45.000 a.p. 15.500 a.p. 45.000 a.p. 46.300 a.p. maritieme zak. dienstverlening HIC (Rotterdam) medisch zorg consumentendiensten kennisdiensten creatieve bedrijvigheid beneden gemiddeld 9.900 a.p. 25.300 a.p. laag hoog kennis intensiteit aantal arbeidsplaatsen: <10.000, groei aantal arbeidsplaatsen (a.p.): >10.000 – <40.000, boven gemiddeld, >40.000 geen groei 2.3 Innovatie en duurzaamheid 2.3.1 Een innovatief klimaat Innovatie is een belangrijke bron van welvaartsgroei en maakt de stad en regio economisch weerbaarder. Steden die kennisintensief zijn, blijken minder gevoelig voor conjunctuurschokken. Innovatieve kracht is nodig voor een sterke economische structuur. In een goed werkend innovatiesysteem wordt (nieuwe) kennis gegenereerd en uitgewisseld. Vervolgens benutten bedrijven dit voor de ontwikkeling van nieuwe diensten en producten. De gemeente ondersteunt al langer initiatieven en projecten om innovatie te bevorderen. Ze zijn gericht op de basisvoorwaarden voor innovatie: • Onderwijs en talentontwikkeling. • Een aantrekkelijk woon- en leefklimaat voor kenniswerkers. • Het creëren van hoogwaardige werkgelegenheid. • Een krachtige ICT-sector. 22 Desondanks blijft de innovatiegraad van Rotterdamse (industrie)bedrijven -met uitzondering van de zakelijke dienstverlening- achter bij het landelijk gemiddelde. Op meerdere fronten is verbetering mogelijk. Kansen liggen er als het gaat om (de voorwaarden voor) een goed werkend innovatiesysteem5. Ontwikkelingen zoals het Nieuwe Werken en de opkomst van de sociale media kunnen als draagolf dienen. Een belangrijke sleutel voor verbetering is te vinden in het veel beter afstemmen en samenwerken tussen bedrijfsleven, overheid en gemeente t.a.v. koers, prioriteiten en inzet van middelen. Innovatie is veel meer dan kennis en R&D. Of kennisontwikkeling daadwerkelijk tot bestendig economisch effect leidt voor bedrijf en regio, hangt in sterke mate af van ondermeer de: • Kwaliteit van het ondernemerschap. • Flexibiliteit en competenties van het personeel. • Kwaliteit van het bedrijvennetwerk. • Verbinding tussen kennisinstellingen en bedrijfsleven. Feitelijke voorwaarde voor economisch effect is innovatie in brede zin. Het effect wordt vergroot door sociale innovatie: het ontwikkelen van nieuwe managementvaardigheden (dynamisch managen), het hanteren van innovatieve organisatieprincipes (flexibel organiseren) en het realiseren van hoogwaardige arbeidsvormen (slimmer werken en talentontplooiing). Het doel: de productiviteit verbeteren en een vernieuwing in de arbeidsorganisatie en arbeidsrelatie. Dit leidt tot verbeterde prestaties van de organisatie en de ontplooiing van talenten. In het programma, de Innovatieagenda en het programma Arbeidsmarkt­ontwikkeling wordt deze brede basis gekozen. Wat willen we bereiken? - De achterstand van de innovatiegraad ten opzichte van het landelijk gemiddelde wordt verkleind, of wordt zelfs hoger dan het landelijk gemiddelde, door een betere samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen. Prioriteit – Beter innovatief klimaat Breed gedragen innovatieagenda, een door partners in de regio gedeelde langetermijnvisie, strategie en aanpak voor het bevorderen van innovatie. 5. Onderzoeken: OECD review, Frans Nauta, Economische Verkenning Rotterdam 2011, Volberda. 23 Onze inspanningen en activiteiten in samenwerking met bedrijfsleven en kennisinstellingen - Opstellen van de Innovatieagenda door gemeente samen met kennisinstellingen en bedrijfsleven. Deze beschrijft hoe het innovatievermogen wordt vergroot, geeft koers en rollen aan en benoemt doelen en inspanningen. De Innovatieagenda zorgt voor meer samenhang en coördinatie tussen de inspanningen van gemeente, kennisinstellingen en bedrijfsleven. - Belangrijke onderdelen en aspecten van de agenda: • Lange termijn beleid, inhoudelijk focus (kansrijke sectoren). • Kennis benutten door bedrijven, kennisontwikkeling en -diffusie. • Interactie en samenwerking binnen het systeem (triple helix). • Samenhang en coördinatie op bestaande programma’s, projecten en activiteiten. • Het stimuleren van (inter)nationale netwerkvorming, branding en communicatie. • Het afstemmen met regionaal en nationaal beleid. • Het benutten van de kansen die sociale innovatie biedt. • Clean Tech (Clean Tech Delta), medisch (Medical Delta) en zorg. - De agenda sluit aan op de TriDelta Rotterdam-Delft-Leiden (follow up van de OECD review hoger onderwijs). De Innovatieagenda is medio 2011 gereed voor besluitvorming. 2.3.2 Digitale technologie als vestigingsvoorwaarde In vrijwel alle bedrijfstakken en sectoren is ICT een essentieel onderdeel voor de bedrijfsvoering. Daarnaast is het ook de drijvende kracht achter innovatie en vernieuwing van producten en dienstverlening. Digitale technologie en glasvezelinfrastructuur zijn daarom van belang voor gemeentelijke dossiers als werkplek 2020, Clean Tech Delta, Rotterdam Climate Initiative en het programma Economische Ontwikkeling Medisch en Zorg Rotterdam. De toenemende groei van dataverkeer en vraag naar snellere verbindingen, afhandeling en opslag, vraagt om een hoogwaardige infrastructuur op basis van glasvezel. Dit wordt door Rotterdam dan ook gezien als een belangrijke vestigingsfactor. De markt blijft echter achter in het realiseren van deze netwerken met bijbehorende voorzieningen. Het programma de Glazen Maas doorbreekt deze impasse. Het effect: ondernemers vinden alle basisfaciliteiten binnen de stadsgrenzen. Wat willen we bereiken? - Hoogwaardige en snelle internetverbindingen zijn een integraal onderdeel van het pakket aan vestigingsvoorwaarden dat wij bieden. Onze inspanningen en activiteiten - Zowel operationeel als op beleidsniveau stimuleren van nieuwe generatie open datanetwerken. - Uitbreiding datacenter Spaanse Kubus en realiseren van een ultramodern ‘groen’ datacentrum door marktpartijen. - Een proef met digitale zorg in de wijk. - Onderzoek naar de mogelijkheden om de activiteiten van Glazen Maas te verzelfstandigen. - Aandacht bij andere overheden voor de specifieke problematiek van grote steden, waar de markt niet wil investeren. 24 2.3.3 De economische potentie van duurzaamheid Het coalitieakkoord benadrukt dat duurzaamheid een belangrijke katalysator is voor de Rotterdamse economie. De duurzaamheidaanpak kent twee sporen: 1. het realiseren van de beleidsdoelstellingen (CO2-reductie, adaptatie en dergelijke) met het daarbij behorende pakket van maatregelen, met als doel op korte termijn resultaten te halen; 2. het ontwikkelen van een structurele innovatieaanpak ten gunste van de economie. De voor Rotterdam belangrijkste focusgebieden zijn: - Energie en klimaat. Mondiaal treedt een verschuiving op van fossiele naar duurzame energie. Daarnaast wordt veel aandacht gegeven aan het verminderen van energieverbruik en de toepassing van biomassa. De vraag naar brandstoffen en chemicaliën gebaseerd op biologische grondstoffen groeit. In de mainport wordt fors geïnvesteerd in nieuwe fabrieken voor de productie van bio-brandstoffen en aanverwante dienstverlening zoals opslag en distributie. Dit is een kans voor de stedelijke kennisdienstverlening. Rotterdamse bedrijven spelen een leidende rol in Europa, dit kan verder worden uitgebouwd door de bio-based economy (o.a. groene chemie) nadrukkelijk te positioneren. Andere kansen zijn gelegen in investeringen in CO2-opslag, duurzame energie en de uitwisseling van warmte - Duurzaam bouwen. Er zijn kansen inzake energiebesparende investeringen in de bestaande bouw. De gemeente en een betrokken samenwerkingspartners (o.a. woningbouwcorporaties, mkb, ontwikkelaars) worden vanuit het programma Duurzaamheid aangejaagd tot het doen van deze investeringen. Voor de keten ontwikkelaars, architecten, aannemers en installatiebedrijven is dit van groot belang, zeker gezien de huidige crisis in bouw. - Water. Stedelijke gebieden in delta’s krijgen te maken met groeiende regenafvoer en stijgende zeespiegels. Deltagebieden moeten zich aanpassen, onder meer door de aanleg van dijken. In de mondiale groeimarkten rond klimaat, water en energie liggen kansen voor Rotterdam. Rotterdam is nu al een belangrijke showcase voor de toepassing van Nederlandse kennis en kan daar in de toekomst nog meer van profiteren. Bijvoorbeeld door de vestiging van het Nationaal Watercentrum. - Als laatste zien we dat grote Rotterdamse bedrijven en sectoren zich in toenemende mate toeleggen op het verduurzamen van relevante productieketens (o.a. AVR en Unilever). Bezien moet worden, hoe hier economisch winst uit te halen valt bijvoorbeeld in de kennisdienstverlening. Voor biobased-economy, bouwsector en water- en deltatechnologie zijn er dus kansen. De diverse onderzoeken die vanuit en voor Rotterdam zijn gedaan rond het thema duurzaamheid laten veelal hetzelfde beeld zien. Inzet op duurzaamheid leidt tot een transitie van de economie en daarmee ook tot een transitie van de werkgelegenheid: van banen in de bestaande, meer conventionele, bedrijvensectoren naar banen in duurzame bedrijvensectoren. Niet investeren in duurzaamheid leidt tot banenverlies aan andere regio’s, duurzaamheid heeft dus ook daarom een hoge prioriteit. 25 De afgelopen jaren is al veel opgebouwd; er zijn convenanten met kennisinstellingen, er zijn goede bouwstenen in de keten innovatie, kennisontwikkeling, incubators, experimenteerruimte etc. Nu gaat het erom, om gezamenlijk met allereerst het programma Duurzaamheid en Stads­ havens de verbinding met de economische instrumenten te maken en deze concreet in te vullen. Wat willen we bereiken? - De best mogelijke randvoorwaarden om in te spelen op de ontwikkelingen op het gebied van klimaat, energie en water. Zo wordt de vooraanstaande positie van het Rotterdamse Haven- en Industriecomplex op het vlak van biobased energy, klimaat en water verder versterkt en uitgebouwd. Onze inspanningen en activiteiten - In 2011 worden zowel het beleidskader als het uitvoeringsprogramma geschreven. De inspanningen vallen onder de uitgangspunten van het programma Duurzaamheid. 2.4 De regionale dimensie De relaties tussen bedrijven, kennisinstellingen en overheden overstijgen al snel de gemeente­ grenzen. De mate waarin dat het geval is, en het relevante regionale schaalniveau waarop, verschilt per cluster. In het bijzonder bij de clusters medisch en zorg, clean tech (incl. water en deltatech, biobased economy en duurzaam bouwen) en het Haven Industrieel Complex is regionale samenwerking geboden. We investeren daarom in de continuering en versterking van de regionale samenwerking binnen de lopende samenwerkingsverbanden van Medical Delta (met Delft en Leiden), Clean Tech Delta (vooral met Delft) en voor het Haven Industrieel Complex in Deltri-verband (met Drechtsteden en West-Brabant). Hierbij wordt voortgebouwd op het advies van de EDBR naar aanleiding van het OECD rapport over het Hoger Onderwijs (Regionale Kennisagenda 2010 – 2015). Er is ook nauwe samenwerking tussen de samenstellende delen van de triple helix boven de bestaan­de clusterinitiatieven noodzakelijk. Er is een start gemaakt met intensievere regionale samen­werking op dit systeemniveau. De gemeente Rotterdam heeft hierbij neemt hierbij de regierol. De regionale dimensie wordt in de Innovatieagenda uitgewerkt. 26 27 Hoofdstuk 3 Concurrerende vestigingsvoorwaarden Voor een ondernemer zijn goede bereikbaarheid, een adequate fysieke werklocatie en een gezond en aantrekkelijk woonklimaat (voor zichzelf en het personeel) de belangrijkste vestigingsfactoren. Maar ondernemers vinden ook de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening belangrijk. 3.1 Ruimtelijke vestigingsklimaat Bij het ruimtelijk vestigingsklimaat gaat het, afhankelijk van de soort bedrijvigheid, om gebieden en werklocaties. 3.1.1 Gebieden Rotterdam voert integraal gebiedsgericht beleid uit bij de ontwikkeling van een gebied, waarbij rekening wordt gehouden met economische, fysieke en sociale doelen. Het overkoepelende economisch stadsbelang/beleid wordt gematcht met de specifieke gebieds­ontwikkeling. Hierdoor wint de stad als geheel aan kwaliteit en gaat de ontwikkeling van het ene gebied niet ten koste gaat van andere delen in de stad. Dit gebeurt samen met de deelgemeenten, gemeentelijke diensten, instellingen, woningcorporaties, de markt en bewoners. Uiteindelijk doel: genereren van een aantrekkelijk leef- en ondernemersklimaat. Het accent bij het gebiedsgericht economisch beleid ligt op de binnenstad, Zuid en Stadshavens en – door middel van het accountmanagement MKB – op het versterken van de wijkeconomie en functiemenging. Stadshavens Het Stadshavensprogramma vormt (in ruimtelijke en in economisch-functionele zin) de brug tussen de mainport en de stad. Het fysieke brandpunt en boegbeeld is de ontwikkeling van het RDM terrein. Hier wordt door innovatie, onderwijs en start-ups gewerkt aan technologie en innovatie. Deze hebben zowel de haven als stad nodig om de komende decennia naast elkaar door te groeien (clean tech delta). Vernieuwing en verduurzaming komen hier samen. Het European China Centre is een goed voorbeeld van transformatie op korte termijn. Omliggende wijken profiteren van de ontwikkelingen. De gemeente investeert daar namelijk extra in onderwijs. Hierdoor kwalificeert de jonge, lokale beroepsbevolking zich voor de banen die Stadshavens genereert. Binnenstad De binnenstad heeft met de ontwikkeling rond het Centraal Station (Central District Rotterdam, (CDR)), in combinatie met de hogesnelheidstrein en Rotterdam - The Hague Airport, een belangrijke troef in handen om internationaal opererend bedrijfsleven aan de stad te binden (zakelijke dienstverlening, finance en insurance, energie). Het programma voor de binnenstad heeft de ambitie dat er meer mensen gaan wonen en werken en meer bezoekers komen, die langer blijven en meer besteden. Ook moet de binnenstad een plek zijn waar het aangenaam is om te verblijven voor bezoekers, bewoners, studenten, bedrijven en investeerders. Deze doelstellingen zijn in lijn met de economische doelen in het programma. De samenhang tussen beide programma’s zit in de grote gebiedsontwikkelingen, zoals CDR, maar ook in 28 elementen als aanpak leegstand, plintenaanpak, bruisende binnenstad, verruimde openingstijden en evenementen. Vanuit het programma wordt de nadruk gelegd op een aantrekkelijk en onderscheidend vestigingsmilieu voor het internationale bedrijfsleven, een sterk voorzieningenaanbod, een kwaliteitsimpuls voor het winkelaanbod en logische verbindingen tussen de binnenstedelijke winkelgebieden. Zuid Het Nationaal Programma Kwaliteitssprong Zuid wil door middel van talentontwikkeling en het benutten van het arbeidspotentieel, de problemen in Zuid aanpakken. De drie thema’s zijn: jeugd en onderwijs, werk en economie en kwetsbare woonmilieus. De focus ligt op het benutten van de economische potentie van de Stadshavens, Stadionpark, Zorgboulevard en Hart van Zuid. Wijkeconomie en functiemenging Het stimuleren en faciliteren van economische ontwikkeling in de wijk vraagt vaak om een gebiedsgerichte aanpak. Maatwerk op het vlak van visie, netwerkvorming, samenwerking tussen diensten onderling en de deelgemeente en het schakelen tussen operationeel (wat is er nu nodig) en strategisch niveau (input voor hoger beleid/agendasetting). De gebiedsgerichte aanpak wordt toegepast op de West Kruiskade en bij de grote gebiedsontwikkelingen zoals CS, Hoboken en het Wijnhaveneiland. Ook zijn er stedelijke programma’s voor bedrijventerreinen en winkelgebieden, die gebiedsgericht en op wijkniveau worden uitgevoerd. Wanneer vanuit wijkeconomie gesproken wordt over functiemenging is het voornamelijk in gebieden waar wonen de belangrijkste bestemming is maar waar ook ruimte is voor ondernemerschap en bedrijvigheid. Functiemenging kent verschillende vormen. Variërend van zeer kleine, niet direct zichtbare bedrijvigheid, tot woon-werkunits, bedrijfs- en winkelruimtes, grootschalige kantoorgebouwen en bedrijfsverzamelgebouwen in de woonwijken. De focus van wijkeconomie ligt meer dan voorheen op het versterken van wat goed en kansrijk is. Wat willen we bereiken? - Bij de uitwerking en inrichting van de diverse wijkplannen, maar ook de collegeprogramma’s voor Zuid, de binnenstad en het programma Stadshavens, wordt rekening gehouden met de vestigingskarakteristieken van de sterke Rotterdamse sectoren en het MKB. Onze inspanningen en activiteiten - Samen met de deelgemeenten werken aan de verbetering van de wijkeconomie. - Stedelijke economische doelstellingen/beleid vertalen we in kansen en opgaven voor het gebied, met het oog op de belangen en met draagvlak van stakeholders in het gebied. Input leveren aan de gebiedsvisie, de gebiedsontwikkelingen en het stedelijk economisch beleid. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Aansluiting zoeken bij de (stedelijke) economische doelstellingen/beleid. - Deelgemeenten werken aan een veilige openbare ruimte, waarin gehandhaafd wordt. - Vastgoedeigenaren investeren mee in een aantrekkelijke omgeving. - Woningcorporaties investeren mee in de economische ontwikkeling van wijken. 29 3.1.2 Werklocaties Bedrijventerreinen Er is nog altijd een gebrek aan voldoende kwalitatief goede bedrijventerreinen. Veroudering van de terreinen leidt tot verschraling en het wegtrekken van bedrijven naar andere vestigingslocaties buiten de regio. Het Rijk, de provincies en de gemeente hebben in 2010 afspraken gemaakt over de uitgifte en herstructurering van bedrijfsterreinen. Partijen hebben afgesproken dat de zogenaamde ‘SER-ladder’ van toepassing is en verkiezen herstructurering boven de uitgifte van nieuwe terreinen. In stadsregionaal verband wordt samengewerkt in het Regionaal Herstruc­ turerings­overleg Bedrijfsterreinen (RHOB). Hierin worden ook de regionale herstructurerings­ middelen verdeeld. Wat willen we bereiken? - Betere aansluiting op de markt van huidige en toekomstige ondernemers. - Adequaat aanbod voor verschillende sectoren, door revitalisering van verouderde terreinen, functiemenging (realisatie van bedrijfsruimten binnen stedelijk gebied voor bedrijven in lage Hinderwetcategorieën).en door het realiseren van nieuwe bedrijventerreinen. Onze inspanningen en activiteiten - Behoud van bestaande bedrijventerreinen voor bedrijven die niet gemengd kunnen worden met wonen. Tegengaan van transformatie. - Realisatie van nieuwe bedrijventerreinen Nesselande, Hoog Zestienhoven en Nieuw Reijerwaard (Ridderkerk) en revitalisering van bedrijventerreinen (als eerste Spaanse Polder, Noordwest, Hordijk, Gadering-Hoogvliet, Laagjes en Schiebroek). - Functiemenging in stedelijk gebied. - Realisatie en uitbouw van parkmanagement op Spaanse Polder, Noordwest, Hordijk, Gadering-Hoogvliet, Laagjes en Schiebroek (samen met de partners). - Eigenaren stimuleren hun vastgoed te onderhouden en/of te herontwikkelen om waardevermindering tegen te gaan. Gewenste inspanningen van onze samenwerkingspartners - Provincie levert een subsidiebijdrage aan de herstructurering van bedrijventerreinen en stelt provinciale herstructureringsopgaven vast. De provincie speelt een belangrijke rol in de planning van nieuwe bedrijventerreinen. - Regio stemt de planning van nieuwe bedrijventerreinen en de revitalisering van bedrijventerreinen af (onderdeel Regionale Strategische Agenda (Stadsregio)). - Rijk speelt een belangrijke rol bij de realisatie van infrastructuur en draagt bij aan de aanleg van Nieuw Reijerwaard. Kantoren Door de stagnerende economie lopen vraag aanbod van werklocaties, zowel in de kantorenmarkt als bij bedrijventerreinen, niet meer gelijk op. Wanneer alle plannen onverkort worden uitgevoerd, neemt de leegstand toe. Dit heeft nadelige economische consequenties: slecht voor het imago van gebieden, het draagvlak voor voorzieningen komt onder druk en 30 vastgoedeigenaren worden voorzichtig met investeringen in kwaliteit. Zonder nieuwbouw wordt het echter lastig over voldoende kwalitatief hoogwaardige vestigingsmogelijkheden te beschikken. Wat willen we bereiken? Minder leegstand in bestaande panden en overaanbod van nieuwbouwplannen. Wat is marktconform voor het gebied en hoe verhoudt dit zich tot de integrale stedelijke ontwikkeling? Deze vraag is aan de orde bij de herijking van gebiedsontwikkelingen, maar ook bij de toetsing van projectprogramma’s. Uitgangspunt is dat de binnenstad (en in het bijzonder Central District) en Stadshavens prioriteit hebben bij de programmering van nieuwbouw. Hetzelfde geldt voor de aanpak van de leegstand. De genoemde gebieden hebben voorrang bij de omzetting van verouderde kantoren naar andere economische functies of woningbouw. Vernieuwing en aanvulling van verouderd/ontbrekend aanbod Hoewel de nieuwbouwproductie omlaag moet, is vernieuwing van het vestigingsaanbod wel nodig. Vooral om nieuwe bedrijven aan te trekken en geen bedrijven te verliezen in de concurrentie met andere steden en regio’s. Verbreding wordt gezocht door een relatie te leggen met de arbeidsmarkt: zijn locaties goed bereikbaar en leiden ze tot meer werkplezier? Aanpak leegstand Hoewel duidelijk is dat er meer leegstand is dan wenselijk, is de problematiek nog onvoldoende uitgezocht. Leegstand kan voor de eigenaar problematisch zijn. Toch zijn er ook voorbeelden van kantoren die vrijwel leeg staan, maar die voor de belegger toch rendabel zijn. In dat geval is er soms sprake van maatschappelijke overlast. Bewoners en bezoekers van het gebied zien verloedering ontstaan. Dit betekent dat, afhankelijk van het type leegstand, er een aanpak op maat moet komen. Eventueel is het ook mogelijk af te wachten als er geen direct probleem is voor eigenaar en de gemeente. In de gevallen van gewenste aanpak wordt met eigenaren en andere indirect betrokkenen via tenminste vijf pilots (gezamenlijk onderzoek naar mogelijkheden, met eventueel onorthodoxe maatregelen) naar oplossingen gezocht. Op 13 April 2011 is hier door de gemeente met marktpartijen het Convenant Aanpak Leegstand Kantoren gesloten. Prioriteit – Kantorenleegstand Samen met marktpartijen wordt de kantorenleegstand aangepakt, door transformatie, de sloop van panden op specifieke locaties, het ontwikkelen van gericht instrumentarium en de (regionale) programmering van nieuwbouw. 31 Afstemming met regio en marktpartijen De gemeente kan de aanbodontwikkeling en acquisitie van nieuwe bedrijven niet onafhankelijk van anderen sturen. Zowel bij regio-gemeenten als bij diverse marktpartijen ontbreekt echter een duidelijk beeld van de huidige situatie en het toekomstperspectief. Door de kennis van werk­­locaties te delen ontstaat inzicht en vertrouwen om gezamenlijk, en in onderlinge afstemming, te werken aan de twee eerder genoemde gewenste effecten. De Navigator Werklocaties geeft 2x per jaar een stand van zaken van vraag en aanbod op de verschillende vastgoedmarkten. Behalve bedrijventerreinen, kantoren en winkels wordt ook informatie over horeca en maatschappelijke voorzieningen geleverd. Onze inspanningen en activiteiten - Opzetten, verder ontwikkelen en de beleidsinterpretatie van de Navigator Werklocaties. - Aanpak leegstand. - Accountmanagement en kennisontwikkeling. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Om meer marktconform aanbod te ontwikkelen, meer verouderde kantoren uit de markt te nemen en draagvlak voor een nieuwe koers te krijgen is vooral consultatie van grote kantoorgebruikers (via accountmanagement) en investeerders/beleggers gewenst. Gesprekken met Den Haag, Delft en Breda zijn nodig. Detailhandel en winkelgebieden De detailhandel is sterk in beweging, zowel aan de vraag- als aanbodzijde. Rotterdam kent forse volumes aan geplande winkelontwikkeling. De totale plannen lopen op tot zo’n 40% van het totale winkelaanbod. Vooral gericht op niet-dagelijks producten én vooral op Zuid. De inschatting is dat, kijkend naar een beperkte bevolkingsgroei en koopkracht, de uitbreidingsruimte beperkt is. Om overprogrammering te voorkomen, is sturing noodzakelijk. Wat willen we bereiken? Rotterdam streeft naar een evenwichtige detailhandelsstructuur, waarbij samenhang is tussen de verschillende winkelgebieden. De detailhandelsmarkt is een verdringingsmarkt. Daarom wordt steeds een afweging gemaakt welke aanpassingen noodzakelijk zijn voor een optimale functionerende structuur. Bij deze afweging staat de wens en het gedrag van de consument centraal en moet flexibel ingespeeld worden op de veranderingen in de retailmarkt. Rotterdam staat open voor vernieuwing en biedt hieraan ruimte, maar niet ten koste van een evenwichtige en bestaande winkelstructuur. Kwaliteit is belangrijker dan kwantiteit. De Detailhandelsvisie en de herijking van het Actieprogramma Winkelgebieden geven hier verdere invulling aan. 32 Onze inspanningen en activiteiten Opstellen en uitvoeren Detailhandelsvisie, bestaande uit: - De Detailhandelsnotitie voor de binnenstad; - Een Vitaliteitscan van de winkelgebieden. Dit benoemt de gebieden die levensvatbaar zijn en gebieden waarvoor een andere invulling wordt gezocht. Het functioneren wordt beoordeeld op de ontwikkeling van aanbod, de branchering, trekkers, leegstand, huurniveaus, verloop winkeliers, uitstraling, bereikbaarheid, nieuwbouw(plannen) en koopkrachtontwikkeling. Op basis hiervan wordt de inzet bepaald; - Perifere detailhandelsvestigingen/grootschalige detailhandelsvestigingen; een afweging van de verschillende gebieden. De detailhandelsvisie is medio 2011 gereed voor besluitvorming. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Afstemming met ontwikkelaars en eigenaren over de ontwikkeling en programmering van (nieuwe) locaties, zodat deze goed gebrancheerd worden. - Realiseren van een kwalitatieve impuls. Samen met de markt wordt bepaald welke projecten hieraan bijdragen. 3.2 Bevorderen van het ondernemerschap Ondernemerschap staat aan de basis van de concurrentiekracht van onze economie. En het MKB heeft een belangrijke functie in de economische structuur. Starters en kleine bedrijven kunnen makkelijk in niches springen en brengen innovaties naar de markt. De aanwezigheid van een sterk MKB is aantrekkelijk voor grote bedrijven, die gebaat zijn bij goede toeleveranciers. De allerkleinste bedrijven vormen de opstap vanuit studie of loondienst naar ondernemerschap. Het Rotterdamse MKB zit door alle sectoren heen en verbindt deze met elkaar. Starters en bestaande ondernemers lopen nogal eens vast in de gemeentelijke organisatie of hebben moeite bij het aanvragen van ondernemersproducten (lening, subsidie, huisvesting, vergunning, personeel etc.). Een verbeterde dienstverlening aan ondernemers helpt hen zich te concentreren op de kerntaak. Dat is ondernemen. Om het ondernemerschap maximaal te faciliteren, worden drie wegen bewandeld: dienstverlening aan ondernemers, wegnemen administratieve lasten & irritaties bij de ondernemer en het startersbeleid. 3.2.1 Dienstverlening aan ondernemers Startende en gevestigde ondernemers hechten veel waarde aan een centraal en helder aanspreekpunt, de ‘front office’. Dit kan zowel een digitaal als fysiek bedrijvenloket zijn. De dienstverlening bestaat uit het verstrekken van de juiste informatie via het ‘één ingang, één uitgang’ – principe en een goede doorverwijzing naar de geschikte organisatie. 33 Wat willen we bereiken? - De houding van de gemeente wordt meer ondernemersgericht en de dienstverlening aan ondernemers wordt sneller en beter: • 50% van de MKB ondernemers (22.000) kent het centrale loket van de gemeente. • 7.000 klantcontacten (aan de balies en virtueel) per jaar. • De ondernemers waarderen de dienstverlening met een 7. • De contacten met de front office leiden tot de vestiging van nieuwe bedrijven in Rotterdam en het oplossen van problemen van ondernemers die vastlopen. Onze inspanningen en activiteiten - Het verstrekken van snelle en juiste informatie aan ondernemers via één ingang, één uitgang’-principe en bemiddelen voor ondernemers die vastlopen in de ambtelijke organisatie. - Uitbouw van digitale aanvraag en uitgifte ondernemersproducten via Mijn Loket voor bedrijven, invoering van e-herkenning en een 1410 nummer voor ondernemers. - Het inrichten van een regiebureau op ondernemersproducten. 3.2.2 Reductie administratieve lasten en aanpak irritatie top-10 Regeldruk hoort bij de moderne samenleving, maar het betekent voor de ondernemer verloren tijd en dus geld. Administratieve lasten voor Rotterdamse bedrijven worden geraamd op € 1,9 miljoen per jaar. De regeldruk moet dus tot het uiterste worden teruggedrongen. Waar dat niet mogelijk is, moet een goede dienstverlening het leed verzachten. Maar er zijn ook andere irritatiefactoren, zoals het lokettenprobleem, wachttijden en tegenstrijdige regels. De irritatie top-10 is als volgt: 1. Het doorverwijzen binnen de gemeente 2. De wijziging van regels 3. Afhandelingtermijnen van correspondentie 4. Communicatie over geplande wegwerkzaamheden 5. Communicatie tussen deelgemeenten en gemeentelijke diensten 6. Bereikbaarheid en parkeerplaatsen voor ondernemers 7. Te weinig zones voor ondernemers waar tijdelijk minder regels gelden 8. Mogelijkheden van laden en lossen 9. Veiligheid op straat 10. Het opbreken van winkelstraat/weg naar uw onderneming Het is nodig die irritaties zoveel mogelijk weg te nemen door middel van de verbeter top-10. Dit kan door procesaanpassing, betere samenwerking tussen diensten. Maar soms ook gewoon door de gang van zaken beter uit te leggen en door een klantgerichte instelling. 34 Prioriteit – Wegnemen irritaties De irritaties van ondernemers die hun oorsprong vinden in handelen of nalaten van de gemeente wegnemen. Wat willen we bereiken? - In 2013: 15% vermindering van de administratieve lastendruk voor ondernemers in de non-profit en profit sector ten opzichte van 2009 (volgens het standaard kosten model). - Daarnaast houden we de irritatie top-10 bij op basis van enquêtes en gesprekken met ondernemers. Samen met de stakeholders, inventariseren we mogelijke oplossingen en pakken ze aan als de irritaties zijn terug te voeren op handelen of nalaten van de gemeente. De irritatie top-10 wordt elk jaar samengesteld. Onze inspanningen en activiteiten - Terugdringen lastendruk en voorkomen nieuwe regeldruk. - Afschaffen van de reclame en precario belasting. - Aanpak irritatie top-10, inclusief het garanderen van oplossingen. - Aanwijzen van twee zones waar tijdelijk minder regels gelden (regelvrije zones). Wat vragen we van samenwerkingspartners - De partijen van het convenant ‘Vermindering Regeldruk Ondernemers’ (KvK, MKB Rotterdam, Deltalinqs, EDBR, VNO CNW en Gemeente Rotterdam) leveren ondernemers voor de pilot ‘Digitale Uitgifte Ondernemersproducten’ van de gemeente Rotterdam. - Ondernemers spannen zich in voor een correcte en volledige subsidie- of vergunningaanvraag. 3.2.3 Stimuleren ondernemerschap Nieuw ondernemerschap is een belangrijke bron van economische dynamiek. Elk jaar starten circa 5.000 Rotterdammers een eigen bedrijf. Rotterdam blijft hiermee nog achter bij de andere grote steden. We gaan daarom door met promoten van goed voorbereid ondernemerschap bij allerlei doelgroepen, van jong tot niet meer zo jong. Wat willen we bereiken? - De mogelijkheden om een eigen bedrijf te starten zijn bekend bij alle Rotterdammers. Voor specifieke groepen, jongeren en hoger opgeleiden, organiseren we aparte bijeenkomsten en evenementen. Belemmeringen om te starten worden zoveel mogelijk weggenomen. 35 Onze inspanningen en activiteiten - Wegnemen belemmeringen voor starters. - Verzorgen van workshops, presentaties en voorlichtingsbijeenkomsten. - Competities en het uitwisselen van ervaringen (the Enterprize), coaching voor jonge ondernemers (Your Navigator). Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Zorg dragen voor de kennis van, en ingangen tot, externe keten ondernemersproducten KvK, belastingdienst, makelaars, woningbouwcorporaties, adviesbureaus, financiële instellingen, ondernemersverenigingen, netwerkorganisaties. - Intensieve samenwerking met deelgemeenten en Ondernemersbalie/Ondernemershuis Zuid. - Bijdrage aan bevorderen ondernemerschap in onderwijs door kennisinstellingen6. 3.3 Aantrekkelijke stad Een stad die aan hoge standaarden voldoet rond wonen, buitenruimte, cultuur en voorzieningen trekt makkelijk studenten, hoger opgeleiden en bedrijven aan. De aantrekkelijkheid van de stad is voor iedereen, maar zeker ook voor hoger opgeleiden (en daarmee ook voor bedrijven), een steeds belangrijkere reden om zich in een stad te vestigen en er te blijven. Om onderscheidend te zijn voor deze doelgroep moet Rotterdam goede banen bieden, maar vooral ook een fijne plek zijn om in te verblijven. Wij moeten daarom blijven werken aan imago, kwaliteit, diversiteit en samenhang in het aanbod van (vrijetijds)voorzieningen, sterke consumentendiensten (zoals horeca, sport, cultuur) en evenementen. Dit gebeurt in het programma Economie en Arbeidsmarkt en daarin zit ook de verbinding met het programma Binnenstad. Wat willen we bereiken? - Een aantrekkelijk woon- en verblijfsklimaat, dat mensen aantrekt en bindt; bewoners, studenten, werknemers en bezoekers, zowel met toeristisch als zakelijk motief. Onze inspanningen en activiteiten - Marketing en promotie: met het oog op specifieke doelgroepen wordt het aanbod aan cultuur, sport, winkelen, horeca, evenementen en uitgaan in samenhang aangeboden. Voorbeelden van product-marktcombinaties zijn: winkels later open voor werknemers en bewoners, het stimuleren van meerdaags, herhalings- en combinatiebezoek van toeristen en zakelijke bezoekers en meertalige informatievoorziening. - Productontwikkeling: meer onderscheidend en divers aanbod in cultuur, sport, winkels, horeca, evenementen en uitgaansgelegenheden. Met scherpere kwaliteitseisen voor evenementen onderscheidt Rotterdam zichzelf. 6. Hogeschool Rotterdam, InHolland, EUR en het ROC werken aan een plan om talentontwikkeling en ondernemerschap in opleidingen te stimuleren en aansluiting te zoeken met het bedrijfsleven. 36 - Productvernieuwing: marktinitiatieven die passen in het beleid, worden geholpen met bijvoorbeeld de zoektocht naar locaties, panden en door eventuele knelpunten in wet- en regelgeving op te lossen. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Onder regie van de gemeente maken de partners, zoals Rotterdam Marketing, Rotterdam Festivals, Rotterdam Topsport, stichting Woonpromotie en branchevertegenwoordigers Rotterdam nog aantrekkelijker. 3.4 De regionale dimensie De stad Rotterdam heeft een belangrijke regionale verzorgingsfunctie met tal van voorzieningen, waar ook bewoners en bedrijven van de omliggende regio gebruik van maken. Rotterdam vormt daarmee het kloppend hart van een aantrekkelijke en ondernemende Rotterdamse regio. Als je kijkt naar de werklocaties vraagt dat om versteviging van de regionale samenwerking. Het terugdringen van structurele leegstand op de kantorenmarkt en de nieuwe ontwikkelingen op een beperkt aantal sterke locaties, vereisen afspraken in regionaal verband. Om te beginnen binnen de stadsregio, maar ook op hogere regionale schaalniveaus, bijvoorbeeld met Den Haag. Bij bedrijventerreinen moet de profilering van de verschillende terreinen meer marktconform worden. Op het gebied van detailhandel gaat het om het actualiseren van de regionale visie. Van hieruit worden regionale afspraken gemaakt over onder andere de ontwikkeling van grootschalige en perifere detailhandel. Met de uitbouw van de Rotterdamse Navigator Werklocaties naar het schaalniveau van de stadsregio Rotterdam, en op termijn naar de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag en Del Tri-regio, wordt een belangrijke bron van informatie aangeboord voor het onderbouwen en implementeren van in regionaal verband gemaakte afspraken. 37 Hoofdstuk 4 Versterken accountmanagement en acquisitie In Rotterdam zijn circa 22.000 bedrijven en instellingen (24.000 vestigingen) te vinden. Dit bestand verandert voortdurend, door de komst van nieuwe bedrijven en instellingen of vanwege nieuwe vestigingen van de al aanwezige bedrijven. Door goede contacten met het bedrijfsleven en instellingen weet de gemeente wat hen beweegt en wordt ingespeeld op de vestigings­ wensen. Met behulp van accountmanagement wordt ook stuurinformatie voor het arbeidsmarkt­ programma en informatie over de staat van de economie verzameld en worden het bedrijfsleven en instellingen over het gemeentelijk beleid geinformeerd. Accountmanagement wordt ook gebruikt om gemeentelijke doelen te realiseren, bijvoorbeeld door het bedrijfsleven te verleiden actief te zijn op de arbeidsmarkt. We streven naar een goede balans tussen halen en brengen. Het accountmanagement wordt aangeboden aan drie doelgroepen: bedrijven die tot de zogenaamde top-100 behoren, het MKB en de meest toonaangevende non-profit organisaties en instellingen in het onderwijs, medisch en zorg, cultuur en sport. Voor elk van deze drie doelgroepen komt een aanspreekpunt. Tabel 6 Aantal Rotterdamse vestigingen van bedrijven en instellingen Bron: Bedrijveninfo Zuid-Holland. groot MKB bedrijf >10 >50 >100 <10 wp* <50 <100 <250 >250 industrie, energie, water en landbouw 1.074 209 43 44 23 1.393 bouwnijverheid 1.852 212 40 20 7 2.131 categorie / sector totaal groothandel 1.301 244 32 11 2 1.590 detailhandel en reparatie 3.626 494 63 47 14 4.244 horeca 1.334 190 21 6 2 1.553 transport 774 256 50 25 9 1.114 post en telecommunicatie 199 29 7 11 5 251 bank en verzekering 259 71 16 12 11 369 5.365 665 116 57 33 6.236 126 zakelijke dienstverlening openbaar bestuur en overheid onderwijs gezondheids- en welzijnszorg overige dienstverlening Totaal *wp = aantal werkzame personen. 12 45 26 22 21 378 309 27 5 8 727 1.652 559 86 81 43 2.421 1.894 187 27 17 3 2.128 24.283 3.470 554 358 181 24.283 38 4.1 Accountmanagement We zien het belang in van goed accountmanagement, dat zich bezig houdt met bedrijven en instellingen die de Rotterdamse economie versterken. Het gaat hier om partijen die de stad versterken (met uitbreidingsplannen of netwerk meebrengen), hoogwaardige arbeidsplaatsen bieden en/of de sterke clusters ondersteunen. Prioriteit – Versterken accountmanagement Met de belangrijkste accounts uit het bedrijfsleven (top-100 en MKB) en de instellingen worden jaarlijks gesprekken gevoerd. Hierover wordt viermaandelijks gerapporteerd. Zoals gezegd richt het accountmanagement zich op drie doelgroepen: 1. De top-100 bedrijven: Met een groep bedrijven en instellingen die door hun omvang, internationale netwerk of uitstraling veel voor de stad betekenen gaan we een één op één relatie aan. Dit is de top-100. Hierdoor kunnen zij zich goed ontwikkelen en behalen wij de gezamenlijke doelen die van belang zijn voor de ontwikkeling van de Rotterdamse economie. Dit noemen we ‘Current Investor Development’ (CID). 2. Accountmanagement MKB: Van de 22.000 bedrijven en instellingen in Rotterdam behoort 95% tot het MKB. In totaal zijn zij verantwoordelijk voor ruim 72% van de totale werkgelegenheid. Dit is een hele brede, heterogene groep. Door versterking van accountmanagement voor het MKB willen we beter zicht krijgen op wat leeft, welke problemen er zijn en welke informatiebehoefte er is. Het is niet mogelijk, maar ook niet nodig, relaties te onderhouden met alle MKB ondernemers in de stad. Accountmanagement voor het MKB gaat daarom uit van key-accountmanagement gericht op drie doelgroepen: • Ondernemerscollectieven: relaties opbouwen met deze groepen is van groot belang om te weten wat er leeft in de stad, om beleid van de gemeente te toetsen en om input te vragen van ondernemers. • Gebiedsgericht: per relevant gebied stellen wij een lijst van ‘smaakmakers’ (key accounts) van MKB-ondernemers op. 39 • Themaspecifiek accountmanagement: identificeren van ontwikkelingen en knelpunten bij specifieke groepen MKB-bedrijven. Denk aan het haven- en industriecomplex en de Medische en Zorgsector. Maar ook bijvoorbeeld de vrijetijdssector, creatieve sector, detailhandel, starters, bedrijven op bedrijventerreinen en innovatieve starters kunnen om een speciale inzet vragen. Jaarlijks stellen wij de thema’s en acties vast. 3. Accountmanagement instellingen: De non-profit organisaties en instellingen in het onderwijs, medisch en zorg, cultuur en sport zijn van belangrijk voor de economie. Het aandeel van instellingen in de Rotterdamse werkgelegenheid groeide het laatste decennium aanzienlijk tot1 meer dan 25% op dit moment. Het is relatief hoogwaardige arbeid. De maatschappelijke voorzieningen die zij voortbrengen zijn van groot belang voor de centrumfunctie van de stad. Deze organisaties zijn belangrijke partners in de samenwerking met overheid en bedrijfsleven op het gebied van innovatie en arbeidsmarktbeleid. figuur 2 Accountmanagement voor bedrijfsleven en instellingen Bron: Stadsontwikkeling. ondernemers collectieven/ netwerken accountmanagement top 100 accountmanagement instellingen min. 1 x contact per jaar min. 1 x contact per jaar gebiedsgericht deelgemeente accountmanagement MKB thema specifiek dienstverlening op verzoek ondernemers MKB instellingen één op één relatie één op één relatie current investor development ondernemers top 100 Ondernemersbalie Ondernemershuis Zuid Mijn Loket (virtueel) accountmanagement pro-actief accountmanagement reactief initiatief bij gemeente initiatief bij ondernemer 40 Wat willen we bereiken? - De accounts van bedrijven en instellingen voor de stad behouden en/of hun activiteiten verder uitbreiden. Onze inspanningen en activiteiten - Door deze bedrijven en instellingen op gestructureerde wijze te benaderen, voelen bedrijven en instellingen zich welkom, ontvangen we feedback over het investeringsklimaat en toetsen we of Rotterdam een rol kan spelen in behoeften van bedrijf of instelling. - De accounts worden elk jaar bezocht, gefaciliteerd en geëvalueerd. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Accountmanagement gaat over het aangaan en onderhouden van relaties. Van onze partners verwachten wij dat zij investeren in de relatie met de gemeente; dat zij open communiceren met de accountmanagers en bereid zijn actief informatie te delen. 4.2 Acquisitie We richten ons op acquisitie van bedrijven die goed zijn voor de Rotterdamse economie. Het gaat hierbij om bedrijven die de investeringen in de stad versterken (met uitbreidingsplannen of een netwerk meebrengen), hoogwaardige arbeidsplaatsen bieden en/of de sterke clusters versterken. De speerpuntsectoren zijn het haven- en industriecomplex en gerelateerde business waaronder clean tech delta, zakelijke dienstverlening, medisch en creatief. De acquisitie is met name gericht op de landen USA, China, Duitsland, UK, Brazilië, India en Turkije. Voor het aantrekken van nieuwe bedrijven spelen de dienstverleners in de stad en het (internationale) netwerk van de top-100 een belangrijke rol. Prioriteit – Versterken acquisitie Eind 2013 zijn minimaal 100 investeringsprojecten gerealiseerd ten opzichte van begin 2010. 41 Onze inspanningen en activiteiten - Bedrijven opsporen (identificeren en benaderen) en bedienen (informatie, introductie in netwerken en praktische assistentie) om investeringsprojecten te behouden, uit te breiden of aan te trekken. Gewenste inspanningen van samenwerkingspartners - Er is een consultatiegroep acquisitie, die fungeert als klankbord. 4.3 De regionale dimensie Rotterdam staat internationaal goed bekend als het gaat om de acquisitie van internationale bedrijven, in het bijzonder gerelateerd aan de Rotterdamse haven. Rotterdam maakt samen met Den Haag, Delft en Leiden deel uit van een grotere stedelijke regio. Dit maakt Rotterdam voor bedrijven aantrekkelijk als vestigingsplaats. Sterkere externe profilering van deze brede regionale context komt de acquisitieresultaten van Rotterdam ten goede. Daarom wordt in de komende periode de samenwerking binnen de stadsregio Rotterdam op het gebied van gezamenlijke promotie, acquisitie en account­ management versterkt. Daarnaast wordt de gezamenlijke externe profilering van Rotterdam als onderdeel van de Metropoolregio Rotterdam - Den Haag geïntensiveerd. Beide steden nemen het voortouw om een samenwerkingsagenda tussen beide Investment Agencies (RIA en WFIA) voor de periode 2010 – 2014 op te stellen. Doelen zijn daarbij om, waar nuttig en nodig: - Buitenlandse missies af te stemmen; - Gezamenlijke internationale promotieactiviteiten te organiseren; - Samen op te trekken naar het NFIA. 42 43 Hoofdstuk 5 Voorwaarden voor succes 5.1 Draagvlak en krachtenbundeling De gemeente richt zich in het economisch beleid vanouds op acquisitie, op bepaalde specifieke investeringen in het economisch klimaat en op het creëren van goede vestigingsvoorwaarden. Als opdrachtgever en werkgever is de gemeente een belangrijke economische actor. De huidige opgave vraagt echter veel meer dan deze gemeentelijke inzet alleen. Daarvoor zijn de gebundelde kennis en creativiteit van het bedrijfsleven, kennisinstellingen, intermediairs en maatschappelijke organisaties nodig. Inzet van gemeentelijke diensten en partners in stad en regio wordt gecoördineerd en uitvoeringsactiviteiten worden op elkaar afgestemd. De toekomst van onze economie is het gemeenschappelijk belang van overheid, bedrijven, intermediaire organisaties, instellingen en andere stakeholders: het is een gemeenschappelijke business case. Het is elementair de stedelijke partners te binden. In lijn met het EDBR advies wordt daarom een Strategisch Beraad ingericht, waarin bestuurders van gemeente, grote bedrijven en organisaties overleggen over koers en aanpak en samen aan oplossingen werken. Het Strategisch Beraad adviseert tevens over het programma Arbeidsmarktontwikkeling. Het Strategisch Beraad wordt samengesteld uit bestuurders van gemeente en vertegenwoordigers van het regionaal economische veld. Het komt eens per kwartaal bijeen om te overleggen over een strategisch thema. De gemeente voert samen met de EDBR de regie. 5.2 Sturen op resultaat Bij de sturing wordt gebruikt gemaakt van de filosofie en de instrumenten van het programma management7. In dit programma staan de doelstellingen en de te realiseren resultaten, wordt de gemeentelijk inzet van middelen en mensen omschreven en wordt duidelijk welke inspanning van samenwerkingspartners wordt verwacht. De sturing van het programma is als volgt: - Afspraken over de richting en de uitvoering van het programma worden in het Strategisch Beraad gemaakt. Het programma fungeert als een gezamenlijke, ‘levende’ agenda, die door de samenwerkingpartners wordt gedragen. - Het college, vertegenwoordigd door de portefeuillehouders, is bestuurlijk opdrachtgever van het programma. Koersbepaling, de voortgang en afstemming binnen programma Economie en Arbeidsmarkt, worden besproken in de staf Economie – Arbeidsmarkt. 7. Als bijlage is een zogenoemd Doel Inspanningen Netwerk (DIN) opgenomen 44 - De programmadirecteur Economie, tevens programmadirecteur Arbeidsmarkt, is ambtelijk opdrachtnemer. De programmadirecteur stuurt op het bereiken van de programma­doelstellingen. - Voor de afstemming en de sturing in het concern wordt een directieteam ingericht, bestaande uit programmadirecteur Economie en arbeidsmarktontwikkeling (voorzitter), JOS, SoZaWe, Stadsontwikkeling, DKC, S&R BSD. Ook de Stadsregio is in het directieteam vertegenwoordigd. 5.3 Versterken van kennis en begrip van de economie Om het beleid en de samenwerking goed in te richten is het nodig te begrijpen hoe de economie werkt. Er is veel kennis bij alle betrokken partijen, maar dit wordt nog onvoldoende gedeeld en benut. Daarnaast vinden de duiding en interpretatie van gegevens, en het vertalen van kennis naar strategie, beleid en uitvoering, nog te veel op ad hoc basis en te zeer door de gemeente alleen plaats. Samen met de stedelijke partners wil het college de kennis beter ontsluiten en benutten, de denkfunctie versterken en ervoor zorgen dat de benodigde kennis en instrumenten beschikbaar komen. Prioriteit – Versterken kennis en begrip van de economie De samenwerkingspartners zorgen voor een actuele, goed onderbouwde SWOT van de regionale economie, werken gezamenlijk aan het aanscherpen van de toekomststrategie, aan input voor het jaarlijks bij te stellen uitvoeringsprogramma Economie en Arbeidsmarkt en aan stuurinformatie voor de collegeprogramma’s en voor de economie belangrijke beleidsterreinen. Wat willen we bereiken? - Een sterke, vraaggericht ontsloten informatiebron, waarmee ingespeeld wordt op de informatiebehoefte van partijen in de regio (bedrijfsleven, instellingen, regionale publieke partners). Onderwerpen: economische situatie en kansen en bedreigingen. - We weten hoe wij er economisch voorstaan, hoe de economie werkt (het economisch DNA), een breed gedragen visie en langetermijnstrategie wordt vertaald naar handelingsperspectief. 45 - Aan het einde van deze collegeperiode is een goed onderbouwd, breed gedragen langetermijnperspectief beschikbaar (bijvoorbeeld: scenarioanalyse en toekomststrategie 2050). Voor de economische index maken we gebruik van het vitaliteitsweb van de Economische Verkenning Rotterdam, dat een beeld geeft van hoe de belangrijkste factoren inwerken op de regionale en stedelijke economie. Daarbij wordt vooral gekeken naar de elementen die lokaal door de gemeente kunnen worden beïnvloed, zoals omvang, opleiding en ervaring van de bevolking en de kwaliteit van woon-, werk- en leefklimaat. In de index worden deze begrippen vertaald naar baankans (werkgelegenheid), arbeidsinkomen en koopkracht (economische groei) en innovatiescore en aandeel kenniswerkers (arbeidsproductiviteit), zodat duidelijk wordt hoe de statistische kernvariabelen zich verhouden tot de beleving van de economie door inwoners, werkzame personen en werkzoekenden. De ontwikkeling van de uitzendbanen, de omvang van de investeringen en het aantal kennisintensieve starters worden gebruikt als een barometer voor de verwachte ontwikkeling. Onze inspanningen en activiteiten - Uitgeven van de Economische Verkenning Rotterdam, de Werkgelegenheidsmonitor en de monitor Werklocaties. De feiten die hieraan ten grondslag liggen worden ontsloten en vertaald, zodat hiermee de economische kant van het gemeentelijke beleid wordt belicht. Vormen hiervoor zijn de economische index, de SWOT en het economisch dashboard. - Deze informatieverschaffing wordt verbreed, zodat ingespeeld wordt op de informatiebehoefte van bedrijfsleven, organisaties, regionale publieke partners ruimtelijk-economische en sociaal-economische situatie, trends en ontwikkelingen (kenniscentrum). - Opstellen van de Economische index. - Samen met de partners monitoren en analyseren van de economische situatie. Signaleren van trends en het onderbouwen van uitvoeringsactiviteiten. In de geest van het EDBR advies Beter Bestuur wordt een Analysegroep ingericht. De Analysegroep bestaat uit een kleine vaste kern bestaande uit de gemeente (trekker), EDBR secretariaat, Havenbedrijf Rotterdam, aangevuld – afhankelijk van het onderwerp – met experts van bedrijven en kennisinstellingen. Gewenste inzet van samenwerkingspartners - Bijdragen en meewerken aan het verzamelen van gegevens. Samenwerken bij het ontsluiten en interpreteren van deze gegevens. - Het meedenken over de economische visie en koers en het deelnemen aan de activiteiten die in de analysegroep worden georganiseerd. 46 5.4 ‘Economie’ richtinggevend in concern Economie is meer dan alleen werk en bedrijvigheid. Aspecten zoals aantrekkelijk wonen, goede opleidingen en een breed cultuuraanbod zijn net zo goed een onderdeel van de Rotterdamse economie. Een economische analyse maakt het mogelijk vooraf effecten in te schatten en achteraf een oordeel te vellen over het effect van onze acties. Dit kan op een veel breder terrein dan alleen dat van werk en bedrijvigheid. Gegevens en begrip van de werking van de economie zijn dan essentieel om het beleid te voeden dat invloed heeft op de economie. Aan het eind van de collegeperiode wil het college dat er beter wordt ingespeeld op wat voor de economie wenselijk is en dat de benodigde informatie beschikbaar is. Als eerste stap wordt een motiveringsplicht ingesteld voor nieuwe voorstellen, waardoor beter op de verbinding met economie kan worden gestuurd. Binnen de diensten moet ook veel meer economisch gedacht worden: economie moet onderdeel zijn van het DNA van de medewerkers. Prioriteit – ‘Economie’ geeft richting in concern In alle relevante nieuwe gemeentelijke ruimtelijke, juridische en beleidsmatige kaders is een economische paragraaf opgenomen, waarin is aangeven op welke wijze wordt ingespeeld op het bereiken van de economische doelen. 5.5 Samenhang met de ander collegeprogramma’s Elk collegeprogramma heeft zijn eigen perspectief en doel. Maar op onderdelen raken zij elkaar. Zo hebben het programma Binnenstad en het programma Economie en Arbeidsmarkt gezamenlijke belangen en inspanningen om het vestigingsklimaat te verbeteren en versterken elkaar dus. Waar de samenhang in het programma Economie aan de orde is, is die in de tekst geduid. Ten aanzien van de lobby richting andere overheden wordt de samenhang met andere collegeprogramma’s gezocht. 47 5.6 Focus op de regio De economie van Rotterdam is onderdeel van het internationale economische netwerk, maar is ook nauw verbonden met de omliggende regio. Rotterdam vervult met een groot aantal voorzieningen een regionale verzorgingsfunctie. Rotterdamse bedrijven en kennisinstellingen onderhouden nauwe contacten met bedrijven en kennisinstellingen in het regionale netwerk en ook de Rotterdamse arbeidsmarkt kent een grote regionale component. Het economisch beleid heeft daarmee invloed op ontwikkelingen in de regio en andersom. Het economisch belang van Rotterdam, en van de omliggende regio, vraagt daarom om nauwe samenwerking met overheden, kennisinstellingen en bedrijven buiten de stad. We doen dit in de overtuiging dat regionale samenwerking bijdraagt aan het realiseren van de economische doelstellingen. Dit uitgangspunt levert voor het programma geen additionele inhoudelijke doelstellingen op vanuit de regionaal-economische activiteiten. Prioriteit – Regionale afstemming Met onze regionale partners de uitvoering oppakken van de regionale economische agenda’s. In deze collegeperiode: • Onze kansrijke innovatieve clusters verankeren wij sterker in het regionale netwerk van bedrijven, kennisinstellingen en overheden. Op deze manier vergroten wij de spin-off naar de stad. • We leiden meer buitenlandse bedrijven naar de regio, door intensiever samen te werken op het gebied van promotie en acquisitie. • We streven naar een regionaal gedeeld ambitieniveau als het gaat om de dienstverlening aan ondernemers en de administratieve lastendruk. • Het overaanbod van werklocaties op het gebied van kantoren en winkels vraagt om gezamenlijke actie in regionaal verband. Op het gebied van bedrijventerreinen, in het bijzonder havengerelateerd, zijn juist regionale inspanningen nodig om voldoende ruimte voor bedrijven te bieden. • We bespreken het voorzieningenpeil regiobreed. • We geven de regionale dimensie van de relatie onderwijs en arbeidsmarkt vorm door samen te werken aan het versterken van de relaties tussen onderwijs en bedrijfsleven. 3 48 figuur 3 Regionale samenwerking per opgave Logistiek & Transport (o.a. Deltrisamenwerking (met Drechtsteden en West-Brabant), Dinalog, SMART Port) Chemie & Energie (o.a. Petrochemie, Gasrotonde, RCI, Clean Tech Delta (met Delft), CCS) Water & Delta (o.a. Stadshavens, Ecoshape Dordrecht) Medisch & Zorg: Medical Delta (Rotterdam – Delft – Leiden) Het relevante schaalniveau van de samenwerking verschilt per opgave. We onderscheiden samenwerking met de buurgemeenten in de direct omliggende regio (stadsregio Rotterdam) en met de grotere omliggende regio ten noorden van de stad: - Haagse regio / Metropoolregio Rotterdam – Den Haag; - De samenwerking Rotterdam – Delft in het kader van de follow-up van de OECD review; - De Zuidvleugel; - De rest van de Randstad. Ten zuiden van de stad onderscheiden we Drechtsteden en West-Brabant / Deltri-platform. 49 Hoofdstuk 6 Organisatie en Financiën 6.1 Organisatorische aspecten De organisatie van het programma - De programmadirecteur wordt ondersteund door een programmabureau, dat ook de programmamanager Arbeidsmarktontwikkeling ondersteunt. - Het programmabureau kan klein van omvang zijn, aangezien uitvoerende activiteiten gebeuren in de lijn/sector/domein, binnen het kader van het programma. - De afdeling Economie is de belangrijkste ‘uitvoerder’, maar ook andere diensten dragen bij aan de doelen. Deze activiteiten zijn opgenomen in het programma. Bij het programma arbeidsmarktontwikkeling werkt het net zo, met als belangrijkste ‘uitvoerders’ SoZaWe, JOS en Stadsontwikkeling. ‘Bruggen en bogen’ Om ‘economie’ goed te verbinden met andere werkterreinen van de gemeente worden enkele organisatorische verbindingen tussen de afdeling Economie en andere dienstonderdelen aangebracht: - Voor de reductie van administratieve lasten wordt nauw samengewerkt met onder andere de gemeentelijke belastingdienst en de afdeling Bestuurlijke, Juridische en Internationale Zaken van de Bestuursdienst. - In het kader van aantrekkelijke stad is de samenwerking tussen Stadsontwikkeling, S&R en DKC geïntensiveerd. - Het onderwerp arbeidsmarkt wordt binnen de afdeling Economie verankerd. - Omtrent het onderwerp economische strategievorming wordt er nauw samengewerkt tussen de afdelingen Beleid van Economie en Strategie van Stadsontwikkeling en de te vormen analysegroep. 6.2 Middelen In oktober 2010 heeft de gemeenteraad de begroting voor 2011 vastgesteld inclusief een raming voor 2012 en verder. In de begroting is een post opgenomen voor het beleidsveld Economie, waarmee de uitvoering van het programma betaald wordt. Uit onderstaand overzicht blijkt dat er per jaar een bedrag van circa € 32 miljoen beschikbaar is, waaruit de uitvoering van het programma wordt betaald. Dit is inclusief apparaatskosten (personeel). Na aftrek hiervan is jaarlijks circa € 17 miljoen beschikbaar voor projecten. 50 Tabel 9 Begroting voor het beleidsveld Economie (bedragen * € 1.000,-) begroting 2011 raming 2012 raming 2013 raming 2014 31.423 31.818 31.822 31.822 6.3 Communicatie Het vormgeven van een krachtiger, weerbaarder en duurzamere economie vraagt om effectieve communicatie. De inzet van communicatie is gerelateerd aan de economische hoofddoelen en heeft drie functies: - Informeren: het optimaal aanreiken van relevante informatie voor ondernemers (dienstverlening), belangengroepen, bestuur, intermediairs, bewoners en overige overheden - Participatie: samen met stedelijke partners de koers van het economisch beleid bepalen, de uitvoering ervan op te pakken en om kennis van de economie te verzamelen, en uit te dragen, - Imago: Rotterdam wordt als innovatieve ondernemersstad geprofileerd richting internationale bedrijven (acquisitie), zittende ondernemers en potentiële investeerders. Bij het verbinden van economie met de andere collegeprioriteiten speelt communicatie een brugfunctie. Thematische kernboodschappen geformuleerd langs de drie hoofddoelen vormen de ruggengraat van de communicatie. De uitvoeringsagenda biedt een afwegingskader voor een effectieve inzet. Deze inzet wordt jaarlijks bepaald en eventueel bijgestuurd. 6 7 Bijlage Figuur B1 Doel Inspanningen Netwerk Economie A. Concurrerende Vestigingsvoorwaarden bieden Realiseren van 100 miljoen investeringsprojecten (succesvolle proposities) Arbeidsmarkt B. Sterkere economische structuur De concurrentiepositie van sterke clusters wordt sterker C. Voldoen aan de vraag naar arbeid in de economie Verhogen van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking Vergroten van de arbeidsparticipatie Bevorderen doorstroming op de arbeidsmarkt Optimaliseren aansluiting onderwijs en arbeidsmarkt Rood onderstreept = Prioriteit Acquisitie en accountmanagement top 100 Sterke clusters Haven Plan van aanpak op de logistieke sector versterken in Deltri verband Versterken accountmanagement - Instellingen (top 50) - MKB Medisch en Zorg Beter innovatief klimaat Werklocaties • Leegstand kantoren • Herstructurering • Vraag en aanbod Bevorderen ondernemerschap • Dienstverlening aan ondernemers • Wegnemen irritaties (Irritatie top 10) • Reductie administratieve lasten • Stimuleren ondernemerschap Thema agenda Rotterdam carrièrestad Sectoragenda Haven Industrie en Techniek Sectoragenda Medisch en Zorg Kennisintensieve zakelijke dienstverlening Sectoragenda Kennisdiensten Consumentendiensten • Netwerk leisure, sport, culture Sectoragenda Consumentendiensten Economische potentie duurzaamheid Gebieden • Binnenstad • Zuid • Stadshavens Sectoragenda Onderwijs Creatieve bedrijvigheid 4. Voorwaarden voor succes: Het bundelen, benutten en beschikbaar maken van kennis en het agenderen en uitvoeren van de regionale economische agenda’s 4.1 Kennis van de Economie en Arbeidsmarkt Economie geeft richting in concern, economische invalshoek borgen 4.2 Regio: Stadsregio, Zuidvleugel, Deltri, Hogere overheden, G4, Medical Delta, Innovatie agenda Delft, Metropoolagenda, bestuurlijk platform Rijnmond Generieke actie Actieplan stimuleren doorstroming • Sociale innovatie bevorderen • Leercheque ontwikkelen • Werktop Generieke actie Meer bereiken met een eenduidige werkgeversbenadering • Regionaal samenwerken t.b.v. eenduidige werkgeversservice Generieke actie Onderwijs en arbeidsmarkt aansluiten • JINC leerlijn voor beroepsoriëntatie jongeren • Oprichten werkschool Colofon Uitgave Gemeente Rotterdam, juni 2011 Informatie Gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling Afdeling Economie 010 205 37 69 [email protected] Grafisch ontwerp Studio Minke Themans Tabellen en figuren Studio Minke Themans i.s.m. Klaar voor gebruik Fotografie cover: Enith en Claire Droppert pagina 8: Daarzijn pagina 10: Enith pagina 14: Jan van der Ploeg pagina 26: Zoe Khouw (Willem de Kooning Academie) pagina 42: Totenmetontwerpen Economie Krachtiger, weerbaarder en duurzamer 1 Arbeidsmarkt Wereldbanen voor wereldtalenten 2 4 Arbeidsmarkt Wereldbanen voor wereldtalenten Inhoudsopgave Samenvatting 7 Inleiding 9 1.Analyse van de arbeidsmarkt 11 2.De opgave 19 3.Ambities 24 1.1De arbeidsmarkt laat zich niet begrenzen 1.2Werkgelegenheid blijft stabiel, het aantal baanopeningen groeit 1.3Grotere rol voor kwaliteit arbeidsmarkt 1.4Samenstelling beroepsbevolking vraagt aandacht 1.5Doorstroming is cruciaal voor de arbeidsmarkt 1.6Krachtenveld: sleutelrol voor stakeholders 2.1De vraagkant centraal 2.1.1Medisch en zorg 2.1.2Consumentendienstverlening 2.1.3Onderwijs 2.1.4Haven, industrie en techniek 2.1.5Kennisdiensten 2.2Het aanbod zo breed mogelijk benutten 2.2.1Niet werkenden 2.2.2Jongeren 2.2.3Werkenden 3.1Verhogen van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking 3.2Vergroten van de arbeidsparticipatie 3.3Bevorderen van de doorstroming op de arbeidsmarkt 3.4Optimaliseren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt 11 12 12 13 14 16 19 20 21 21 21 21 21 22 22 22 24 25 26 27 4.Beter werkende arbeidsmarkt 29 5.Organisatie en financiën 42 4.1Strategieën voor de arbeidsmarkt 4.1.1Ontwikkeling van de vraag 4.1.2Ontwikkeling van het aanbod 4.2Naar een uitvoeringsagenda 4.3Verbinden, versnellen en verbeteren 5.1Organisatorische aspecten 5.1.1Organisatie programma 5.1.2Bruggen en bogen ´ 5.2Middelen Bijlage: Betrokken stakeholders 29 30 33 36 37 42 42 42 43 44 7 Samenvatting Hoewel we nu nog volop de gevolgen van de recessie ervaren en niet precies weten hoe lang deze gaat duren, zijn al wel de eerste tekenen van herstel zichtbaar. Maar of de economie snel weer aan zal trekken of niet, onderzoekers voorspellen al voor de korte termijn tekorten op de arbeidsmarkt. Als gevolg van de vergrijzing is de verwachting dat er vanaf 2011 elk jaar ongeveer 18.000 baanopeningen ontstaan op onze arbeidsmarkt. Voor de economische ontwikkeling van onze regio is het van belang, zo goed mogelijk op deze baanopeningen in te spelen. En voor de talentontwikkeling van Rotterdammers is dit een grote kans. Zo werken we aan de sociale en economische veerkracht van onze regio. De veerkracht van onze economie blijkt op het punt van de arbeidsmarkt minder groot dan in andere grote steden van ons land. Dit heeft vooral te maken met het relatieve kleine aandeel hoger opgeleiden in de stad en het grote aandeel laag opgeleiden. Ook is de arbeidsparticipatie, ondanks een toename de afgelopen jaren, in Rotterdam laag. Dit vraagt een inzet op de doorstroming op de arbeidsmarkt en beleid gericht op alle niveaus, van laag tot hoog opgeleiden. Tabel 1 Bron: Peter Louter, juli 2010. laag werkenden hoog hier liggen de kansen niet werkenden om talenten te ontwikkelen jongeren baanopeningen midden 5.200 7.500 5.400 De werkgevers in onze regio zijn bepalend voor de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt. Het bedrijfsleven en hun inzet zijn vormen een belangrijk uitgangspunt voor ons programma. Ons streven is om onze inzet herkenbaar en gericht in te zetten samen met onze strategische partners uit het bedrijfsleven en onderwijsveld. Dit programma is daarom een oproep aan onderwijs en bedrijfsleven om samen met de gemeente onze arbeidsmarkt toekomstbestendig te ontwikkelen. De vraag staat centraal. De meeste baanopeningen doen zich voor in de sectoren: - Medisch en Zorg - Consumentendienstverlening - Onderwijs - Haven, Industrie en Techniek - Kennisdiensten Deze baanopeningen zullen niet allemaal tot vacatures leiden, maar geven wel richting aan de opgave waar we de komende jaren voor staan. Vanuit deze kansrijke sectoren voor de arbeidsmarkt werken we samen met het bedrijfsleven en onderwijsveld agenda’s uit voor de 8 ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Op eenzelfde wijze werken we een agenda Rotterdam Carrièrestad uit gericht op het binden van hoger opgeleiden aan onze arbeidsmarkt en het bevorderen van de doorstroming op onze arbeidsmarkt. Hierbij hebben wij de volgende ambities: • Verhogen van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking. • Vergroten van de arbeidsparticipatie. • Bevorderen van de doorstroming op de arbeidsmarkt. • Optimaliseren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. We zetten daarbij in op inspanningen waarmee we de veelheid aan lopende initiatieven selecteren en verbinden, succesvolle initiatieven versnellen en de effecten ervan vergroten; op de structurele knelpunten verbeteren we onze inzet. Onze ambitie is breed, maar onze mogelijkheden en middelen zijn beperkt. Daarom is nu, meer dan ooit een alliantie van bedrijfsleven, onderwijs en overheid nodig om onze arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. Vanuit een betrokken maar faciliterende rol: 1. Zetten wij een netwerk op voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. 2. Bieden wij een helder kader voor toekomstbestendige keuzes. 3. Maken we sectorafspraken voor de kansrijke sectoren op de arbeidsmarkt. 4. Verleiden wij het bedrijfsleven (sociaal) innovatief de baanopeningen in te vullen. 5. Nemen wij het initiatief voor verdergaande samenwerking in de regio. 6. Zetten we rotterdam als carrièrestad op de kaart. 7. Bevorderen we de kennis over onze arbeidsmarkt en dragen die uit. 8. Lobbyen we bij andere overheden voor onze arbeidsmarkt. 9 Inleiding Investeren in het talent van elke Rotterdammer en het stimuleren van economische groei en ontwikkeling van Rotterdam zijn belangrijke speerpunten uit het collegewerkprogramma. Hoewel we nu nog volop de gevolgen van de recessie ervaren, zijn al wel de eerste tekenen van herstel zichtbaar. Onderzoekers voorspellen al voor de korte termijn tekorten op de arbeidsmarkt. Als gevolg van de vergrijzing verwachten we vanaf 2011 elk jaar ongeveer 18.000 baanopeningen. Voor de economische ontwikkeling van onze regio is het van belang, zo goed mogelijk op deze ontwikkeling in te spelen. En voor de talentontwikkeling van Rotterdammers is dit een grote kans. Dit programma is een invulling van de coalitie-afspraak om samen met bedrijfsleven en onderwijsveld de ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vorm te geven. Een programma dat logisch aansluit bij de inzet en (mede) invulling geeft aan de ambities uit het programma regionale en stedelijke economie, dat parallel ontwikkeld wordt. Een programma dat een bijdrage levert aan de sociale en economische veerkracht van onze regio. Onze inzet willen we herkenbaar en gericht maken, waarbij we ons ervan bewust zijn dat het bedrijfsleven en het onderwijs de belangrijkste stakeholders zijn voor de arbeidsmarkt. Dit programma moet daarom gelezen worden als een oproep aan bedrijfsleven en onderwijs om samen met de gemeente onze arbeidsmarkt toekomstbestendig te ontwikkelen. We zetten daarbij in op inspanningen waarmee we de veelheid aan lopende initiatieven selecteren en verbinden, succesvolle initiatieven versnellen en de effecten ervan vergroten; op de structurele knelpunten verbeteren we onze inzet. Onze ambitie is breed, maar onze mogelijkheden en middelen zijn beperkt. Daarom is een alliantie van bedrijfsleven, onderwijs en overheid nodig. Wij willen hard werken aan onze arbeidsmarkt en rekenen daarbij ook op de inzet van het bedrijfsleven en de Rotterdammers. Zo creëren we wereldbanen voor wereldtalenten. Dit programma is tot stand gekomen samen met het bedrijfsleven en het onderwijsveld (zie bijlage). Dit voorjaar hebben we deze partijen geconsulteerd over onze analyse van de arbeidsmarkt. Deze zomer zijn we gestart met het interviewen van strategische partners over wat volgens hen de agenda zou moeten zijn voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Vervolgens hebben we in een aantal thema-avonden de belangrijkste thema’s verkend. Allemaal stappen ter bevordering van een constructieve samenwerking met bedrijfsleven en onderwijsveld als het gaat om de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Leeswijzer In hoofdstuk 1 staat de analyse van de arbeidsmarkt omschreven. In hoofdstuk 2 komt de opgave voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt aan bod. Hoofdstuk 3 bevat onze ambities voor de arbeidsmarkt. In hoofdstuk 4 verwoorden we de aanpak waarmee we de ontwikkeling van de arbeidsmarkt vormgeven. In hoofdstuk 5 gaan we in op de organisatie en financiën. 10 11 Hoofdstuk 1 Analyse van de arbeidsmarkt Dit hoofdstuk bevat een samenvatting van onze analyse van de arbeidsmarkt. In april is het consultatiedocument “Naar een stadsbreed arbeidsmarktbeleid, analyse van de Rotterdamse arbeidsmarkt” verzonden naar onze strategische partners. Hierop hebben we ruim dertig reacties gekregen. In bijlage is een overzicht van de betrokken stakeholders opgenomen. 1.1 De arbeidsmarkt laat zich niet begrenzen Om het functioneren van de lokale Rotterdamse arbeidsmarkt te duiden, is het perspectief van de regio onmisbaar. De gemeentegrenzen zijn zowel bij de vraag als het aanbod van arbeid en bij de doorstroming op de arbeidsmarkt van ondergeschikte betekenis. De arbeidsmarkt houdt niet op bij de gemeentegrenzen van Rotterdam. Kijken we naar de Rotterdamse beroepsbevolking, dan werken 3 op de 10 Rotterdammers buiten Rotterdam. En van alle mensen die in Rotterdam werken, woont de helft buiten Rotterdam. Ook weten we dat de mobiliteit afhangt van het opleidingsniveau. Hoe hoger geschoold, hoe hoger doorgaans de mobiliteit. De meeste werkgevers opereren op regionaal niveau in hun marktbenadering en personeels­ werving, maar ook in hun onderlinge samenwerking en bij afspraken met sociale partners. Hetzelfde geldt voor onderwijsinstellingen, die doorgaans regionaal georiënteerd en vaak ook regionaal georganiseerd zijn. Gezien het lage opleidingsniveau van de Rotterdamse beroepsbevolking en de publieke taak die we als overheid hebben voor de onderkant van de arbeidsmarkt, is de ontstane samenwerking binnen de regio Rijnmond een logische. De via de werkpleinen georganiseerde arbeidsbemiddeling is daarom steeds meer regionaal georiënteerd. Op het vlak van uitkerings­ verstrekking, activering en re-integratie wordt nauw samengewerkt met regiogemeenten. Bij de aanpak van Jeugdwerkloosheid is bijvoorbeeld al gekozen voor een regionaal samenwerkings­ convenant tussen regiogemeenten, het UWV Werkbedrijf en de diverse opleidingsinstellingen (ROC’s). Het is van groot belang de regionale werking van de arbeidsmarkt te onderkennen en in te bedden. De relevante arbeidsmarktregio verschilt sterk per sector en opleidingsniveau waardoor er niet één regionale arbeidsmarkt is te definiëren. Rekening houdend met de werkgelegenheid(sontwikkeling) kijken we daarom verder, te beginnen bij de Metropoolregio Rotterdam – Den Haag. 12 1.2 Werkgelegenheid blijft stabiel, het aantal baanopeningen groeit De afgelopen jaren is de werkgelegenheid in Rotterdam min of meer op hetzelfde niveau gebleven. Rotterdam kent ongeveer 360.000 banen en de regio Rijnmond ca. 530.000 banen. Tegelijkertijd neemt het aantal werknemers met een flexibel contract (flexwerkers) toe, net als het aantal zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers). De meeste werkgelegenheid is te vinden in de zorgsector en de zakelijke dienstverlening. Kennisdiensten (onderdeel van de zakelijke dienstverlening) worden voor de ontwikkeling van stedelijke economieën steeds belangrijker. Beleid voor de arbeidsmarkt is het meest kansrijk als we inzetten op de volgende sectoren: • Medisch en zorg • Consumentendienstverlening • Onderwijs • Haven, Industrie en Techniek • Kennisdiensten De komende jaren verwachten we, vooral in deze sectoren, ongeveer 18.000 baanopeningen per jaar. Dit zijn prognoses en prognoses hebben de eigenschap niet uit te komen. Bovendien zullen niet alle baanopeningen tot vacatures leiden. Deze cijfers geven daarom een indicatie van de opgave waar we de komende jaren voor staan. Een grote opgave voor werkgevers om aan voldoende en goed personeel te komen. Een opgave die het bedrijfsleven prikkelt om innovatief met haar productieprocessen om te gaan. Een grote opgave voor het onderwijsveld om mensen goed toe te leiden of bij te scholen voor de arbeidsmarkt. Een opgave die we vanuit het pers­pectief van de inclusieve economie beschouwen en die kansen biedt voor sociale innovatie. Een opgave die perspectief biedt voor Rotterdammers om zich te ontwikkelen op onze arbeidsmarkt. 1.3 Grotere rol voor kwaliteit arbeidsmarkt Door de afnemende bevolkingsgroei en de ontwikkeling naar een duurzame en dienstverlenende economie, veranderen ook de eisen die de arbeidsmarkt aan zowel werkgevers als werknemers stelt. De kwaliteit van de arbeidsmarkt, aan de vraag- en aan de aanbodzijde, zal een grotere rol gaan spelen in de concurrentie tussen regio’s. Voor de economische ontwikkeling van onze regio is een kwalitatief goede arbeidsmarkt van groot belang. We willen daarom inzetten op de concurrentiekracht van onze banen, op de aantrekkelijkheid van onze werkgelegenheid. Nederland vergrijst. Het aandeel van de bevolking dat 65 jaar of ouder is, stijgt sinds het begin van deze eeuw. Dit aandeel groeit mede omdat de totale bevolkingsgroei landelijk stabiliseert en op termijn zelfs zal dalen. In tegenstelling tot deze landelijke trend is Rotterdam een relatief jonge stad. We vergrijzen minder hard omdat we nog een jonge aanwas hebben. De verwachting is dat de bevolking in de Randstad de komende jaren nog zal toenemen. 13 We zitten nu al in de fase dat de zogenaamde eerste babyboomgeneratie de arbeidsmarkt verlaat. Binnen enkele jaren verwachten we daarom tekorten op de arbeidsmarkt. Dit betekent dat we voorbereid moeten zijn op een vervangings­vraag op de arbeidsmarkt. Als gevolg van de recessie is de werkloosheid toegenomen, maar deze daling is inmiddels aan het stabiliseren. De komende periode kunnen we daarom het beste benutten om (vooral de jongeren) voor te bereiden op deze toekomstige vraag naar arbeidskrachten. Rotterdam heeft ruim 100.000 banen op basis en laag niveau. Absoluut is dit aantal de afgelopen jaren min of meer stabiel gebleven. Wel heeft er een verschuiving plaatsgevonden vanuit industrie- en haven gerelateerd werk naar werk in de dienstverlening en zorgsector. 1.4 Samenstelling beroepsbevolking vraagt aandacht Het opleidingsniveau is één van de belangrijkste kenmerken van de beroepsbevolking. Het opleidingsniveau van de Rotterdamse beroepsbevolking stijgt, maar blijft achter bij andere steden. Tussen 1998 en 2008 groeide de Rotterdamse beroepsbevolking met 32.000 personen (naar ca. 267.000 personen). Het aandeel hoog opgeleiden onder de Rotterdamse beroepsbevolking groeide van 27 naar 34%. In de andere grote steden van Nederland is dit aandeel gegroeid naar ruim 50%. Hierbij is de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt relevant. We weten dat de schooluitval op onze MBO en HBO scholen hoog is. Dit varieert van 40 tot 50% waardoor bij de Rotterdamse ROC’s minder dan 59% van de leerlingen een diploma haalt. Het percentage nieuwe voortijdig schoolverlaters bedraagt 6% per jaar. Oorzaken voor deze hoge schooluitval liggen in het onvermogen van scholen om de intrinsieke motivatie van de uitvalleerlingen te bereiken, niet passende schoolkeuze en onvoldoende ontwikkelde arbeidsidentiteit. Ook is in een aantal gevallen de thuissituatie zorgelijk. Het MBO en HBO tellen in Rotterdam rond de 70.000 leerlingen. Als dus meer leerlingen met een diploma de school verlaten, is de instroom van deze groep op de arbeidsmarkt op een hoger niveau, wat bijdraagt aan de kwaliteit van de beroepsbevolking en de kansen van deze groep op de arbeidsmarkt verhoogt. Van de Rotterdammers tussen 15 en 65 jaar was in 2007 in totaal 60% aan het werk (netto participatie). De participatiegraad stijgt met het opleidingsniveau. Onze totale participatiegraad ligt lager dan die in de andere steden in Nederland. Maar de participatiegraad onder lager opleiden is daarentegen in vergelijking met andere steden hoger. De economische veerkracht van Rotterdam is dus minder groot dan die van andere Nederlandse steden omdat Rotterdam verhoudingsgewijs veel lager en weinig hoger opgeleiden telt. Om de noodzakelijke kwaliteitsslag te maken en voorbereid te zijn op de vervangingsvraag die als gevolg van de vergrijzing op ons afkomt, is het investeren in de talentontwikkeling van elke Rotterdammer– werkend, niet werkend of op school – van groot belang. 14 Toenemend aantal werkende armen Een deel van de werkenden, is de groep werkende armen. Hun aantal is het afgelopen decennium toegenomen, landelijk van 434.000 naar 576.0001 mensen. We weten dat een klein deel van deze groep in loondienst is (ca 3%) en ca. 12% is volgens de landelijke gegevens zelfstandig ondernemer. In de Monitor Lage Inkomens2 wordt geconstateerd dat rond de 12.000 Rotterdamse huishoudens, waarvan ongeveer 3.000 zelfstandig ondernemers tot de werkende armen gerekend kunnen worden (cijfers uit 2006). Om een actueel beeld te krijgen van deze groep, doen we dit jaar onderzoek naar de koopkrachtontwikkeling van uitkeringsgerechtigden, zelfstandig ondernemers en werkende armen. Ontwikkeling van de flexibele schil Al jaren neemt het aantal zelfstandig ondernemers in Nederland toe. Onder hen is een groeiende groep die als zelfstandige zonder personeel (zzp’er) opereert. De verwachting is dat de verhouding tussen vast en flexibel in de komende jaren verder zal veranderen. Oorzaken zijn onder andere de recessie, de vraag van werkgevers naar flexibele arbeid, de individualisering, de zelfstandigheid van Generatie Y en het vertrek van de babyboom generatie. Inmiddels zijn er 650.000 zelfstandigen in Nederland. Naast de groep ‘klassieke’ zzp’ers (met een eigen winkel, landbouwonderneming of vrachtwagen) gaat het daarbij in toenemende mate om ‘nieuwe’ zzp’ers’ die vooral de eigen arbeid, kennis en vaardigheden aanbieden. Dit ondernemerschap is meer gericht op vakmanschap en minder op ondernemerschap. In het kader van dit programma monitoren we de ontwikkeling van wat wij de flexibele schil noemen. 1.5 Doorstroming is cruciaal voor de arbeidsmarkt De dynamiek van de stad wordt gevormd door meer dan alleen de in- en uitstroom van haar inwoners. Rotterdam heeft ook een duidelijke functie als het gaat om de sociaal-economische emancipatie. Deze zogenaamde liftfunctie is één van de belangrijkste kenmerken van de grote stad. Mensen komen de stad binnen en maken carrière op het gebied van wonen, werken en leren. Dit noemen we de doorstroming. Mensen gaan beter wonen, krijgen een baan waar ze meer gaan verdienen of halen een diploma. Dat er sprake is van doorstroom blijkt als het huidige opleidingsniveau van de bevolking wordt afgezet tegen de uitkomsten van het onderzoek ‘Komen en Gaan’. Het opleidingsniveau van de vertrekkers is hoger dan dat van de vestigers. Er is dus sprake van selectieve migratie. Indien het opleidingsniveau van de Rotterdamse bevolking alleen door selectieve migratie bepaald worden dan zouden er steeds minder hoogopgeleiden zijn. Maar zoals bijgaande tabel 2 laat zien is het omgekeerde het geval. 1. Armoedesignalement 2010, SCP/CBS, Den Haag, december 2010. 2. Bron: Monitor Lage Inkomens, Dienst Sociale Zaken en Werkgelegenheid, 2010. 15 Tabel 2 Bron: Bureau Louter. laag middelbaar hoog 1998 jaar 87.000 89.000 65.000 38% 37% 27% 2008 78.000 100.000 92.000 29% 37% 34% De betekenis van Rotterdam als stad waar mensen door kunnen stromen naar een betere opleiding, werk en woning is groot. Door selectieve migratie te bestrijden kan Rotterdam zelf meer profiteren van haar liftfunctie. Minder selectieve migratie betekent bijvoorbeeld dat het gemiddelde opleidingsniveau van de beroepsbevolking harder zou kunnen stijgen. Werk is de belangrijkste factor (blijkt uit het onderzoek ‘Komen en gaan’) voor zowel de vestiging als het vertrek van mensen in- of uit Rotterdam. Naast het bevorderen van de doorstroming is het van belang om mensen met een midden- of hoger opleidingsniveau vast te houden. Voor de arbeidsmarkt willen we de balans in bevolkings­ opbouw voor wat betreft opleidingsniveau vergroten door de doorstroming te bevorderen, maar ook door mensen met een midden- of hogere opleiding aan de stad te binden. Hiervoor is het, naast het hebben van een aantrekkelijke arbeidsmarkt, van groot belang om ook als woonstad aantrekkelijk te zijn. Verdringing aan de onderkant van de arbeidsmarkt In bijgaande tabellen wordt een overzicht gegeven van de verdeling van banen naar beroeps­ niveau vergeleken met de verdeling van de banen naar opleidingsniveau. Rotterdam heeft ruim 100.000 banen op basis en laag niveau. Circa een kwart van deze banen is van elementair niveau. Van de werkzame en werkloze beroepsbevolking hebben ongeveer 20.000 personen alleen basisonderwijs genoten. Tabel 3 Bron: Bureau Louter. beroepsniveau opleidingsniveau laag midden hoog laag 58.401 18.222 2.998 middelbaar 42.754 102.242 19.584 5.760 21.629 88.851 hoog Het aantal banen voor laagopgeleiden is niet het grootste probleem. Het is de verdringing van lager opgeleiden door middelbaar en hoger opgeleiden die het aantal banen voor lager opgeleiden beperkt. Van alle banen op basis en laag niveau wordt in Rotterdam 42% bezet door mensen met een middelbaar of hoger opleidingsniveau. Deze verdringing is overigens sterker in steden als Amsterdam en Utrecht. Bovendien doet deze verdringing zich het sterkst voor in de 16 horeca en detailhandel. Een verklaring kan liggen in het feit dat ook studenten actief zijn in dit segment van de arbeidsmarkt. Tabel 4 Bron: Bureau Louter. banen naar beroepsniveau banen naar opleidingsniveau 100.700 elementair en laag 83.800 basis en laag 141.400 middelbaar 156.900 middelbaar 127.900 hoger 129.400 hoog Een nadere analyse is dus noodzakelijk om te achterhalen in welke mate de talenten van hoger gekwalificeerde mensen onderbenut blijven. En hoe dit fenomeen de kansen vermindert van lager gekwalificeerde mensen om zich via werk te ontwikkelen. Het is dringen op de midden- en hogere niveaus van de Rotterdamse arbeidsmarkt, waar meer middelbaar en hoger opgeleiden zijn dan banen. Dáárom versterkt de groei van banen aan de bovenkant van de arbeidsmarkt, de doorstroming (ofwel mobiliteit) van werkenden op de arbeidsmarktladder. Als middelbaar en hoger opgeleiden op hun niveau kunnen werken, verhoogt dat niet alleen hún toegevoegde waarde, maar nemen ook de baankansen van laag opgeleiden aanzienlijk toe. Doorstroming is daarom essentieel voor een arbeidsmarkt waar ieders opleiding en talent het best tot hun recht komen. Maar voor die doorstroming zijn wel banen aan de bovenkant nodig. Als de ‘verdringers’ doorstromen, verbeteren de baankansen van laag opgeleiden. Tegelijkertijd is het van belang de toegankelijkheid van de banen voor mensen met een lage opleiding of een (nog) beperkte inzetbaarheid te verbeteren. 1.6 Krachtenveld: sleutelrol voor stakeholders De arbeidsmarkt wordt gevormd door werkgevers en werknemers waarbij de overheid met regelgeving, de inzet van financiële prikkels, communicatie of het stimuleren van partnerships of netwerkvorming de nodige invloed kan uitoefenen. Daarnaast spelen tal van partijen een rol bij de match tussen vraag en aanbod. Denk hierbij aan onderwijs- en kennisinstellingen, uitzend­ bureaus en reïntegratiebureaus. Het UWV Werkbedrijf is een belangrijke partner als het gaat om de bemiddeling tussen vraag en aanbod, maar ook voor informatie over de arbeidsmarkt. Rotterdam kent ruim 24.000 (vestigingen van) bedrijven en instellingen, van éénmanszaken tot multinationals. Deze bedrijven en hun werknemers bepalen in belangrijke mate de dynamiek op de arbeidsmarkt. Naast individuele bedrijven zijn de Kamer van Koophandel, werkgevers­ organisaties VNO-NCW en Deltalinqs en de brancheorganisaties belangrijke partners die handelen vanuit het perspectief van de ondernemers. Vanuit werknemersperspectief zijn de vakbonden belangrijke partijen. 17 Op het vlak van onderwijs en onderzoek is in Rotterdam nagenoeg alles te vinden. Naast vakinstellingen zoals het Scheepvaart- en Transportcollege, het Grafisch Lyceum en het Hout-en Meubileringscollege, zijn er twee ROC’s voor middelbaar beroepsonderwijs, twee HBO-instellingen, Codarts, Thomas More (pabo) en een universiteit binnen de gemeentegrenzen te vinden. Deze instellingen bieden plaats aan vele tienduizenden studenten. 18 19 Hoofdstuk 2 De opgave 2.1 De vraagkant centraal Tabel 5 Bron: Peter Louter, juli 2010. 60.900 banen medisch en zorg laag midden hoog 1.000 1.700 1.800 laag midden hoog 1.100 1.000 300 laag midden hoog 100 100 800 laag midden hoog 900 1.100 200 laag midden hoog 300 1.100 1.000 niet werkenden jongeren werkenden baanopeningen 36.300 banen consumentendienstverlening niet werkenden jongeren werkenden baanopeningen 23.500 banen onderwijs niet werkenden jongeren werkenden baanopeningen 54.900 banen haven & industrie en techniek niet werkenden jongeren werkenden baanopeningen 54.600 banen kennisdiensten niet werkenden jongeren werkenden baanopeningen 20 Om tot duurzame arbeidsmarktontwikkeling te komen is het cruciaal om de arbeidsmarkt als één samenhangend geheel te benaderen en de vraagkant centraal te stellen. Wij beschouwen dit programma dan ook niet als doel op zich, maar als een middel om met elkaar de concurrentiepositie van Rotterdam en de Rotterdamse regio te versterken. In totaal verwachten we dat er tussen 2011 en 2015 elk jaar ongeveer 18.000 nieuwe baanopeningen ontstaan waarvan respectievelijk 29, 41 en 30% op laag, midden en hoogniveau. Dit is een prognose. Van prognoses kunnen we voorspellen dat ze niet uitkomen. Niet al deze baanopeningen zullen bijvoorbeeld omgezet worden in vacatures. Wel weten we dat deze baanopeningen voor een belangrijk deel ontstaan als gevolg van een vervangingsvraag. Niet zozeer economische groei, alswel de vergrijzing zijn een verklaring voor deze ontwikkeling. Prognoses geven wel per sector en niveau richting aan het verloop van de ontwikkelingen. De uitkomsten hebben we daarom gebruikt bij het selecteren van de voor de arbeidsmarkt kansrijke sectoren. Met bedrijven in deze sectoren werken we aan de uitvoeringsagenda gericht op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Vandaar dat we voor deze meest kansrijke sectoren de prognose van de baanopeningen weergeven. Omdat de baanopeningen voor een belangrijk deel worden verklaard door de vergrijzing en dus een gevolg zijn van de vervangingsopgave op onze arbeidsmarkt, is het vanuit economisch perspectief belangrijk om op tijdig op deze vervangingsvraag in te spelen. 2.1.1 Medisch en zorg De zorgsector is een cluster met veel werkgelegenheid en baanopeningen op alle niveaus. Een cluster ook, waarin de komende jaren veel ontwikkelingen gaan spelen die invloed hebben op de arbeidsproductiviteit in dit cluster en op de eisen die aan werknemers gesteld gaan worden. Verpleeg- en verzorgingshuizen zijn de grootste werkgevers gevolgd door de ziekenhuizen. Binnen de zorg speelt de zogenaamde dubbele vergrijzing. Er komen steeds meer en steeds langer levende ouderen met zorgbehoeften, terwijl de beroepsbevolking vergrijst. Op basis van cijfers van Calibris (kenniscentrum voor zorg, welzijn en sport) kan een beeld geschetst worden van de huidige en aankomende krapte op de arbeidsmarkt. Deze cijfers gaan over opleidingen voor verpleging en verzorging en hebben betrekking op de MBOopleidingsniveaus 2 tot en met 5 (5 is hierbij gelijk aan HBO-niveau). Het knelpunt zit vooral op de niveaus 3 en 4 waar het huidige regionale tekort ca. 800 deelnemers bedraagt. Tijdens de thema-avond over de zorg werden de knelpunten vooral geschetst op verzorgenden (niveau 3), verpleegkundigen (niveau 4), gespecialiseerde verpleegkundigen, OK-assistenten, anesthesisten, technici en ict’ers. 3. De cijfers zijn gebaseerd op de tabel Netto baanopeningen voor laag-, middelbaar en hoog opgeleiden, Rotterdam, prognoses 2011 – 2015 (bron: Peter Louter, juli 2010). 21 2.1.2 Consumentendienstverlening Deze sector biedt vooral werkgelegenheid op laag en middelbaar niveau en biedt naar verwachting in de komende jaren veel baanopeningen. Cruciaal voor dit cluster is dat de bestedingen gaan toenemen. Dit betekent dat niet alleen aandacht moet zijn voor de kwantiteit maar zeker ook voor de kwaliteit van de dienstverlening en hiermee de scholing van het personeel. In deze sector wordt de kwaliteit sterk beïnvloed door de kwaliteit van het personeel. 2.1.3 Onderwijs Dit is voor het economische- en arbeidsmarktbeleid een cruciale sector. Met de opgave om het opleidingsniveau van de beroepsbevolking te verhogen, is het noodzaak dat de arbeidsmarkt in de sector onderwijs goed functioneert en van een kwalitatief hoog niveau is. Juist deze sector kent een groot aandeel 55+ werknemers. Binnen vijf jaar gaat 11 procent van de formatie met pensioen en binnen tien jaar zelfs 28% van de formatie. Het aantal baanopeningen ligt voor hoger opgeleiden met ongeveer 800 hoog. Vooral docenten met een eerstegraadsbevoegdheid zullen op korte en langere termijn vervangen moeten worden. 2.1.4 Haven, industrie en techniek Dit is een brede sector waaronder zowel installatie, metaal, metalektro, chemie en proces­ industrie, isolatie en waterbouw vallen. Het gaat om familiebedrijven en multinationals, sterk conjunctuurgevoelige en redelijk stabiele bedrijfstakken. Hier bestaat een diffuus beeld. Vooral de vergrijzing in dit cluster zorgt voor baanopeningen. De industrie en transportsector behoren beide tot de meest vergrijsde sectoren in de regio. In de industrie wordt geen groei verwacht. De transportsector kent zowel groei als een hoge vervangingsvraag als gevolg van de vergrijzing. De verwachting is dat de vergrijzing vooral tot baanopeningen op laag- en middelbaar niveau zal leiden. Er gaan gemiddeld ca 2.200 baanopeningen per jaar ontstaan, 60% in het cluster industrie en 40% in het cluster haven. Daarnaast is er een groeiende flexibele schil, zowel in de ondersteunende als de operationele banen. De grootste vraag is naar MBO niveau 3/4 (70%) en HBO (30%). 2.1.5 Kennisdiensten Het wetenschappelijk bedrijf, dat voor de kennisdienstverlening een belangrijke ruggengraat is, levert aan ruim 8% van de werkzame personen in Rotterdam een baan. Deze is met de Erasmus Universiteit, de Technische Universiteit Delft en de Hogescholen sterk vertegenwoordigd in deze regio. Voor middelbaar en hoger opgeleiden is dit een cluster met veel baanopeningen. Deze sector zal een belangrijke rol gaan spelen bij het vasthouden en binden van hoger opgeleiden. 2.2 Het aanbod zo breed mogelijk benutten Willen we optimaal inspelen op deze toekomstige vraag op de arbeidsmarkt, zullen we het aanbod aan werk, zo breed mogelijk moeten benutten. Naast de mensen die al aan het werk zijn, kunnen we een beroep doen op de mensen die niet werken (maar dat wel kunnen) en de mensen die in de (nabije) toekomst actief kunnen worden op de arbeidsmarkt. 22 2.2.1 Niet werkenden De (netto) arbeidsparticipatie in Rotterdam bedraagt 64%. Onze beroepsbevolking telt ca. 267.000 mensen. Dat betekent dat we nog bijna 94.000 Rotterdammers kunnen verleiden actief te worden op de arbeidsmarkt. Maar dit is theorie. De praktijk is dat een deel van deze Rotterdammers ook als werkzoekend bekend is. Van deze groep ontvangt ruim 32.000 mensen een Bijstandsuitkering. Een deel van deze groep niet werkenden is dus bekend bij het UWV werkbedrijf en op de werkpleinen. Voor een belangrijk deel van deze groep moeten we de afstand tot de arbeidsmarkt niet onderschatten. Langdurige uitkeringsafhankelijkheid, onvoldoende taalbeheersing (van o.a. het Nederlands), schulden en gezondheidsproblematiek belemmeren een snelle toegang tot de arbeidsmarkt. 2.2.2 Jongeren De arbeidsmarktperspectieven zijn de komende jaren gunstig voor schoolverlaters. Voor MBO leerlingen met een sociaal pedagogische opleiding, een opleiding in toerisme en recreatie, maar zeker in de grafische techniek en de ICT zijn de arbeidsmarktperspectieven ongunstig. De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt is een belangrijk thema. De schooluitval in Rotterdam is hoog en steeds meer jongeren kiezen niet voor de opleidingen waar de grootste kans op banen zijn. Dit heeft onder andere te maken met de beroepsoriëntatie van deze groep. We zullen dus het rendement van het onderwijs moeten verhogen, leerlingen stimuleren zo lang mogelijk door te leren en daarmee de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt moeten verhogen. Dit kan het onderwijs niet alleen. Het bedrijfsleven is een essentiële partner in het goed toeleiden van onze jeugd voor onze arbeidsmarkt. Voor de oriëntatie op het beroep, voor goed praktijk- en vakonderwijs, voor stages en voor het goed inwerken van starters op de arbeidsmarkt. 2.2.3 Werkenden De instroom van jongeren en niet werkenden op de arbeidsmarkt zal niet voldoende zijn. We willen daarom ook de werkenden faciliteren in hun ambitie voor een betere of andere baan. We weten dat eenderde van de werknemers in de Rijnmond overgekwalificeerd is voor hun baan. Ook weten we dat 42% van alle banen voor lager opgeleiden door middelbaar en hoger opgeleiden worden ingevuld. Daarnaast groeit ook de groep werkende armen. Mensen die, ondanks werk, op of onder de armoedegrens leven. Als deze groepen doorstromen naar hoger niveau werk, ontstaat er ruimte aan de onderkant van de arbeidsmarkt. Dit bedoelen we met de doorstroming op de arbeidsmarkt. Maar naast verticale mobiliteit willen we ook oog hebben voor de horizontale mobiliteit. De werkgelegenheidsontwikkeling laat macro een stabiel beeld zien. Maar we weten ook dat er tussen sectoren verschuivingen zijn. Door intersectorale mobiliteit te faciliteren kunnen we werkenden van werk naar ander werk begeleiden. Daarnaast houden we ook rekening met het rendement van onze werkenden. Vooral in de fysiek belastende beroepen is het vraagstuk, hoe om te gaan met oudere werknemers, actueel. We kunnen het ons niet meer veroorloven om mensen die ouder zijn dan 50 jaar af te schrijven. De eerste stappen in het langer doorwerken zijn landelijk al gezet. 23 24 Hoofdstuk 3 Ambities We investeren in het talent van elke Rotterdammer en willen de economische groei en ontwikkeling stimuleren. Het gaat erom dat we de sociale en economische veerkracht van de Rijnmond vergroten. Voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt hebben we de volgende ambities: • Verhogen van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking • Vergroten van de arbeidsparticipatie • Bevorderen van de doorstroming op de arbeidsmarkt • Optimaliseren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Dit vanuit de opgave om de arbeidsmarkt als één samenhangend geheel te benaderen en daarbij als gemeente een faciliterende en verbindende rol te vervullen. Daarbij de arbeidsmarkt beziend vanuit de sociale en economische betekenis die ze heeft voor onze maatschappij. In dit hoofdstuk worden de ambities toegelicht. 3.1 Verhogen van het opleidingsniveau van de beroepsbevolking Het is vooral het aantal en het aandeel van de hoogopgeleiden in de stad dat de kracht van de economie bepaalt. Hoe meer hoogopgeleiden, hoe groter de veerkracht van de economie. Veerkracht die nodig is om te herstellen van een recessie of grote veranderingen in de structuur van de economie. Maar het gaat zeker niet alleen om hoger opgeleiden. De stad heeft ook veel te winnen bij de grote groep MBO-ers. Ook de groeiende stedelijke dienstverlening heeft behoefte aan MBO-ers met een opleiding op niveau 3 en 4. De kwaliteit van de dienstverlening, de verblijfskwaliteit van de stad, wordt vooral bepaald door middenmanagement en vakkrachten op dat niveau. Daarom is het zaak dat mensen met een lagere opleiding doorleren tot dat niveau. Een deel van de mensen die nu niet participeren is onvoldoende of in de verkeerde richting opgeleid. Ze zijn het meest gebaat bij praktijkgerichte werktrajecten. Opleiding en werk kunnen mensen verder helpen. Belangrijk zijn daarom, naast het voorkomen van ongekwalificeerde of te laag gekwalificeerde schooluitval en een effectieve manier van arbeidsmarktgericht opleiden, het stimuleren van talentontwikkeling binnen en buiten de school, waardoor jongeren meer alternatieven krijgen om zich op de manier die het best bij hen past te kwalificeren voor hun latere loopbaan. Als indicator hanteren we hiervoor de ontwikkeling van de totale beroepsbevolking naar onderwijsniveau (x 1.000). 25 Tabel 6 Ontwikkeling van de totale beroepsbevolking naar onderwijsniveau (x 1.000) Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking. onderwijsniveau Rotterdam 2000 2002 2004 2006 2007 2008 2009 BO 34 34 26 26 20 26 24 MAVO/VBO/VMBO 55 56 48 54 54 54 50 HAVO/VWO/MBO 90 94 98 104 107 96 97 HBO/WO 74 80 87 82 90 94 94 onbekend - - 5 - - - - Duidelijk mag zijn dat we het aandeel lager opgeleiden (categorieën BO en MAVO/VBO/VMBO) liever zien dalen ten gunste van de middelbaar opgeleiden (categorie HAVO/VWO/MBO) en hoger opgeleiden (categorie HBO/WO). In ons collegewerkprogramma hebben we een target geformuleerd die met deze ambitie samenhangt: Het aantal nieuwe voortijdig schoolverlaters (ongekwalificeerde uitstroom uit het onderwijs) neemt jaarlijks af met 10% in deze collegeperiode. 3.2 Vergroten van de arbeidsparticipatie Meer mensen aan het werk betekent dat meer Rotterdammers de kans krijgen om te leren en hun talenten te ontwikkelen. Dit kan een betaalde baan zijn, een eigen onderneming maar ook bijvoorbeeld vrijwilligerswerk. Veel van de liftfunctie van de stad valt toe te schrijven aan het feit dat mensen hun positie verbeteren terwijl ze werken. Ze doen ervaring op of volgen een opleiding. Daarnaast levert arbeidsparticipatie ook baten op in de vorm van de sociale kwaliteit van de stad én een betere gezondheid van de bevolking. Als meer mensen werken en een inkomen verwerven, draagt dat bij aan de koopkracht van de bevolking en dat leidt weer tot nieuwe banen. Een belangrijke indicator voor deze doelstelling is de netto participatiegraad (= werkzame beroepsbevolking als percentage van potentiële beroepsbevolking (= 15 – 64 jarige bevolking). Tabel 7 Netto participatiegraad Bron: CBS, Enquête beroepsbevolking. netto participatiegraad 2000 2002 2004 2006 2007 2008 2009 Rotterdam 60 58 56 59 62 64 62 Rpa-Rijnmond 63 64 62 62 63 65 65 Nederland 65 65 63 65 66 68 67 26 De netto participatiegraad is de afgelopen tien jaar eerst gedaald, waarna vanaf 2006 een stijging is te zien. Duidelijk mag zijn dat we willen dat de netto participatiegraad verder stijgt. In ons collegewerkprogramma hebben we een target geformuleerd die met deze ambitie samenhangt: In deze collegeperiode activeren we 20.000 bijstandsgerechtigde Rotterdammers. 10.000 bijstandsgerechtigden stromen uit naar betaald werk. 3.3 Bevorderen van de doorstroming op de arbeidsmarkt In onze analyse hebben we vastgesteld dat de doorstroming op de arbeidsmarkt cruciaal is. Hiermee willen we de verdringing op de laaggeschoolde banen tegengaan, maar mensen ook de kans bieden om zich verder te ontwikkelen op de arbeidsmarkt. Dit kan een carrière zijn in termen van een baan die beter verdient of op een hoger opleidingsniveau ligt, maar ook een stap naar een baan in een andere sector wanneer daar een onvervulde vraag is. Op die manier hopen we ook werknemers voor onze regio te binden en te behouden voor onze arbeidsmarkt. Bovendien weten we dat ontwikkeling van werkgelegenheid aan de bovenkant van de arbeidsmarkt ook bijdraagt aan de gehele arbeidsmarkt. De aantrekkelijkheid van de arbeidsmarkt is een kwestie van goed werkgeverschap én vooral ook goed ondernemerschap, want op de arbeidsmarkt is de werkgever net zo goed een ondernemer als hij/zij dat op andere markten is. Ook hier blijkt hoe belangrijk het is om méér aandacht te besteden aan de doorstroming op de arbeidsmarkt. Mensen wisselen van baan of functie waardoor ze zich verder kunnen ontwikkelen. Het goed benutten van talenten van de medewerkers vergt ondernemerschap en strategische personeelsplanning. Hoewel het ondernemerschap van werkgevers natuurlijk primair een zaak is van die werkgevers zelf, kan de gemeentelijke overheid door het organiseren van netwerken en het bieden van arbeidsmarkt­informatie dat ondernemerschap wel bevorderen. Als indicator kunnen we de mismatch tussen opleiding en beroep hanteren. Bij de nadere analyse van de doorstroming op onze arbeidsmarkt, verkennen we tevens welke de goede indicatoren zijn om dit fenomeen te duiden. Tabel 8 Mismatch tussen opleiding en beroep Bron: Louter 2009 (gebaseerd op verwachte aantallen ultimo 2008). Rotterdam G3 ov. Groot Rijnmond Nederland % overgekwalificeerd mismatch 30,6 38,5 33,2 35,1 % ondergekwalificeerd 23,3 19,1 23,0 20,4 Het percentage mensen wier opleidingsniveau boven het beroepsniveau ligt, is overgekwalificeerd. Dat percentage is voor Rotterdam relatief laag, terwijl het toch bijna 1 op de 3 werknemers betreft. 27 3.4 Optimaliseren van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt Eén van de speerpunten in de aanpak is de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt. Streven is natuurlijk om deze aansluiting zo optimaal mogelijk te laten zijn, zodat scholieren en studenten na afronding van hun opleiding snel een baan vinden en werkgevers eenvoudig hun vacatures kunnen vervullen en niet het gevoel hebben deze groep starters op de arbeidsmarkt alsnog te moeten scholen. Van werkgevers horen we dat het onderwijs niet optimaal voorbereidt op werk. Uit het onderwijs horen we dat het moeilijk is om leerlingen te motiveren een opleiding af te maken. De schooluitval is hoog in Rotterdam. Wij verwachten dat leerlingen meer gemotiveerd zijn hun opleiding af te maken als hun perspectief op werk helderder is. We willen dat jongeren beter zijn voorbereid op de eisen van de arbeidsmarkt, met focus op de speerpuntsectoren haven, zorg en zakelijke dienstverlening. Daarom willen we, in overleg met onderwijs en werkgevers, kijken hoe we de onderwijscurricula beter kunnen afstemmen op de werkgeversvraag. Wij willen daarbij aansluiten bij de lange termijn personeelsplanning van bedrijven. In ons collegewerkprogramma hebben we een target geformuleerd die met deze ambitie samenhangt: Het aantal HBO’ers en WO’ers afgestudeerd aan Rotterdamse instellingen voor hoger onderwijs dat anderhalf jaar na afstuderen in de regio en daarbinnen de stad werkt, neemt over de collegeperiode gemiddeld met anderhalf procentpunt toe ten opzichte van het gemiddelde over de afgelopen vijf jaar. 28 29 Hoofdstuk 4 Beter werkende arbeidsmarkt De gemeentelijke inzet voor het programma is gericht op het: • Verbinden van de veelheid aan bestaande initiatieven. • Versnellen en vergroten van succesvolle initiatieven. • Verbeteren van de inzet op de structurele knelpunten. Hierbij maken we gebruik van onze inzet op de onderkant van de arbeidsmarkt en voor het onderwijs. Op deze terreinen is onze inzet het meest tastbaar en zichtbaar. Door onze aandacht te verbreden naar de gehele arbeidsmarkt, de verbinding te zoeken met andere (beleids) domeinen en onze strategische partners in het bedrijfsleven en onderwijsveld, hopen we de ontwikkeling van de arbeidsmarkt optimaal te faciliteren. Vanuit de kansrijke sectoren voor de arbeidsmarkt werken we samen met het bedrijfsleven en onderwijsveld agenda’s uit voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Op eenzelfde wijze werken we een agenda Rotterdam Carrièrestad uit, gericht op het binden van hoger opgeleiden aan onze arbeidsmarkt en het bevorderen van de doorstroming op onze arbeidsmarkt. Stip op de horizon Aan het eind van deze collegeperiode willen we bereikt hebben dat een constructieve samenwerking met bedrijfsleven en onderwijsveld op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt vanzelfsprekend is. Deze constructieve samenwerking behelst onder andere dat we concrete afspraken maken over de ontwikkeling van de kansrijke sectoren op de arbeidsmarkt en er bestuurlijk regelmatig overleg is over de voor de arbeidsmarkt relevante onderwerpen. Onze ambitie is breed, maar onze mogelijkheden en middelen zijn beperkt. Daarom is nu, meer dan ooit een alliantie van bedrijfsleven, onderwijs en overheid nodig om onze arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken. Wij willen hard werken aan onze arbeidsmarkt en rekenen daarbij ook op de inzet van het bedrijfsleven en de Rotterdammers. 4.1 Strategieën voor de arbeidsmarkt In onderstaand schema, staan de belangrijkste strategieën die oplossing kunnen bieden voor de (toekomstige) tekorten op de arbeidsmarkt en talentontwikkeling, samengevat: 5 30 figuur 1 Strategieën voor de arbeidsmarkt Bron: OBR. werkgevers antwoord vinden op tekorten op de arbeidsmarkt agenda • carrièrekansen bieden • economie inclusief benaderen • investeren in (sociale) innovatie • duurzaam werken bevorderen • intersectorale mobiliteit faciliteren outsourcen flexibele schil zzp-ers, uitzendbranche, flexpools werknemers / werkzoekers / afstudeerders talenten ontwikkelen, kansen grijpen die arbeidsmarkt biedt agenda • employability vergroten • werken aan ander werk • meer en betere scholing • full engagement • meer en langer werken arbeidsmigratie Deze strategieën gaan over het bij elkaar brengen van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Het bij elkaar brengen van de werkgevers en de werknemers. Als overheid kunnen we deze strategieën faciliteren en ondersteunen, maar het zijn de werknemers en werkgevers die elkaar moeten vinden. In de volgende paragrafen gaan we in op de wijze waarop we als overheid, samen met het onderwijsveld, deze interactie faciliteren. 4.1.1 Ontwikkeling van de vraag Het bedrijfsleven is bepalend voor de arbeidsmarkt omdat daar de ontwikkeling van de werkgelegenheid plaatsvindt. Zonder werkgevers geen werk. Werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor de werkgelegenheidsontwikkeling binnen hun bedrijf en de bijbehorende strategische personeelsplanning. In de consultatie, de interviews en tijdens de thema-avonden hebben werkgevers aangegeven, tekorten op de arbeidsmarkt te voorzien. In sommige sectoren zijn deze tekorten nu al actueel. Voor de kansrijke sectoren voor de arbeidsmarkt, zoals de Medisch en Zorgsector, werken we samen met het bedrijfsleven en de onderwijssector aan een agenda voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Carrièrekansen bieden Het invullen van baanopeningen begint met het openstellen van deze baanopeningen in de vorm van vacatures. Hiervoor zijn al veel kanalen beschikbaar als kranten, websites en banenmarkten. De werkpleinen organiseren regelmatig banenmarkten en ook voor de hogere segmenten van de arbeidsmarkt, participeert de gemeente aan banenmarkten. Hierin werken we samen met veel partners waaronder het UWV werkbedrijf, de Kamer van Koophandel, VNO NCW en het MKB. Daarnaast hebben we, samen met het UWV werkbedrijf het werkgeversservicepunt, DAAD opgericht. DAAD is een Rotterdams initiatief van overheid en bedrijfsleven samen. 31 DAAD is een servicepunt voor werkgevers en legt zich specifiek toe op het overbruggen van de kloof tussen vraag en aanbod op de arbeidsmarkt. Eind 2010 is er samen met de gemeenten Westland en Den Haag een branche-servicepunt ingericht voor de glastuinbouw. De drie deelnemende gemeenten bieden, vanuit de bestanden van werkzoekenden van de gemeenten en het UWV, via dit brancheservicepunt werknemers aan werkgevers in het Westland. Rotterdam Carrièrestad Op 15 september 2010 heeft Prof.dr. Peter Ester een nieuw model voor een dynamische arbeidsmarkt gepresenteerd. Het voorstel is om Rotterdam radicaal te herpositioneren als carrièrestad, als een stad waar beginnend talent een wervend loopbaanperspectief wordt geboden door een uniek baanaanbod. De inzet is om jong hoger opgeleid talent te boeien, te binden en te behouden voor de stad. Combinaties van Rotterdamse werkgevers bieden jong talent gezamenlijk baantrajecten aan die een carrière dwars door hun bedrijven mogelijk maken, de ‘muurtjes’ gaan om en er komen gemeenschappelijke transversale HRM-arrangementen voor jonge talentvolle onderwijsverlaters. Dit nieuwe model vereist een daadkrachtige coalitie – professioneel gemanaged – van bedrijfsleven, gemeente en onderwijsinstellingen. Zo wordt Rotterdam weer de stad waar je werkt én woont. Maar we richten ons niet alleen op de onderkant van de arbeidsmarkt. Zo heeft het Coördinatiepunt Haven- en Industrie Complex in september 2010 het project Carrière in de haven gestart dat door middel van themabijeenkomsten en instrumenten als coaching, intervisie en ambassadeurschap, samen met bedrijfsleven en werknemers, inspeelt op de toekomstige personeelsbehoefte in de haven. Dit coördinatiepunt is een onderdeel van de gemeente Rotterdam, maar ook vanuit het bedrijfsleven zijn inspirerende initiatieven die al dan niet met de gemeente worden opgepakt. Economie inclusief benaderen We werken toe naar een inclusieve economie, waarin we alle functies van werk bij de ontwikkeling van de arbeidsmarkt betrekken en daar onze instrumenten op inzetten. Werk heeft een economische, maatschappelijke en educatieve waarde. Werk is een toegevoegde waarde in de totstandkomingsprocessen van het bedrijfsleven. Werk draagt bij aan de zelfwaarde van mensen en daarmee aan burgerschap en de sociale cohesie in wijken. Werk maakt mensen gezond. Door werk ontwikkelen mensen een arbeidsidentiteit en meesterschap. Werk bindt consumenten aan lokale verkoopmarkten. Wij willen werkgevers inspireren tot het inclusief benaderen van de economie. 32 De Blijmakers In samenwerking met zorginstelling Aafje en het Albeda College is het initiatief ‘de Blijmakers’ ontwikkeld. De zorgsector slaagt er niet in het steeds groter worden tekorten aan verzorgenden (mbo-niveau 3) op te vangen. Dit vraagt om nieuwe oplossingen. Aafje heeft toen – door alle niet-verzorgende taken uit de bestaande mbo-niveau 3 functie te halen – de nieuwe functie Blijmaker op mbo-niveau 1 geïntroduceerd. Via werkgeverservicepunt DAAD zijn 18 werkzoekenden gestart met een voortraject van een half jaar, waarna 16 van hen een contract bij Aafje kregen met een bbl-opleiding zijn begonnen. Door deze werkwijze is het personeelstekort bij Aafje verminderd én de werkgelegenheid bevorderd. Daarbij worden de verzorgenden effectiever ingezet en wordt er meer aandacht aan de bewoners besteed, wat leidt tot een grotere tevredenheid van de bewoners en hun familie. Investeren in (sociale) innovatie Sociale innovatie is één van de instrumenten die bijdragen aan een betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en daarmee aan een inclusieve economie. Onder sociale innovatie verstaan wij de vernieuwing in de arbeidsorganisatie en in arbeidsrelaties die leidt tot verbeterde prestaties van de organisatie en ontplooiing van talenten. We zijn ervan overtuigd dat werkgevers als ze investeren in (sociale) innovatie, beter voorbereid zijn op de toekomst. De beste innovaties worden niet van buiten af opgelegd, maar zijn het gevolg van werkgevers die oog hebben voor vernieuwingen die binnen hun eigen bedrijf vorm krijgen. Samen met VNO NCW is bureau Arbeidsmarktmeester opgezet. Bureau Arbeidsmarktmeester initieert en coördineert concrete projecten en bijeenkomsten om de arbeidsparticipatie in Rotterdam te vergroten. Bureau Arbeidsmarktmeester kijkt daarbij kritisch naar zowel de vraag als het aanbod. Ze stimuleert het bedrijfsleven om bedrijfsprocessen zo in te richten dat de vraag beter aansluit op het aanbod van werkzoekenden. Aan de andere kant prikkelt bureau Arbeidsmarktmeester de gemeentelijke diensten en het onderwijs om marktgerichter te werken en te denken. Bureau Arbeidsmarktmeester heeft vanaf het begin dit programma ondersteund en mogelijk gemaakt. Inmiddels maakt bureau Arbeidsmarktmeester deel uit van de staf van dit programma. Intersectorale mobiliteit faciliteren Naast de tekorten die we op de arbeidsmarkt verwachten in bepaalde sectoren, zal er ook verschuiving in werk tussen sectoren plaatsvinden. Dat betekent dat er ook een beweging van werk naar werk gefaciliteerd moet worden. Op dit moment zijn hiertoe mobiliteitscentra op de werkpleinen ingericht. In Mobiliteit 010 hebben het UWV WERKbedrijf, Regionaal Bureau Zelfstandigen, DAAD, Bureau Arbeidsmarktmeester, OBR, KvK en VNO/NCW (West), Colo – Landelijke Kenniscentra, Project Leren en Werken, ROC’s en uitzendorganisaties hun krachten gebundeld. Mobiliteit 010 helpt bedrijven bij dreigende ontslagen om afspraken tot uitvoering te brengen die zijn gericht op het aan het werk houden of helpen van boventallige medewerkers. Door zogenaamde ‘van werk naar werk activiteiten’ en scholingstrajecten. In de nabije toekomst zal deze beweging, van werk naar ander werk, steeds belangrijker worden. Als extra prikkel om intersectorale mobiliteit mogelijk te maken, willen wij een nieuw instrument ‘leercheques’ inzetten. 33 Dit instrument is een vorm van cofinanciering met middelen uit bijvoorbeeld de O&O fondsen dat we op basis van sectorarrangementen willen benutten. Duurzaam werken bevorderen In een inclusieve economie staat duurzaamheid centraal, niet alleen voor de factor milieu, maar ook voor de factor arbeid. Uitgangspunt zijn de kwaliteiten van mensen, niet hun beperkingen. Dit slaat niet alleen op hun arbeidsproductiviteit; ook het ontwikkelen van intrinsieke motivatie en meesterschap, het overdragen van vaardigheden en het mede vormen van de bedrijfscultuur zijn kwaliteiten die voor elk bedrijf onmisbaar zijn. Werken is beter dan aan de kant te staan. Werk heeft effect op de ontwikkelingsmogelijkheden en het zelfrespect van mensen en hun rol in de sociale omgeving. Werk geeft mensen een arbeidsidentiteit en maakt meesterschap. Werk heeft effect op het terugdringen van de uitgaven aan gezondheidszorg (nu 86 miljard per jaar), sociale zekerheid en veiligheid. En werkend leren in een bedrijfsmatige omgeving draagt bij aan het verminderen van schooluitval (nu 40% uit het MBO en 50% uit het HBO). De GGD gaat vanuit de target ‘een goede gezondheid’ met werkgevers in gesprek om te onderzoeken hoe ze de gezondheid van werknemers kunnen verbeteren. Werken draagt namelijk bij aan hoe medewerkers hun gezondheid ervaren. Gekeken moet bijvoorbeeld worden in hoeverre mantelzorgtaken te combineren zijn met het werk en in hoeverre de leefstijl van werknemers onderwerp van gesprek kan worden. Oudere werknemers kunnen met een goede gezondheid langer productief blijven. Voor (oudere) werknemers die niet goed in hun vel zitten als gevolg van de eisen die het werk aan hen stelt, heeft vroegtijdige bemiddeling van werk naar werk de voorkeur zodat uitval voorkomen wordt. Aan het werk blijven helpt weer om gezondheidsklachten te voorkomen. Niet alleen vanuit het perspectief van werk is dit relevant. Op deze manier wordt ook getracht om de snel oplopende kosten voor gezondheidszorg en sociale voorzieningen te beperken. Kosten die, onze economie is inclusief, via premies en bijdragen ook drukken op werkgevers en werknemers. 4.1.2 Ontwikkeling van het aanbod Bij de ontwikkeling van het aanbod kijken we breed. We richten ons op instroom uit de niet werkende beroepsbevolking (al dan niet uitkeringsgerechtigd) en de instroom uit het onderwijs. Maar we richten ons ook op de doorstroming van de werkenden. Een groot deel van de werkzoekenden heeft al een baan. Binnen de groep werkenden beschouwen we ook de werkende armen. Employability vergroten Werknemers kunnen werken aan hun talenten. Dat willen wij, vanuit het oogpunt van talentontwikkeling stimuleren. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het faciliteren van de stap naar beter werk. Werknemers hebben, al dan niet via de CAO geregeld, vaak mogelijkheden om aanspraak te maken op opleidingsbudgetten. In veel sectoren zijn hiervoor opleidingsfondsen beschikbaar. Daarnaast zijn er instrumenten als het Ervaringsprofiel (EVP) en het 34 Ervaringscertificaat (EVC). Het EVP is bedoeld om de werknemer in de gelegenheid te stellen zijn of haar ervaring expliciet te duiden. Het EVC is geschikt als hulpmiddel of opstap bij een ontwikkelingstraject, daar het aangeeft wat nodig is om een (vervolg)opleiding te kunnen volgen. Bij het LeerWerkLoket, een initiatief van het Samenwerkingsverband Leren & Werken, kunnen werkzoekenden, werknemers en werkgevers terecht voor informatie, inzicht, advies en begeleiding over alle vragen op het gebied van: opleidingen gerelateerd aan werk, EVC- / EVP- trajecten (ervaringscertifcaat en ervaringsprofiel), duaal onderwijs (de combinatie van leren en werken), beroepsmogelijkheden en kwalificatie-eisen t.a.v. beroepen, arbeidsperspectief, subsidiemaatregelen en competentietesten. Daarnaast helpt het LeerWerkLoket jongeren met vragen op het gebied van leren en werken. In aanvulling op deze instrumenten, ontwikkelen wij de leercheque. Deze zal, bij voorkeur in samenhang met het EVC, ingezet kunnen worden om werknemers te stimuleren zich bij of om te scholen. Naast het vergroten van de employability door werknemers is ook de arbeidsmarktoriëntatie van jongeren relevant. Hoe kunnen we jongeren boeien, binden en behouden voor onze arbeidsmarkt? Op initiatief van Zadkine Contract is het zogenaamde Arminiusmanifest opgesteld, bedoeld om studenten duurzaam te binden aan de stad. Dit door initiatieven te ontwikkelen met bedrijfsleven, corporaties en onderwijs waardoor studenten in de stad gaan wonen, vanuit hun opleiding opdrachten, stages en dergelijke kunnen doen in en voor de stad, in contact kunnen komen met het bedrijfsleven en na hun studie in de stad blijven werken. De gemeente Rotterdam maakt dit mede mogelijk. Een ander initiatief dat in februari van dit jaar is gelanceerd, is JINC. JINC zorgt ervoor dat leerlingen op jonge leeftijd kennismaken met het bedrijfsleven. JINC heeft een leerlijn ontwikkeld met onder andere bliksemstages en sollicitatietrainingen. Doelgroepen zijn basisschool- en VMBO-leerlingen tussen 8 en 16 jaar. Vanaf september hoopt JINC met 1.500 leerlingen aan de slag te gaan. Lancering was mogelijk dankzij de medewerking van alle grote woningcorporaties in Rotterdam. Werken aan ander werk Het optimaal ontwikkelen ten behoeve van de arbeidsmarkt kan ook betekenen, ontwikkelen richting ander werk. Eerder noemden we al Mobiliteit 010 die zich richt op de groep met mensen die met werkloosheid worden bedreigd. Streven is om deze groep van werk naar werk te begeleiden. Intersectorale mobiliteit is een bekend fenomeen, maar vindt nog in bescheiden mate en op initiatief van de medewerkers zelf plaats, bleek uit de thema-avonden en de gesprekken. Er zijn wel experimenten om bijvoorbeeld zij-instroom mogelijk te maken, maar deze hebben nog een beperkte schaal. Naast de hogere leeftijd (en daarmee samenhangend hoger salarisniveau) van werknemers is het de vraag wie verantwoordelijk is voor de omscholing. Is dat de ‘krimp’sector? Is dat de ‘tekorten’sector of is dat de verantwoordelijkheid van de medewerker zelf? Waarschijnlijk is het een gedeelde verantwoordelijkheid. Omdat wij ervan overtuigd zijn dat intersectorale mobiliteit een serieuze oplossing is voor de tekorten die ontstaan op de arbeidsmarkt en bovendien kan bijdragen aan duurzaam werken, 35 zullen we de leercheque ook inzetten als prikkel om intersectorale mobiliteit te stimuleren. Hierbij stellen we wel als voorwaarde de inzet van O&O fondsen en middelen uit ESF. Dit vanwege het feit dat omscholing een intensiever traject is dan bijscholing. Maar ook hier kan het EVC van betekenis zijn. Meer en betere scholing Rotterdam is een jonge stad. Dat betekent dat we een relatief jonge bevolking hebben. Een jonge bevolking die we zo goed mogelijk willen toeleiden naar de arbeidsmarkt. Met het Rotterdams Onderwijsbeleid werken we met het onderwijsveld aan de kwaliteit van het onderwijs met het programma Beter Presteren. Daarnaast zetten we, samen met de schoolbesturen van het LMC, BOOR, CVO, Albeda en Zadkine, in het kader van het Rotterdams Offensief, in op het inrichten van vakscholen en de beroeps- en arbeidsmarktoriëntatie van jongeren. Ook dringen we het voortijdig schoolverlaten terug. Het RDM terrein en het Procescollege zijn goede voorbeelden van pogingen om onderwijs en bedrijfsleven dicht bij elkaar te organiseren. In de zorg zet Calibris voor de Stichting Samenwerkende Rijnmond Ziekenhuizen begin 2011 een BeroepenCarrousel op voor VMBO-scholen om zo meer jongeren een verantwoorde keuze voor de zorg te laten maken. De ambitie is om deze carrousel in een later stadium te verbreden naar de andere zorginstellingen. Dit zijn activiteiten die onderwijs en bedrijfsleven samen oppakken. Full engagement Alle bijstandsklanten zijn actief door een nuttige bijdrage aan de stad te leveren. Tegelijkertijd werken zij aan hun ontwikkeling. Dat noemen we Full Engagement. Eind van deze collegeperiode wordt Full Engagement volledig en in alle wijken toegepast. Startpunt van dit streven is het geloof in de kracht van Rotterdammers. Mensen moeten zelf hun kansen pakken en hun talenten ontwikkelen. Dat is goed voor de mensen zelf en goed voor de stad. Full Engagement wordt nu uitgevoerd in de Tarwewijk en Overschie. In Overschie is verkend of we voor de Full Engamentaanpak verbindingen mogelijk waren met partners bij de woningcorporatie of bijvoorbeeld de zorgsector om win-win situaties te creëren. Deze verkenning heeft opgeleverd dat er kansen liggen om de vraag naar werk en inspanningen te verbinden met de opgave om mensen weer aan het werk te helpen. Deze win-win is te maken. Maar interessant was ook de ontdekking dat samenwerking met stakeholders binnen een gebied ook kansen biedt voor het prikkelen van werklozen om weer aan het werk te gaan. Want bijstandsgerechtigden zijn vaak ook huurders, komen ook bij de dokter, doen een beroep op het welzijnswerk. De GGD zet met haar aanpak als het gaat om de bevordering van de gezondheid van Rotterdammers in op de Tarwewijk, Lombardijen, het Nieuwe Westen, de Afrikaanderwijk, Bloemhof en Hillesluis. Werkende mensen zijn gezonder dan niet werkende mensen. Voor de GGD aanpak is de sleutel naar werk de sleutel naar gezondere Rotterdammers. De stadsbrede uitrol van Full Engagement zal starten bij de wijken Overschie, Tarwewijk, Oud-Crooswijk en Bloemhof. Een derde relevante ontwikkeling is de Kwaliteitssprong Zuid, 36 eveneens een van de kernprogramma’s van dit college. Hierbij bieden de kanskaart, Zorgboulevard en samenwerking met de convenantpartners van het Pact op Zuid, aanknopingspunten. Bij de aanpak van Zuid vormt de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt één van de speerpunten waarbij bijvoorbeeld ook aandacht is voor de beroepsoriëntatie van jongeren. Meer en langer werken Als alle jongeren optimaal hun weg naar de arbeidsmarkt weten te vinden en als alle mensen zonder werk aan het werk zijn, dan nog zullen in bepaalde sectoren tekorten zijn. Dat betekent dat mensen langer door zullen moeten werken, mensen meer zullen moeten gaan werken en mensen die niet werken maar wel kunnen (de zogenaamde niet-uitkeringsgerechtigden) geactiveerd moeten worden voor de arbeidsmarkt. Langer werken valt binnen de ambitie van duurzaam werken, onderdeel van het programma van de GGD dat eerder genoemd is. Het idee is dat oudere werknemers met een goede gezondheid veel langer productief kunnen blijven. Daarnaast is het relevant dat de kansrijke sectoren hun imago als werkgever, als sector waar het goed werken is, verbeteren. 4.2 Naar een uitvoeringsagenda Er zijn twee hoofdopgaven die aangepakt moeten worden: het invullen van de baanopeningen in combinatie met de talentontwikkeling van de beroepsbevolking. Vandaar de subtitel Wereldbanen voor wereldtalenten. Hiervoor ontwikkelen we, samen met bedrijfsleven en onderwijsveld, een zo concreet mogelijke uitvoeringsagenda waarbij we ons richten op de voor de arbeidsmarkt kansrijke sectoren: A. Medisch en Zorg B. Haven, Industrie en Techniek C. Onderwijs D. Kennisdiensten E. Consumentendienstverlening Voor deze sectoren wordt een proces georganiseerd tussen werkgevers, onderwijs en gemeente (als facilitator) dat leidt tot een agenda voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt voor die sector. Doel is om de arbeidsmarktproblematiek voor deze sectoren te verminderen en om bij te dragen aan onze vier ambities voor de arbeidsmarkt. Hierover maken we, via de agenda’s, concrete afspraken over de ontwikkeling van de arbeidsmarkt tussen werkgevers, onderwijs en gemeente. Op eenzelfde wijze werken we een thema-agenda Rotterdam Carrièrestad uit, gericht op het binden van hoger opgeleiden aan onze arbeidsmarkt. In het uitvoeringsprogramma wordt ingegaan op de acties die nodig zijn om de ambities van het programma arbeidsmarkt te realiseren. Deze acties zijn in overleg met bedrijfsleven en onderwijsveld tot stand gekomen en worden ook samen met deze strategische partners 37 uitgevoerd. De acties en de resultaten die ze moeten opleveren zijn zo concreet mogelijk gemaakt. Naast de agenda’s voor de kansrijke sectoren en Rotterdam Carrièrestad zijn er een aantal generieke acties nodig om de ambities te realiseren. Deze acties zijn: • Actieplan stimuleren doorstroming Om de intersectorale en opwaartse mobiliteit op de arbeidsmarkt te stimuleren, worden acties en instrumenten ontwikkeld op het gebied van onder andere sociale innovatie, duurzaam werken en scholing. Eén van de prominente acties is de Rotterdamse Werktop, die dit jaar voor de 4e maal wordt georganiseerd. De leercheque is een instrument dat we ontwikkelen voor de opwaartse en intersectorale mobiliteit. Met deze acties en instrumenten pakken we de mismatch tussen vraag en aanbod aan, dragen we bij aan de verbetering van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt en bevorderen we de intersectorale en opwaartse mobiliteit op de arbeidsmarkt. • Meer bereiken met een eenduidige werkgeversbenadering Het streven is om de baanopeningen die de komende jaren ontstaan, als kans te benutten voor de talentontwikkeling van Rotterdammers. Daarvoor is het belangrijk om goed gecoördineerd ondernemers te benaderen. Veel ondernemers werken regionaal. Onze arbeidsmarkt is ook een regionale markt. Regionaal opererende bedrijven hebben daarom behoefte aan een eenduidige werkgeversservice binnen onze regio. Daarom gaan we samenwerken met gemeenten om onze werkgeversservice voor regionaal opererende bedrijven in te richten. • Onderwijs en arbeidsmarkt aansluiten De aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt terugkomt in agenda’s voor de kansrijke sectoren. Hierbij ligt de nadruk enerzijds op de beroepsoriëntatie, waarvoor we generiek de JINC leerlijn uitrollen. JINC zorgt ervoor dat jongeren op jonge leeftijd kennis maken met het bedrijfsleven. Maar ook is er aandacht voor het organiseren van het onderwijs dicht bij het bedrijfsleven. Zo wordt samen met het bedrijfsleven en het praktijkonderwijs een werkschool opgericht waarmee we de aansluiting tussen praktijkonderwijs en de arbeidsmarkt verbeteren. 4.3 Verbinden, versnellen en verbeteren Eerder gaven we aan dat onze rol vooral een faciliterende is. Dit omdat het bedrijfsleven en de werknemers de arbeidsmarkt maken. Hoe we deze faciliterende rol invullen, staat omschreven in deze paragraaf. Netwerk voor de arbeidsmarkt Ambtelijk heeft de gemeente Rotterdam een breed en divers netwerk dat vanuit verschillende diensten en samenwerkingsverbanden onderhouden wordt. Vanuit verschillende belangen zoeken we samenwerkingspartners binnen onze stad en regio. De thema-avonden en het advies van het EDBR over de toekomst van de Rotterdamse economie hebben opgeleverd dat het voor 38 de economie en de arbeidsmarkt belangrijk is om ook op bestuurlijk niveau een herkenbaar netwerk te hebben waarin overheid, onderwijs en ondernemers constructief opereren en waarin meepraten ook betekent: meedoen! We hebben, samen met het EDBR, een Strategisch Beraad ingericht dat vier keer per jaar bijeen komt over de belangrijke economische thema’s, waarbij ook de arbeidsmarkt aan bod zal komen. Voor de meest kansrijke sectoren voor de arbeidsmarkt werken we ook toe naar een constructief overleg op bestuurlijk niveau. Zo is in februari het platform Zorg opgericht die de ontwikkeling en uitvoering van de agenda voor de Medisch en Zorgsector aanstuurt. Kiezen en verbinden 2011 wordt het jaar van de keuzes. Veel van de subsidies en projecten worden tot halverwege of eind 2011 gefinancierd en omdat flink gekort wordt op het participatiebudget, zal de inzet voor de arbeidsmarkt, slinken. Ook is de wet Werken naar Vermogen in ontwikkeling. Het aantal projecten, inspanningen en initiatieven voor de ontwikkeling van (vooral) de onderkant van de arbeidsmarkt is groot en divers. Willen we meer en sneller resultaat, dan zullen we slim moeten kiezen en verbinden. Dit kiezen en verbinden zullen we vanuit dit programma zowel inhoudelijk als procesmatig faciliteren. Inhoudelijk vormen de agenda’s die we samen met bedrijfsleven en onderwijssector voor de kansrijke sectoren uitwerken een belangrijke leidraad. We streven daarbij naar nieuwe partnerships, naar het opschalen van de succesvolle inzet en het verbinden van middelen en expertise aan vernieuwende initiatieven op de structurele knelpunten. Sectorafspraken voor de kansrijke sectoren Sectorafspraken zijn een belangrijk instrument voor de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. In deze afspraken kunnen vraag- en aanbod op de arbeidsmarkt, daar waar deze elkaar niet eenvoudig bereiken, bij elkaar worden gebracht. We beschouwen sectorafspraken vooral als waarde voor het bevorderen van de doorstroming, zowel binnen de sector als tussen sectoren (intersectorale mobiliteit). In die sectoren waar veel werkende armen actief zijn, zoals horeca en schoonmaak, kunnen sectorafspraken bijvoorbeeld bijdragen aan het arbeidsmarktperspectief van werkende armen. In het kader van de jeugdwerkloosheid zijn landelijk sectorarrangementen ontwikkeld op basis waarvan Rotterdam afspraken kan maken met lokale werkgevers om meer werkleerplaatsen voor jongeren te organiseren. Via deze sectorafspraken kunnen we bijvoorbeeld toegang krijgen tot de opleidingsfondsen. Op dit moment is ROTEB in gesprek met het Kenniscentrum Handel om een pilot te starten voor mensen met een fysieke of mentale handicap. Het Kenniscentrum Handel ontwikkelt voor deze pilot een programma waaraan het ministerie van Sociale Zaken en Werkgegelenheid middelen heeft toegezegd. 39 Daarnaast is er een afspraak met Albert Heijn over het aan het werk helpen van jongeren met een handicap (Wajongers). En zo zijn er meer voorbeelden van afspraken die een opmaat vormen voor sectorarrangementen waarbij we vraag en aanbod op een slimme manier verbinden. Voor de kansrijke clusters gaan we op deze lijn verder. Samenwerken in de regio De regio is afhankelijk van opleidingsniveau en sector. Er is dus niet één regio. Regionaal onderhouden we overleg over de economische agenda binnen Zuidvleugel, Metropoolregio, Deltriplatform en de regio Groot Rijnmond (bestuurlijk platform). Praktisch werken we samen binnen de Metropoolregio aan de aansluiting onderwijsarbeidsmarkt. Binnen de Rijnmondregio (UWV) hebben we gezamenlijk de arbeidsmarktinformatie verbeterd, pakken we de jeugdwerkloosheid aan en werken we samen aan het programma Leren en Werken. Belangrijke ontwikkeling is ambitie om op het gebied van de werkgeversservice samen te werken met regiogemeenten. Dit kan bijdragen aan een goede en eenduidige service aan werkgevers die regionaal werken. We hopen dat we in de toekomst op die onderwerpen die regionaal relevant zijn, zoals de werkgeversservice of bijvoorbeeld sectorale afspraken, tot een regionale agenda voor de arbeidsmarkt kunnen komen. Beïnvloeden van de vraag Omdat we ervan overtuigd zijn dat werkgevers, als ze investeren in (sociale) innovatie, beter voorbereid zijn op de toekomst, benoemen we het beïnvloeden van de vraag, expliciet in dit programma. De overheid stimuleert en ondersteunt werkzoekenden en met werkloosheid bedreigden permanent om actief te blijven. Ook in deze tijden blijven we inzetten op het activerende re-integratiebeleid. Hierbij gaan we steeds vraaggerichter te werk. Ook blijven we ons inzetten, onder andere met de Coöperatieve Vereniging Rotterdams Offensief, om de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te optimaliseren. Kijkend naar het aantal baanopeningen dat wordt geprognosticeerd, weten we dat het rendement van de re-integratie en het onderwijs meer dan 100% zal moeten zijn om aan deze vraag invulling te kunnen geven. Ook verwachten we dat de concurrentie (om goede werknemers) op de arbeidsmarkt groter zal worden. Daarom willen we met dit programma werkgevers prikkelen om na te denken over de invulling van hun vraag. Dat is nodig om de mismatch tussen vraag en aanbod aan te pakken, de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt te verbeteren en om intersectorale mobilititeit eenvoudiger te maken. Vanuit dit programma faciliteren we dit proces van (sociale) innovatie door middel van expertmeetings, uitwisseling van kennis en ervaring, verbinden van partners in (sector)afspraken. 40 Rotterdam als carrièrestad op de kaart ‘In Rotterdam worden de overhemden met opgestroopte mouwen verkocht’. Het beeld van Rotterdam als werkstad staat niet prominent in de merkenstrategie van onze stad. Maar dat beeld past nog wel in onze identiteit en kunnen we dus opfrissen en uitbreiden. Dit is niet alleen een latente kracht. Uit de thema-avonden bleek dat Rotterdam te lijden heeft onder het ‘we voeren de verkeerde lijstjes aan’-imago van onze stad. Belangrijk is dat we een strategie ontwikkelen en uitvoeren die Rotterdam weer als werkstad en carrièrestad op de kaart zet. Een strategie die de initiatieven uit het bedrijfsleven en onderwijsveld voor bijvoorbeeld beroepsoriëntatie in een breder perspectief plaatst en verbindt. Campagnes als die de Stichting Samenwerkende Rijnmond Ziekenhuizen medio 2011 lanceert of de campagne Hoge Hakken in de Haven (van het Scheepvaart- en Transportcollege) verdienen een context gericht op het binden en behouden van talenten aan onze arbeidsmarkt. Kennis over arbeidsmarkt bevorderen en uitdragen Een belangrijke toegevoegde waarde van het programma is het bieden van context, het verhaal van de arbeidsmarkt. Dit doen we nu met behulp van het informatiepunt voor de arbeidsmarkt, de werkgelegenheidsmonitor die twee keer per jaar verschijnt en bijvoorbeeld het organiseren van de Rotterdamse Werktop (een initiatief van Bureau Arbeidsmarktmeester, VNO NCW Rotterdam, DAAD, COLO, Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam en Deltalinqs). De kennis van de arbeidsmarkt blijven we onderhouden waarbij we de thema’s doorstroming en werkende armen, nader uitdiepen. We hebben behoefte aan meer kennis op deze onderwerpen zodat we onze inzet nog gerichter kunnen inzetten. Economie en arbeidsmarkt vormen daarbij één van de punten op de strategische kennisagenda die de gemeente Rotterdam ontwikkelt. De gedachte hierachter is om onze kennis over de arbeidsmarkt op het punt van de doorstroming verder te verdiepen en te verbinden met andere (relevante) domeinen. De kennis over de arbeidsmarkt blijven we onderhouden en ontwikkelen, maar het biedt pas toegevoegde waarde als we deze kennis ook uitdragen en benutten. Het gaat dus niet om het weten alleen, maar het ontwikkelen van informatie naar kennis die we in kunnen zetten ten behoeve van de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Lobby-agenda De arbeidsmarkt wordt niet alleen op lokaal niveau beïnvloed. Er zijn ook landelijke en Europese kaders waar we rekening mee moeten houden. Kaders die de ontwikkeling van de arbeidsmarkt bevorderen of in de weg zitten. Grote bedrijven en vertegenwoordigers van belangrijke sectoren willen bijvoorbeeld niet met meer dan 400 gemeenten onderhandelen over sectorarrangementen. Daar waar landelijk- of Europees beleid onze ambities kan helpen of juist belemmert, zullen wij lobbyen om onze resultaten te optimaliseren. 41 42 Hoofdstuk 5 Organisatie en financiën 5.1 Organisatorische aspecten 5.1.1 Organisatie programma Dit programma wordt, samen met het programma Regionale en Stedelijke economie geleid door een programmadirecteur economie en arbeidsmarkt. Deze wordt ondersteund door een programmamanager arbeidsmarkt. De twee programma’s worden ondersteund door een programmabureau waar ook bureau Arbeidsmarktmeester in op gaat. Verschillende diensten, zoals Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SoZaWe), Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS), het Ontwikkelingsbedrijf Rotterdam (OBR), dragen bij aan de uitvoering van dit programma. Om de verbinding met de arbeidsmarkt organisatorisch te versterken, wordt binnen de afdeling Economie (van het OBR) het cluster arbeidsmarkt ingericht. De programmadirecteur economie en arbeidsmarkt, de programmamanager en het programmabureau zijn gehuisvest in het WTC en zijn aangehaakt aan Stadsontwikkeling. 5.1.2 Bruggen en bogen Er zijn diverse programma’s en lijnactiviteiten waarmee relaties bestaan en waarmee het programma arbeidsmarkt afstemming zoekt. Hieronder worden de belangrijkste opgesomd: • Kwaliteitsprong op Zuid • Binnenstad • Full Engagement • Samen werken aan een goede gezondheid • Beter presteren • Aanval op Uitval (Rotterdams Offensief) • Stadshavens en arbeidsmarkt • Havenvisie 2030 Programma Kwaliteitssprong op Zuid Dit programma is nog in ontwikkeling maar duidelijk is dat, gezien de sociaal-economische opgave die er voor de wijken op Zuid ligt, aansluiting wordt gezocht. Concreet gaat het dan om: - Kansrijk verbinden op Zuid (i.r.t. sectoragenda voor Techniek). - De Zorgboulevard (i.r.t. sectoragenda voor Medisch en Zorg). Programma Binnenstad De verkenning van hoe het programma Arbeidsmarkt en het programma Binnenstad elkaar kunnen versterken heeft opgeleverd dat het huidige aantal arbeidsplaatsen in de Binnenstad nu ca. 80.000 bedraagt; dit aantal groeit en streven is om dit aantal nog verder uit te breiden. 43 Beide programma’s benoemen het binden van hoger opgeleiden ofwel aan onze arbeidsmarkt, ofwel onze (binnen)stad. Programma Binnenstad wil daarom aansluiten bij onze agenda Rotterdam Carrierèstad (en deze versterken). Full Engagement, Beter Presteren en Samen werken aan een goede gezondheid Verder is er samenhang met de Full Engagement Aanpak en het Rotterdams Onderwijsbeleid. Dit levert inhoudelijk bruggen en bogen op zoals een brainstorm over duurzaam werken (GGD programma), maar ook praktische afstemming. Zo wordt binnen het programma Beter Presteren (Rotterdams Onderwijsbeleid) ook het arbeidsmarktvraagstuk voor de onderwijssector geadresseerd. Havenvisie 2030 en (Sociale strategie) Stadshavens Verder zijn er verbindingen met de ontwikkeling van de Havenvisie, waarin de problematiek van de arbeidsmarkt expliciet wordt geadresseerd en de ontwikkeling van de (Sociale Strategie) Stadshavens. Hierbij de verbinding met name vanuit de sector Haven, Industrie en Techniek. 5.2 Middelen In oktober 2010 heeft de gemeenteraad de begroting voor 2011 vastgesteld. De activiteiten uit de beleidsvelden Participatie (SoZaWe), Onderwijs (JOS) en Economie (OBR) die effect hebben op de ontwikkeling van de arbeidsmarkt, zijn hierbij gelabelled als onderdeel van het programma arbeidsmarkt. Dat betekent dat deze middelen een dubbele oriëntatie hebben. In totaal wordt in 2011 ca. 23 miljoen euro besteed aan inzet die bijdraagt aan de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Dit zijn middelen die daarmee meerdere doelen dienen waaronder de ontwikkeling van de arbeidsmarkt. Tabel 10 Overzicht inzet t.b.v. Arbeidsmarkt ontwikkeling Bron: OBR. voorbeelden van inspanningen onderwijs beroepsoriëntatie jongeren budget ± 2 mln vergroten aantal gediplomeerde schoolverlaters participatie LeerWerktrajecten ± 20 mln DAAD arrangementen economie Rotterdam Carrièrestad ± 0,7 mln Carrière in de Haven totaal ± 23 mln Daarnaast is voor de uitvoering van het programma twee keer 250.000 euro beschikbaar gesteld voor de jaren 2011 en 2012. 44 Bijlage Betrokken stakeholders Stakeholders die geconsulteerd zijn over de analyse 1. Henri Vlodrop, Voorzitter College van Bestuur, Zadkine College 2. Peter Ester, Lector arbeidsmarktvraagstukken, Hogeschool Rotterdam 3. Gerard van Drielen, lid van College van Bestuur, Hogeschool Rotterdam, lid EDBR 4. Boudewijn Wijzenbroek, Stream opleidingen 5. Bernard van Nijnatten, UWV Werkbedrijf Rotterdam 6. Wim van Sluis, Voorzitter Deltalinqs 7. Con Schoenmakers, voorzitter VNO/NCW West 8. Wolf van Pelt, secretaris bouwend Nederland, directeur Rijnmond Bouw 9. Wiert Jan de Raaf, Rotterdam Climate Initiative 10. Huub Kleinrouweler, KMR 11. Henk Gerla, voorzitter raad van bestuur St. Franciscus Ziekenhuis, lid EDBR 12. Jacqueline Veenendaal, Bijenkorf Rotterdam, lid EDBR 13. Tjitske Cieremans, Nauta Dutilh, lid EDBR 14. Chris Veeninga, Rabobank Rotterdam 15. Marco Rensma, directeur Meys emerging market research. 16. Stef van Dongen, Enviu 17. Nathalie Backx, Havenbedrijf Rotterdam 18. Cemile Sezer, Sezer Consult (reïntegratiebedrijf) 19. Leonie van Wayenburg en Karin Overgauw, Alexander Calder (reïntegratiebedrijf) 20. Hans Grashoff 21. Geert- Jan Waasdorp, directeur eigenaar Intelligence-group + leden van de Task Force arbeidsmarktbeleid 22. Anja van Gorsel, Albeda College 23. Dion Jonkers, Four Star (reïntegratiebedrijf) 24. Wilma Gillis-Burleson, Legato (reïntegratiebedrijf) 25. Kees Boeser, adviseur strategie Com.wonen 26. Robert Straver, manager Strategie en beleid Woonstad Rotterdam 27. Steven Lubbers, directeur Hollandia bv, EDBR 28. Gabriëlle Hoogendoorn, Kamer van Koophandel Rotterdam 29. Ton Geerts, Kamer van Koophandel Rotterdam 30. Saskia Vogelaar, Kamer van Koophandel Rotterdam 45 Stakeholders die zijn geïnterviewd voor dit programma 1. Mw. I. Arends, zelfstandig communicatie-adviseur 2. Dhr. P. Bik, zzp-er 3. Dhr. D. Cleef, zzp-er 4. Mw. C. Salomons, Zadkine 5. Dhr. C. Stolk, Securitas 6. Dhr. M. Reith, Securitas 7. Mw. M. Boogerd, Securitas 8. Dhr. D.J. Cupido, Klevenberg Shipping Center bv 9. Mw. K. vd. Poort, SGS 10. Dhr. T. van Schaik, Van Oord 11. Dhr. B. Groothuizen, Van Oord 12. Mw. M. Westdorp, Loodswezen 13. Dhr. P.O. Sander, Loodswezen 14. Dhr. B. van Schijndel, Keppel Verolme 15. Mw. S. van Leliveld, Maersk Benelux bv 16. Douane Haven Rotterdam 17. Kenniscentrum Handel Deelnemers aan de thema-avonden 1. Peter Ester, Lector Arbeidsmarktvraagstukken, Hogeschool Rotterdam 2. Anton Westerlaken, Lid Raad van Bestuur, Erasmus MC 3. Andre Freyssen, directeur CCCP 4. Lillian Jillissen, Directeur SSC Onderwijs Onderzoek & Studentenzaken, Erasmus Universiteit 5. Liesbeth Schipper, Plv.Hoofd Royal Haskoning SMC, Royal Haskoning 6. Robert Straver, Manager Strategie en Beleid, Woonstad Rotterdam 7. Gertjan de Waal, Directeur Personeelzaak 8. Mike Jansen, Business Developer, Studentalent 9. Walter Schramowski, Directeur Rotterdam, Yacht 10. Dirk Scheele, Young EDBR 11. Carmen Salomons, Directeur Zadkine Contract Activiteiten 12. Müjgan Çokgezer, Directeur Turk & Turk Belastingadviseurs 13. Ton van Schaik, Directeur P&O, Van Oord 14. Waldo Bominaar, Directeur Operations, Kenteq 15. Inge Ville, Programmamanager Commercieel, Hogeschool Rotterdam 16. Jean Paul Sosef, Directeur Rotterdam, Wolter&Dros 17. Joost van Egmond, Districtshoofd, CNV 18. Wim Littooij, Voorzitter Raad van Bestuur, CVO 19. Ans Wijtvliet-Janssens, Lid College van Bestuur, Zadkine 20. Natalie Backx, Adviseur Corporate Strategy, Havenbedrijf Rotterdam 21. Radjes Mangroe, Area Manager, Electrabel Nederland nv 46 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29. 30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. Kristel van der Poort, Manager P&O SGS Nederland BV Paul van Eyck, P&O, EMO BV Rene Kreeftmeijer, Hoofd Bureau Ketenregie, Ministerie van Defensie Mabri Fennema, Regiomanager, A+O Metalektro Annie Langeweg, Hoofd HR, Hollandia Carin Poot, Directeur, Machinefabriek Poot Peter Kalkhoven, Hoofd P&O, Damen Shiprepair Martin Janssen, HR manager, Huntsman Holland Wilma van Staalduijnen, Junior Personeelsfunctionaris, Mourik Ewald Bouman, Human Resource ManagerShin-Etsu PVC BV Paul van Heugten, Voorzitter Raad van Bestuur, Delta Psychiatrisch Centrum Marcel van Woensel, Vice Voorzitter Raad van Bestuur, Laurens Eric Hisgen, Algemeen Directeur, Thuiszorg Rotterdam Laurens van Schie, Directeur HRO, Aafje (vh De Stromen Opmaat Groep) Henk Gerla, Voorzitter Raad van Bestuur, Sint Franciscus Gasthuis Karin Kooijman, Manager Marketing & Onderwijs, Albeda College Ben van der Meer, Projectcoordinator Servicepunt Zorg en Welzijn Rijnmond, UWV Tijs van der Wielen, Manager HRM, Maasstad Ziekenhuis Simon Koning, Hoofd Personeel & Organisatie, Humanitas Pauline Roest, Directeur P&O, Erasmus MC Nan Besseler, Strategisch Adviseur, Calibris Tineke Drenthe, Lid College van Bestuur, LMC Alita Hidding, Directeur Instituut voor Gezondheidszorg, Hogeschool Rotterdam Marjan vd Bogt, Projectmanager Arbeidsmarkt Colofon Uitgave Gemeente Rotterdam, mei 2011 Informatie Gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling Afdeling Economie 010 205 29 70 [email protected] www.rotterdam.nl/arbeidsmarkt Grafisch ontwerp Studio Minke Themans Tabellen en figuren Studio Minke Themans i.s.m. Klaar voor gebruik Fotografie cover: Vincent Dekkers, Willem de Kam, Zoe Khouw (Willem de Kooning Academie), Totenmetontwerpen, Jan van der Ploeg, Hannah Anthonysz, Marc Heeman en Maayke de Ridder pagina 10: Vincent Dekkers pagina 18: Willem de Kam (Willem de Kooning Academie) pagina 23: Totenmetontwerpen pagina 28: Zoe Khouw (Willem de Kooning Academie) pagina 41: Totenmetontwerpen 3 4 Economie en Arbeidsmarkt