AL IS DE LEUGEN NOG ZO SNEL…. - Paaspreek over Matteüs 28:13 – Aanwijzingen voor de liturgie Orde van Dienst B, middagdienst Votum en vrede-/zegengroet Zingen: Lied 215:1,2 en 3 (Liedboek voor de Kerken) Gebed Lezen: Matteüs 28:11-15; Openbaring 1:4-8 Zingen: Psalm 25:2 en 3 Tekst: Matteüs 28:13 Preek Zingen: Psalm 40:2 en 4 Belijdenis van het geloof Zingen: Psalm 40:3 en 7 Dankgebed en voorbede Collecte Zingen: Gezang 94:2,3 en 6 (Gereformeerd Kerkboek) Zegen AL IS DE LEUGEN NOG ZO SNEL…. - Paaspreek over Matteüs 28:13 – Gemeente van onze Here Jezus Christus! Het Paasevangelie, is een blijde boodschap. Die het verdient, om gehoord te worden. En daarom komen we met Pasen ook naar de kerk, om het te horen. Maar weet u: wij hebben niet alleen een taak, als het om het horen van de blijde boodschap gaat. Maar even goed, als het om het laten horen van die boodschap gaat. En daarmee: om het spreken, van de Heiland. Die op de derde dag, waarlijk is opgestaan. En dus: leeft. En ik denk, dat u ook best wel weet. Waarom u een taak hebt, in het doorvertellen van het Paasevangelie. Want ú hebt vanmorgen de moeite genomen, om naar de kerk te komen. Waar het Paasevangelie vanaf de preekstoel verkondigd wordt. Maar u weet net zo goed als ik, dat niet álle mensen de moeite nemen om met Pasen naar de kerk te komen. En er zelfs mensen zijn, die helemaal nooit naar de kerk komen. En toch is het goede nieuws van Pasen, ook voor hún oren bestemd. En is het daarom uw taak, als christen. Om als de HERE daar de mogelijkheden voor geeft, u het evangelie niet te schamen. Maar integendeel de mensen te vertellen, dat Jezus leeft. Maar gemeente, hoe dóe je dat dan? En hoe doe je het zo, dat de boodschap ook niet aan dovemansoren gezegd is? Met andere woorden: hoe overtuig je mensen ervan, dat het waar is? Want ja, dat is vaak wel een punt. Ik bedoel: we moeten vaak al heel wat schroom overwinnen, voordat we erover durven te beginnen. Maar als we zover gekomen zijn, is de praktijk vaak. Dat we mensen niet weten te overtuigen. Want ja, de boodschap van de opstanding is goed nieuws. Maar, toch ook: oud nieuws. Hè, we komen met een boodschap die al eeuwen oud is. En daarom alleen al, vaak geen gehoor vindt. En ja, wat dan? Wat voor middelen heb je dan nog tot je beschikking. Om mensen er toch van te overtuigen? Een lástige vraag is dat, en de geschiedenis die we vanmorgen gelezen hebben. Uit het Matteüsevangelie. Steekt ons wat dat betreft, ook niet bepaald een hart onder riem. Omdat de hogepriesters en oudsten van het volk, het op de dag van Jezus’ opstanding óók niet geloofd hebben. Maar de waarheid, geweld aangedaan. En ja, zij hadden toch heel wat meer reden. Om het goede nieuws van Jezus’ opstanding te geloven. Want zij hadden Hem meegemaakt, ja hoogstpersoonlijk Hem de dood in gejaagd. En zijn graf laten verzegelen, en bewaken. Maar, dat óók: zij hadden te maken gekregen met soldaten. Die als kleine kinderen zo bang, in de stad waren teruggekeerd. En wonderlijke verhalen hadden verteld, over wat ze bij het graf gezien hadden. Maar nogmaals: zelfs zij hebben geen reden gezien, om te geloven dat de Heer waarlijk was opgestaan. Maar de waarheid van zijn opstanding, veranderd in een leugen. Ik verkondig u vanmorgen opnieuw, het goede nieuws van Pasen. Vanuit Matteüs 28:13. En doe dat onder het volgende thema, waar ik de preek meteen in samenvat: AL IS DE LEUGEN NOG ZO SNEL, DE WAARHEID ACHTERHAALT ZE WEL! Want de joodse raad 1. doet te weinig 2. zegt te veel 1. De joodse raad doet te weinig. Gemeente, eigenlijk ben ik best wel nieuwsgierig. Naar de verhalen, waar de soldaten mee op de proppen zijn gekomen. Toen ze terugkeerden, in Jeruzalem. Immers, het is niet niks. Wat ze hadden meegemaakt. Want toen ze die morgen de wacht hielden, bij het graf van Jezus. Was plotseling, de aarde gaan beven. De hemel opengegaan. En een engel verschenen, die lichtte als de bliksem. En die de steen voor het graf had weggerold. En ja, zo’n ingrijpende gebeurtenis. Gaat je natuurlijk niet, in je koude kleren zitten. Integendeel, ze waren ‘als doden’ geworden – zegt Matteüs. En de praktijk leert, dat het nog niet meevalt. Om als je zoiets ingrijpends hebt meegemaakt, in je leven. Daar een goed, en nauwkeurig getuigenis van af te leggen. Meestal is het zo, dat mensen die dezelfde ingrijpende gebeurtenis hebben meegemaakt. Tegenstrijdige verklaringen afleggen. En wie weet, is dat met de soldaten uit Matteüs 28 ook wel gebeurd. En hebben de joodse leiders geen touw kunnen vastknopen, aan wat de verschillende soldaten hun berichtten. En toch: zoveel zal hun wel duidelijk geworden zijn, dat er bij het graf van Jezus iets heel bijzonders was gebeurd. En reken maar, dat dat ook een tegenvaller voor hen zal zijn geweest. Want gebeurtenissen als van vanmorgen, hadden ze nu juist willen voorkómen. Ik bedoel: daarvoor waren ze nu juist op sabbat naar Pilatus gegaan. En hadden ze hem om een wacht gevraagd, voor bij het graf. En ook, hadden ze. Voor alle zekerheid. Het graf ook nog ‘ns verzegeld. Een dubbel slot, hadden ze eraan gehangen. Om te voorkomen, dat iemand eruit of erin zou kunnen. Maar nu heeft het er veel van weg, dat het allemaal niet heeft mogen baten. En het graf van de door hen zo gehate Jezus. Tóch is opengegaan. En ja, wat dan – gemeente? Als het zo heel anders loopt, dan je zelf verwacht en gehoopt had? En al je voorzorgsmaatregelen, voor niks blijken te zijn geweest? Wat denkt u: zullen de joodse leiders ook maar een ogenblik overwogen hebben, om zich gewonnen te geven? Op de knieën te gaan, voor een Heiland die hun te sterk was gebleken? We weten het niet. Maar als ze het overwogen hebben, is dat in ieder geval maar even geweest. Want de joodse leiders, bijeen in het Sanhedrin. Komen uiteindelijk niet tot geloof, maar verharden zich juist in hun ongeloof. Op de knieën gaan voor de opgestane Here, blijkt uiteindelijk niet echt een optie voor hen te zijn. En daarom: ze proberen nog te redden wat er te redden valt, nu het graf toch is opengegaan. En doen dat, met een leugen. Die ze, voor een niet onaanzienlijk bedrag. Door de soldaten van de wacht, laten rondstrooien. En dan vinden we de inhoud van die leugen, in het vers dat vanmorgen de tekst voor de preek vormt. De soldaten moeten zeggen: ‘zijn leerlingen zijn ’s nachts gekomen en hebben hem heimelijk weggehaald terwijl wij sliepen’. En, het moet gezegd: daarmee blijken de joodse leiders slechte leugenaars te zijn. Iets, wat ondanks alles dan toch wel weer voor hen pleit. Want wie even nadenkt, komt tot de ontdekking dat dit een zwakke smoes is. Ik bedoel: stel nou eens even, dat dat echt waar zou zijn. Dat op de morgen van deze eerste dag van de week, of misschien zelfs eerder al wel. Gebeurd was, waar de joodse leiders op sabbat al zo bang waren geweest. Ja, wat hen ertoe gebracht had. Om naar Pilatus te gaan, en hem om een wacht bij het graf te vragen. Namelijk, dat de discipelen gekomen waren. En het lichaam meegenomen hadden. Waarom worden ze dan ongemoeid gelaten? Er was immers niet alleen een wacht voor het graf gezet. Maar ook: een zegel aan het graf gehangen. Dat een heel heldere boodschap had gehad: het graf van Jezus, is verboden terrein. En het is niet de bedoeling, dat deze steen wordt weggerold. Maar dat betekent dan toch ook, dat als de discipelen inderdaad gekomen waren. En het lichaam meegenomen hadden. Ze in overtreding waren geweest? Maar waarom hen dan ongemoeid gelaten? Ja, waarom heeft het Sanhedrin. Dan niet allang een afdeling soldaten naar de leerlingen gestuurd. Bij wijze van spreken, met een arrestatiebevel in de hand? Maar ja, dat is níet gebeurd. De leerlingen gaan vrij uit. En daarmee doet de joodse raad te weinig, om de door hen bedachte leugen geloofwaardig te maken. En is het zelfs jammer van het geld, om de soldaten van de wacht. Hiermee op pad te sturen. Want dit, zal niemand geloven. Maar daaruit blijkt dan wel, hoe groot hun verlegenheid is. En misschien zelfs wel, hun angst en paniek. Met andere woorden: ze zitten zo met de waarheid van Pasen in de maag, dat het hun niet eens meer lukt. Om een beetje een goede leugen te verzinnen, waarmee ze die waarheid kunnen bestrijden. En daarmee dringt zich opnieuw de vraag op, die we eerder ook al stelden. Waarom de joodse leiders zich niet gewonnen hebben gegeven. En precies diezelfde vraag, kun je vandaag de dag nog stellen. Want ik ben de preek begonnen, met u te herinneren aan uw opdracht. En uw taak. Om het blijde nieuws van Pasen niet alleen te horen, maar ook te laten horen. Vertel het aan de mensen, dat Jezus leeft! Maar wat we ook zagen, is dat we dat soms best wel heel moeilijk kunnen vinden. Omdat we bang zijn, dat mensen ons erom uit zullen lachen. En om bespotten zullen. Maar gemeente, waarom zouden ze dat doen? Want de boodschap van Pasen, is toch zeker een blijde boodschap? De Heer is waarlijk opgestaan, en ieder die in Hem gelooft. Mag weten, dat hij of zij ook zal opstaan. Om te leven, tot in eeuwigheid. Nu, en wie zou dat nou niet willen? En toch, u zult weten. Dat veel mensen, vandaag de dag. Er nog net zo min aan willen, als eens de joodse leiders. Op de dag van Jezus’ opstanding. Ja, liever dan het te geloven. En voor de opgestane Here op de knieën te gaan. Maken ze zichzelf wijs, dat het onmogelijk waar kan zijn. Want de Heiland, is hun een dwaasheid. En een ergernis. Ze verharden zich, in hun ongeloof. En komen met doorzichtige uitvluchten, en zwakke smoezen. En ja, dan kan het inderdaad gebeuren. Dat wij ons het evangelie gaan schamen. Uit angst voor de mensen. En toch, dat is de bedoeling niet! 2. De joodse raad zegt te veel. Gemeente, eigenlijk ben ik best wel nieuwsgierig. Naar hoe het precies gegaan is, toen de soldaten van de wacht. Met de leugen van de raad, de stad zijn ingegaan. Want ja, de bijbel wekt bepaald de indruk. Dat de dingen, die de afgelopen dagen met Jezus gebeurd waren. Zijn veroordeling, en dood. In Jeruzalem groot nieuws zijn geweest. En daarom: misschien dat sommige mensen ook wel geweten hebben, wat er bij het graf gebeurd was. Maar ja, als ze dan de kans krijgen. Om te praten met een iemand, die erbij was geweest. Eén van de soldaten van de wacht. Komt die met de leugen van de joodse raad. Dat zwakke verhaal, en die flauwe smoes. Van leerlingen, die het lichaam van de Meester heimelijk zouden hebben weggehaald. Maar desalniettemin, vrij uit gingen. En niet het Sanhedrin op de stoep kregen. Maar weet u: dat is het enige niet. Er rammelt méér. Want wat de soldaten ook nog vertellen moeten. Is dat dat gebeurd is, ‘terwijl zij sliepen’. En ja, daarmee zegt de raad weer net te veel. Hè, ze deden te weinig. Om hun leugen geloofwaardig te maken. Maar zeggen teveel. Want als dat inderdaad waar zou zijn: dat het lichaam van de Heiland weggehaald was, terwijl de soldaten sliepen. Hoe kunnen zij dan zo zeker weten, dat dat is wat er gebeurd is? En ook: dat het de discipelen waren? Ik bedoel: ook toen al, sliep men met de ogen dicht. En dus, is het het één of het ander. Of de soldaten hadden hun ogen open, en hebben het lichaam weg laten halen. En dan hebben ze hun werk niet goed gedaan. Of ze hebben inderdaad zitten slapen. Maar dan kunnen ze nooit met zekerheid zeggen, dat het de discipelen zijn geweest. Met andere woorden: het verhaal van de joodse raad. En de leugen. Wordt als maar zwakker. En daarom: zou er wel iemand geweest zijn, in Jeruzalem. Iemand, met een beetje nuchter verstand. Die het verhaal van de soldaten geloofd zal hebben? Dat lijkt op het eerste gezicht niet erg waarschijnlijk. En toch weet Matteüs ons te vertellen, aan het slot van zijn Paasevangelie. Dat dit verhaal ‘tot op de dag van vandaag onder de Joden de ronde doet.’ Met andere woorden: het is blijkbaar niet meteen aan de kant geschoven! En ja, dat is toch op z’n minst ‘wonderlijk’ te noemen. Maar weet u: het wordt nog wonderlijker! Want de joodse leiders hebben er ook nog het volste vertrouwen in. Dat als Pilatus zijn mannen moeilijkheden zal bezorgen. Zij wel in staat zullen zijn, om hen buiten schot te houden. Terwijl je toch verwachten zou, dat een man als Pilatus. Zich niet zomaar iets op de mouw zou laten spelden. Ze met een beter verhaal moesten komen. En toch, toch hebben de leden van het Sanhedrin. Er het volste vertrouwen in gehad. Dat ze ermee weg zouden komen. En zij niet alleen, maar zelfs de soldaten van de wacht. Hoezeer die het in hun verhaal ook af hadden laten weten. Ik bedoel: als ze wel hadden zitten te slapen, hadden ze hun werk niet goed gedaan. Maar dat hadden ze evenmin, als ze niet geslapen hadden. Omdat ze dan op z’n minst niet goed hadden opgelet. En daarom: het is een wonderlijke zaak, als je er goed over nadenkt. Dat de joodse leiders, met zo’n slecht verhaal. Dat aan alle kanten rammelde. Toch nog zoveel succes lijken te hebben gehad. Ja, tenzij je bedenkt. Hoe het bij veel mensen werkt. Bijvoorbeeld, doordat je wel eens geprobeerd hebt. Om mensen de blijde boodschap van het Paasfeest te vertellen. Want dan weet je, dat sommige mensen het gewoon niet willen geloven. Ik bedoel: dan kun je praten, tot je een ons weegt. En een, naar jouw idee. Heel overtuigend verhaal ophangen. Waar ze eigenlijk geen weerwoord op hebben. Maar willen ze het toch niet geloven. Want alles liever, dan op de knieën gaan voor de opgestane Here. Nu, gemeente. En zou die houding er ook toen al niet geweest zijn? Op de dag waarop de Heiland opstond uit zijn graf? En, zelfs – bij een man als Pontius Pilatus? Ik bedoel: had de beste man een andere mogelijkheid? Dan geloof te hechten, aan het zwakke verhaal van de joodse leiders? Over leerlingen, die ongestraft het lichaam van hun Meester hadden kunnen wegnemen? En zich daarmee, ook tevreden te laten stellen? Zeker, nu er geen opstand was uitgebroken? Het voor hem slechtst denkbare scenario? Want de enig andere optie, die hij had. Was te geloven, dat die Jezus echt was opgestaan! Maar ja, dan nog liever die slechte leugen van de joodse raad! Nu, en precies zo. Werkt dat ook vandaag de dag nog. Bij heel veel mensen. Alles liever, dan te moeten geloven in een opgestane Here! Maar gemeente, als dat dan de reactie is. Op het goede nieuws van Pasen. En je stuit, op de onwil om te geloven. Of, bijbels gezegd: op de verharding in het ongeloof. Hoe kun je dat als brenger van het goede nieuw dan doorbreken? Nu, gemeente: niet. Dat kunnen wij niet, en het is ook onze taak niet. Onze taak is, om de mensen te vertellen. Dat Jezus leeft. Punt. Meer niet. Want met die boodschap ook doordringen in hun hart. Is het werk en de verantwoordelijkheid van God de Heilige Geest. En weet u: dat zal Hij ook doen. Linksom, of rechtsom. Vroeg, of laat. En misschien, dat u dan denkt: daar zie ik soms maar weinig van. Bij mensen in mijn omgeving. Hè, wat dat betreft. Kunnen mensen vandaag, soms sprekend lijken. Op de joodse leiders uit Matteüs 28. Ze zijn bereid, om zich in allerlei bochten te wringen. Om maar niet op de knieën te hoeven. Voor Hem, die ze de dood hadden ingejaagd. Maar die op de eerste dag van de week, de Waarheid van Pasen is geworden. De opgestane Here. Nu, en hoe wil de Heilige Geest. Die mensen dan ooit op de knieën brengen voor Jezus? Nu, weet u: het antwoord op die vraag. Is te vinden, in het tweede Schriftgedeelte dat we deze morgen gelezen hebben. In Openbaring 1. Want daar wordt de wederkomst van de Here Jezus aangekondigd. ‘Hij komt te midden van de wolken, en dan zal iedereen hem zien, ook degenen die hem doorstoken hebben’. En dat is een profetie, die in het licht van Matteüs 28. Om zo te zeggen, bijna pijnlijk is. En ook: best heel dreigend. Want de joodse leiders, hebben er alles aan gedaan. Om de waarheid niet onder ogen te hoeven zien. Dat de Here waarlijk was opgestaan. Maar op de jongste dag, zegt de Openbaring van Johannes dan. Zullen ze zelf ook opstaan. En dan oog in oog met Hem staan. Met andere woorden: als ze het nu niet willen geloven. In dit leven, en: uit vrije wil. Zal de Heilige Geest, hen dan. Op hardhandige wijze. Op de knieën dwingen. En nogmaals: dat is best een dreigend woord, van de Heiland. Omdat het dan immers te laat zal zijn. Maar het is ook een krachtig woord. Dat ons spreekt, van de grote macht van God. Die mensen tot erkenning van de waarheid brengt. En weet u: met diezelfde macht, wil Hij ook nu al werken. Nu het nog niet te laat is. En ons, wil Hij daarbij volop inschakelen. Als getuigen, van zijn vrede. Boodschappers, van het goede nieuws. En daarom: schaam u het evangelie niet. Maar vertel het aan de mensen, dat Jezus leeft. Ook al lijkt het op geen enkele manier gehoor te vinden. Want ons spreken, is het middel dat de Geest gebruiken wil. Om geloof en bekering tot stand te brengen. Want dat kan Hij, en dat wil Hij. Omdat de God van Pasen, een God van liefde is. Die niets liever wil, dan dat zoveel mogen mensen profiteren van de opstanding van zijn Zoon. Amen.