VERGELIJKING VAN DRIE VERTALINGEN NIEUWE

advertisement
VERGELIJKING VAN DRIE VERTALINGEN
NIEUWE BIJBELVERTALING
NBG 1951
Jezus opgenomen in de hemel
1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het
onderricht van Jezus beschreven, 2 vanaf het begin tot aan
de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij
de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen,
had gezegd wat hun opdracht was. 3 Na zijn lijden en dood
heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde;
gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en
sprak hij met hen over het koninkrijk van God.
4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg
uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de
Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling
zal gaan. 5 Johannes doopte met water, maar binnenkort
worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ 6 Zij die
bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan
binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël
herstellen?’ 7 Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te
weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de
tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen
plaatsvinden. 8 Maar wanneer de heilige Geest over jullie
komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in
Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden
van de aarde.’
9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen
omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem
niet meer zagen. 10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij
nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens
twee mannen in witte gewaden bij hen. 11 Ze zeiden:
‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus,
die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op
dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel
hebben zien gaan.’
12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar
Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een
sabbatsreis afstand. 13 Toen ze in de stad waren
aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze
verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas,
Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de
zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon
van Jakobus. 14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan
het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de
moeder van Jezus, en met zijn broers.
De hemelvaart
1 Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat
Jezus begonnen is te doen en te leren, 2 tot de dag dat Hij
werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had
uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven;
3 aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen
levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende
en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods
betreft. 4 En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun
Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de
belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord
hebt. 5 Want Johannes doopte met water, maar gij zult met
de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze.
6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en
zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor
Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of
gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking
aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen,
wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn
getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria
en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken
had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk
onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel
staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte
klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese
mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze
Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op
dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien
varen.
Judas vervangen
15 In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen
– er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen
bijeen – en zei:
De ledige plaats van Judas vervuld
12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg,
genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een
sabbatsreis daarvandaan. 13 En toen zij in de stad
gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij
verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en
Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs,
Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de Zeloot en Judas,
de zoon van Jakobus.
14 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed,
met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met
zijn broeders.
15 En in die dagen stond Petrus op onder de broeders – en
er was een groep van ongeveer honderd twintig personen
bijeen – en hij sprak:
WILLIBRORDVERTALING
Jezus' laatste opdracht en hemelvaart
MIJN eerste boek, Teofilus, ging over alles wat Jezus heeft
2
gedaan en geleerd, vanaf het begin tot de dag waarop Hij
in de hemel werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen
die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn opdracht
3
had gegeven.
Aan hen heeft Hij veertig° dagen lang
herhaaldelijk bewezen dat Hij na zijn lijden weer in leven
was. Hij vertoonde zich aan hen en sprak over het
4
koninkrijk van God. Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op
het hart: `Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op
5
de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord;
immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen
6
gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen.'
Degenen die daar samengekomen waren, stelden Hem
toen de vraag: `Heer, herstelt° U in deze tijd het koninkrijk
7
voor Israël?' Maar Hij zei tegen hen: `Het komt jullie niet
toe de tijden of momenten te kennen die de Vader in zijn
8
volmacht heeft vastgesteld;
maar wanneer de heilige
Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn
getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot
9
het uiteinde van de aarde.' Na deze woorden werd Hij
voor hun ogen omhooggeheven° en een wolk onttrok Hem
10
aan het gezicht.
Terwijl Hij zo heenging en zij nog naar
de hemel stonden te turen, stonden er opeens twee
11
mannen naast hen in witte kleren,
die zeiden:
`Galileeërs°, wat staan jullie daar toch naar de hemel te
kijken? Deze Jezus, die van jullie is weggenomen en in de
hemel is opgenomen, zal op dezelfde manier terugkomen
12
als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.' Daarna
keerden ze van de zogeheten Olijfberg, die dichtbij
Jeruzalem ligt, op een sabbatsreis° afstand, terug naar
13
Jeruzalem.
Toen ze de stad binnenkwamen, gingen ze
naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven: Petrus,
Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas,
Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus van Alfeüs, Simon de
14
Zeloot en Judas van Jakobus.
Zij bleven allen trouw en
eensgezind in gebed, samen° met de vrouwen, met Maria,
de moeder van Jezus, en zijn broers.
Judas' opvolger aangewezen
15
In die dagen stond Petrus op temidden van de broeders er was een groep bijeen van ongeveer honderdtwintig
personen - en hij zei:
16 ‘Broeders en zusters, het schriftwoord waarin de heilige
Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de
gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest
in vervulling gaan. 17 Judas was een van ons en had deel
aan onze dienende taak. 18 Van de beloning voor zijn
schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd
zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten
kwamen. 19 Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze
gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond
in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’ betekent. 20 In
het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat
zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar
meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak
overnemen.” 21 Daarom moet een van de mannen die
steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons
verkeerde, 22 vanaf de doop door Johannes tot de dag
waarop hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons
getuigen van zijn opstanding.’
23 Ze stelden twee kandidaten voor: Josef Barsabbas, die
de bijnaam Justus had, en Mattias. 24 Daarna baden ze als
volgt: ‘U, Heer, doorgrondt ieders gedachten. Wijs van deze
beide mannen degene aan die u gekozen hebt 25 om als
apostel zijn dienende taak te verrichten en de plaats in te
nemen van Judas, die zijn ondergang tegemoet is gegaan.’
26 Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan
de elf apostelen toegevoegd.
De komst van de heilige Geest
1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen
bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als
van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich
bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort
vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op
ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de
heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in
vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.
5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die
afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid
weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in
verwarring omdat ieder de apostelen en de andere
leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren
buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch
allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan
dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9
Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië,
Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10
Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in
Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd
hebben,
16 Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling
gaan, dat de heilige Geest voorheen bij monde van David
gesproken heeft aangaande Judas die de gids is geweest
van hen, die Jezus gevangen namen; 17 want hij werd tot
ons getal gerekend en had aandeel aan deze bediening
gekregen. 18 Deze nu heeft een stuk grond verkregen voor
het loon zijner ongerechtigheid en voorovergestort, is hij
midden opengereten en al zijn ingewanden zijn naar buiten
gekomen; 19 en het is bekend geworden aan allen, die te
Jeruzalem wonen, zodat dat stuk land in hun eigen taal
Akeldama, dat wil zeggen, bloedgrond, heet. 20 Want er
staat geschreven in het boek der Psalmen:
Zijn plaats worde woest
en er zij niemand, die erop woont,
en:
Een ander neme het opzicht, dat hij had.
21 Er moet dan van de mannen, die zich bij ons hebben
aangesloten in al de tijd, dat de Here Jezus bij ons in- en
uitgegaan is, 22 te beginnen met de doop van Johannes tot
de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, één van hen met
ons getuige worden van zijn opstanding.
23 En zij stelden er twee voor: Jozef, genaamd Barsabbas,
die de bijnaam Justus had, en Mattias. 24 En zij baden en
zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die
Gij van deze twee hebt uitgekozen, 25 om de plaats van
deze dienst en dit apostelschap in te nemen, waarvan Judas
vervallen is om naar zijn eigen plaats te gaan. 26 En zij
lieten hen loten en het lot viel op Mattias en hij werd
gekozen verklaard bij de elf apostelen.
16
`Broeders! Het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat
de heilige Geest bij monde van David tevoren heeft
gesproken met het oog op Judas, de gids van hen die
17
Jezus arresteerden.
Immers, hij werd tot onze kring
18
gerekend en had deel aan onze taak. Hij° kocht een stuk
grond van het loon voor zijn misdaad, viel voorover en
19
barstte open, zodat zijn ingewanden naar buiten puilden.
Dit° is bekend geworden bij alle inwoners van Jeruzalem en
daarom heet dat stuk grond in hun taal Akeldama, dat wil
20
zeggen: bloedgrond.
Want in het boek van de psalmen
staat geschreven:
Zijn landgoed moet worden tot een eenzaam oord,
en niemand mag er wonen;
en ook:
Iemand anders moet zijn ambt overnemen.
21
Daarom moet er van de mannen die steeds met ons zijn
opgetrokken, al die tijd dat de Heer Jezus onder ons
22
verkeerde, vanaf het begin, vanaf de doop van Johannes,
tot de dag waarop Hij van ons is weggenomen, van hen dus
moet er één samen met ons getuige worden van zijn
opstanding.'
23
Ze stelden er twee voor: Jozef° Barsabbas,
24
bijgenaamd Justus, en Mattias. Ze spraken dit gebed uit:
`Heer, U die het hart van alle mensen kent, wijs aan wie
25
van deze twee U hebt uitgekozen om in ons apostolisch
werk de plaats in te nemen die Judas heeft verlaten om zijn
26
Pinksteren
1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen
bijeen. 2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als
van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis,
waar zij gezeten waren; 3 en er vertoonden zich aan hen
tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich
op ieder van hen; 4 en zij werden allen vervuld met de
heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken,
zoals de Geest het hun gaf uit te spreken.
5 Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome
mannen uit alle volken onder de hemel; 6 en toen dit geluid
gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich,
want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. 7 En
buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al
dezen, die daar spreken, Galileeërs? 8 En hoe horen wij
hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren
zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten, inwoners van
Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10
Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij
Cyrene, en hier verblijvende Romeinen,
eigen weg te gaan.' Daarop lieten ze hen loten, en het lot
viel op Mattias, en zo werd hij aan de elf apostelen
toegevoegd.
Pinksteren
1
2 Toen de dag° van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op
2
één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een
geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel
3
het huis° waar zij waren.
Er verschenen hun vurige
tongen°, die zich verspreidden en zich op ieder van hen
4
neerzetten.
Zij raakten allen vol van heilige Geest en
begonnen te spreken° in vreemde talen, zoals de Geest
hun ingaf.
5
Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit
6
ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep
de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen
7
hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld
en vroegen zich verwonderd af: `Maar dat zijn toch allemaal
Galileeërs die daar spreken!
8
Hoe is het dan mogelijk dat
9
28 U hebt mij de weg naar het leven getoond,
Uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.”
ieder van ons de taal° van zijn geboortestreek hoort?
Parten° en Meden en Elamieten, en bewoners van
10
Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia,
Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij
Cyrene, en hier woonachtige Romeinen,
11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij
allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote
daden.’ 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht
vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’
13 Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken
zijn.’
Toespraak van Petrus
14 Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere
apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U,
Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn
woorden en neem ze ter harte. 15 Deze mensen zijn niet
dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na
zonsopgang. 16 Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door
de profeet Joël:
17 “Aan het einde der tijden, zegt God,
zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten.
Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren,
jongeren zullen visioenen zien en oude mensen
droomgezichten.
18 Ja, over al mijn dienaren en dienaressen
zal ik in die tijd mijn geest uitgieten,
zodat ze zullen profeteren.
19 Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven
en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en
rook.
20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in
bloed
voordat de grote, stralende dag van de Heer komt.
21 Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden
gered.”
22 Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is
door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote
daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend
is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. 23 Deze Jezus,
die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is
uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden.
24 God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de
dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht
over hem niet behouden. 25 David zegt immers over hem:
“Steeds houd ik de Heer voor ogen,
hij is aan mijn zijde, ik wankel niet.
26 Daarom verheugt zich mijn hart
en jubelt mijn tong van blijdschap.
Ja, mijn lichaam zal behouden blijven,
27 want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk
en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding
overgaan.
11
zowel Joden als Jodengenoten,
11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal
van de grote daden Gods spreken. 12 En zij waren allen
buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij
zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? 13
Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn
gehad!
De toespraak van Petrus
14 Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn
stem en sprak hen toe:
Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u
bekend en neemt mijn woorden ter ore. 15 Want deze
mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is
het derde uur van de dag; 16 maar dit is het, waarvan
gesproken is door de profeet Joël:
17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal
uitstorten van mijn Geest op alle vlees;
en uw zonen en uw dochters zullen profeteren,
en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen
zullen dromen dromen:
18 ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden
zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten
en zij zullen profeteren.
19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven
en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en
rookwalm.
20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed,
voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt.
21 En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept,
behouden zal worden.
22 Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de
Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door
krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw
midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, 23 deze, naar de
bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij
door de handen van wetteloze mensen aan het kruis
genageld en gedood. 24 God evenwel heeft Hem opgewekt,
want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet
mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden.
25 Want David zegt van Hem:
Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn
rechterhand, opdat ik niet wankelen zou.
26 Daarom is mijn hart verheugd en mijn tong verblijd,
ja, ook mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope,
27 omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten,
noch uw heilige ontbinding doen zien.
28 Gij hebt mij wegen ten leven doen kennen;
Gij zult mij vervullen met verheuging voor uw aangezicht.
Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen
hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van
God.'
12
Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid
zei de één tegen de ander: `Wat heeft dit te betekenen?'
Maar anderen zeiden spottend: `Ze zitten vol wijn.'
Toespraak van Petrus
13
14
Toen trad Petrus met de elf naar voren, verhief zijn stem
en sprak hen als volgt toe: `Joden, inwoners van
Jeruzalem, dit moet u allen weten, luister aandachtig naar
mijn woorden!
15
Want deze mensen zijn niet dronken, zoals
u denkt - het is trouwens pas het derde° uur van de dag maar hier gebeurt wat gezegd is door de profeet Joël:
16
17
En° het zal gebeuren in de laatste dagen, zegt God,
dat Ik mijn Geest zal uitgieten over alle mensen;
uw zonen en uw dochters zullen profeteren,
de jongeren onder u zullen visioenen zien
en de ouderen zullen dromen dromen;
18
ja, over mijn dienaren en mijn dienaressen
zal Ik in die dagen mijn Geest uitgieten,
en zij zullen profeteren.
19
Ik zal wonderen verrichten aan de hemel boven
en tekenen op de aarde beneden:
bloed en vuur en walmende rook.
20
De zon zal veranderen in duisternis
en de maan in bloed,
voordat de dag van de Heer komt,
de grote en stralende dag.
21
Dan zal het gebeuren dat ieder die de naam van de Heer
aanroept, gered zal worden.
22
Israëlieten, luister naar deze woorden! Jezus de
Nazoreeër° is u van Godswege aangewezen door machtige
daden, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw
23
midden heeft verricht, zoals u zelf weet.
Volgens Gods
vastgestelde plan en met zijn voorkennis is Hij uitgeleverd
en hebt u Hem door de hand van wetteloze mensen aan het
24
kruis geslagen en omgebracht.
Maar God heeft Hem
laten opstaan door een eind te maken aan de weeën° van
de dood, want het was onmogelijk dat Hij door de dood
25
werd vastgehouden. David zegt immers over Hem:
Steeds° hield ik mij de Heer voor ogen,
want Hij staat mij terzijde opdat ik niet zou wankelen.
26
Daarom verheugde zich mijn hart en jubelde mijn tong,
ja, ook mijn lichaam zal op die verwachting
een huis bouwen,
27
want U zult mijn leven niet overlaten aan het dodenrijk en
U zult uw heilige geen bederf laten zien.
28
U hebt mij wegen ten leven gewezen
en U zult mij overstelpen met vreugde in uw nabijheid.
29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over
de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is;
zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar
omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede
beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou
bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias
37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen
aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen,
broeders?’ 38 Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige
leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus
om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige
Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze
belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg
zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ 40 Ook
op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een
dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden:
‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’
41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich
dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met
ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het
onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een
gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het
gebed.
Het leven van de eerste gemeente
43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen
verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het
geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles
gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en
verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig
hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind
samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en
gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol
vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het
hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met
mensen die gered wilden worden.
voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou
worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding
zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt,
daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit
aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige
Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op
ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David
is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt
hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn
rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb
gelegd.’” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker
van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer
en messias is aangesteld.’
29 Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de
aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is, en
zijn graf is bij ons tot op deze dag. 30 Daar hij nu een
profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had
een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten,
31 heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de
opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is
overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien. 32
Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen
zijn. 33 Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is
en de belofte des heiligen Geestes van de Vader ontvangen
heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gíj en ziet en hoort. 34
Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij
zegt zelf:
De Here heeft gezegd tot mijn Here:
Zet U aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden
gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten.
36 Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat
God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze
Jezus, die gij gekruisigd hebt.
37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart
getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen:
Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus
antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich
dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw
zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen.
39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor
allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe
roepen zal. 40 En met nog meer andere woorden getuigde
hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit
dit verkeerde geslacht.
Het leven der eerste gemeente
41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en
op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd.
42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen
en de gemeenschap, het breken van het brood en de
gebeden.
43 En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en
tekenen geschiedden door de apostelen. 44 En allen, die tot
het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden
alles gemeenschappelijk; 45 en telkens waren er, die hun
bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen,
die er behoefte aan hadden; 46 en voortdurend waren zij
elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan
huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en
eenvoud des harten, 47 en zij loofden God en stonden in de
gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe
aan de kring, die behouden werden.
29
Broeders, ik mag over de aartsvader David wel ronduit
tegen u zeggen dat hij gestorven en begraven is; tot op de
30
dag van vandaag bevindt zijn graf zich bij ons. Omdat hij
een profeet was en wist dat God hem onder ede gezworen
had dat Hij een van zijn nazaten zou laten zetelen op zijn
31
troon, sprak hij met vooruitziende blik over de opstanding
van de Messias°: dat Hij niet aan het dodenrijk zou worden
32
overgelaten en zijn lichaam geen bederf zou zien.
God
heeft deze Jezus laten opstaan; daarvan zijn wij allen de
33
getuigen. Verhoogd aan Gods° rechterhand heeft Hij de
beloofde heilige Geest van de Vader ontvangen en
34
uitgegoten; en dat is wat u ziet en hoort. David is immers
niet ten hemel opgestegen; zelf zegt hij juist:
De° Heer heeft tot mijn Heer gezegd:
Ga zitten aan mijn rechterhand,
35
totdat Ik uw vijanden als een voetbank voor uw voeten
heb gelegd.
Grieks voegt "door de heilige Geest" bij het
geven van de opdrachten, niet bij het uitkiezen
36
Dus moet heel het huis Israël zeker weten dat God Hem
tot Heer en Messias heeft aangesteld, deze Jezus, die u
hebt gekruisigd.'
37
Toen zij dit hoorden kromp hun hart ineen en ze
zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: `Wat moeten
38
wij doen, broeders?'
Petrus zei tegen hen: `Bekeer u!
Ieder van u moet zich laten dopen in de naam van Jezus
Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult u de gave
39
van de heilige Geest ontvangen. De belofte geldt immers
voor u en uw kinderen, en voor allen ver weg, die° de Heer
40
onze God erbij zal roepen.' Met nog vele andere woorden
getuigde hij, en hij spoorde hen aan met de woorden: `Laat
u redden uit dit ontaarde geslacht!'
Het leven van de gelovigen
41
Zij die zijn woord aannamen, lieten zich dopen; en op die
42
dag sloten zich ongeveer drieduizend mensen aan.
Ze
wijdden zich trouw aan het onderwijs dat de apostelen
gaven, en aan de onderlinge gemeenschap, het breken van
43
het brood en het gebed.
Vrees° beving iedereen en er
gebeurden vele wonderen en tekenen door toedoen van de
apostelen.
44
Allen die het geloof hadden aangenomen,
45
bleven bijeen en bezaten alles gemeenschappelijk.
Ze
verkochten have en goed en verdeelden dat onder allen
46
naar ieders behoeften.
Dagelijks gingen ze trouw en
eensgezind naar de tempel, braken bij iemand aan huis het
brood, gebruikten samen hun maaltijden in blijdschap en
1:3
NBV en dood
niet in het Grieks
NBV en WV over het koninkrijk van God
NBG over al wat het Koninkrijk Gods betreft
Grieks: over wat het Koninkrijk Gods betreft
Gevoelswaarde is anders: het gaat over
bijzonderheden, niet over het concept Koninkrijk
van God.
1:5
NBV binnenkort
Grieks alleen toekomende tijd
Vertaling is dus te expliciet.
NBV binnen afzienbare tijd
Grieks: in deze dagen
NBV legt termijn verder weg dan het Grieks
1:6
WV in heilige Geest
Grieks in de heilige Geest
Dit is een merkwaardigheid van de WV die
vaker voorkomt, maar niet consequent.
47
eenvoud van hart, loofden God en stonden in de gunst bij
heel het volk. De Heer breidde hun kring dagelijks uit;
steeds meer mensen werden gered.
BESPREKING VAN HANDELINGEN 1 EN 2 IN
DRIE VERTALINGEN
1:1
NBV de (daden)
Grieks: al de
1:2
NBV die hij door de heilige Geest had
uitgekozen
1:7
NBV Hij antwoordde
Grieks: Hij zei tegen hen.
Ik heb geen probleem met het verschil zei antwoordde, maar "tegen hen" had mogen
blijven staan.
1: 10
NBV gewaden
Grieks kleren
Onnodig plechtig. Wat wij als gewaden zien,
zag men toen als gewone kleren.
1:11
NBV Jezus
Grieks Die Jezus
In deze hoofdstukken komt deze combinatie
herhaaldelijk voor. Zij wijst op het vreemde, dat
men dít met Jezus heeft kunnen doen. Er is dus
gevoelswaarde verdwenen.
1:12
NBV de Olijfberg
Grieks de zogenaamde Olijfberg
1:13
NBV en WV Petrus en Johannes, Jakobus en
Andreas
Grieks Petrus en Johannes en Jakobus en
Andreas
Er is dus variatie in de stijl, want het Grieks
heeft verder wel combinaties van twee namen.
Deze variatie is verdwenen.
1:14
NBG met enige vrouwen
Grieks met vrouwen of met de vrouwen
NBG heeft een aanvaardbare methode om "met
vrouwen" weer te geven
1:15
NBV leerlingen
Dit is een kwestie van het volgen van andere
handschriften.
NBV mensen
Grieks namen
"Namen" is een manier om ons "personen" weer
te
geven.
Weer
een
kwestie
van
gevoelswaarde: personen is afstandelijker.
1:16
NBV broeders en zusters
Grieks mannen broeders
Het Griekse "broeders" kan ook op broeders en
zusters slaan. De toevoeging "mannen" sluit
hier de dames echter uit.
NBV en WV de gids
NBG die de gids is geweest
Grieks die de gids is geweest of die de gids is
geworden
Hoewel NBG juist kan zijn, kies ik liever "die de
gids is geworden" om de ontwikkeling in Judas'
houding te laten uitkomen.
1:17
NBV was een van ons
Grieks werd onder ons gerekend
Duidelijk iets anders
NBV en WV Judas ….. had deel aan
Grieks aan Judas was te beurt gevallen
Het toedelen van de taak is wegvertaald.
1:18
NBV werd zijn buik opengereten
WV barstte open
Grieks is midden opengereten
Kwestie van appreciatie van de vrije weergave.
NBV en WV zodat zijn ingewanden
Grieks zodat al zijn ingewanden
1:20
NBV taak
WV ambt
Grieks opzicht(erschap)
Al is Judas niet aan het opzichterschap
toegekomen, dat de overige apostelen eerst
naderhand kregen, toch moet vertaald worden
wat er staat.
1:23
NBV en WV Josef Barsabbas
Grieks Josef genaamd Barsabbas
Er staat echt "genaamd" bij, hoewel de man ook
nog een bijnaam had.
1:24
NBV gedachten
Grieks hart
Het bijbelse begrip hart gaat verder dan alleen
de gedachten. Het duidt iemand totale
geestelijke instelling aan.
1:25
NBV zijn ondergang tegemoet
WV zijn eigen weg
Grieks naar zijn eigen plaats
NBV omschrijft wat vermoedelijk de bedoeling
was, maar geeft eerder een interpretatie dan
een vertaling.
1:26
NBV en WV werd …. toegevoegd
Grieks werd erbij gestemd
Aangezien
geen
eigenlijke
stemming
plaatsvond, is NBG correct met "werd verkozen
verklaard bij".
2:4
NBV op luide toon
Niet in het Grieks.
NBG met andere tongen
Grieks met andere tongen of in andere talen
Het tweede is duidelijk correct. NBV en WV zijn
dus juist.
2:6
NBV de apostelen en de andere leerlingen
Grieks hen
Een wat onhandige explicitering.
2:10-11
NBV en ook Joden uit Rome die zich hier
gevestigd hadden, Joden en proselieten
Grieks en de (hier) verblijvende Romeinen,
Joden en proselieten
Het dubbele "Joden" is zeer vreemd.
2:13
NBV en WV vermelden het detail van de zoete
wijn niet. Het gaat om likeurachtige wijn die
sterker was dan normale wijn.
2:14
NBV en WV trad naar voren
Grieks stond op
NBV Joden en inwoners van Jeruzalem
WV Joden, inwoners van Jeruzalem
Grieks: mannen Joden en allen die Jeruzalem
bewonen
NBV heeft soms een allergie voor het woord
"alle". Elders wordt het juist toegevoegd.
WV doet alsof Joden en inwoners synoniem
zijn.
2:17
NBV over alle mensen mijn geest
WV mijn Geest …over alle mensen
Grieks van mijn Geest over alle vlees
Het Grieks drukt uit, dat allerlei soorten mensen
hun deel van de Geest kunnen krijgen. Dit
"allerlei" komt tot uiting in de woordkeus en
wordt bevestigd in de volgende verzen. "Alle
vlees" kan deze laatste nuance nog uitdrukken;
"alle mensen" beslist niet.
NBV droomgezichten
Grieks dromen dromen
Er staat dus ook bij de oude mensen een eigen
werkwoord. Dit is weer een geval van
appreciatie van de vrije weergave.
2:18
NBV ja, over al mijn dienaren
WV ja, over mijn dienaren
Grieks ja ook over mijn dienaren
NBV voegt hier "al" toe. Het Grieks heeft ook
aan het begin een woord dat versterking van de
gedachte geeft. "Ja ook" of "ja zelfs" (NBG) zijn
goede weergaven hiervan. De gedachte
ontstaat, dat de NBV, ook na "alle mensen"
hiervoor, het zo wil voorstellen, dat alle mensen
zonder onderscheid de Heilige Geest krijgen.
2:19
NBV en WV rook
Grieks rookwalm
Grieks is plastischer in de uitdrukkingswijze.
2:32
NBV Jezus
Grieks Deze Jezus
2:22
NBV grote daden
Grieks krachten
Te vlakke vertaling.
2:33
NBV en WV u
Grieks ú
Grieks drukt uit, dat de toehoorders zeer
persoonlijk nu zien wat vroeger beloofd is.
2:23
NBV heidenen
Grieks wettelozen
Interpreterende invulling.
2:24
NBV last
Grieks weeën, pijnen
2:25
NBV hij is aan mijn zijde, ik wankel niet
Grieks Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet
wankel
Niet vermeld is dus, dat God de bedoeling heeft
niet te laten wankelen.
2:26
NBV zal behouden blijven
Grieks zal zijn tent opslaan op hoop
NBG en vooral WV geven een goede weergave.
NBV is invullend en weinig poëtisch.
2:27
NBV uw trouwe dienaar
Grieks uw heilige
Verschillende omschrijving met verschillende
gevoelswaarde en verschillend punt van
aandacht.
2:28
NBV en WV uw nabijheid
Grieks uw gelaat
Grieks is duidelijk persoonlijker.
2:36
NBV Jezus
Grieks deze Jezus
2:37
NBV diep getroffen
Grieks diep getroffen in hun hart
Grieks drukt meer uit dan NBV. Bovendien is
vermelding van het hart nodig voor mensen die
een studie willen maken van functies van het
hart.
2:38
NBV keer u af van uw huidige leven
Grieks bekeer u
Het Griekse woord drukt een omkeer van
gedachten (eventueel instelling) uit. Dit gaat
veel verder dan de levenswijze alleen.
NBV laat u dopen
Grieks laat u ieder dopen
NBV onder aanroeping van Jezus Christus
Grieks op/in de naam van Jezus Christus
Aangezien "dopen in de naam van" een staande
uitdrukking vormt, is het vreemd deze vertaling
te kiezen.
2:39
NBV en voor allen die ver weg zijn en die de
Heer, onze God tot zich zal roepen
WV en voor allen ver weg, die de Heer onze
God erbij zal roepen
Grieks en voor allen die ver weg zijn, welke de
Heer erbij zal roepen
Het Grieks beperkt dus het aantal van de
categorie "ver weg" die in aanmerking komen tot
degenen die God zal roepen. De NBV drukt uit,
dat allen van die categorie ook geroepen
worden. Het plaatsen van de komma na "weg"
in WV laat hetzelfde zien. Het gaat hier om een
theologisch belangrijk verschil.
2:42
NBV vormden met elkaar een gemeenschap
Grieks bleven volharden bij de gemeenschap
NBV laat hen een commune organiseren, wat
niet in het Grieks uitgedrukt is
2:43
NBV De vele tekenen …. vervulden iedereen
met ontzag.
Het Grieks legt (zie NBG) geen verband tussen
de tekenen en het ontzag. Bovendien vindt men
daar "vele" niet.
2:44
NBV die het geloof hadden aanvaard
NBG die tot geloof gekomen … waren
WV die het geloof hadden aangenomen
Grieks die geloofden
NBV onder degenen die iets nodig hadden
NBG aan allen die er behoefte aan hadden
Grieks onder allen al naar gelang men er
behoefte aan had
2:47
NBV breidde hun aantal .. uit met mensen die
gered wilden worden
NBG voegde … toe aan de kring, die behouden
werden
WV breidde hun kring .. uit; steeds meer
mensen werden gered
Grieks voegde degenen die behouden werden
aan de kring toe
NBG komt overeen met het Grieks, maar drukt
dit onhandig uit. NBV vergeet "de" en voegt
"wilden" toe, opnieuw theologisch een groot
verschil. WV vertaalt te vrij en gaat daardoor
aan de gedachte voorbij.
Conclusie:
Voor wie wil vergelijken en geen Grieks kent,
kan de NBG in het algemeen doorgaan voor
de vertaling die het Grieks getrouw volgt.
De NV heeft een klein aantal afwijkingen,
maar die vormen voor het ontwikkelen of
controleren van de leer in het algemeen
geen probleem.
De NBV geeft op veel punten onnodig
afwijkingen en geeft op teveel plaatsen
verschillen
die
het
ontwikkelen
of
controleren van de leer beïnvloeden.
Download