VERGELIJKING VAN DRIE VERTALINGEN NIEUWE BIJBELVERTALING NBG 1951 Jezus opgenomen in de hemel 1 In mijn eerste boek, Theofilus, heb ik de daden en het onderricht van Jezus beschreven, 2 vanaf het begin tot aan de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, nadat hij de apostelen die hij door de heilige Geest had uitgekozen, had gezegd wat hun opdracht was. 3 Na zijn lijden en dood heeft hij hun herhaaldelijk bewezen dat hij leefde; gedurende veertig dagen is hij in hun midden verschenen en sprak hij met hen over het koninkrijk van God. 4 Toen hij eens bij hen was, droeg hij hun op: ‘Ga niet weg uit Jeruzalem, maar blijf daar wachten tot de belofte van de Vader, waarover jullie van mij hebben gehoord, in vervulling zal gaan. 5 Johannes doopte met water, maar binnenkort worden jullie gedoopt met de heilige Geest.’ 6 Zij die bijeengekomen waren, vroegen hem: ‘Heer, gaat u dan binnen afzienbare tijd het koningschap over Israël herstellen?’ 7 Hij antwoordde: ‘Het is niet jullie zaak om te weten wat de Vader in zijn macht heeft vastgesteld over de tijd en het ogenblik waarop deze gebeurtenissen zullen plaatsvinden. 8 Maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en van mij getuigen in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, tot aan de uiteinden van de aarde.’ 9 Toen hij dit gezegd had, werd hij voor hun ogen omhooggeheven en opgenomen in een wolk, zodat ze hem niet meer zagen. 10 Terwijl hij zo van hen wegging en zij nog steeds naar de hemel staarden, stonden er opeens twee mannen in witte gewaden bij hen. 11 Ze zeiden: ‘Galileeërs, wat staan jullie naar de hemel te kijken? Jezus, die uit jullie midden in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde wijze terugkomen als jullie hem naar de hemel hebben zien gaan.’ 12 Daarop keerden de apostelen van de Olijfberg terug naar Jeruzalem. Deze berg ligt vlak bij de stad, op een sabbatsreis afstand. 13 Toen ze in de stad waren aangekomen, gingen ze naar het bovenvertrek waar ze verblijf hielden: Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de IJveraar en Judas, de zoon van Jakobus. 14 Vurig en eensgezind wijdden ze zich aan het gebed, samen met de vrouwen en met Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers. De hemelvaart 1 Mijn eerste boek heb ik gemaakt, Teofilus, over al wat Jezus begonnen is te doen en te leren, 2 tot de dag dat Hij werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen, die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn bevelen had gegeven; 3 aan wie Hij Zich ook na zijn lijden met vele kentekenen levend heeft vertoond, veertig dagen lang hun verschijnende en tot hen sprekende over al wat het Koninkrijk Gods betreft. 4 En terwijl Hij met hen aanzat, gebood Hij hun Jeruzalem niet te verlaten, maar te blijven wachten op de belofte van de Vader, die gij (zeide Hij) van Mij gehoord hebt. 5 Want Johannes doopte met water, maar gij zult met de heilige Geest gedoopt worden, niet vele dagen na deze. 6 Zij dan, die daar bijeengekomen waren, vroegen Hem en zeiden: Here, herstelt Gij in deze tijd het koningschap voor Israël? 7 Hij zeide tot hen: Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft, 8 maar gij zult kracht ontvangen, wanneer de heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde. 9 En nadat Hij dit gesproken had, werd Hij opgenomen, terwijl zij het zagen, en een wolk onttrok Hem aan hun ogen. 10 En toen zij naar de hemel staarden, terwijl Hij henenvoer, zie, twee mannen in witte klederen stonden bij hen, 11 die ook zeiden: Galileese mannen, wat staat gij daar en ziet op naar de hemel? Deze Jezus, die van u opgenomen is naar de hemel, zal op dezelfde wijze wederkomen, als gij Hem ten hemel hebt zien varen. Judas vervangen 15 In die dagen stond Petrus op te midden van de leerlingen – er was een groep van ongeveer honderdtwintig mensen bijeen – en zei: De ledige plaats van Judas vervuld 12 Toen keerden zij terug naar Jeruzalem van de berg, genaamd de Olijfberg, die dicht bij Jeruzalem is, een sabbatsreis daarvandaan. 13 En toen zij in de stad gekomen waren, gingen zij naar de bovenzaal, waar zij verblijf hielden: Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus, de zoon van Alfeüs, en Simon de Zeloot en Judas, de zoon van Jakobus. 14 Deze allen bleven eendrachtig volharden in het gebed, met enige vrouwen en Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broeders. 15 En in die dagen stond Petrus op onder de broeders – en er was een groep van ongeveer honderd twintig personen bijeen – en hij sprak: WILLIBRORDVERTALING Jezus' laatste opdracht en hemelvaart MIJN eerste boek, Teofilus, ging over alles wat Jezus heeft 2 gedaan en geleerd, vanaf het begin tot de dag waarop Hij in de hemel werd opgenomen, nadat Hij aan de apostelen die Hij had uitgekozen, door de heilige Geest zijn opdracht 3 had gegeven. Aan hen heeft Hij veertig° dagen lang herhaaldelijk bewezen dat Hij na zijn lijden weer in leven was. Hij vertoonde zich aan hen en sprak over het 4 koninkrijk van God. Toen Hij bij hen was, drukte Hij hun op het hart: `Ga niet uit Jeruzalem weg, maar blijf wachten op 5 de belofte van de Vader die jullie van Mij hebben gehoord; immers, Johannes doopte met water, maar jullie zullen 6 gedoopt worden in heilige Geest, binnen enkele dagen.' Degenen die daar samengekomen waren, stelden Hem toen de vraag: `Heer, herstelt° U in deze tijd het koninkrijk 7 voor Israël?' Maar Hij zei tegen hen: `Het komt jullie niet toe de tijden of momenten te kennen die de Vader in zijn 8 volmacht heeft vastgesteld; maar wanneer de heilige Geest over jullie komt, zullen jullie kracht ontvangen en mijn getuigen zijn in Jeruzalem, in heel Judea en Samaria, en tot 9 het uiteinde van de aarde.' Na deze woorden werd Hij voor hun ogen omhooggeheven° en een wolk onttrok Hem 10 aan het gezicht. Terwijl Hij zo heenging en zij nog naar de hemel stonden te turen, stonden er opeens twee 11 mannen naast hen in witte kleren, die zeiden: `Galileeërs°, wat staan jullie daar toch naar de hemel te kijken? Deze Jezus, die van jullie is weggenomen en in de hemel is opgenomen, zal op dezelfde manier terugkomen 12 als jullie Hem naar de hemel hebben zien gaan.' Daarna keerden ze van de zogeheten Olijfberg, die dichtbij Jeruzalem ligt, op een sabbatsreis° afstand, terug naar 13 Jeruzalem. Toen ze de stad binnenkwamen, gingen ze naar de bovenzaal waar ze gewoonlijk verbleven: Petrus, Johannes, Jakobus en Andreas, Filippus en Tomas, Bartolomeüs en Matteüs, Jakobus van Alfeüs, Simon de 14 Zeloot en Judas van Jakobus. Zij bleven allen trouw en eensgezind in gebed, samen° met de vrouwen, met Maria, de moeder van Jezus, en zijn broers. Judas' opvolger aangewezen 15 In die dagen stond Petrus op temidden van de broeders er was een groep bijeen van ongeveer honderdtwintig personen - en hij zei: 16 ‘Broeders en zusters, het schriftwoord waarin de heilige Geest bij monde van David heeft gesproken over Judas, de gids van hen die Jezus gevangen hebben genomen, moest in vervulling gaan. 17 Judas was een van ons en had deel aan onze dienende taak. 18 Van de beloning voor zijn schanddaad kocht hij een stuk grond, maar bij een val werd zijn buik opengereten, zodat zijn ingewanden naar buiten kwamen. 19 Alle inwoners van Jeruzalem hebben van deze gebeurtenis gehoord, en daarom noemen ze dat stuk grond in hun eigen taal Akeldama, wat ‘bloedgrond’ betekent. 20 In het boek van de Psalmen staat namelijk geschreven: “Laat zijn woonplaats een woestenij worden en laat niemand daar meer verblijven.” En ook: “Laat een ander zijn taak overnemen.” 21 Daarom moet een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde, 22 vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding.’ 23 Ze stelden twee kandidaten voor: Josef Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. 24 Daarna baden ze als volgt: ‘U, Heer, doorgrondt ieders gedachten. Wijs van deze beide mannen degene aan die u gekozen hebt 25 om als apostel zijn dienende taak te verrichten en de plaats in te nemen van Judas, die zijn ondergang tegemoet is gegaan.’ 26 Ze lieten hen loten en het lot viel op Mattias. Hij werd aan de elf apostelen toegevoegd. De komst van de heilige Geest 1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven. 5 In Jeruzalem woonden destijds vrome Joden, die afkomstig waren uit ieder volk op aarde. 6 Toen het geluid weerklonk, dromden ze samen en ze raakten geheel in verwarring omdat ieder de apostelen en de andere leerlingen in zijn eigen taal hoorde spreken. 7 Ze waren buiten zichzelf van verbazing en zeiden: ‘Het zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken? 8 Hoe kan het dan dat wij hen allemaal in onze eigen moedertaal horen? 9 Parten, Meden en Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kappadocië, mensen uit Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de omgeving van Cyrene in Libië, en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hebben, 16 Mannen broeders, het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest voorheen bij monde van David gesproken heeft aangaande Judas die de gids is geweest van hen, die Jezus gevangen namen; 17 want hij werd tot ons getal gerekend en had aandeel aan deze bediening gekregen. 18 Deze nu heeft een stuk grond verkregen voor het loon zijner ongerechtigheid en voorovergestort, is hij midden opengereten en al zijn ingewanden zijn naar buiten gekomen; 19 en het is bekend geworden aan allen, die te Jeruzalem wonen, zodat dat stuk land in hun eigen taal Akeldama, dat wil zeggen, bloedgrond, heet. 20 Want er staat geschreven in het boek der Psalmen: Zijn plaats worde woest en er zij niemand, die erop woont, en: Een ander neme het opzicht, dat hij had. 21 Er moet dan van de mannen, die zich bij ons hebben aangesloten in al de tijd, dat de Here Jezus bij ons in- en uitgegaan is, 22 te beginnen met de doop van Johannes tot de dag, dat Hij van ons werd opgenomen, één van hen met ons getuige worden van zijn opstanding. 23 En zij stelden er twee voor: Jozef, genaamd Barsabbas, die de bijnaam Justus had, en Mattias. 24 En zij baden en zeiden: Wijs Gij, Here, die aller harten kent, die ene aan, die Gij van deze twee hebt uitgekozen, 25 om de plaats van deze dienst en dit apostelschap in te nemen, waarvan Judas vervallen is om naar zijn eigen plaats te gaan. 26 En zij lieten hen loten en het lot viel op Mattias en hij werd gekozen verklaard bij de elf apostelen. 16 `Broeders! Het schriftwoord moest in vervulling gaan, dat de heilige Geest bij monde van David tevoren heeft gesproken met het oog op Judas, de gids van hen die 17 Jezus arresteerden. Immers, hij werd tot onze kring 18 gerekend en had deel aan onze taak. Hij° kocht een stuk grond van het loon voor zijn misdaad, viel voorover en 19 barstte open, zodat zijn ingewanden naar buiten puilden. Dit° is bekend geworden bij alle inwoners van Jeruzalem en daarom heet dat stuk grond in hun taal Akeldama, dat wil 20 zeggen: bloedgrond. Want in het boek van de psalmen staat geschreven: Zijn landgoed moet worden tot een eenzaam oord, en niemand mag er wonen; en ook: Iemand anders moet zijn ambt overnemen. 21 Daarom moet er van de mannen die steeds met ons zijn opgetrokken, al die tijd dat de Heer Jezus onder ons 22 verkeerde, vanaf het begin, vanaf de doop van Johannes, tot de dag waarop Hij van ons is weggenomen, van hen dus moet er één samen met ons getuige worden van zijn opstanding.' 23 Ze stelden er twee voor: Jozef° Barsabbas, 24 bijgenaamd Justus, en Mattias. Ze spraken dit gebed uit: `Heer, U die het hart van alle mensen kent, wijs aan wie 25 van deze twee U hebt uitgekozen om in ons apostolisch werk de plaats in te nemen die Judas heeft verlaten om zijn 26 Pinksteren 1 En toen de Pinksterdag aanbrak, waren allen tezamen bijeen. 2 En eensklaps kwam er uit de hemel een geluid als van een geweldige windvlaag en vulde het gehele huis, waar zij gezeten waren; 3 en er vertoonden zich aan hen tongen als van vuur, die zich verdeelden, en het zette zich op ieder van hen; 4 en zij werden allen vervuld met de heilige Geest en begonnen met andere tongen te spreken, zoals de Geest het hun gaf uit te spreken. 5 Nu waren er Joden te Jeruzalem woonachtig, vrome mannen uit alle volken onder de hemel; 6 en toen dit geluid gekomen was, liep de menigte te hoop en verbaasde zich, want een ieder hoorde hen in zijn eigen taal spreken. 7 En buiten zichzelf van verwondering zeiden zij: Zie, zijn niet al dezen, die daar spreken, Galileeërs? 8 En hoe horen wij hen dan een ieder in onze eigen taal, waarin wij geboren zijn? 9 Parten, Meden, Elamieten, inwoners van Mesopotamië, Judea en Kapadocië, Pontus en Asia, 10 Frygië en Pamfylië, Egypte en de streken van Libië bij Cyrene, en hier verblijvende Romeinen, eigen weg te gaan.' Daarop lieten ze hen loten, en het lot viel op Mattias, en zo werd hij aan de elf apostelen toegevoegd. Pinksteren 1 2 Toen de dag° van Pinksteren aanbrak, waren zij allen op 2 één plaats bijeen. Plotseling kwam er uit de hemel een geraas alsof er een hevige wind opstak, en het vulde heel 3 het huis° waar zij waren. Er verschenen hun vurige tongen°, die zich verspreidden en zich op ieder van hen 4 neerzetten. Zij raakten allen vol van heilige Geest en begonnen te spreken° in vreemde talen, zoals de Geest hun ingaf. 5 Nu woonden er in Jeruzalem vrome Joden, afkomstig uit 6 ieder volk onder de hemel. Toen dat geluid opkwam, liep de menigte te hoop en raakte in verwarring, omdat iedereen 7 hen in zijn eigen taal hoorde spreken. Ze stonden versteld en vroegen zich verwonderd af: `Maar dat zijn toch allemaal Galileeërs die daar spreken! 8 Hoe is het dan mogelijk dat 9 28 U hebt mij de weg naar het leven getoond, Uw nabijheid zal mij vervullen met vreugde.” ieder van ons de taal° van zijn geboortestreek hoort? Parten° en Meden en Elamieten, en bewoners van 10 Mesopotamië, Judea en Kappadocië, Pontus en Asia, Frygië en Pamfylië, Egypte en het Libische gebied bij Cyrene, en hier woonachtige Romeinen, 11 Joden en proselieten, mensen uit Kreta en Arabië – wij allen horen hen in onze eigen taal spreken over Gods grote daden.’ 12 Verbijsterd en geheel van hun stuk gebracht vroegen ze aan elkaar: ‘Wat heeft dit toch te betekenen?’ 13 Maar sommigen zeiden spottend: ‘Ze zullen wel dronken zijn.’ Toespraak van Petrus 14 Daarop trad Petrus naar voren, samen met de elf andere apostelen, verhief zijn stem en sprak de menigte toe: ‘U, Joden en inwoners van Jeruzalem, luister naar mijn woorden en neem ze ter harte. 15 Deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt; het is immers pas het derde uur na zonsopgang. 16 Wat hier nu gebeurt, is aangekondigd door de profeet Joël: 17 “Aan het einde der tijden, zegt God, zal ik over alle mensen mijn geest uitgieten. Dan zullen jullie zonen en dochters profeteren, jongeren zullen visioenen zien en oude mensen droomgezichten. 18 Ja, over al mijn dienaren en dienaressen zal ik in die tijd mijn geest uitgieten, zodat ze zullen profeteren. 19 Ik zal wonderen doen verschijnen aan de hemel boven en tekenen geven op de aarde beneden, bloed en vuur en rook. 20 De zon zal veranderd worden in duisternis en de maan in bloed voordat de grote, stralende dag van de Heer komt. 21 Dan zal ieder die de naam van de Heer aanroept worden gered.” 22 Israëlieten, luister naar wat ik u zeg: Jezus uit Nazaret is door God tot u gezonden, hetgeen gebleken is uit de grote daden en de wonderen en tekenen die God, zoals u bekend is, door zijn toedoen onder u heeft verricht. 23 Deze Jezus, die overeenkomstig Gods bedoeling en voorkennis is uitgeleverd, hebt u door heidenen laten kruisigen en doden. 24 God heeft hem echter tot leven gewekt en de last van de dood van hem afgenomen, want de dood kon zijn macht over hem niet behouden. 25 David zegt immers over hem: “Steeds houd ik de Heer voor ogen, hij is aan mijn zijde, ik wankel niet. 26 Daarom verheugt zich mijn hart en jubelt mijn tong van blijdschap. Ja, mijn lichaam zal behouden blijven, 27 want u zult mij niet overleveren aan het dodenrijk en het lichaam van uw trouwe dienaar zal niet tot ontbinding overgaan. 11 zowel Joden als Jodengenoten, 11 Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal van de grote daden Gods spreken. 12 En zij waren allen buiten zichzelf en geheel met de zaak verlegen, en zij zeiden de een tot de ander: Wat wil dit toch zeggen? 13 Maar anderen zeiden spottend: Zij hebben te veel zoete wijn gehad! De toespraak van Petrus 14 Maar Petrus stond met de elven op, en hij verhief zijn stem en sprak hen toe: Gij Joden en allen, die te Jeruzalem woonachtig zijt, dit zij u bekend en neemt mijn woorden ter ore. 15 Want deze mensen zijn niet dronken, zoals gij veronderstelt, want het is het derde uur van de dag; 16 maar dit is het, waarvan gesproken is door de profeet Joël: 17 En het zal zijn in de laatste dagen, zegt God, dat Ik zal uitstorten van mijn Geest op alle vlees; en uw zonen en uw dochters zullen profeteren, en uw jongelingen zullen gezichten zien, en uw ouderen zullen dromen dromen: 18 ja, zelfs op mijn dienstknechten en mijn dienstmaagden zal Ik in die dagen van mijn Geest uitstorten en zij zullen profeteren. 19 En Ik zal wonderen geven in de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en rookwalm. 20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de grote en doorluchtige dag des Heren komt. 21 En het zal zijn, dat al wie de naam des Heren aanroept, behouden zal worden. 22 Mannen van Israël, hoort deze woorden: Jezus, de Nazoreeër, een man u van Godswege aangewezen door krachten, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw midden verricht heeft, zoals gij zelf weet, 23 deze, naar de bepaalde raad en voorkennis van God uitgeleverd, hebt gij door de handen van wetteloze mensen aan het kruis genageld en gedood. 24 God evenwel heeft Hem opgewekt, want Hij verbrak de weeën van de dood, naardien het niet mogelijk was, dat Hij door hem werd vastgehouden. 25 Want David zegt van Hem: Ik zag de Here te allen tijde voor mij; want Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankelen zou. 26 Daarom is mijn hart verheugd en mijn tong verblijd, ja, ook mijn vlees zal nog een schuilplaats vinden in hope, 27 omdat Gij mijn ziel niet aan het dodenrijk zult overlaten, noch uw heilige ontbinding doen zien. 28 Gij hebt mij wegen ten leven doen kennen; Gij zult mij vervullen met verheuging voor uw aangezicht. Joden en proselieten, Kretenzen en Arabieren, wij horen hen in onze eigen taal spreken over de grote daden van God.' 12 Ze stonden allen versteld, en in grote verlegenheid zei de één tegen de ander: `Wat heeft dit te betekenen?' Maar anderen zeiden spottend: `Ze zitten vol wijn.' Toespraak van Petrus 13 14 Toen trad Petrus met de elf naar voren, verhief zijn stem en sprak hen als volgt toe: `Joden, inwoners van Jeruzalem, dit moet u allen weten, luister aandachtig naar mijn woorden! 15 Want deze mensen zijn niet dronken, zoals u denkt - het is trouwens pas het derde° uur van de dag maar hier gebeurt wat gezegd is door de profeet Joël: 16 17 En° het zal gebeuren in de laatste dagen, zegt God, dat Ik mijn Geest zal uitgieten over alle mensen; uw zonen en uw dochters zullen profeteren, de jongeren onder u zullen visioenen zien en de ouderen zullen dromen dromen; 18 ja, over mijn dienaren en mijn dienaressen zal Ik in die dagen mijn Geest uitgieten, en zij zullen profeteren. 19 Ik zal wonderen verrichten aan de hemel boven en tekenen op de aarde beneden: bloed en vuur en walmende rook. 20 De zon zal veranderen in duisternis en de maan in bloed, voordat de dag van de Heer komt, de grote en stralende dag. 21 Dan zal het gebeuren dat ieder die de naam van de Heer aanroept, gered zal worden. 22 Israëlieten, luister naar deze woorden! Jezus de Nazoreeër° is u van Godswege aangewezen door machtige daden, wonderen en tekenen, die God door Hem in uw 23 midden heeft verricht, zoals u zelf weet. Volgens Gods vastgestelde plan en met zijn voorkennis is Hij uitgeleverd en hebt u Hem door de hand van wetteloze mensen aan het 24 kruis geslagen en omgebracht. Maar God heeft Hem laten opstaan door een eind te maken aan de weeën° van de dood, want het was onmogelijk dat Hij door de dood 25 werd vastgehouden. David zegt immers over Hem: Steeds° hield ik mij de Heer voor ogen, want Hij staat mij terzijde opdat ik niet zou wankelen. 26 Daarom verheugde zich mijn hart en jubelde mijn tong, ja, ook mijn lichaam zal op die verwachting een huis bouwen, 27 want U zult mijn leven niet overlaten aan het dodenrijk en U zult uw heilige geen bederf laten zien. 28 U hebt mij wegen ten leven gewezen en U zult mij overstelpen met vreugde in uw nabijheid. 29 Broeders en zusters, u zult mij wel toestaan dat ik over de aartsvader David zeg dat hij gestorven en begraven is; zijn graf bevindt zich immers nog steeds hier. 30 Maar omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede beloofd had dat een van zijn nakomelingen zijn troon zou bestijgen, 31 heeft hij de opstanding van de messias 37 Toen ze dit hoorden, waren ze diep getroffen en vroegen aan Petrus en de andere apostelen: ‘Wat moeten we doen, broeders?’ 38 Petrus antwoordde: ‘Keer u af van uw huidige leven en laat u dopen onder aanroeping van Jezus Christus om vergeving te krijgen voor uw zonden. Dan zal de heilige Geest u geschonken worden, 39 want voor u geldt deze belofte, evenals voor uw kinderen en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God, tot zich zal roepen.’ 40 Ook op nog andere wijze legde hij getuigenis af, waarbij hij een dringend beroep op zijn toehoorders deed met de woorden: ‘Laat u redden uit dit verdorven mensengeslacht!’ 41 Degenen die zijn woorden aanvaardden, lieten zich dopen; op die dag breidde het aantal leerlingen zich uit met ongeveer drieduizend. 42 Ze bleven trouw aan het onderricht van de apostelen, vormden met elkaar een gemeenschap, braken het brood en wijdden zich aan het gebed. Het leven van de eerste gemeente 43 De vele tekenen en wonderen die de apostelen verrichtten, vervulden iedereen met ontzag. 44 Allen die het geloof hadden aanvaard, bleven bijeen en hadden alles gemeenschappelijk. 45 Ze verkochten al hun bezittingen en verdeelden de opbrengst onder degenen die iets nodig hadden. 46 Elke dag kwamen ze trouw en eensgezind samen in de tempel, braken het brood bij elkaar thuis en gebruikten hun maaltijden in een geest van eenvoud en vol vreugde. 47 Ze loofden God en stonden in de gunst bij het hele volk. De Heer breidde hun aantal dagelijks uit met mensen die gered wilden worden. voorzien en gezegd dat deze niet aan het dodenrijk zou worden overgeleverd en dat zijn lichaam niet tot ontbinding zou overgaan. 32 Jezus is door God tot leven gewekt, daarvan getuigen wij allen. 33 Hij is door God verheven, zit aan zijn rechterhand, en heeft van de Vader de heilige Geest, die ons beloofd is, ontvangen. Die Geest heeft hij op ons doen neerdalen, en dat is wat u ziet en hoort. 34 David is weliswaar niet naar de hemel opgestegen, maar toch zegt hij: “De Heer sprak tot mijn Heer: ‘Neem plaats aan mijn rechterhand, 35 tot ik je vijanden onder je voeten heb gelegd.’” 36 Laat het hele volk van Israël er daarom zeker van zijn dat Jezus, die u gekruisigd hebt, door God tot Heer en messias is aangesteld.’ 29 Mannen broeders, men mag vrijuit tot u zeggen van de aartsvader David, dat hij èn gestorven èn begraven is, en zijn graf is bij ons tot op deze dag. 30 Daar hij nu een profeet was en wist, dat God hem onder ede gezworen had een uit de vrucht zijner lendenen op zijn troon te doen zitten, 31 heeft hij in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien. 32 Deze Jezus heeft God opgewekt, waarvan wij allen getuigen zijn. 33 Nu Hij dan door de rechterhand Gods verhoogd is en de belofte des heiligen Geestes van de Vader ontvangen heeft, heeft Hij dit uitgestort, wat gíj en ziet en hoort. 34 Want David is niet opgevaren naar de hemelen, maar hij zegt zelf: De Here heeft gezegd tot mijn Here: Zet U aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden gemaakt heb tot een voetbank voor uw voeten. 36 Dus moet ook het ganse huis Israëls zeker weten, dat God Hem èn tot Here èn tot Christus gemaakt heeft, deze Jezus, die gij gekruisigd hebt. 37 Toen zij dit hoorden, werden zij diep in hun hart getroffen, en zij zeiden tot Petrus en de andere apostelen: Wat moeten wij doen, mannen broeders? 38 En Petrus antwoordde hun: Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave des heiligen Geestes ontvangen. 39 Want voor u is de belofte en voor uw kinderen en voor allen, die verre zijn, zovelen als de Here, onze God, ertoe roepen zal. 40 En met nog meer andere woorden getuigde hij, en hij vermaande hen, zeggende: Laat u behouden uit dit verkeerde geslacht. Het leven der eerste gemeente 41 Zij dan, die zijn woord aanvaardden, lieten zich dopen en op die dag werden ongeveer drieduizend zielen toegevoegd. 42 En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden. 43 En er kwam vrees over alle ziel en vele wonderen en tekenen geschiedden door de apostelen. 44 En allen, die tot het geloof gekomen en bijeenvergaderd waren, hadden alles gemeenschappelijk; 45 en telkens waren er, die hun bezittingen en have verkochten en ze uitdeelden aan allen, die er behoefte aan hadden; 46 en voortdurend waren zij elke dag eendrachtig in de tempel, braken het brood aan huis en gebruikten hun maaltijden met blijdschap en eenvoud des harten, 47 en zij loofden God en stonden in de gunst bij het gehele volk. En de Here voegde dagelijks toe aan de kring, die behouden werden. 29 Broeders, ik mag over de aartsvader David wel ronduit tegen u zeggen dat hij gestorven en begraven is; tot op de 30 dag van vandaag bevindt zijn graf zich bij ons. Omdat hij een profeet was en wist dat God hem onder ede gezworen had dat Hij een van zijn nazaten zou laten zetelen op zijn 31 troon, sprak hij met vooruitziende blik over de opstanding van de Messias°: dat Hij niet aan het dodenrijk zou worden 32 overgelaten en zijn lichaam geen bederf zou zien. God heeft deze Jezus laten opstaan; daarvan zijn wij allen de 33 getuigen. Verhoogd aan Gods° rechterhand heeft Hij de beloofde heilige Geest van de Vader ontvangen en 34 uitgegoten; en dat is wat u ziet en hoort. David is immers niet ten hemel opgestegen; zelf zegt hij juist: De° Heer heeft tot mijn Heer gezegd: Ga zitten aan mijn rechterhand, 35 totdat Ik uw vijanden als een voetbank voor uw voeten heb gelegd. Grieks voegt "door de heilige Geest" bij het geven van de opdrachten, niet bij het uitkiezen 36 Dus moet heel het huis Israël zeker weten dat God Hem tot Heer en Messias heeft aangesteld, deze Jezus, die u hebt gekruisigd.' 37 Toen zij dit hoorden kromp hun hart ineen en ze zeiden tegen Petrus en de andere apostelen: `Wat moeten 38 wij doen, broeders?' Petrus zei tegen hen: `Bekeer u! Ieder van u moet zich laten dopen in de naam van Jezus Christus tot vergeving van uw zonden. Dan zult u de gave 39 van de heilige Geest ontvangen. De belofte geldt immers voor u en uw kinderen, en voor allen ver weg, die° de Heer 40 onze God erbij zal roepen.' Met nog vele andere woorden getuigde hij, en hij spoorde hen aan met de woorden: `Laat u redden uit dit ontaarde geslacht!' Het leven van de gelovigen 41 Zij die zijn woord aannamen, lieten zich dopen; en op die 42 dag sloten zich ongeveer drieduizend mensen aan. Ze wijdden zich trouw aan het onderwijs dat de apostelen gaven, en aan de onderlinge gemeenschap, het breken van 43 het brood en het gebed. Vrees° beving iedereen en er gebeurden vele wonderen en tekenen door toedoen van de apostelen. 44 Allen die het geloof hadden aangenomen, 45 bleven bijeen en bezaten alles gemeenschappelijk. Ze verkochten have en goed en verdeelden dat onder allen 46 naar ieders behoeften. Dagelijks gingen ze trouw en eensgezind naar de tempel, braken bij iemand aan huis het brood, gebruikten samen hun maaltijden in blijdschap en 1:3 NBV en dood niet in het Grieks NBV en WV over het koninkrijk van God NBG over al wat het Koninkrijk Gods betreft Grieks: over wat het Koninkrijk Gods betreft Gevoelswaarde is anders: het gaat over bijzonderheden, niet over het concept Koninkrijk van God. 1:5 NBV binnenkort Grieks alleen toekomende tijd Vertaling is dus te expliciet. NBV binnen afzienbare tijd Grieks: in deze dagen NBV legt termijn verder weg dan het Grieks 1:6 WV in heilige Geest Grieks in de heilige Geest Dit is een merkwaardigheid van de WV die vaker voorkomt, maar niet consequent. 47 eenvoud van hart, loofden God en stonden in de gunst bij heel het volk. De Heer breidde hun kring dagelijks uit; steeds meer mensen werden gered. BESPREKING VAN HANDELINGEN 1 EN 2 IN DRIE VERTALINGEN 1:1 NBV de (daden) Grieks: al de 1:2 NBV die hij door de heilige Geest had uitgekozen 1:7 NBV Hij antwoordde Grieks: Hij zei tegen hen. Ik heb geen probleem met het verschil zei antwoordde, maar "tegen hen" had mogen blijven staan. 1: 10 NBV gewaden Grieks kleren Onnodig plechtig. Wat wij als gewaden zien, zag men toen als gewone kleren. 1:11 NBV Jezus Grieks Die Jezus In deze hoofdstukken komt deze combinatie herhaaldelijk voor. Zij wijst op het vreemde, dat men dít met Jezus heeft kunnen doen. Er is dus gevoelswaarde verdwenen. 1:12 NBV de Olijfberg Grieks de zogenaamde Olijfberg 1:13 NBV en WV Petrus en Johannes, Jakobus en Andreas Grieks Petrus en Johannes en Jakobus en Andreas Er is dus variatie in de stijl, want het Grieks heeft verder wel combinaties van twee namen. Deze variatie is verdwenen. 1:14 NBG met enige vrouwen Grieks met vrouwen of met de vrouwen NBG heeft een aanvaardbare methode om "met vrouwen" weer te geven 1:15 NBV leerlingen Dit is een kwestie van het volgen van andere handschriften. NBV mensen Grieks namen "Namen" is een manier om ons "personen" weer te geven. Weer een kwestie van gevoelswaarde: personen is afstandelijker. 1:16 NBV broeders en zusters Grieks mannen broeders Het Griekse "broeders" kan ook op broeders en zusters slaan. De toevoeging "mannen" sluit hier de dames echter uit. NBV en WV de gids NBG die de gids is geweest Grieks die de gids is geweest of die de gids is geworden Hoewel NBG juist kan zijn, kies ik liever "die de gids is geworden" om de ontwikkeling in Judas' houding te laten uitkomen. 1:17 NBV was een van ons Grieks werd onder ons gerekend Duidelijk iets anders NBV en WV Judas ….. had deel aan Grieks aan Judas was te beurt gevallen Het toedelen van de taak is wegvertaald. 1:18 NBV werd zijn buik opengereten WV barstte open Grieks is midden opengereten Kwestie van appreciatie van de vrije weergave. NBV en WV zodat zijn ingewanden Grieks zodat al zijn ingewanden 1:20 NBV taak WV ambt Grieks opzicht(erschap) Al is Judas niet aan het opzichterschap toegekomen, dat de overige apostelen eerst naderhand kregen, toch moet vertaald worden wat er staat. 1:23 NBV en WV Josef Barsabbas Grieks Josef genaamd Barsabbas Er staat echt "genaamd" bij, hoewel de man ook nog een bijnaam had. 1:24 NBV gedachten Grieks hart Het bijbelse begrip hart gaat verder dan alleen de gedachten. Het duidt iemand totale geestelijke instelling aan. 1:25 NBV zijn ondergang tegemoet WV zijn eigen weg Grieks naar zijn eigen plaats NBV omschrijft wat vermoedelijk de bedoeling was, maar geeft eerder een interpretatie dan een vertaling. 1:26 NBV en WV werd …. toegevoegd Grieks werd erbij gestemd Aangezien geen eigenlijke stemming plaatsvond, is NBG correct met "werd verkozen verklaard bij". 2:4 NBV op luide toon Niet in het Grieks. NBG met andere tongen Grieks met andere tongen of in andere talen Het tweede is duidelijk correct. NBV en WV zijn dus juist. 2:6 NBV de apostelen en de andere leerlingen Grieks hen Een wat onhandige explicitering. 2:10-11 NBV en ook Joden uit Rome die zich hier gevestigd hadden, Joden en proselieten Grieks en de (hier) verblijvende Romeinen, Joden en proselieten Het dubbele "Joden" is zeer vreemd. 2:13 NBV en WV vermelden het detail van de zoete wijn niet. Het gaat om likeurachtige wijn die sterker was dan normale wijn. 2:14 NBV en WV trad naar voren Grieks stond op NBV Joden en inwoners van Jeruzalem WV Joden, inwoners van Jeruzalem Grieks: mannen Joden en allen die Jeruzalem bewonen NBV heeft soms een allergie voor het woord "alle". Elders wordt het juist toegevoegd. WV doet alsof Joden en inwoners synoniem zijn. 2:17 NBV over alle mensen mijn geest WV mijn Geest …over alle mensen Grieks van mijn Geest over alle vlees Het Grieks drukt uit, dat allerlei soorten mensen hun deel van de Geest kunnen krijgen. Dit "allerlei" komt tot uiting in de woordkeus en wordt bevestigd in de volgende verzen. "Alle vlees" kan deze laatste nuance nog uitdrukken; "alle mensen" beslist niet. NBV droomgezichten Grieks dromen dromen Er staat dus ook bij de oude mensen een eigen werkwoord. Dit is weer een geval van appreciatie van de vrije weergave. 2:18 NBV ja, over al mijn dienaren WV ja, over mijn dienaren Grieks ja ook over mijn dienaren NBV voegt hier "al" toe. Het Grieks heeft ook aan het begin een woord dat versterking van de gedachte geeft. "Ja ook" of "ja zelfs" (NBG) zijn goede weergaven hiervan. De gedachte ontstaat, dat de NBV, ook na "alle mensen" hiervoor, het zo wil voorstellen, dat alle mensen zonder onderscheid de Heilige Geest krijgen. 2:19 NBV en WV rook Grieks rookwalm Grieks is plastischer in de uitdrukkingswijze. 2:32 NBV Jezus Grieks Deze Jezus 2:22 NBV grote daden Grieks krachten Te vlakke vertaling. 2:33 NBV en WV u Grieks ú Grieks drukt uit, dat de toehoorders zeer persoonlijk nu zien wat vroeger beloofd is. 2:23 NBV heidenen Grieks wettelozen Interpreterende invulling. 2:24 NBV last Grieks weeën, pijnen 2:25 NBV hij is aan mijn zijde, ik wankel niet Grieks Hij is aan mijn rechterhand, opdat ik niet wankel Niet vermeld is dus, dat God de bedoeling heeft niet te laten wankelen. 2:26 NBV zal behouden blijven Grieks zal zijn tent opslaan op hoop NBG en vooral WV geven een goede weergave. NBV is invullend en weinig poëtisch. 2:27 NBV uw trouwe dienaar Grieks uw heilige Verschillende omschrijving met verschillende gevoelswaarde en verschillend punt van aandacht. 2:28 NBV en WV uw nabijheid Grieks uw gelaat Grieks is duidelijk persoonlijker. 2:36 NBV Jezus Grieks deze Jezus 2:37 NBV diep getroffen Grieks diep getroffen in hun hart Grieks drukt meer uit dan NBV. Bovendien is vermelding van het hart nodig voor mensen die een studie willen maken van functies van het hart. 2:38 NBV keer u af van uw huidige leven Grieks bekeer u Het Griekse woord drukt een omkeer van gedachten (eventueel instelling) uit. Dit gaat veel verder dan de levenswijze alleen. NBV laat u dopen Grieks laat u ieder dopen NBV onder aanroeping van Jezus Christus Grieks op/in de naam van Jezus Christus Aangezien "dopen in de naam van" een staande uitdrukking vormt, is het vreemd deze vertaling te kiezen. 2:39 NBV en voor allen die ver weg zijn en die de Heer, onze God tot zich zal roepen WV en voor allen ver weg, die de Heer onze God erbij zal roepen Grieks en voor allen die ver weg zijn, welke de Heer erbij zal roepen Het Grieks beperkt dus het aantal van de categorie "ver weg" die in aanmerking komen tot degenen die God zal roepen. De NBV drukt uit, dat allen van die categorie ook geroepen worden. Het plaatsen van de komma na "weg" in WV laat hetzelfde zien. Het gaat hier om een theologisch belangrijk verschil. 2:42 NBV vormden met elkaar een gemeenschap Grieks bleven volharden bij de gemeenschap NBV laat hen een commune organiseren, wat niet in het Grieks uitgedrukt is 2:43 NBV De vele tekenen …. vervulden iedereen met ontzag. Het Grieks legt (zie NBG) geen verband tussen de tekenen en het ontzag. Bovendien vindt men daar "vele" niet. 2:44 NBV die het geloof hadden aanvaard NBG die tot geloof gekomen … waren WV die het geloof hadden aangenomen Grieks die geloofden NBV onder degenen die iets nodig hadden NBG aan allen die er behoefte aan hadden Grieks onder allen al naar gelang men er behoefte aan had 2:47 NBV breidde hun aantal .. uit met mensen die gered wilden worden NBG voegde … toe aan de kring, die behouden werden WV breidde hun kring .. uit; steeds meer mensen werden gered Grieks voegde degenen die behouden werden aan de kring toe NBG komt overeen met het Grieks, maar drukt dit onhandig uit. NBV vergeet "de" en voegt "wilden" toe, opnieuw theologisch een groot verschil. WV vertaalt te vrij en gaat daardoor aan de gedachte voorbij. Conclusie: Voor wie wil vergelijken en geen Grieks kent, kan de NBG in het algemeen doorgaan voor de vertaling die het Grieks getrouw volgt. De NV heeft een klein aantal afwijkingen, maar die vormen voor het ontwikkelen of controleren van de leer in het algemeen geen probleem. De NBV geeft op veel punten onnodig afwijkingen en geeft op teveel plaatsen verschillen die het ontwikkelen of controleren van de leer beïnvloeden.