De vrede van Breda en de stad

advertisement
De Vrede van Breda en de stad
door
Dr. F. A. BREKELMANS
De oude Nassaustad Breda is meermalen het toneel geweest van
bedrijven van oorlog en vrede. Van oorlog het meest toen zij tijdens de
opstand tegen Spanje en de daaruit voortgevloeide tachtigjarige oorlog
zes maal van bezetter moest wisselen. Maar ook de vredesduif bezocht
enkele malen onze woonplaats, zij het slechts éénmaal met resultaat. 1
Acht jaar na het begin van de oorlog met Spanje hadden hier onderhandelingen plaats tussen afgezanten van de Spaanse koning en vertegenwoordigers van de Prins van Oranje en de opgestane gewesten. De
Duitse keizer Maximiliaan II zond de graaf van Schwartzenburch als
bemiddelaar hierheen. Hoewel de onderhandelingen van maart tot juli
1575 duurden, werd geen resultaat bereikt. 2 Behalve een tijdelijke extrabloei der Horecabedrijven hield onze stad slechts een legpenning van
deze ontmoeting over. 3
De volgende hierna te bespreken conferentie had meer resultaat, maar
een ontmoeting der strijdende partijen tijdens de Oostenrijkse successieoorlog in de jaren 1746-1747 eindigde ook weer onbevredigend. 4
Op het einde van 1664 geraakten Engeland en de Republiek ver buiten Europa met elkaar in gewapend conflict, waarna in maart 1665 de
Britse oorlogsverklaring volgde. De strijd ging om het bezit van koloniën en over de vrijheid van handel en scheepvaart. Na geruime tijd aan
de verliezende hand te zijn geweest begon de Republiek vooral na de
beroemde Vierdaagse zeeslag goede krijgskansen te krijgen. Interne
moeilijkheden bij de vijand (een pestepidemie, de brand van Londen en
geldgebrek) deden de machtige Britse opponent in het begin van 1667
naar vrede verlangen.
Het duurde enige tijd eer de belligerenten het eens werden over de
plaats voor een vredesconferentie. Koning Karel II van Engeland had
aanvankelijk voorkeur voor 's-Gravenhage, maar de raadpensionaris
18
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Si,~Lvp..k~ ~,,,,' D.tV1'l.-4.·~c1;'.t "~~1't- I~et ft.Lv., wy~:o. 97
(tl\L1-~1/.) li:to) t\..1-11- be- Cy\.,~e.,,~\:'-.~'\.c.yl tlè ~ ...... (lev.
•
..9d:: rHL'VJ? f,d1-()c.·t~e- Yt~'>"v 15.90 (.,'\.L\.1'\. Î)t Wet-.....tn lotvwj
.:n.. . ,,'<.\/.) Vè-WOt?1'l.() DOO'<.- J~c.'\.<lt:O()"l. q"f,f,~1~.CX. "'~'l.1t ~,
Y"LCt.re-
i{.z"J'l..
A. \'nl1'\.cÛ)C.C~\~ \:;"(.~i?bl::c.A't-- Wt'LC,,"v\'<A1' ~c ::>\l-d~~"....
,\;-.." ""'<l~ <1.-ev"Vwe·1.L~ Wt0. (kC kL'\.L".'vl: ".'1' '3'ia-e.vv)
.B. 1..i.4.~e. l~~"Vuef~FI!.A~ ~""'-L'\.~~t L~'" l&&.t(t.'I.......R.Cj\.. ~b,,)
C. l1't.. \M:t-V WL\.-<:\.-",.t'v.5l1't- ~"'1~61 bG- J&ç'c,'\.)e-\.11'\.(..t.·l~·~M.
r·-; B~·;(-'~.".~~:"0'. . ~.:.'i':'_-_;?~- _%-; ;'_:C'; :~-,"'~ .;-~I't~.~- ;-:c.'~ ~9i.0~.: ;=s7:~,\'00.
" ;"'; ;:"~'3ëj)-~ëè7;-; :- - -: ;-; ; -2S:; s~;:; ; ;o:;r:~J ~~~~~:v~::~è:~~~~"'(~:~1Î:1~:' :~:~b~::~\~\o.~:,~; .~&'è.~~~C)'~
I
I
I
I
!
I.
Afb. 4.
1\ctcn~~~.\.\(,~~t
,--'t).W.
U
0
Y)
IJ
Het huis Catharinastraat 20 (vroeger Caterstraat D 97), waarin de Nederlandse afgevaardigden logeerden.
Reconstructie door E. P. J. de Wolf.
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Stedelijk Museum, Breda
Afb. 5. Gezicht op het Kasteel van Breda vanuit het oosten. Gravure door Abr. Santvaan
(?-1669). Op de voorgrond vreugdevuren ter gelegenheid van de Vrede van Munster, 1648.
Museum Mr. S. ,"an Gijn, Dordrecht
Afb. 6.
Feestelijkheden voor het stadhuis bij gelegenheid van de Vrede van Breda, 1667.
Provinciaal Genootschap van Kunsten en \\letenschappen,
's-Hertogcnbosch
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Johan de Witt wist dit idee opzij te schuiven, daar hij sterke beïnvloeding van andere mogendheden vreesde. Ook aan 's-Hertogenbosch,
Maastricht en het Engelse Dover werd nog gedacht, maar tenslotte viel
de keuze op Breda. Deze stad was de Engelse Koning, oom van onze
jonge prins Willem III van Oranje, niet onbekend, sedert hij er in het
voorjaar van 1660 het einde van zijn ballingschap had beleefd. 5
De ontmoeting van drie mogendheden - immers ook Frankrijk en
Denemarken hadden zich later aan de zijde der Republiek in de strijd
gevoegd - met de afgevaardigden van de Republiek bracht uiteraard in
de kleine Markstad grote drukte, temeer omdat Zweden met twee be~
middelaars hierheen was gekomen. In feite waren dus vier vreemde
staten hier vertegenwoordigd. Meer dan vier maanden lang moet hier
een grote drukte geheerst hebben. De ambassadeurs kwamen immers
niet alleen, maar brachten een talrijk gevolg mede: soldaten, secretarissen, kamerdienaren en de nodige equipage met bijbehorende paarden.
Dat alles moest hier gehuisvest worden en er enkele maanden lang vertier kunnen vinden.
Plaats der conferentie
Prins Willem IIl's grootmoeder Amalia van Solms had als voogdes
bereidwillig het kasteel, dat zelden gebruikt werd, tot plaats voor de
conferentie afgestaan. 6 Hoewel zij te Breda een rentmeester en een "contrarolleur" der domeinen bezat,7 stelde zij enkele mensen afzonderlijk
aan om een en ander te regelen en de rechten der Oranjes te handhaven
tegenover diegenen, de namens de landsregering naar Breda kwamen om
alles voor de onderhandelaars in gereedheid te brengen. Twee afgevaardigden van de Raad van State arriveerden het eerste hier, n.l. op 18
april per schip. Het waren Jhr. Villers en de heer Rodenburch, die nog
dezelfde dag in hun jacht een bespreking met de magistraat voerden. 8
Namens de prinses reisden even later naar Breda: Adriaen Buysero,
heer van Ginhoven, zoon van de griffier van de prins Laurens Buysero,
de "casteleyne" van het kasteel, Anna de Maubus (of Maubuze) en de
concierge van de prins, Willem Boers. 9
De vijf genoemden hadden met elkaar te overleggen hoe het kasteel het
19
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
beste voor de besprekingen gereed gemaakt kon worden en wie de kosten der inrichting moest betalen. De grote feestzaal (thans kantine), in
1567 "la grande salie" genoemd,10 boven de open hal met zuilen aan de
westzijde van het slot gelegen, was als vanzelf het meest aangewezen
voor de eigenlijke vredessluiting. De deelnemende partijen konden
daarnaast beschikken over een apart vertrek in de noordvleugel, dat direct grensde aan de grote zaal. De juiste situatie kennen we nauwkeurig
uit een plattegrond in het archief der Staten-Generaal. l l De grote zaal
"waervan de soldering cierlyck vergult ende besneden" was, had blijkens dat stuk een afmeting van 15 roeden X 3 roeden 7 voet, hetgeen
nagenoeg overeenstemt met de huidige maat van ongeveer 12 X 50 meter. In de noordvleugel was een ruimte ter breedte van drie ramen op de
binnenplaats toegewezen, die op de tekening een afmeting bezit van 46
voet X 24 voet (thans 14 X 7 meter). Vermoedelijk is dit vertrek hetzelfde als de zaal, die in 1567 "la salie dorrée" wordt genoemd. 12
Van oudsher bezat het kasteel een rijke voorraad van gobelins waarvan enkele met voorstellingen uit de historie van het huis Nassau,13
maar de "casteleyne" Anna de Maubus had uitdrukkelijk opdracht van de
prinses om deze kostbaarheden zeer goed en veilig op te bergen. 14 Een
uitzondering gold voor de grote zaal, waar b.v. de schoorstenen met tapijten werden bedekt "om geen hoog endt in de camer te zien". Met deze uitdrukking zal bedoeld zijn dat men de hoge kale wanden van de zaal
wilde bekleden. Behalve de schoorstenen waren de wanden met tapijten
behangen. In het midden stond een ovale tafel, die men ook vierkant kon
uittrekken. Alie stoelen waren voorzien met groen "fulp" en met lange
gouden franje; de vloer was zelfs "van dat trype couleur".15
Van meet af aan is er blijkbaar hard gewerkt in het Bredase slot.
Reeds op 23 april kon Anna de Maubus naar Den Haag schrijven: "het
huys is naer jaerelicxse gewoonte al schoon gemaeckt en is suyver ende
daer",1 6 Wat het kasteel betreft kon dus de conferentie een aanvang
nemen.
Huisvesting der ambassadeurs
Het merendeel der gezanten en in het bijzonder de Engelse repre20
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
\
(
1·
I
I
I
I
I
•
I
I
~ c:::T G
H
t
c::l.l:
H
E
A
lengte 15 roeden
breete 3 roeden 7 voet
'\
A
~
E
K
K
I..
~E
E
D
D
F
E{
A.
B.
de Groote Zael boven Opt donjon van sijn hoochheijts Casteel
de groote Camer, daer de Conferentie mede soude connen gehouden werden, die oock volgents sentiment van de heer Governeur voor de bequaemste geoordeelt wen
C. de gualderije besijden de Camer
D. de deuren van de Carner ende de gualderije
E. de venstercasijnen
F. de deur van de Groote Zael, als men van de trap opcomt
G. de groote deur van de Cappelle
H. twee c1eijne deuren
1.
de Cappelle
K. de schoorsteenen
L. continuatie van de gualderije
M. verscheijde camers hieraen volgende.
IF
C
V'K-=:::t
I1
B
E
r
E
-
c
lengte
46 voet
D breete
24 voet
• E
B
E
ot
--_...fl
._---.........
__ -....... __
------_._-~
~E
I
4i i
_.-
L
L
M
D "
I
•
•
I
_. - - -. -: ~-: .-_-_"': :.-.:=.. =...:..: :.': -~.-":-'"7'F-~":'-::" - =- -'_':"_=_:-':-:-::~'",
M
Plattegrond van de Grote Zaal met aangrenzende vertrekken in het Kasteel van Breda, 1667.
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Algemeen Rijksarchief, 's-Gravenhage
sentanten wilden tijdens hun verblijf in de stad een vorstelijke staat
voeren. Dit bracht mede dat de gesprekspartners in royale patriciërshuizen onderdak zochten. Voor de Engelsen werden met veel moeite twee
belendende panden in de St. Janstraat gevonden: het huis Hertsbeeck
(no. 16), thans de r.k. pastorie, en het huis Ocrum (no. 18), waarin
nu de kunstacademie St. Joost is ondergebracht. Beide golden als de
fraaiste van de stad 1 7 en waren eigendom van de erven van de president
van het schepencollege Johan van Aerssen. Het eerste was in dit jaar
nog verhuurd aan Jhr. Elias de Raet, die eerst na ernstige aandrang bereid was naar de Nieuwstraat te verhuizen en later wegens verkorting
van de huurtermijn en extra verbouwingskosten in zijn nieuwe woning
boven de hoge huursom van f 850,- een schadevergoeding van f 200,ontving. Het huis Ocrum stond juist leeg doch was nog niet zo lang tevoren in huur geweest bij de bekende griffier der stad Mr. Johan van
Vliet. In het huis Hertsbeeck trok Lord Denzil Hollis, raad van de Engelse koning en oudste lid en hoofd der ambassade. Henry Coventry, lid
van Zijne Majesteits bedkamer, bewoonde de huidige kunstacademie. is
Zij hadden een luisterrijk gevolg bij zich, zoals de Knight Martial Sir
George Charnock, de rechtsgeleerde Dr. William Howel, en de president
van het St. John College te Oxford Dr. Mew, die hen als kapelaan diende. 19 Verder moet er talrijk lager personeel geweest zijn, zoals blijkt uit
een lijst van aan de Engelsen verhuurd meubilair. Daarin komen b.v.
24 bedden, 24 stromatrassen, 18 ledikanten en 4 "pavillioenen coetsen"
voor. Verder 98 stoelen, 18 tafelkleden en 6 kamers goudleer behang.
Deze goederen moesten per schip uit Antwerpen worden aangevoerd. 20
Na de conferentie overleed Hollis' kamenier Brese Siea en werd in de
Grote Kerk begraven. 2i
De Franse ambassade kreeg eveneens twee panden ter beschikking:
het bekende huis Brecht aan de Kraanstraat en de tegenover gelegen
huizing (het Wapen van) Nassau. Eerstgenoemd patriciërshuis was laatstelijk bewoond door Joachim de St. George, Seigneur de Verneui1. 22
Een stalling werd nog gehuurd van de Bredase advocaat Mr. Johan van
Laerhoven. 23
De Franse gezanten waren Antoine Courtin en Godefroi graaf
d'Estrades. Als hofmeester brachten zij mede monsieur Vauthier. 24
22
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Denemarken had voor zijn gezanten Clingenberch en Carisius huis·
vesting gevonden in het riante huis van de erven van de ritmeester
Antony Crocq, die generaal was geweest in het leger der Republiek. Dit
pand was gelegen aan de Veemarktstraat no. 46, het huidige Bisschopshuis. 25 Ambassadesecretaris was Sr. Otto Beecker26 ; als hofmeester trad
op Bernard Everhard. 27
Zweden's mediateurs Cojet en Flemingh vonden onderdak in de
Nieuwstraat in een huis dat toebehoord had aan Marinus Struvé en de
predikant Rever. Vermoedelijk is hiermede bedoeld het zgn. Huis
Waelwijk (no. 21), gelegen op de hoek van de Waterstraat en de Nieuwstraat. 28 Voor stalling hunner paarden werd van de stad de schuin er
tegenover gelegen Spilschuur gehuurd, die tot in de late middeleeuwen
gediend had tot berging van de requisieten van de ommegang van het
H. Kruis en het Sacrament van de Niervaart. 29
De twee onderhandelaars der Republiek tenslotte, Hieronymus van
Beverningh en Pieter de Huybert, vestigden hun domicilie aan de Catharinastraat in een woning die gemeenschappelijk bewoond werd door Dr.
Petrus Beetincx 30 en de advocaat Johan de la Rue. Dit patriciërshuis
was gelegen achter een ruim voorplein dat met een muur van de straat
was afgescheiden (thans no. 20) .31 Met enige moeite leenden zij van de
kasteleines van het kasteel ter aankleding hunner woning gobelins, die
Anna de Maubus omschreef als: "acht stucken tapyt, die gehangen heb·
be in de caamer van de Heer van Zulestein32 genaempt Poemonce, sy
syn heel oudt en gans niet fraey".33 Het stadsbestuur liet bij ieder am·
bassadeurshuis wachthuisjes voor de soldaten plaatsen. 34
Aankomst der deelnemers
Nu voor iedere partner een geschil<:t onderdak was gevonden, kon
de intocht der deelnemers beginnen. Na de Nederlandse delegatie, die
reeds in april in de stad was, volgde 3 mei de Franse gezant Courtin,
die vanuit Parijs was gereisd over Brussel en Antwerpen. Het stadsbestuur ging hem direct complimenteren. 35 De tweede gezant D'Estrades
kwam even later vanuit Den Haag hier aan. 36 De Deense afvaardiging ar·
riveerde kort na de Fransen. 37
23
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
De Britse ambassadeurs reisden ieder in een eigen schip, de Amity en
de Kent, en arriveerden 12 mei te Vlissingen, waar zij direct in een Statenjacht overstapten. Op 14 mei waren zij de Mark tot Terheijden opgevaren, maar bleven bij de Schans aldaar wachten tot hun Bredase appartementen gereed waren. Op 24 mei hielden zij met de grootste statie hun
intocht in de stad. De stoet stelde zich op bij het Speelhuis in de Belcrumpolder: vooraan zag men twee edellieden te paard, die gevolgd
werden door lakeien en pages in prachtige costuums. Achter hen reed
de Knight Martial van de ambassade, Sir George Chamock, die als teken van zijn waardigheid een rijk vergulde staf in de hand droeg. Daarachter volgden de koetsen der beide Lords, getrokken door zes paarden
bedekt met gouden koningskronen en omstuwd door lakeien en pages in
weelderige uniformen. Hun rijtuigen werden gevolgd door het overige
ambassadepersoneel, het stadsbestuur en tal van notabelen uit stad en
omgeving. De commandeur Valckenhaen begeleidde de cortège met 150
ruiters. Bij hun aankomst vond het gezelschap een feestelijke maaltijd
bereid, aangeboden door de Staten-Generaa1. 37
Behalve HoIlis en Coventry arriveerde hier ook nog namens de Engelse Oost-Indische Compagnie de luitenant-generaal Mr. Jolisse. Op
dezelfde dag maakten ook de Zweedse bemiddelaars hun entree; zij
waren vanuit Londen hierheen gereisd waar koning Karel II in een publieke audiëntie afscheid van hen genomen had en hen met waarlijk
vorstelijke geschenken vereerd. Zo had Flemingh een diamanten ring ter
waarde van 600 pond ontvangen en zijn echtgenote twee pendanten van
900 pond, terwijl Cojet een juweel kreeg, dat wel 1000 pond waard
was. De zoons der beide ambassadeurs benevens twee ambassadesecretarissen kregen ieder een gouden keten. Mevrouw Flemingh en anderen
ontvingen mooi versierde tuigen en zadels. 3s
Hoeveel de diverse gezanten te verteren kregen valt in Nederlandse
bronnen niet te achterhalen, omdat hun eigen regering uiteraard de onkosten had te betalen. Wel verhaalt Aitzema ons over welke vergoeding
de Nederlandse gedeputeerden beschikten. Zij genoten ieder f 95,- per
dag vacatiegeld voor hen en hun gevolg. Voor hun equipage werd
f 400,- uitgetrokken. Ook was f 200,- per bediende beschikbaar om
deze in de livrei van het land te kleden. Ieder delegatielid mocht twee
24
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
karossen erop na houden, waarvan één met zes en één met vier paarden. 39
Ruim tien dagen na de entree der Engelsen en Zweden begon de
vredesconferentie werkelijk, n.l. op 4 juni. Tevoren had de beroemde
ziener, theoloog en filosoof Joannes Amos Comenius nog getracht door
zijn geschrift: "Angelus Pacis ad Legatos Pacis. Anglos & Belgas Bredam
Missus. Indeque ad Omnes Christianos per Europam, Et mox ad omnes
Populos per Orbem totum mittendus. Ut se sistant, belligerare desistant,
Pacisque Principi, Christo, Pacem Gentibus jam loquuturo, locum faciant",40 invloed op de besprekingen uit te oefenen. Vermoedelijk is hij
zijn schriftuur persoonlijk in Breda komen aanbieden, want in een brief
van 12 juli 1667 schrijft hij vanuit Amsterdam aan de uit Moravië afkomstige visionnair Nicolaas Drabik: "Co ste poslali od 21 Maii, milé
jest mne a p. Peltovi (kteryz vás pozdravuje; byl se mnou v Bréde jako
verny pomocnik, aniz nad neho mám)" (Wat u sinds 21 mei gestuurd
hebt bevalt mij en Pelt, die u groet; hij was met mij in Breda als een
trouwe helper en ik heb niets op hem tegen) .41 Deze Pelt, waarover Comenius schrijft, is vermoedelijk John PeIl, die van 1646-1652 hoogleraar in de wiskunde aan de Illustere School te Breda is geweest. 42 Van
de uitslag van Comenius' pogingen is niets bekend. In elk geval bleek
niets van het doordringen zijner theorieën in het vredestractaat.
De besprekingen over de vrede hadden behalve in de kamers naast
de grote zaal ook wel plaats in het Valkenberg. 43 Ook bij hun geregelde
gang naar het conferentieoord toonden de Engelsen alle mogelijke praal
door in rijtuigen te arriveren "met uytstekende pracht en magnificentie";
ook de Zweden verplaatsten zich op eclatante wijze naar het Nassauslot.
De Fransen, die naast het kasteel woonden, gingen er echter te voet
heen. De Nederlanders en de Denen betoonden in hun stadsritten "grooter eerwaerdigheijt".44
Toestand en relaties in de stad, buiten de conferentie
Tijdens het verblijf der buitenlandse gasten in Breda waren behalve
de magistraat en de drossaard Karel Hendrik van den Kerkhoven - heer
van Heenvliet en baron van Wotton - diens stadhouder Goswinus van
25
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Bernagien en de gouverneur der vesting François de l'Aubespine, markies van Hauterive, verantwoordelijk voor de handhaving der orde. Zo
was "om onheyl te vermijden .... verboden en geordent datte Carotsen
van d'een en d'ander elckander ontmoetende sy beyde terugge souden
wijcken".45 Verder gold voor lieden die een livrei droegen, zoals lakeien
en pages, een verbod om degens te dragen. 46 Wel mochten soldaten dit
uiteraard doen en zo kon het gebeuren dat op zondag 17 juli in het Speelhuis van de heer van Breda in de Belcrumpolder, toen als herberg geexploiteerd door de concierge François van Ongeren, een aantal militairen baldadig werd. In de grote kamer van het Speelhuis was die dag
aanwezig een sergeant van de (Staatse?) kapitein Bugenet 47 met 7 à 8
soldaten, die toen met blote degens in de hand dronken op de "Santé"
van de koning van Engeland, de prins van Oranje en de Staten-Generaal.
Daar zal alle aanleiding toe geweest zijn omdat ter conferentie op 10 juli principiële overeenstemming tussen de onderhandelende mogendheden
was bereikt. Van Ongeren vond de houding der soldaten nogal gevaarlijk
en verzocht hen dan ook om hun degens op te steken "om allen ongeluck voor te comen". De waarschijnlijk reeds dronken groep had hieraan
niet alleen geen gevolg gegeven maar zelfs de concierge tweemaal tot in
zijn slaapkamer achtervolgd. 48
Groot was uiteraard het verbruik aan voedings- en genotmiddelen
door de ambassades. De leveranciers van de Fransen en Denen hebben
getracht voor vleeswaren vrijdom van accijns te verkrijgen en lieten daartoe notariële verklaringen door de beide hofmeesters afleggen. De uitslag van deze poging is niet te achterhalen. Uit de betrokken attestaties
blijkt wel dat in 's-Gravenhage voor allerlei waren wèl vrijdom van
accijns aan de ambassades was verleend. 49
Behalve het reeds genoemde overlijden van een kamenier van een
der Engelse ambassadeurs hadden in de zomer van 1667 nog twee opzienbarende sterfgevallen plaats onder de diplomatieke gasten. De Zweed
Petrus Cojet werd 9 juni ziek en stierf reeds op 11 juni.50 "Zijn lijck
wiert savonts in 't Choor van de kercke gebracht/ gevolcht van 3 zijner
Soonen/ met sleepende Rou-mantels/ en haere Suite: Zijn Lichaem was
in een kist voor yder te sien/ op het welcke Royael toe-gestelt/ . . . .
Vaersen zijn gesneden ... "51 Jammer dat geen enkel grafteken in de
26
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Grote Kerk aan zijn laatste rustplaats herinnert. Nog na de uitwisseling
der ratificatiën (24 augustus) werd Cojets collega Flemingh door hete
koortsen aangetast, zodat hij op 17 september in onze stad overleed.
Zijn lijk werd in een met rouw behangen schip naar Zweden overgebracht. Van de Zweedse delegatie was alleen Cojet's opvolger de graaf
van Dhona in leven gebleven. 52
Vreugdebedrijven
Nadat het vredestractaat op 31 juli was vastgesteld, getekend en gezegeld,53 had op 24 augustus eveneens op het kasteel de plechtige bezwering en de uitwisseling der ratificatiën plaats. Het was toen een regenachtige dag, de eerste na een lange periode van droogte. "Het is aenmerckelijk", zegt de Hollantze Mercurius "dat den Hemel in langen tyt
geen Regen gegeven hebbende, jurst op dien dagh geopent was en meer
als gemeen water gaf, doch tegens den tyt dat de Vierwercken souden
worden ontsteken, weder op-geklaert is, tot dat alles volkomentlijck geeffectueert was, waer na het weder begonde te regenen."54 De Bredase
predikant Ds. 1. G. van Renesse hield in de Grote Kerk voor de Nederlandse afgevaardigden een "carte doch stichtelijcke predicatie" uit Genesis 8.20. 55
Om vier uur werd de vrede met trompetgeschal verkondigd, eerst
voor het huis der Nederlandse gedeputeerden, daarna voor het stadhuis
en vervolgens voor de huizen van elk der gezanten, ieder in hun eigen
taal. De Engelsen publiceerden de tekst echter in drie talen. 56
Deze laatste publicatie geschiedde zoals bij de Engelse partners te
verwachten viel, met bijzondere plechtigheid. De maarschalk der ambassade Sir George Charnock, riep alle leden en bedienden der ambassade bijeen voor de poorten van het gebouw terwijl trompetgeschal
weerklonk. De ambassadeurs zelf zaten in statiezetels voor een geopend
venster met "velvet cushions" voor hen en tapijten, die naar beneden
afhingen. Terwijl een groot aantal Nederlanders toekeek werd de proclamatie voorgelezen door de rechtsgeleerde Dr. William Howel, "a
Person in much Honor and Esteem . . . . for his Learning and great
Services in the Ambassy", waarna Mr. Lawrence Loe de tekst met lui27
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
der stemme herhaalde. Na afloop van elke afkondiging klonken opnieuw
de trompetten. 57
's Avonds zaten alle gezanten aan aan een "magnifique Collation"
op het stadhuis,58 een festiviteit waarbij blijkens de memoires van de
Franse gezant d'Estrades een oud vaderlands gebruik, het "sommetje"
drinken, werd beoefend. De Franse delegatie had dit nogal erotisch spelletje met een negental Nederlandse dames gespeeld. 59 Na afloop van het
diner werd vuurwerk afgestoken. Dit geschiedde op acht staken, elk
waarvan 25 flambouwen droeg vol ,.. kunstige vuurwerken". Tussen die
flambouwen stond een toneel, waarop de Nederlandse maagd in de Hollandse tuin en de Nederlandse Leeuw ook vuurwerk voortbrachten, "alle
hetwelck van veele duysenden so vreemdelingen als inwoonders met admiratie is aen-gesien".
Voor de huizen der ambassadeurs waren fonteinen opgesteld, waaruit wijn spoot. Bij de Engelsen en Fransen waren in die fonteinen elementen uit de landswapens verwerkt: rozen en leliën. Bij de Deense ambassade vloeide de wijn uit de slurf van een 0lifant. 60 Ondanks de regen
zal de feestviering zo indrukwekkend geweest zijn dat de Bredanaars die
dag altijd is bij gebleven.
Hollis en Coventry knoopten aan de feestvreugde nog een plechtigheid vast, die ten doel had drie Bredanaars te eren. Het waren de predikanten Lodewijk Gerard van Renesse (1599-1671), Anthonius Hulsius (1615-1685) en Franciscus Plante (1615-1690), aan wie de
Universiteit van Oxford reeds op 15 juli tevoren het eredoctoraat in de
theologie had verleend. 61 Vermoedelijk hadden twee hunner deze onderscheiding niet alleen te danken aan nauwe contacten met de ambassadeleden, maar ook aan hun functie bij de Illustere School, in 1646 hier opgericht, waaraan Renesse theologie en Plante Hebreeuws had gedoceerd. 62 Een Engels pamflet geeft als motivering voor dit academisch
eerbetoon dat de ambassadeurs "during the time of the Treaty . . . . .
had received very good Testimony of the Pious endeavours used by Mr.
Ernest (sic). Mr. Halsins (sic) and Mr. Plance (sic) three ministers in
Breda, both in their Prayers in publique and otherwise for God blessing
upon the Treaty for a Peace and happy Union betwixt the two Nations".
28
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Deze doctoraten werden daags na de ratificatie in de woning der gezanten aan de betrokkenen verleend. Bij de uitreiking zaten de ambassadeurs in een grote zaal in twee stoelen aan het hoofdeinde van een tafel,
terwijl kapelaan Mew "after a concise and eloquent Latine Speech by
him made for that occasion, (illustrating) the condition of the persons
receiving that Honour, the Renown of the University bis Mother, and
the Dignity of their Excellencies" de doctorsbullen uitreikte. 63
Verschillende voordelen voor de stad
Wij stelden reeds vast dat de vredesconferentie Breda diverse voordelen bracht. De grote groep katholieken, sedert jaren voortdurend bedreigd in hun godsdienstvrijheid, profiteerde ervan omdat nu de stadhouder van de drossaard meende dat tegen hen geen scherpe maatregelen
mochten worden genomen uit vrees dat dit op de aanwezige katholieke
ambassadeurs een ongunstige indruk zou maken. 64
Ander profijt trok het stadsbestuur uit de situatie. Dit greep n.l. de
gelegenheid aan om op diverse punten voordeel te behalen. Zo werd b.v.
aan het armbestuur gedacht, toen de magistraat op 19 augustus toestond
om een algemene geldinzameling te doen houden ter gelegenheid der
vredessluiting met name bij de ambassadeurs en andere vreemdelingen
en in de herbergen. 65 Blijkens de aalmoezeniersrekening over 1667, door
Sr. Johan Beckermans afgelegd, bracht deze inzameling een bedrag van
f 706-18-0 op, welke som ongeveer 12% van de totale recette over 1667
bedroeg. 66 Daags voor de ratificatie viel het besluit om te trachten bij
de Nederlandse instanties vrijdom te verkrijgen van het klein zegel, een
bepaald soort zegelrecht. Het resultaat is niet bekend. 67
In het jaar 1660 had Karel II van Engeland, na de beëindiging van
zijn ballingschap in Breda, aan de stad een belangrijk privilege vergund,
dat echter nimmer in werking is getreden.
Daarin lezen wij dat de koning op 10 oktober 1660 (volgens onze
tijdrekening 20 oktober, dus ongeveer vijf maanden na zijn terugkeer)
in tegenwoordigheid van zeventien edellieden in Whitehall op het desbetreffend rekest van het stadsbestuur had besloten door bemiddeling van
de Lord Tresorier toe te staan dat de stad Breda "vry gebruyck van
29
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Commercie en trafyck" zou hebben te Londen en andere steden en havens op het gebied van Zijne Majesteit, zowel binnen als buiten Europa,
doch dat die handel alleen gevoerd mocht worden met een klein eigen
schip, toebehorend aan de stad Breda. Voorts zou worden geregeld dat
de Bredanaars ter zake van tollen, in- en uitvoerrechten niet meer zouden hoeven te betalen als 's Konings onderdanen. 68
Dit stuk werd evenwel niet direct aan het stadsbestuur toegezonden
en ook in 1667 wachtte men er nog steeds op. De vroede vaderen grepen nu de gelegenheid aan om via een der vele Engelse notabelen invloed op de uitvaardiging van het begeerde document uit te oefenen. De
buitenburgemeester had blijkens de notulen van 13 augustus 1667 gesproken met zekere heer William Davidson, volgens wie de acte van
vrije vaart op Engeland nog slechts bij de secretaris van de koning gelicht behoefde te worden. Hiervoor zou wel f 500,- moeten worden
betaald. Voor dit bedrag gaf de magistraat terstond machtiging. Vier
dagen later bleek het verkrijgen van de acte echter veel meer te kosten.
Dezelfde heer Davidson had n.l. inmiddels meegedeeld dat het raadzaam
was om voor het uitvaardigen der oorkonde f 1000,- aan te bieden aan
een jongeman Maurice, zoon van de secretaris van de koning, die toen
juist te Breda vertoefde. 69
De stedelijke regering besloot ook tot het brengen van dit offer en
de schepen Adriaen van der Schoot vertrok later nog naar Amsterdam
om met Davidson te confereren "over te vercrygen privilege opt frequenteren ende handelen op alle havenen van den coninck van Groot
Britagnien".70 Maar ondanks deze poging is de begeerde acte niet ingekomen. Vermoedelijk ook later niet, want nimmer is een spoor ervan in
het stadsarchief gevonden en ook navraag bij het Public Record Office
te Londen leverde geen resultaat Op.71
Zo is het financieel voordeel van de vrede te Breda vermoedelijk
hoofdzakelijk toegevallen aan de Bredase middenstanders: herbergiers,
kooplieden, bakkers, slagers, wijnhandelaren en bierbrouwers. Na de algemene dank- en bededag, die de Staten-Generaal op 7 september hadden laten houden 72 werd het stil in de stad. Reeds 5 september schreef
de "casteleyne" van het kasteel aan de secretaris van de prinses: "Eyndelick is het nu hier met het vrede maecken gedaen en de heeren gesan-
30
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
ten van desen staet van de morgen vertroeken . . . . . Ondertussen ben
iek besieh met het huys wederom wat schoon te laeten maecken dat in
de leste vergaderinge door het regenachtich weer en groote meniehte van
menschen seer vuil is geworden ..... "73
Een belangrijk voorval in de Bredase historie was hiermede ten einde. Na de mislukte vredesconferentie van 1746/1747 zou het tot ver
in de negentiende eeuw duren eer weer een bijeenkomst van deze omvang, maar dan van geheel andere aard, te Breda werd gehouden. 7 4
februari 1968
AANTEKENINGEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Het onderwerp waaraan dit artikel ter gelegenheid der recente herdenking
van de Vrede van Breda gewijd wordt, werd meer dan zestig jaar geleden
voortreffelijk behandeld door Th. M. Roest van Limburg, Het kasteel van
Breda. Aanteekeningen betreffende het voormalig Prinsenhof te Breda (Schiedam 1904), p. 157 - 172 (verder aan te halen als: Roest). Deze auteur had
hierbij onder meer gebruik gemaakt van]. F. Corstens, Breda. Geschiedkundige Bijzonderheden I (Breda 1900), p. 51 - 64 (verder aan te halen als: CO'rstens).
Y. P. W. van der Werff, Breda, speelbal tussen Noord en Zuid in de tachtigjarige oorlog, in Akademiedagen X (1957), p. 76 - 78.
G. van Loon, Beschrijving der Nederlandsche Hiswriepenningen, I ('s-Gravenhage 1773), p. 204.
Corstens p. 64 - 76.
Corstens p. 51 - 52; Roest p. 151 - 156.
Roest p. 158; Algemeen Rijksarchief 's-Gravenhage (ARAG), Archief van de
Nassause Domeinraad ná 1581 Inv. Hingman no. 1022, f. 350 (verder aan te
halen als N.D.).
Rentmeester was wen Samuel Zuerius.
Corstens p. 54.
N. D. 1022, f. 351 - 354. Het geslacht Maubus was zeer lang in dienst van de
Nassau's. Zo ontmoeten we reeds in 1567 een Jacques Maubus als concierge
van het Bredase kasteel. Vgl. de in de noot 10 vermelde publicatie van M. W.
Jurriaanse p. 222 noot 2.
M. W. Jurriaanse, De inboedel van het kasteel te Breda in 1567, in Bijdr. en
Meded. van het Hist. Genootschap (te Utrecht) LVI (1935), p. 220 - 221.
ARAG, Archief der Staten-Generaal, Lias Engeland, no. 5906. De op de kaart
aangegeven maten hebben we beschouwd als rijnlandse roeden van 12 voet
(1 roede = 3,767 m).
Jurriaanse, a.w. p. 220 - 221. Het vertrek in de noordvleugel werd in 1768
betiteld als "antichambre en groote eetzaal" - Roest p. 191.
31
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
H. Cellarius, Die genealogischen Bildteppiche von Breda-Dillenburg in
Nassauische Annalen LXXII (1961), p. 62; Jurriaanse a.w. p. 235.
N. D. 1022. f 351, brief van de prinses aan Anna de Maubus dd. 16 april
1667; Roest p. 161.
N. D. 1022, f 381, brief van Anna de Maubus dd. 14 mei 1667; vgl. Roest
p. 162; Hollantze Mercurius p. 78. Het in noot 19 nog te vermelden "Narrative" deelt nog mede: "To this room there were three doars, one opening into the great Hall, at the other end of the Room was another door, and the
third door was on the side of the Room next to the Gallerie".
N. D. 1022, f 365, brief van Anna de Maubus aan de secretaris der prinses,
Buysero.
L. van Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh VI ('s-Gravenhage 1672), p. 34
(verder aangehaald als: Aitzema).
Carstens p. 55 - 57; Roest p. 159.
A Narrative or journalof the Proceedings of their Excellencies, the Right
Honourable The Lord Holles and the Lord Coventry, ..... for the Treaty
held at Breda .... by a Person of quality, concerned in this Ambassy. 1667
(Knuttel 9513a; verder te citeren als: Narrative).
ARAG, Staten-Generaal 5906.
Gemeentearchief Breda (GAB), Archief Grote Kerk no. 64, fol. 67.
ARAG, Staten-Generaal no. 5906; Brief uit Breda dd. 23 april 1667 van
Zoete de Laeke en Chr. Rodenburgh aan de Staten-Generaal; GAB, Stadsarchief no. 1916, f 175.
GAB, Notariële archieven no. 207, f 46, akte dd. 20 april 1667. De huurtermijn bedroeg 6 maanden; de huursom f 200,-.
GAB, Not. arch. no. 223, akte 186.
Zie noot 22; vgl. over dit huis o.a. dit Jaarboek XIII (1960), p. 161.
GAB, Not. arch. no. 182, f 70v en r, akte dd. 19 juni 1667.
Zie noot 24.
ARAG, Staten-Generaal no. 5906, brief dd. 23 april 1667; GAB, Stadsarchief
no. 1916, f 103v.
Corstens p. 58; de Spilschuur grensde ten oosten aan de Latijnse school.
Een uit Oudenbosch afkomstig katholiek geneesheer; dr. het artikel van Dr.
J. L. M. de Lepper in dit Jaarboek p. 52.
Roest p. 162 en 170. De in noot 4 van laatstgenoemde pagina bedoelde "aquarel" - in feite een met waterverf gekleurde potloodtekening - berust thans
in het Stedelijk Museum te Breda (cat. no. 144) en is gereproduceerd bij F. A.
Brekelmans, Vijf platen van de Baronie van Breda, met toelichtende tekst
(Amsterdam 1962), p. 57.
Hiermede moet bedoeld zijn een bastaardzoon van prins Frederik Hendrik
n.l. Frederik van Nassau, heer van Zuilenstein en Leersum (1624-1672), gouverneur van prins Willem III tot 1666 en gouverneur der stad Breda, 1670. Zie
Jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie II (1948), p. 124; N.N.B.W. I, kol.
1358-1359.
N. D. 1022, f 373 - 375; Roest p. 162.
Corstens p. 58.
GAB, Stadsarchief no. 29, f 19; Corstens p. 57.
Hollantze Mercurius, vervatende de voornaemste geschiedenissen voor-gevallen in den jaere 1667 dl. XVIII, p. 78.
Roest p. 160.
Hollantze Mercurius, p. 78.
Aitzema VI, p. 28.
32
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
53
54
55
56
57
58
59
60
Geraadpleegd werd het exemplaar aanwezig in de Universiteitsbibliotheek te
Amsterdam. Het bewuste pamflet werd in mei 1667 gedrukt. Opmerkelijk is
dat in de vroegere brouwerij "De Prins van Oranje" te Princenhage (thans
r.k. pastorie) van ouds als vast schoorsteenstuk berust een copie van het door
Jurriaan Ovens geschilderd portret van Comenius. Een reproductie ervan
bij G. C. A. Juten, De Parochiën in het Bisdom Breda, Dekenaat Breda II
(1935) t.O. pag. 32, aldaar ten onrechte beschouwd als het conterfeitsel van de
Dominicaner pater "Paep" Thomas Verschuren. Hoe een portret van Comenius eeuwen geleden in een Princenhaags huis terecht kwam is vooralsnog
een onopgelost raadsel.
Casopis Musea kdlovstvl eského (éMKC) LXXII (1899), p. 66 - 67. Op de
activiteiten van Comenius te Breda en de desbetreffende bronnen wees mij
Drs. W. Rood te St. Oedenrode, wien ik daarvoor gaarne dank zeg.
Zie dit Jaarboek XIX (1966), p. 137 - 138.
Zie dit Jaarboek XVIII (1965), p. 150; Roest p. 163.
Hollantze Mercurius, p. 112 noot.
A.w. p. 78.
Corstens p. 58.
Ik vond deze kapitein niet vermeld bij Ten Raa en De Bas, Het Staatsche leger.
GAB, Not. arch. no. 182, f 73 v-74.
GAB, Not. arch. no. 223, akte 186 dd. 31 juli en 1 aug. 1667.
Aitzema VI, p. 46.
Hollantze Mercurius, p. 78.
Hollantze Mercurius, p. 144.
Woensdags v66r de ondertekening had zekere Monsieur de Gourville (een
goede vriend van Monsieur Fourquet) op het Speelhuis onthaald de Franse
ambassadeurs, de markies d'Hauterive, de graaf van Bokhoven e.a., - Hollantze
Mercurius, p. 112 noot. Zie voor de betekenis van de vrede: Y.P.W. van der
Werff, Vrede van Breda, in Spiegel Historiael II (1967), p. 437 - 442.
Hollantze Mercurius, p. 127.
Hollantze Mercurius, p. 126. De tekst der predicatie heb ik nergens kunnen
vinden.
Hollantze Mercurius, p. 127.
Narrative, p. 22 - 24.
Hollantze Mercurius, p. 127; Aitzema VI, p. 54.
G. d'Estrades, Lettres, mémoires et négociations V (Brussel 1709), p. 21; A.
Hallema, Een zoenpartij in het Bredase stadhuis in 1667, in Bredasche Courant 29 september 1951. D'Estrades schrijft over het feestmaal op het stadhuis
het volgende: "Les Plenipotentiaires des Etats firent allumer un feu composé
de grands flambeaux devant I'H6tel de Ville; et servirent dans la Salle une
grande collation; ils avoient invité les plus belles filles des Provinces, il y en
avoit neuf qui vous auroient redonné la santé; nous Mimes des sommetjes
avec elles; il faut vous expliquer comment cela se fait: on met du vin et du
sucre dans un verre, la fille commence à en avaler une gorgée, puis elle rend
Ie verre à I'homme qui Ie lui a presenté et Ie baise à la bouche; I'homme fait
la même chose de son c6té jusques à ce qu'il ne reste pas une goute de vin
dans Ie verre, cela dura bien avant dans la nuit". Over het "sommetje drinken" ook Woordenboek Ned. Taal XIV, 2504.
HoUantze Mercurius, p. 127.
33
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
61
62
63
61
65
66
67
68
69
70
71
72
73
7<!
Joseph Foster, Alumni Oxonienses, 4 vol. (Oxford 1891-1892); Anthony
Wood, Fasti Oxonienses (Oxford 1786-1790 en 1792-1796), dl. TI p. 300.
Vriendelijke mededeling van Dr. P. C. Boeren te Leiden.
F. L. R. Sassen, Levensberichten van de hoogleraren der Illustere School te
Breda, in dit Jaarboek XIX (1966), p. 123 - 157.
Narrative, p. 26.
Zie het artikel van Dr. J. L. M. de Lepper in dit Jaarboek, p. 57.
Corstens p. 58.
GAB, afd. TI-19 no. 67, fol. 5 en 16 v •
Corstens p. 62.
Th. E. van Goor, Beschrijving der Stadt en Lande van Breda Cs Gravenhage
1744), p. 189.
Corstens p. 63. Op regel 6 v.b. moet in plaats van "Nog" worden gelezen:
"Cons" (= buitenburgemeester).
GAB, Stadsrekening 1667 fol. 93 v • Op fol. 111 v wordt een uitgave vermeld
"aen den dienaer van d'Heer Davisson over het translateren van eenige stucken raeckende het schip ten bijwesen van d'Heer Schepen van der Schoot".
GAB, Correspondentie archivaris 1951 no. 61 en 1964 no. 308; Gemeentesecretarie, map -1.88 "Buitenlandse aangelegenheden".
Corstens p. 62.
N.D. 1022, f 383; Roest p. 166 - 167.
De bijeenkomst der onderhandelaars te Breda duurde van 4 oktober 1746 tot
april 1747. Zie hierv6ór noot 4. In het jaar 1760 leek het erop dat Breda opnieuw een vredesconferentie zou beleven. Blijkens een resolutie der Staten
van Holland dd. 2 mei 1760 hadden de Staten-Generaal in maart van dat jaar
aan Groot Brittanië en Pruisen (toen in oorlog met Frankrijk, Oostenrijk en
Rusland) de stad Breda aangeboden voor het houden van een congres. Kon.
Bib!. 's-Gravenhage, Collectie Plakkaten F 130 sub 55. De eerste massale bijeenkomst die Breda in de 1ge eeuw kende was het XXle Landhuishoudkundig
Congres in 1867.
34
Jaarboek De Oranjeboom 20 (1967)
Download