Leerjaar 1

advertisement
Leerjaar 2: Doelen en lessuggesties voor leerroute A
Vak: Rekenen/wiskunde
Getallen, Verhoudingen, Meten en meetkunde, Verbanden
Getallen
GETALLEN: Onderdeel 1 Optellen
Doelen leerjaar 2
1. Positioneert getallen tot
10.000 globaal op een
getallenlijn met alleen
duizendtallen
2. Benoemt grote getallen als
miljoen en miljard
3. Spreekt gehele getallen tot
100.000 correct uit
4. Schrijft gehele getallen tot
100.000 correct
en aftrekken (inclusief getalgevoeligheid, inzicht in getalstructuur)
Lesideeën
Opmerking: oefeningen uit deze kolom betreffen soms suggesties om
bestaande kennis te onderhouden (zie ook leerjaar 1).
Activiteiten zijn geschikt als oefening/opstart aan het begin van een les;
het verdient aanbeveling om de kern van de les over hetzelfde onderwerp
te laten gaan.





1.1.5 (oefenen/onderhouden) Som van de dag: 456+237/879-352,
hoe kun je die uitrekenen? Wat is er moeilijk aan deze sommen? Link
met vergelijkbare som onder de 100.
1.1.5 (oefenen/onderhouden) Som van de dag: 478+286: hoe zou je
die kunnen uitrekenen? Wat is er moeilijk aan? Leerlingen die het
kunnen de som laten uitrekenen. De andere leerlingen alleen laten
uitleggen hoe het zou kunnen, en vervolgens de rekenmachine laten
gebruiken.
1.2.1 Getallenlijn met duizendtallen: vul gezamenlijk in wat er bij de
streepjes moet staan. Noem een getal en vraag bij welk van de
‘streepjesgetallen’ het in de buurt ligt. Uitleg vragen. Eventueel stukje
telrij opzeggen.
1.2.1 Getallenlijn met duizendtallen van 0 tot 10000 op het bord.
Waar ligt ongeveer 4500? En 7500? Daarna inzoomen: 4350 (ligt
tussen 4000 en 5000, dichterbij 4000 dan bij 5000, iets voor de helft
van 4000 en 5000). Waar ligt ongeveer 6300? En 7589? 2345? Hoe
weet je dat? Redeneringen als: een eindje voorbij de helft;
1.2.2 Aantal hits op een website: zoek een website en kijk naar de
bezoekersaantallen. Vaak staat er een grafiekje bij afgebeeld: veel
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
1

Bronnen/opmerkingen
Springen op de getallenlijn:
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/00
111/toepassing_rekenweb.html

Bezoekersaantallen op websites
http://www.fi.uu.nl/rekenweb/stats/stati
stieken.xml
weinig bezoekers? (zie ook 10.2.3)
Youtube: sommige filmpjes hebben binnen een dag meer dan een
miljoen hits. Is dat veel? (aandachtspunten: filmpjes zijn wereldwijd
te zien, relateren aan wereldbevolking; wordt filmpje waarschijnlijk
alleen in eigen land bekeken?)

1.2.2/1.2.3 Bezoekersaantallen: van bioscoop, museum,
tentoonstelling, pretparken, etc. Opzoeken, uitspreken, noteren.

1.2.2 Kijkcijfers tijdens een voetbalwedstrijd (bij voorkeur WK of EK).
Hebben er precies zoveel mensen naar de wedstrijd gekeken?

1.2.2/1.2.3 Aantal inwoners van het dorp of de stad waarin je woont;
opzoeken in atlas of op internet. Hoe spreek je dat getal uit? Is het
een grote plaats? Wanneer spreek je van een miljoenenstad?

1.2.2 Miljoenensteden: zoek er een paar op in de atlas of op internet.
Voorstelling van maken (bv 3 keer zoveel inwoners als in Utrecht; xx
keer zo groot als het dorp/de stad waar je woont).
Waar vinden we de meeste miljoenensteden? Megasteden (meer dan
10 miljoen mensen).

1.2.2 Miljardairs: een miljard als 1000 x 1000 x 1000;

1.2.2 Wereldbevolking: verdeling over de werelddelen; waar wonen de
meeste mensen? Opzoeken in atlas/internet. Betekenis van genoemde
getallen: precieze getallen of niet?

1.2.3 Getallen > 100.000 benoemen.

1.2.4 Getallendictee: getallen tot 100.000 noteren;
GETALLEN: Onderdeel 2 Vermenigvuldigen en delen
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Vertaalt een contextsituatie
Opmerking: oefeningen uit deze kolom betreffen soms suggesties om
naar een deelsom (bv 24
bestaande kennis te onderhouden (zie ook leerjaar 1).
koeken in pakjes van 6
Activiteiten zijn geschikt als oefening/opstart aan het begin van een les;
(groepjesmodel); 24 snoepjes het verdient aanbeveling om de kern van de les over hetzelfde onderwerp
verdelen over 6 personen
te laten gaan.
(eerlijk verdelen): 24:6
2. Maakt gebruik van de

2.1.3 Som van de dag: 7x12. Hoe reken je die uit? Bv via omkeren en
splitsaanpak en de nulregel
vervolgens de tafel van 7 op zeggen. Maar wat als je die niet kent?
bij tafelsommen als 6x24
10x7 en 2x7. Laten zien via rechthoekmodel.
(6x24= 6x20 en 6x4;

2.2.1 Herkennen van deelgetallen of tafelgetallen: noem een getal en
6x2=12, dus 6x20=120)1
laat de leerlingen een tafel noemen waar het getal in thuishoort.
3. Maakt een schatting van de
Neem ook getallen die bij meerdere tafels horen (bv 12, 24, 60).
1

Bronnen/opmerkingen
Tafelgetallen: welke getallen horen
bij welke tafel?
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/00
202/toepassing_rekenweb.html
Dit doel en de volgende alleen voor die leerlingen die de tafels beheersen. Andere leerlingen mogen deze sommen met RM uitrekenen.
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
2
uitkomst van een
vermenigvuldiging (7x 81)
Rollen er getallen uit, die bij heel veel tafels horen? Welke zijn dat
dan? Deelbaarheid.

2.2.1 Delen als verdelen en als inverse van vermenigvuldigen: je hebt
een hoeveelheid dezelfde voorwerpen en verdeelt die over x personen.
Hoeveel krijgt ieder? Eerst doen, daarna: had je dat nou ook kunnen
weten zonder het te doen? Neem een voorbeeld dat uitkomt, bv 24
koekjes uit een pak verdelen over 4 personen. Hoeveel krijgt ieder?
24 zit in de tafel van 4: 6x4=24, dus ieder krijgt 6 koeken.

2.2.1/2.2.2 Actualiteit benutten bv voetbalplaatjes bij de supermarkt,
in pakjes van 5. Je hebt 7, 12, 15 pakjes gespaard: hoeveel plaatjes?
Herhaald optellen, verdubbelen, beginnen bij 10 pakjes, en van daaraf
verder tellen, etc.
Daarna omgekeerd: je hebt met vrienden afgesproken, dat
verzamelde plaatjes verdeeld zullen worden met z’n drieën.
Op een dag zijn er 45 plaatjes verzameld: hoeveel krijgt ieder?

2.2.3 Doet een beroep op de distributieve eigenschap (verdelen):
7x81=(7x80)+(7x1). Dit eerst inzichtelijk maken met lagere getallen,
bv 8x7 weet ik niet, maar 7x7 wel; hoe kan ik dat gebruiken om
achter het antwoord op 8x7 te komen? Laten zien met
rechthoekmodel of groepjes (7 rijtjes van 7 tegels, 8 rijtjes van 7
tegels; 7 zakjes met 7 koeken, 7 zakjes met 8 koekjes). Duidelijk
maken dat er 1x7 bij komt en niet 1. Dit herhalen met andere
opgaven die binnen bereik leerlingen liggen.

2.2.3 Zie vorige punt, maar nu met grotere getallen. Weer illustreren
met een voorbeeld. Ga ook eens naar een opgave als 7x79: makkelijk
op te lossen via (7x80)-(7x1). Let hier weer op leerlingen die er 1
aftrekken in plaats van 7.
GETALLEN: Onderdeel 3 Schattend rekenen
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Maakt gebruik van schattend

3.1.1 Globaal bepalen hoeveel er van iets is (herhaling/onderhoud,
rekenen als de situatie zich
heeft ook verband met 1.2.2); beetje ‘gekke’ voorbeelden, zoals
daartoe leent (ook met
aantallen korrels in een pak hagelslag of rijst, grassprietjes op een
kommagetallen):
voetbalveld, tegels op een plein. Strategie bedenken om dit handig
€2,95+€3,98+€4,10, Heb ik
aan te pakken, bv niet 1 voor 1, maar een handjevol tellen,
genoeg aan 10 euro?
vervolgens kijken hoeveel ‘handjes’ je kunt maken.

3.1.1 (onderhoud) Hoeveel mensen op een vierkante meter? Mieren
op een mierenhoop; Olifanten op een vierkante kilometer (foto’s
nemen). Hoeveel …

3.2.1 Voorbeelden van berekeningen: kunnen die kloppen? Bv iemand
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
3
Bronnen/opmerkingen
heeft een opgave met de rekenmachine uitgerekend, maar de komma
vergeten te zetten, of vergeten in te toetsen. Antwoord kan dan niet
kloppen. Idee wat het wel moet zijn?

3.2.1 Winkelsituatie: in de lunchpauze gaan veel leerlingen naar de
buurtsuper. Je hebt een tientje bij je en koopt iets voor €2,95, voor
€3,98 en €4,10. Heb je genoeg? Deze situatie regelmatig aan de orde
stellen.

3.2.1 Vuurwerk kopen: voor de viering van Oud en Nieuw mag je
vuurwerk kopen van je ouders. Je hebt 50 euro ter beschikking. Wat
ga je kopen? Opzoeken in folders/internet.
GETALLEN: Onderdeel 4 Rekenmachine2
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Destilleert bewerking uit

4.1.1 Verschillende knoppen op de rekenmachine: 3,05 vs 3,50.
context en lost deze met
Intoetsen; 0 bij 3,50 valt weg. Hoe kan dat? Waarom valt die andere
behulp van een rekenmachine
nul niet weg? Komma in kommagetal wordt punt op RM. Verschil met
op; controleert de uitkomst
bv een groot getal als 1.235, waar de punt niet de functie van een
door een schatting
komma heeft.
2. Laat zien hoe de

4.1.3 Bij-, of vakantiebaantjes. Bij AH-to go verdien je als je 16 jaar
breukentoets werkt
bent € 3,50 per uur. Hoeveel per dag? Andere vakantiebaantjes.

Oefenen met de rekenmachine:
Hoe kan ik van 7315 eenvoudig 7015 maken met de RM? Idem voor
andere getallen (positiewaarde).
Hoe kan ik van 65+65+65+65+65+65+65 zo snel mogelijk op RM
uitrekenen? (maak er 7x65 van)
Hoe maak ik van 70 het getal 700? En van 73 het getal 730?
Van 835 het getal 8350? (steeds x10). Zelfde met x100.
Idem voor andere bewerkingen.

4.2.1 Fiets in de fietsenstalling: kaartje kost € 1,20 per dag. Je stalt je
fiets drie keer in de week in de fietsenstalling. Hoeveel kost dat per
week?
Een maandkaart kost € 12,-. Kun je beter een maandkaart kopen of
losse kaartjes?

4.2.1 Je hebt een bijbaantje en verdient daarmee xxx per uur. Je



Bronnen/opmerkingen
Advies: Kies voor een RM uit de TI30 serie, twee regelig, tenminste
met de breukentoets erop en de %toets. Geen wetenschappelijke RM.
Promotie, rekenmachine, H4.
Speciaal Rekenen, Katern
Rekenmachine, incl software.
RM mag gebruikt worden als rekenhulp, bij ingewikkeld rekenwerk. Zorg dus voor koppeling van deze leerlijn aan de andere leerlijnen uit het onderdeel Getallen.
Voor de leerroute ‘hoog’ geldt, dat de leerling moeten kunnen analyseren hoe hij een opgave zou kunnen oplossen, maar het rekenwerk desgewenst aan de RM overlaat.
Omdat het hier om de hoge leerroute gaat, worden er toch behoorlijk eisen in de andere leerlijnen gesteld (bv wel 6x24 kunnen analyseren cq uitrekenen via splitsaanpak,
maar niet 64x23)
2
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
4


werkt 2 uur per dag, 6 dagen in de week. Hoeveel verdien je dan per
maand?
Besteed speciaal aandacht aan het wegvallen van de 0 in het scherm,
als het antwoord op 0 eindigt (bv 2,50 wordt 2,5; zie punt 1 uit deze
kolom)
4.2.1 Je doet mee aan een sponsorloop (bv Kikarun): 1 euro per km,
of meer/minder. Je loopt 5 kilometer.
Schema geven met inzet van verschillende mensen die sponsoren.
Hoeveel heb je opgehaald?
Aantal gelopen kilometers vermenigvuldigen met inzet.
4.2.2
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
5
Vak: Rekenen en wiskunde
Verhoudingen
VERHOUDINGEN: Onderdeel 5
Doelen leerjaar 2
1. Benoemt begrippen als
driekwart en anderhalf.
2. Bepaalt (met behulp van de
strook als model) een deel
van een hoeveelheid (1/4 van
120 euro vv: 20 van de 100
euro is 1/5)
3. Redeneert vanuit een context
over verhoudingen en noteert
dit systematisch
(verhoudingstabel)
4. Vergelijkt eenvoudige
verhoudingen 1 op de 3
kinderen gaat met vakantie
naar het buitenland; meer of
minder dan de helft?
5. Benoemt het % teken; 100
%, 50 %, 25%, 10 %, 1 %
(Eenvoudige) breuken, procenten, kommagetallen en verhoudingen
Lesideeën

5.2.1 Neem flessen cola of ander frisdrank en laat de leerlingen
benoemen hoeveel cola er in de fles zit. Op fles staat 1,5 l, benoem dit
als ‘anderhalve liter’. Hoeveel gewone literflessen kun je hiermee
vullen? Ga vervolgens naar de betekenis van anderhalf: 1 en een half.
Laat ze andere voorbeelden noemen van anderhalf en bespreek de
betekenis daarvan: bv 1 ½ uur, 1 ½ a-4tje volgeschreven, 1 ½
brood, …

5.2.1 Begin weer bij anderhalf (1 ½) en laat de leerlingen enkele
voorbeelden noemen en verklaren. Ga vervolgens naar driekwart: wat
zou dat betekenen? Kennen we voorbeelden van drie kwart? (drie
kwartier). Ga in op een voorbeeld en laat verklaren of leg uit dat het
hier om drie keer een kwart (of drie kwarten) gaat. Drie kwartier
betekent dus: drie keer een kwartier, drie kwart liter betekent drie
keer een kwart liter, etc. Schrijf driekwart ook op als ¾ . Laat aan de
hand van een concretisering daarvan zien, dat het gaat om drie
stukken van een kwart, of drie keer een kwart.

5.2.2 Neem een reep chocola van 12 stukjes. (Hoe) kunnen we dat
eerlijk verdelen met z'n vieren? Hoeveel stukjes krijgt ieder?
Manieren: iedere leerling steeds een stukje geven, tot de reep op is.
Ieder heeft dan 3 stukjes. Had je dat ook meteen kunnen weten? 12
stukjes, 4 leerlingen: 12:4=3, dus drie stukjes per leerling.
Besteed vervolgens speciaal aandacht aan de breukentaal: delen door
4, kun je ook beschrijven als ¼ deel van. Hoeveel is dan ¼ deel van
12? En ¼ deel van 8? Van 20? Kunnen we zelf nog andere
voorbeelden verzinnen, bij ¼ deel van …?
Laat de voorbeelden steeds illustreren met een strook (bij wijze van
reep): een strook van … (8, 20, 40, ..) stukjes verdelen met 4
leerlingen.
Vaak herhalen met andere voorwerpen, die te verdelen zijn (bv plank
in centimeters, grotere repen). Ook andere verdelingen maken (bv in
drieën, in vijven, in tienen).
Zie ook: applet eerlijk verdelen, rekenweb ter oefening.

5.2.2 Neem een zakje paaseitjes van verschillende soorten. Laat eerst
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
6





Bronnen/opmerkingen
Bij breuken altijd de horizontale
streep nemen; lukt niet op mijn
computer.
Buijs, K. & P. van der Zwaard
(2007). 'Prototype van een
aangepast leertraject groep 7/8'. Te
downloaden via www.slo.nl, PO,
Themas: rekenen-wiskunde po,
Prototype van een aangepast
leertraject rekenen-wiskunde groep
7/8.
Talteam (2005). Breuken, procenten,
kommagetallen en verhoudingen.
Tussendoelen Annex Leerlijnen
Bovenbouw Basisschool. Groningen:
Wolters Noordhoff.
Speciaal Rekenen (2009): Breek je
hoofd niet over Breuken
Eerlijk verdelen:
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03
021/toepassing_rekenweb.html

schatten hoeveel eitjes er in de zak zitten. Zullen er evenveel van elke
soort in zitten? Laat de soorten bij elkaar leggen en tellen: er zitten bv
36 eitjes in, waarvan 12 witte chocola, 12 melk en 12 pure chocola
(wit, blauw en rood). Laat de leerlingen beschrijven wat er op tafel
ligt: 36 eitjes, drie groepjes, in ieder groepje 12 eitjes. Besteed nu
aandacht aan de taal: 36 eitjes in drie groepen verdeeld, 12 eitjes per
groep, dus 1/3 van 36 = 12.
Herhalen met andere aantallen en andere voorwerpen.
5.2.3 Situaties: bv 4 grapefruits kosten €2, hoeveel kosten 10
grapefruits; Uitzoeken met een verhoudingstabel (overzichtelijk
noteren):
aantal grapefruits 4
prijs in euro’s
2

2
1
1
10
0,50 5
Andere situaties op soortgelijke wijze oplossen. Focus op wat handige
getallen zijn om in te vullen.
5.2.5 Blad met voorbeelden van procenten (bv 10% extra pindakaas,
25% korting, 100% katoen, 50% korting, etc.). Leerlingen zelf laten
verzamelen/noemen/zoeken, of voorbeelden geven. Uitspreken van
procentteken als 'procent'. Benoemen als 'van de honderd'. Dus: 50%
betekent 50 van de honderd. Hoe kun je dat anders noemen? (de
helft). 100% is 100 van de 100, dus alles. Verklaar zo nog een paar
veel voorkomende percentages.

VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
7
Vak: Rekenen en wiskunde
Meten en Meetkunde
METEN en MEETKUNDE: Onderdeel 6 Ruimtelijke oriëntatie en ruimtelijk redeneren
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. "Leest" plattegrond of kaart

6.2.1 Opfrissen: plattegrond is de wereld van boven. Kort door de
van een bepaalde streek,
bocht is het een luchtfoto, waar een tekening van is gemaakt.
provincie, eiland en past

6.2.1 Google earth: opzoeken van de eigen woonplaats en vervolgens
daarbij schaalaanduidingen in
het gebiedje waar je zit. Herkenningspunten laten opzoeken,
woorden toe (1 centimeter is
aanwijzen. Kaart van het geselecteerde gebied opvragen. Foto en
in werkelijkheid 1 kilometer)
plattegrond naast elkaar: verschillen en overeenkomsten. Weg wijzen
of gebruikt een schaallijntje
(intekenen) van school naar … Volgende keer: herhaling met ander
2. Benoemt windrichtingen
stuk.
3. Benoemt begrippen als

6.2.1 Neem een boekje van een NS-wandelroute (verkrijgbaar via
straal, diameter, en de
balie, of via www.eropuit.nl; zie ook bronnen voor een voorbeeld). Zo
samenhang daartussen
mogelijk afbeelden op digibord.
4. Kan plaatsbepalen mbv
Bekijk het kaartje en de route: van waar naar waar? Vaak is er een
coördinaten (bv in
rooster met hokjes van 2 x 2 cm over het kaartje getekend. In het
stratenboek; plaats in de
boekje staat ‘elk vierkantje is 1 bij 1 km’.
bioscoop)
Laat globaal uitzoeken hoe lang de ingetekende route is.
Heeft raakvlakken met leerlijn 10 (picto’s lezen, legenda).

6.2.1 Kopie van een wandel- of fietskaart: laat de leerlingen een route
bedenken en intekenen. Hoe ver is het ongeveer?
Als er een rooster is getekend (zoals bij vorige punt): dit opfrissen. Als
er geen rooster is getekend, staat er vaak een schaallijntje bij:

Hoe kun je dat lijntje gebruiken om uit te zoeken hoe lang de route
ongeveer is?
6.2.2 Doe een uitspraak als: hij komt uit het ‘Hoge Noorden’ of ‘het
Verre Oosten’. Wat bedoelen we dan? In Nld worden die uitdrukkingen
ook licht plagerig gebruikt, en bedoelen we Friesland, Groningen,
Noorden van Noord-Holland, resp. Overijssel, Drenthe, Gelderland.
Laat naar aanleiding hiervan Noorden en Oosten op een kaart
aanwijzen. Weten we ook hoe de andere richtingen heten? Benoemen
als Zuiden en
Westen.
Neem vervolgens een afbeelding van een kompasroos en wijs noorden
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
8







Bronnen/opmerkingen
PrOmotie, meten 1, H2: Naar de
bioscoop
PrOmotie, meten 3, H2: kamer
inrichten.
Officiële schaalaanduiding (bv 1:100)
is lastig en vergt veel uitleg en
zorgvuldige opbouw. Leren vertalen
naar bv 1 cm is in werkelijkheid 100
cm (of 1 m).
Helicoptervlucht:
plattegrond/schaal/windrichtingen.
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03
112/toepassing_rekenweb.html:
Voorbeeld van een ns wandelroute
http://www.eropuit.nl/pdf/hollandseb
iesbosch-kaart.pdf
Voorbeeld van fietsrouteplanner
http://www.fietsersbond.net/fietsrout
eplanner/fietsroutesrecreatieveplanner/
Plaatje kompasroos, te gebruiken bij
windrichtingen.



en oosten aan. Ook de andere windrichtingen staan er op. Doe enkele
oefeningen met de kompasroos.
Richtingen komen meestal niet precies uit, maar zitten er ergens
tussenin. Bedenk samen met de leerlingen de namen van de andere
windrichtingen: tussen N(oord) en O(ost) zit N(oord)N(oord)O(oost).
Laat invullen: NNO. Etc.
6.2.2 Verschillende oefeningen met windrichtingen, bv ahv kaartje bij
het weerbericht: staat een pijltje bij, bij wijze van windrichting: hoe
zou je die noemen?
6.2.1/6.2.2
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03112/toepassing_rekenweb.html:
helikoptervlucht. Je mag een vluchtje met de helikopter maken, van
200 km. Maak een vliegplan.
6.2.3 Cirkels in het zand (op het strand): foto helmgrassprietje dat
door de wind een cirkel in het zand maakt. Helmsprietje: straal. Straal
is aan alle kanten van de cirkel hetzelfde. Recht doortrekken sprietje:
diameter.


6.2.3 Een hek gaat open en dicht, een deur open en dicht door de
sneeuw (plaatjes laten zien). Deur, hek is de straal. Twee keer de
deur/het hek is de diameter.
Een geit aan een touw: afstand pin in de grond tot looppad geit is
straal, twee keer die afstand is diameter.
Als zodanig in verschillende situaties laten aanwijzen, benoemen.
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
9



6.2.3 Schematische tekening van voorgaande (helmsprietje, hek,
deur, touw). Opnieuw straal en diameter laten aanwijzen. Aandacht
voor diameter is twee keer de straal Eventueel: stel dat we met
afkortingen (letters) willen werken. In wiskunde wordt straal
aangeduid met r, en diameter met d. Letters bij de tekening laten
noteren. Kunnen we nu in letters opschrijven wat de diameter is?
(d=2xr of 2r=d). Laat hierbij steeds aanwijzen op de tekening.
6.2.4 Naar de bioscoop (PrOmotie, meten 1, H2): plaats bepalen,
waar zit je? Wie zit waar?
6.2.4 Stratenboek, of stadsplan van een grotere stad. Straat opzoeken
in register. Daarachter staat een code, om aan te duiden waar je moet
zijn: pagina nummer, gevolgd door coördinaten, bv F, 3 d. Laat
uitleggen hoe dit werkt; als leerlingen dat niet weten zelf uitleggen.
Daarna diverse straten laten opzoeken.
METEN en MEETKUNDE: Onderdeel 7 Meten van lengte, inhoud, gewicht, omtrek en oppervlakte, temperatuur
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
Bronnen/opmerkingen
1. Benoemt de samenhang
Lengte

PrOmotie, katernen ‘meten 1, 2 en 3’
tussen gangbare maten:

7.2.1 de bordliniaal, de geodriehoek, de rolmaat, en de centimeter op
en ‘wegen’
tussen km en m, tussen m en
tafel. Benoemen van de meetinstrumenten. Daarna

PrOmotie, katern ‘aflezen’.
dm, cm, mm, tussen l en dl,
bestuderen/opfrissen: de bordliniaal is precies 1 meter, ingedeeld in

meten van lengte wordt vooral bij
cl, ml en tussen kg, g en mg.
centimeters, maar met aan de bovenkant de decimeters vermeld.
techniek gebruikt; afstemming op
2. Bepaalt omtrek van een
Conclusie: 1dm=10cm en 1m=100cm
school gewenst: hoe wordt het
voorwerp (niet alleen
Vergelijken met de rolmaat. Ingedeeld in centimeters en millimeters,
aangeleerd en hoe wordt het
rechthoekig)
geen decimeters. Lengte kan variëren van 3 tot 10 meter.
toegepast in de keuken?
3. Legt uit dat bv een vierkante
Op de geodriehoek (of de gewone liniaal) staan centimeters, maar ook 
Id voor wegen, afstemmen met
meter niet vierkant hoeft te
millimeters. Conclusie: 1cm=10mm.
koken in de keuken
zijn
Noteer deze uitkomsten overzichtelijk op het bord.

Wat doen we met de begrippen bruto
4. Gebruikt binnen context het

7.2.1/7.2.2 kledingmaten: s, m, l, xl vs 36, 38, 40, 42, etc (meisjes)
gewicht, netto gewicht en tarra?
begrip vierkante m, dm, cm
en 46, 48, 50, 52 etc. (jongens). Welke maten komen ongeveer

Tbv Oppervlakte: vloertjes leggen.
(m2, dm2, cm2) als maat
overeen? Plaatsen van maten in een interval, opzoeken in een tabel
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03
voor oppervlakte
(zie ook volgende punt).
252/toepassing_rekenweb.html,
5. Berekent bv hoeveel verf

7.2.2 Tabel met lichaamsmaten: heupwijdte, taillewijdte, omtrek
of Kunstvloer
nodig is om een muur te
bovenbenen, etc. Wat bedoelen ze dan? Eigen omtrek opmeten en
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03
verven (op de bus staat
koppelen aan maten: bv 98 cm heupwijdte = maat 40. (wel
020/toepassing_rekenweb.html
hoeveel vierkante meter je
voorzichtig mee zijn op deze leeftijd)
ermee kunt verven), de muur

7.2.2 touw, meetlinten, bij de hand. Verschillende voorwerpen: wat is
is bv 2,5 bij 5 m
de omtrek? Wat bedoelen we dan? Met touwtje de omtrek van bv een
beschuitbus opnemen. Lengte van touwtje is de omtrek van de bus.
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
10

Als je het preciezer wilt weten, hoe kan dat? Met meetlint; rolmaat,
duimstok, liniaal zijn niet zo handig in dit geval.
Laat van verschillende voorwerpen de omtrek opmeten, met touwtje
of met centimeter. Uitkomst noteren in hele centimeters.
7.2.2 Foto via Google Earth, van de bovenkant van een vijver. Laat de
leerlingen de omtrek van de vijver aanwijzen: de rand. Verband met
omtrek van voorwerpen leggen. Kunnen we ook het wateroppervlak
aanwijzen? Afdruk maken van de foto, liefst gestileerd: omtrek
tekenen, oppervlakte arceren. Van verschillende voorbeelden (bv
bovenkant van een gebouw, weiland, akkerland), omtrek resp.
oppervlakte laten tekenen/arceren.
Oppervlakte

7.2.3 Voorbeelden laten noemen van voorwerpen met een oppervlak
van 1 vierkante meter (bv zijkant van het bord, uitgevouwen krant,
verschillende A4tjes aan elkaar, etc). Hoeveel vierkante meter is het
hele schoolbord? Laten bedekken met kranten. Idem met andere
voorwerpen. Oppervlakte uitdrukken in m2.

7.2.4

7.2.5 deuren verven, bv deur in klaslokaal. Op pot staat dat er genoeg
verf in zit voor 8 m2. Wat betekent dat? Hoeveel deuren kun je hier
(ongeveer) mee verven? Eventueel weer krant als intermediair
gebruiken.

7.2.5 Hoeveel potten verf moet je kopen voor een plafond van 4 m
breed en 5 m lang? Maak hier een schematische tekening van, bv met
vierkantjes.

7.2.5
METEN en MEETKUNDE: Onderdeel 8 Meten van tijd (klokkijken en kalender)
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Berekent tijd in contexten

8.2.1 herhaling: Globale planning maken om een maaltijd te bereiden:
globaal (zoals het is 's avonds
spullen pakken, aardappels schillen/rijst afwegen, water koken,
vijf voor half 9, als de trein
voedingsmiddelen koken, etc dat duurt bij elkaar ongeveer …. min. Als
vertrekt om 20:47, hoeveel
ik de maaltijd om 18.00 wil opdienen, moet ik dus ongeveer om ….
tijd heb je dan nog?: ruim 20
beginnen. Een maaltijd maken voor meerdere personen kost meer
minuten)
tijd, dan voor twee personen.
2. Maakt een globale inschatting 
8.2.1 Met de trein: je gaat naar een sportevenement met de trein. De
hoe lang een te maken reis
wedstrijd begint om 14.30 (hoe laat is dat ook al weer?). Je hebt een
ongeveer gaat duren
reistijd nodig van 1 ½ uur. Hoe laat moet je dan vertrekken?
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
11



Bronnen/opmerkingen
Reis met auto plannen via
www.routenet.nl
Reis met trein plannen via
www.ns.nl of www.9292ov.nl
Kalender (applet)
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/0
1028/toepassing_rekenweb.html
3. Zoekt data op kalender op en
zoekt met behulp van
kalender uit hoeveel dagen,
weken, maanden iets nog
duurt





Link leggen met analoge klok. De klok staat op 13.56 uur, moet je al
bijna weg, of kun je nog rustig aan doen?
8.2.1 Met de trein 2: route plannen via ns routeplanner of via 9292ov.
Routeplanner geeft aan dat de trein vertrekt om 19.58 uur. De klok
staat op half 8. Je moet ook nog een stukje met de fiets. Ga je de
trein halen? Moet je opschieten, of valt dat wel mee?
8.2.2 Met de auto naar familie in Zeeland. Waar wonen jullie? Aantal
kilometers tot ongeveer? Hoe lang rijd je daar ongeveer over?
Nachecken op www.routenet.nl
8.2.3 zakagenda: zoek vandaag op. Daarna de eerstvolgende
vakantie. Hoe lang duurt het nog voor het vakantie is? Bijzondere
feestdagen laten noemen, op bord noteren. Welke data zijn het? Zijn
het vaste data, of niet (sommige wel, sommige niet). Opzoeken in
agenda. Hoe lang duurt het nog, of (als datum net geweest is) hoe
lang is het geleden dat het Kerst (…) was? Je gaat ongeveer 1 keer in
de 8 weken naar de kapper. Is het al weer bijna tijd, of heb je nog
even? Halfjaarlijks tandarts bezoek.
8.2.3 zie vorige punt, maar dan met een digitale agenda. Verkennen
pijltjes, invoeren van een afspraak. Kan ook op mobieltje. Hiervoor
kan ook de applet ‘Kalender’ gebruikt worden (zie bronnen).
8.2.3 Vakantie plannen: je wilt met drie vrienden/vriendinnen op
tienertour. Periode opzoeken die voor iedereen goed uitkomt. Waar
willen jullie graag naartoe? Overnachten bij/in jeugdherbergen. Op tijd
reserveren, anders is er geen plaats meer. Hoe lang duurt het nog
voor het zo ver is?

METEN en MEETKUNDE: Onderdeel 9 Geldrekenen
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Leest een prijskaartje als €

Treinreis: heen en terug van Utrecht naar Arnhem. Heen voor 9 uur ’s
1,25 ; € 25,50 ; € 0,95 en
ochtends. Terug rond 6 uur ’s avonds. Welk(e) kaartje(s) kun je het
betaalt zo’n bedrag
beste kopen? Uitzoeken via internet, www.ns.nl
2. Noteert een bedrag als

9.2.1 Inrichten van je kamer: wat wil je hebben/heb je nodig?
decimaal getal
Hoeveel kost dat ongeveer? Opzoeken op internet, in folders.
3. Maakt een weekoverzicht van
Overwegingen meenemen: wat vind je mooi, waar is het het
inkomsten en uitgaven
goedkoopst. Uiteindelijk kiezen waar je koopt.

9.2.1 Uit eten: met z’n vieren uit eten. De rekening komt: eerst
bepalen of en zo ja hoeveel fooi je geeft. Daarna betalen. Hoeveel
betaalt ieder?

Rondje in de kantine na voetbal, of in disco: hoeveel te betalen? Wat
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
12



Bronnen/opmerkingen
www.ns.nl
http://www.nibud.nl/omgaan-metgeld/kinderen-en-geld/zakgeld-enbelgeld.html
Op jezelf, RENN4, 2008.


moet je geven? (bv 25,50: briefje van 20, van 5 en 50
euromuntstuk). Samenstellen van bedragen.
9.2.3 Zakgeld voor jongeren (zie www.nibud.nl; bronnen). Opzoeken
in tabel wat jongeren van jouw leeftijd aan zakgeld krijgen. Geldt dit
ook voor jou? Misschien heb je ook nog een bijbaantje; hoeveel
verdien je daarmee? In weekend wil je uitgaan of winkelen. Laat
leerlingen noteren wat ze in een week zoal uitgeven en waaraan.
Maak een schatting van het bedrag dat je kwijt bent. Heb je genoeg
inkomsten om quitte te spelen?
9.2.x Met de fiets of met de bus naar school. Leerling klaagt dat het
zo’n eind fietsen is van huis naar school. Het is wel … km! Houdt voor
een keer bij hoe ver het fietsen is met de fietscomputer. Noteer het
aantal kilometers in een kommagetal (zie fietscomputers). Is het echt
zo ver, of viel het mee? Hoeveel geld zou je kwijt zijn als je dezelfde
afstand met de bus zou doen?
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
13
Vak: Rekenen en wiskunde
Verbanden
VERBANDEN Onderdeel 10 Informatieverwerking, grafieken en tabellen
Doelen leerjaar 2
Lesideeën
1. Leest een dienstregeling

10.2.1 Met de Keukenhof Expres Pendelbus: loopt vanaf Leiden, Den Haag
als vorm van een
of Schiphol, alleen in de periode half maart – half mei.
veelvoorkomende tabel
Afbeelding van rooster op (laten) zoeken op internet en projecteren op
2. Beschrijft
digibord. Wat kun je allemaal aan de pagina zien? (periode waarin de bus
regelmatigheden in een
rijdt, drie bussen, reistijd van station naar Keukenhof (ca 25 minuten),
tabel in woorden
bus rijdt ieder kwartier, exacte vertrektijden bus, eerste en laatste bus,
3. Leest en interpreteert
etc.).
eenvoudige grafieken

10.2.1 Afbeelding van bustijden. Hoe vaak gaat de bus, tussen 7 en 8 uur
4. Beschrijft verloop van
’s morgens? En tussen 15.00 en 16.00 uur ’s middags? Waar ligt dat aan?
een grafiek: stijgen,
Zomerregeling.
dalen, minimum,

10.2.1 Treintijden (zie ook 8): je hebt een route gepland en wilt voor de
maximum
zekerheid een trein eerder nemen. Waar staat dat in de tabel?
5. Kan gehele getallen

10.2.2 Tafelkaart als veelvoorkomende tabel laten lezen.
plaatsen in een
Neem een andere tabel en leg die aan de leerlingen voor (bv tabel waarin
assenstelsel
steeds is verdubbeld) en vraag wat er is gebeurd. Tabel kan zo uitgebreid
zijn als je wilt. Ook kunnen leerlingen bv een regel toevoegen en door
andere leerlingen laten uitzoeken wat de bewerking is geweest.

10.2.3 Grafiek lezen: aantal hits op een website per maand in een grafiek
weergegeven. Wanneer de meeste hits? Opvallende zaken? ‘Schoolsites’
(als bv rekenweb) pieken tijdens schooluren, maar ook ’s avonds na
etenstijd. (Zie ook 1.2.2)

10.2.3 Grafiekenmaker (zie onder bronnen): hoe jongeren groeien, snelle
groei in de eerste jaren, verschil in groei tussen vier jongeren. Kies in
eerste instantie voor de groei van Tesja en vergelijk de tabel met de
grafiek. Door klikken op het pijltje in het onderste schermpje zie je de
staaf steeds een stukje hoger worden: de groei.

10.2.4 Temperatuurgrafiek: leg de leerlingen een grafiek voor met de
temperaturen van dit jaar (ingedeeld in maanden). Laat ze vervolgens
beschrijven wat ze zien: boven 0, onder 0, wanneer hoogste/laagste
temperatuur? Benoem de hoogste temperatuur als ‘maximum’ en laagste
als ‘minimum’.

10.2.4 Grafiekjes van consultatiebureau: gewicht stijgt eerst, daalt dan
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
14




Bronnen/opmerkingen
Promotie, Aflezen.
http://www.connexxion.nl/bus/19/ke
ukenhof_lijnen/422/
www.ns.nl
Grafiekenmaker
http://www.fi.uu.nl/toepassingen/03
313/tesja.html

licht, en stijgt vervolgens weer. Laat laagste gewicht aanwijzen en
benoemen als minimum.
10.2.4 Jaar van de Egel (2009). In grafiek staat weergegeven hoe de
stand van de egel afneemt in de loop van de jaren. Boven de grafiek staat
dat de egelstand ongeveer met de helft is afgenomen tov halverwege de
jaren 90. Bekijk de grafiek en laat de leerlingen beschrijven in termen van
stijgen en dalen, maximum aantal (meeste) en minimum (minste) aantal
egels. Leerlingen die het kunnen, kunnen ook kijken of de bewering boven
de grafiek kan kloppen.
VOx is ontwikkeld in opdracht van OCW door KPC Groep, SLO en CED-Groep
15
Download