3.4 De kleuter Deze periode speelt zich af tussen de leeftijd van 3 tot 6 jaar. De kleutertijd is een ontwikkelingsfase waarvan de belangrijkheid soms wordt onderschat. Heel wat mensen denken dat het kind pas echt begint te leren als het op de lagere school aankomt, terwijl de kleuterschool maar goed zou zijn om de kinderen leuk bezig te houden. Niets is minder waar. Tussen 3 en 6 jaar maakt het kind een belangrijke ontwikkeling door zowel op het lichamelijke, het intellectuele, het gevoelsmatige en het sociale vlak. Opdracht observatie in kleuterklas: zie bijlage 1 3.4.1 Lichamelijke ontwikkeling A. Algemene lichamelijke ontwikkeling - Het gewicht van de kleuter gaat in deze periode van ongeveer 17 ½ naar 23 kilo en de lengte van ongeveer 106 naar 124 centimeter. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 56 3de graad – 1ste jaar STW B. Sensomotorische ontwikkeling - De fijne motoriek neemt toe, ze kunnen nu menselijke figuurtjes gaan tekenen. Tussen 3 en 4 jaar: kopvoeters Rond de leeftijd van 3 jaar kan een kind zich reeds beter aan een opdracht of een plan houden. Het kind leert nu ook vooraf benoemen wat het zal gaan tekenen. In tegenstelling tot bij het kribbelen vullen de tekeningen nu ene meer beperkte oppervlakte van het blad. De tekening die op deze leeftijd tot stand komt is een min of meer gelukte cirkel voor het hoofd, met daarbinnen in cirkeltjes voor de ogen en de mond. De neus wordt meestal nog niet getekend. Vanuit de cirkel van het hoofd vertrekken verschillende lijnen die zowel armen als benen kunnen voorstellen. Vanaf 5 jaar: volledige menstekening Op deze leeftijd is het kribbelstadium zeker voorbij. Een nieuwe stap in de tekenontwikkeling heeft plaats wanneer het kind in staat is de romp te tekenen. Ook tekent hij nu armen en benen in de juiste richting. Ook beginnen ze steeds meer details te tekenen vb. haren, knopen,… - De grove motoriek, met name de coördinatie, is nog niet optimaal. Dit houdt onder meer in dat 4 en 5 jarigen bijvoorbeeld te jong zijn om te leren zwemmen. Ze houden echter wel van behendigheidsspelletjes, ook van handenarbeid, blokken, doen alsof (bijvoorbeeld winkeltje spelen) en ‘lezen’. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 57 3de graad – 1ste jaar STW 3.4.2 Geestelijke ontwikkeling A. Cognitieve ontwikkeling - Taalontwikkeling: De fase van differentiatie (vanaf 2 ½ jaar): Met 2 ½ jaar spreken kinderen in langere,volledigere en complexere zinnen. Hun taal gaat geleidelijker aan meer op de taal van volwassenen lijken. De uitspraak wordt beter. De kinderen gaan vraagzinnen, voegwoorden, verkleinwoorden + verbuigen van werkwoorden gebruiken. De woordenschat breidt zich dagelijks uit. Ook het taaldenkvermogen ontwikkeld zich in deze fase sterk. Kinderen kunnen bijvoorbeeld praten over situaties in het hier en nu, maar denken in toenemende mate ook na over situaties buiten het hier en nu. De fase van voltooiing (vanaf 5 jaar): Mede onder invloed van de geschreven taal, waarmee het kind thuis en in de omgeving in aanraking komt, perfectioneert het kind zijn / haar taal. - In het derde levensjaar beginnen ze begrip te krijgen voor het feit dat andere mensen ook denken en bepaalde dingen vinden, ze kunnen zich daar ook een voorstelling van maken en erop inspelen. In het derde levensjaar ontwikkelt zich ook de fantasie, zodat dingen als winkeltje spelen en poppen als levende wezens behandelen mogelijk worden. Soms kunnen fantasieën ook angstaanjagend zijn, omdat het onderscheid met de realiteit lang niet altijd duidelijk is. - Spelen is belangrijk in de ontwikkeling van kinderen om hun gevoelens en ervaringen te plaatsen in andere situaties. Door te spelen is er sprake van een ontwikkeling in de spelkwaliteit. Hierbij zijn leerkrachten erg belangrijk. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 58 3de graad – 1ste jaar STW Je hebt verschillende soorten spelactiviteiten: Oefenspel: Dit spel is in de ontwikkeling van spelen het eerste spel ze oefenen met de materialen die aanwezig zijn en herhalen dit vaak. Steeds iets bouwen en omgooien. Experimenteerspel: De kinderen gaan verder in op hun oefenspel door andere dingen bij het spelen te gebruiken bijvoorbeeld water in de zandbak te doen. Materieel spel: Bij dit spel gaan de kinderen het materiaal verkennen ze pakken de fietsen, karren om hier een spel mee te spelen. Nabootsingspel: Het kind begint met naspelen van de grotere kinderen en doen hun ouders/ volwassenen na met bijvoorbeeld een kar te gebruiken als auto. Symbolisch spel: De voorwerpen op het schoolplein krijgen nu betekenis ze gaan bijvoorbeeld pakjes brengen of boodschappen doen. Rollenspel: De kinderen gaan nu samen met andere kinderen spelen en doen de rollen die ze in het dagelijks leven tegenkomen na. Maar ook fantasie verhalen kunnen verzonnen worden. Constructiespel: Hierbij gaan de kinderen echt wat maken ze gaan bouwen met stokjes, stenen enz. bijvoorbeeld een hut maken of een brug. Regelspel: Bij dit spel spelen de kinderen met zelfbedachte regels of een spel wat ze geleerd hebben in de klas. Bijvoorbeeld tikspelen. Prestatiespel: Dit is het spel waar de kinderen kunnen winnen of behendig voor moeten zijn. Blikgooien en ballen in een net gooien bijvoorbeeld. Opdracht soorten spelen: zie bijlage 2 Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 59 3de graad – 1ste jaar STW Speelgoed voor 3 - 4 jaar: Simpel constructiemateriaal, puzzelplankjes, spelletjes (memory, domino), prentenboeken, driewielers, kruiwagens, vingerpoppen, dokterspulletjes, hijskraan, eenvoudige houten trein met spoorrails, boerderijfiguren, kleurboek, schaartjes met ronde punten, WASCO, speelklei, vingerverf, schoolbord, verkleedspullen, telraam. Geen puntige en scherpe voorwerpen, speelgoed dat harde geluiden maakt, speelgoed dat in de keel kan schieten. Speelgoed voor 5 - 6 jaar: Constructiemateriaal, kneedpasta’s, viltstiften, verf- en tekenmateriaal, tuinspeelgoed, kleine fietsjes, trapauto’s, kiepauto’s, knikkers, springtouw, poppenkast, poppenhuis, tenten. Geen schiettuig, dingen die scherp of puntig zijn. - De school Hoe ziet een dag in de kleuterklas eruit: o De dag begint met een gezamenlijk vertelmoment. Hier wordt samen gesproken over een bepaald thema zoals Kerstmis, carnaval,… o Daarna volgt er hoekenwerk waarbij de kinderen kunnen kiezen tussen verschillende activiteiten zoals: Schilderen Puzzelen Boekjes kijken Poppenhoek bouwmateriaal o De voormiddag wordt afgesloten met een gezamenlijke activiteit zoals dans, muziek,… o In de namiddag wordt er tijd voorzien voor bewegingsopvoeding. Dit kan zowel binnen als buiten plaatsvinden. o Hierna is er weer wat tijd voor hoekenwerk naar keuze. Er wordt natuurlijk wel voor gezorgd dat alle kinderen na een tijdje alle activiteiten eens gedaan hebben. De kinderen kunnen op eigen tempo en niveau werken tijdens dit hoekenwerk. o De dag wordt zoals hij begon terug gezamenlijk afgesloten met een vertelmoment. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 60 3de graad – 1ste jaar STW Op 5-jarige leeftijd is de kleuter in het laatste klasje van het kleuteronderwijs. Dit geeft al een voorsmaakje van de lagere school... Tijdens dit scharnierjaar kent je kind al volledig de sfeer van het kleuteronderwijs, tegelijkertijd kan hij al een idee opdoen van wat er hem staat te wachten bij het volgende schooljaar. Deze gelegenheid krijgt hij door talrijke activiteiten die georganiseerd worden met de lagere school. In vele scholen kunnen de leerlingen uit de 3de kleuterklas cirkels, spiralen en rechte lijnen tekenen. Al deze oefeningen hebben als doel om de kleine handen voor te bereiden op het schrijven van letters. Je kind kan nu al ongetwijfeld ook zijn voornaam schrijven. Andere oefeningen zullen hem voorbereiden op het rekenen, zoals 2 vruchten of 3 bloemen kleuren,... Kleuren hebben ook al geen geheimen meer voor je kind. Een ander facet van de voorbereiding zijn de instructies volgen! Je kind zal moeten leren om stil te blijven zitten, zolang de leerkracht niet anders toestaat. Daarnaast leert hij het woord te vragen, zijn beurt af te wachten om te mogen spreken in groep...Ook thuis kan jij je kind voorbereiden op dit belangrijk moment. Volgend jaar wordt school immers verplicht en zal hij een uurrooster moeten respecteren. Daarom is het interessant om nu al de gewoonte te nemen om samen op tijd naar school te gaan. Moedig je kind aan om zorg te dragen voor zijn zaken: zijn jas ophangen in de vestiaire, zijn speelgoed opruimen, alleen naar toilet gaan, de handen wassen, zijn schoenen aandoen... Het is een manier om hem meer autonoom te maken en meer verantwoordelijkheid te geven. Je kan hem dus langzamerhand klaarmaken voor de “grote school. Schoolrijp Rond de leeftijd van zes jaar wordt een kind "schoolrijp" genoemd omdat het voldoende werk- en leerhouding heeft ontwikkeld en over de vaardigheden beschikt om te leren lezen, schrijven en rekenen. Het kind heeft geleerd te functioneren in een groep. Dit wil zeggen dat het over voldoende zelfredzaamheid beschikt, om zijn plan te trekken en zich voldoende veilig te voelen in de school, Hij kan zich aan regels en afspraken houden, weet om te gaan met andere kinderen, durft nieuwe dingen doen en uitproberen,... In het eerste leerjaar kan het kind voldoende luisteren naar een opdracht. Het zal zelfstandig en stap voor stap kunnen werken aan kleine taakjes en kunnen doorwerken aan een taakje tot het af is. Het kan zich verstaanbaar uitdrukken in goede zinnen, is geïnteresseerd om Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 61 3de graad – 1ste jaar STW nieuwe dingen te leren en beheerst zijn bewegingen. Het is belangrijk dat het kind, vooraleer het leert schrijven, lezen, en rekenen, hiervoor voldoende interesse toont en de vaardigheden heeft ontwikkeld die aan dit nieuwe leren vooraf gaan. Zo kan de schoolrijpe kleuter al goed knippen, plakken en tekenen. Hij kan nauwkeurig en fijn werken. Hij kan zinnetjes nazeggen en kleine verschillen horen en zien. Hij kent de betekenis van de begrippen: groot, klein, dun, eerste, laatste, voor, achter, meer, minder,... De spontane groei naar schoolrijpheid wordt al spelend thuis en in de kleuterklas gestimuleerd. De meeste kinderen worden als zij de normale speel- en ervaringskansen krijgen vanzelf ook schoolrijp. Maar kinderen verschillen in het tempo waarmee ze die ontwikkelingsfase bereiken. Wanneer ouders zich zorgen maken over de ontwikkeling van hun kind of menen dat het kind een aantal vaardigheden nog niet of onvoldoende beheerst, is het zinvol contact op te nemen met de kleuterleid(st)er of het CLB van de school. Zij kunnen ongerustheid wegnemen of met informatie en raad en daad bijstaan. Schoolrijpheidstest Wat? Deze testen worden afgenomen in de laatste trimester van de laatste kleuterklas. We hebben het hier voornamelijk over de Toeters test, de meest gebruikte schoolrijpheidstest in Vlaanderen. Wat meten de toeters oefeningen (en wat niet)? o toeters oefeningen zijn een momentopname o ze meten alleszins NIET de intelligentie van een kind o ze hebben geen enkele voorspellende waarde naar de resultaten van het eerste leerjaar toe o met toeters tracht men te bepalen: op welke opdrachtjes rond de schrijf, lees en rekenvoorwaarden kinderen uitvallen hoe erg die uitval is zodat een kind gericht kan geholpen worden door de kleuterjuf en het schoolteam/MDO team Indien er een te grote uitval wordt vastgesteld, gebeurt het dat er een advies wordt gegeven een kind de derde kleuterklas te laten overdoen, om het de gelegenheid te geven nog wat rijper te worden wat schoolse vaardigheden betreft, alvorens het eerste leerjaar aan te vatten. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 62 3de graad – 1ste jaar STW Onderdelen van de toeters o Een toeters test bestaat uit 4 onderdelen, waarvan wordt verwacht dat de kleuter voldoende vaardigheden heeft, voor hij/zij naar de lagere school kan gaan. een visueel gedeelte een auditief gedeelte raamfiguren rekenen Verder wordt er ook gelet (niet gescoord) op schrijfmotoriek, pengreep, algemene werkhouding. Visueel = alles wat met ZIEN te maken heeft. In dit onderdeel zitten een aantal leesvoorbereidende oefeningen. Er wordt gekeken naar: o Geheugen o zien o synthese o discriminatie Ziet een kind onvoldoende dan kan het niet tot lezen komen. Om te leren lezen moet het kind kleine verschillen leren zien, bvb. verschil tussen b-d-p; ie-ei; o-a ,... Ook de richting is heel belangrijk om te leren lezen én schrijven. Een kind moet ook leren te onthouden. Als een kind de letters niet kan onthouden, kan het ook niet leren lezen bvb. A L S = als --> en niet sla of las. Inoefening: Kleuterjuffen en - meesters oefenen aan de hand van tekeningen het leren ontdekken van kleine verschillen. Ook het geheugen wordt zo geoefend. Opdracht visuele discriminatie: zie bijlage 3 Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 63 3de graad – 1ste jaar STW Auditief = alles wat met het GEHOOR te maken heeft. Hier zijn vooral woordstukjes en rijmen belangrijk. Bij woordstukjes moeten de kinderen een woord in verschillende stukjes kunnen splitsen om ze nadien aan elkaar te kunnen plakken. Inoefening: Mevrouw Kangoeroe is soms een goede hulp voor de kleuterjuf of - meester. Zij springt bij elk woordstukje een keertje (de juf doet voor: de kinderen doen na). Wat ook vaak wordt gebruikt is de klaptechniek: de kleuterjuf of - meester zegt een woord, en klapt bij elke lettergreep in de handen. De kinderen doen dit na. Na enige oefening kunnen de kinderen dit ook zonder de ondersteuning van mevrouw kangoeroe of de klappende handen. Kunnen rijmen wordt beschouwd als één van de belangrijkste leesvoorwaarden. Dit kan, indien een kind dit niet spontaan kan, geleerd worden door veel te oefenen. Lezen is spelen met letters en woorden. Rijmen is dit ook. Het rijmen op zich is belangrijk, niet zozeer dat het bestaande woorden zijn. Raamfiguren = heel correct natekenen van een figuur. Deze opdracht zegt iets over de fijne motoriek en de ruimtelijke structuratie. Er zijn oefeningen beschikbaar voor links- en rechtshandigen. De aanwezigheid van een goede ooghandcoördinatie die nodig is om te schrijven (eerst kijken dan schrijven) wordt nagegaan evenals de schrijfrichting: van links --> rechts. Deze oefening wordt heel streng verbeterd. Rekenen De kleuters moeten een hoeveelheid tot 10 kunnen aanduiden. Er wordt gekeken of begrippen zoals hoogste, langste, kleinste, grootste, meer, minder, eentje meer,... gekend zijn. Het onderdeel “conservatie” is de enige subtest die iets zegt over schoolrijpheid. De grote vraag is “Laten kleuters zich (niet) misleiden ? Is dit niet het geval dan zijn ze in hun groei naar schoolrijpheid reeds ver gevorderd. Zo ja, dan hebben ze nog een weg af te leggen, maar ze hebben nog alle tijd. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 64 3de graad – 1ste jaar STW Schrijfmotoriek Op dit onderdeel staan geen scores. De testafnemers observeren enkele vaardigheden voor een goede schrijf- en werkhouding: o fijne motoriek o schrijfrichting o links- of rechtshandig o tempo o ooghandcoördinatie o emotioneel: volhouden? nauwkeurigheid? B. Dynamisch affectieve ontwikkeling - De kleuter gaat in deze fase zijn emoties tonen en kan ook makkelijke emoties benoemen. Medeleven tonen als er in zijn buurt iets ergs gebeurd met een vriendje of een vriendinnetje. - Een kind gaat ook meer fantaseren over onderwerpen waarvan de opvoeders soms schrikken zoals de dood en seks. Ze worden verliefd op verzorgers en later op onderwijzers. Lijfelijk contact is belangrijk bij kleuters, maar niet in het openbaar. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 65 3de graad – 1ste jaar STW 3.4.3 Sociale ontwikkeling - Vanaf vier jaar kunnen kinderen echt samen spelen. Ze houden rekening met elkaar, overleggen samen en hebben een gemeenschappelijk doel. - Bij kleuter ontstaan de eerste echte vriendschap relaties. Nu kan het kind pas zichzelf sociaal te gedragen. Het egoïstische van wat een peuter had een beetje is nu verdwenen. Nu gaat een kleuter ook veel meer spelen en krijgt het nog meer ‘vrienden relaties’ en gaat het naar vriendjes toe. Ook speelt het meer met broertjes en zusjes als hij die heeft. Een kleuter doet moeite om bij een groep te horen en wil er dus alles voor doen om er bij te horen. De kleuter weet van zichzelf of hij/zij een jongentje of en meisje is. Een kleuter gaat ook een zelfbeeld ontwikkelen zo ben ik, dat kan ik, dat kan ik niet. Een kleuter heeft wel duidelijk een normbesef. Sociale Wetenschappen Hfst 2: Ontwikkeling van de mens 66 3de graad – 1ste jaar STW