Zoveel hoofden, zoveel zinnen LOEK PENNINX Onderzoek naar verschillen en overeenkomsten tussen lokale en landelijke partijen op het gebied van verkiezingsthematiek bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Begeleider: dr. J.J.C. van Ostaaijen Tweede en derde lezer: drs. B.G. Euser en S. Van Zuydam MSc 03-01-2015 | Bestuurskunde 570757 | Loek Penninx 1 VOORWOORD Hoewel ik eerder nooit in aanraking ben gekomen met het Latijn, heb ik tijdens mijn studie bestuurskunde toch hier en daar een woordje van deze taal op kunnen pikken. Het begrip dat mij daarbij het meest is bijgebleven is ‘contradictio in terminis’. Dat begrip geldt natuurlijk ook voor zoiets als een Voorwoord. Ik heb nooit helemaal begrepen waarom iets dat je achteraf schrijft een Voorwoord heet. Wel nu, het Voorwoord staat uiteraard vooraan en heet daarom Voorwoord, maar naar mijn mening kan een dergelijke boodschap ook achter het daadwerkelijke verhaal staan. Toch ben ik gezwicht voor deze formaliteit en vindt u het Voorwoord voorafgaand aan mijn scriptie. De meeste Voorwoorden die ik gelezen heb zijn allemaal geschreven met het idee om even iets speciaals te zeggen over een afgesloten periode in iemands leven of om mensen te bedanken die hebben bijgedragen aan deze scriptie. De meeste Voorwoorden bevatten dan ook een waslijst aan bedankjes richting bepaalde personen, gevoelens die men tijdens het schrijven van zijn of haar scriptie heeft gehad of een terugblik op de studieperiode die wordt afgesloten. De sceptische ondertoon in het voorgaande moge duidelijk maken dat zo’n pathetisch voorwoord niets voor mij is. Enige pathetische reactie mijnerzijds zal pas komen wanneer mijn studie ècht achter de rug is. Dat wil zeggen: als deze scriptie beoordeeld is en ik mijn diploma in ontvangst heb mogen nemen. Want eerlijk is eerlijk: het heeft even geduurd. Bij het schrijven van mijn scriptie ging eigenlijk niets zo snel als het schrijven van dit voorwoord. En dat zegt genoeg. Echter, deze scriptie, waarmee ik mijn studie bestuurskunde afrond, is gebaseerd op niet minder dan 49 verkiezingsprogramma’s die stuk voor stuk gecodeerd en geanalyseerd werden. Alles bij elkaar zijn dit zo’n 800 pagina’s, wat neerkomt op 271.410 woorden. Zie daar ook de titel van mijn afstudeerscriptie. ‘Zoveel zinnen, zoveel woorden’. Naast de letterlijke betekenis die van toepassing is op dit onderzoek, heeft het spreekwoord natuurlijk ook een figuurlijke betekenis. De vele meningen die er in een samenleving zijn, worden opmerkelijk genoeg bij verkiezingen teruggebracht tot een select aantal. Uitgedrukt in het aantal politieke partijen. Politiek gezien zou het dus beter zijn om te spreken zo iets als ‘Zoveel hoofden, beperkte zinnen’. Waar de ‘zinnen’ van de (lokale) politiek hoofdzakelijk op gevestigd zijn, leest u in deze scriptie. Ik wens u veel leesplezier toe. Loek Penninx Maastricht, 3 januari 2014 2 SAMENVATTING Hoewel lokale verkiezingen steeds meer een nationaal karakter krijgen, worden lokale partijen steeds groter. Hier lijkt een tegenstrijdigheid in te zitten. De keuze voor een lokale partij kan echter vluchtgedrag betekenen, maar ook van inhoudelijke aard zijn. Dit onderzoek heeft zich op dit laatste gericht. Aan de hand van een inhoudsanalyse bij 49 verkiezingsprogramma’s is getracht verschillen en overeenkomsten tussen landelijke en lokale partijen te vinden die betrekking hebben op de aandacht voor bepaalde thema’s. Op deze manier moet duidelijk worden of lokale partijen in tijden van nationalisering van de lokale politiek nog altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of dat zij meebewegen met de politieke nationaliseringstrend waar zij mogelijk juist van profiteren. Het uitgevoerde onderzoek heeft deze mogelijke verschillen en overeenkomsten bloot willen leggen. Statistische analyse heeft daarbij uitgewezen dat enkel bij het thema Milieu een significant verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor alle andere thema’s is dit significante verschil niet gevonden. Hoewel het statistisch niet acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het thema ‘Werkgelegenheid en Economie’ significant verschillend te noemen, komt dit thema hier wel dicht bij in de buurt. Met de wetenschap dat de aandacht van lokale en landelijke partijen alleen voor het thema Milieu significant verschilt, kan geconcludeerd worden dat er tussen lokale en landelijke partijen weinig verschillen bestaan in de aandacht voor de onderzochte thema’s. Wel is de aandacht voor thema’s over het geheel genomen iets anders verdeeld dan waar kiezers om vragen. Daar waar kiezers vooral vragen om aandacht voor werkgelegenheid, zorg en veiligheid, gaat veruit de meeste aandacht bij politieke partijen uit naar de woonomgeving en onderwerpen die daar bij komen kijken, zoals woningbouw, groen, gebiedsindeling. De weinige verschillen in aandacht wijzen er mogelijk op dat lokale partijen door kiezers niet beoordeeld worden op enkel de aandacht voor bepaalde thema’s. De inhoudelijke representatie lijkt in dat geval slechts een beperkte rol te hebben. De vraag is op basis waarvan de kiezer dan zijn keuze maakt? Ten tijde van de nationalisering van de lokale politiek lijkt het antwoord voor de hand te liggen, zeker als lokale partijen landelijk gezien ook nog eens blijken te groeien: de ontevredenheid over de landelijke politiek speelt hierin parten. Om dat vast te stellen is echter kiezersonderzoek nodig en geen inhoudsanalyse. Dit onderzoek geeft echter wel een duwtje in die richting. Tevens dienen andere factoren niet uitgesloten te worden: de kandidaatstellingsfunctie en de mobilisatiefunctie van politieke partijen. Ook onderzoek op microniveau kan meer duidelijkheid verschaffen. 3 4 INHOUD Voorwoord ......................................................................................................................................................... 2 Samenvatting..................................................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1 - Inleiding .................................................................................................................................. 7 1.1 Inleiding................................................................................................................................................... 7 1.2 Probleemstelling .................................................................................................................................. 8 1.2.1 Doelstelling..................................................................................................................................... 9 1.2.2 Vraagstelling .................................................................................................................................. 9 1.3 Onderzoeksaanpak ........................................................................................................................... 10 1.3.1 Thematiek verkiezingsprogramma’s: ............................................................................... 12 1.3.2 (Statistische) analyse .............................................................................................................. 12 1.3.3 Selectie thema’s ......................................................................................................................... 14 1.3.4 Operationalisering thema’s ................................................................................................... 15 1.3.5 Selectie gemeenten................................................................................................................... 21 1.4 Maatschappelijke relevantie......................................................................................................... 24 1.5 Wetenschappelijk relevantie ........................................................................................................ 24 Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader ............................................................................................................ 25 2.1 Lokale politiek: lokale partijen en lokale lijsten ................................................................... 25 2.2 Lokale partijen: onafhankelijk van ideologie ......................................................................... 26 2.3 Landelijk partij lokaal actief: afhankelijk van ideologie .................................................... 29 2.4 Functies van verkiezingsprogramma........................................................................................ 29 Hoofdstuk 3 - Thematiek lokale partijen............................................................................................. 32 3.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 32 3.2 Analyse per thema ............................................................................................................................ 34 3.3 Overeenstemming in aandacht voor thema’s ........................................................................ 41 Hoofdstuk 4 - Thematiek landelijke partijen ..................................................................................... 44 4.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 44 4.2 Analyse per thema ............................................................................................................................ 47 4.3 Overeenstemming in aandacht voor thema’s ........................................................................ 54 Hoofdstuk 5 - Vergelijking Lokale & Landelijke partijn ................................................................ 57 5.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 57 5.2 Analyse Subthema’s ......................................................................................................................... 58 5.2 Significante verschillen................................................................................................................... 63 5.3 Thema’s nader bekeken ................................................................................................................. 64 5.4 Overige data ........................................................................................................................................ 72 5 5.5 Vorm en Stijl ....................................................................................................................................... 73 Hoofdstuk 6 - Profilering in Lokale Politiek ....................................................................................... 76 Hoofdstuk 7 - Krouwel vs. Penninx ....................................................................................................... 88 7.1 Landelijke partijen ........................................................................................................................... 88 7.2 lokale partijen .................................................................................................................................... 93 Hoofdstuk 8 - Conclusie ............................................................................................................................. 95 Literatuur ......................................................................................................................................................101 Bijlage I: Stappenplan inhoudsanalyse verkiezingsprogramma’s ......................................107 Bijlage II: Output analyse SPSS hoofdthema’s.............................................................................110 Bijlage III: Output Analyse SPSS Subthema’s...............................................................................113 Bijlage IV: Output Analyse SPSS Subthema’s Coalitie-Oppositie .........................................119 Bijlage V: Kernwoordenlijst lokale partijen .................................................................................124 Bijlage VI: Kernwoordenlijst landelijke partijen .......................................................................126 6 HOOFDSTUK 1 - INLEIDING 1.1 INLEIDING De uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 liegen er niet om: de lokale partijen winnen vrijwel overal en de regeringspartijen VVD en PvdA worden afgestraft. De constructieve partners van de regering – D66, Christenunie en de SGP – kunnen op veel plekken gezien worden als winnaars van de verkiezingen. Daarnaast wint de SP flink in de gemeenten waar deze partij meedoet (NOS.nl, 2014a). Erg opvallend is ook de landelijke stijging van het percentage dat lokale partijen wisten te behalen. Dit percentage komt uit rond de 30 procent (L1.nl, 2014a). In Limburg wisten de lokale partijen zelfs 40 procent van de stemmen te halen (L1.nl, 2014a) en ook in NoordBrabant en het noordoosten van het land deden de lokale partijen het goed (NOS.nl 2014b). FIGUUR 1 VERKIEZINGSUITSLAG GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2014. DE KLEUR GEEFT DE GROOTSTE PARTIJ PER GEMEENTE AAN (NRC.NL, 2014) Volgens Janssen en Korsten (2002: 2) is er vanaf halverwege de jaren negentig veel te doen geweest over het succes van `lokale lijsten' bij gemeenteraadsverkiezingen. De belangstelling voor dit fenomeen is met name gegroeid toen deze lijsten in 1994 als 7 grote winnaars van de gemeenteraadsverkiezingen uit de stembus kwamen. Die winst was opmerkelijk, omdat langzamerhand in Nederland de overtuiging had postgevat dat lokale verkiezingen meer en meer het karakter droegen van quasinationale verkiezingen. Het succes van lokale lijsten toentertijd suggereert dat dit beeld de nodige nuancering behoeft. De trend naar verdere nationalisering leek doorbroken en het eigenstandige, niet-nationale, lokale karakter van de gemeenteraadsverkiezingen leek weer meer op de voorgrond te treden (Janssen en Korsten, 2002: 2). Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 is de ‘nationalisering van lokale politiek’ – net als bij eerdere gemeenteraadsverkiezingen – een veel benoemde trend geweest (RTLnieuws.nl, 2014; Boogers & Van Ostaaijen, 2011: 51; Kummeling & Van der Kolk, 2002: 25). Toch lijkt er in 2014 in andere termen van nationalisering gesproken te worden dan in de jaren negentig het geval was. De trend waar Janssen en Korsten (2002: 2) over spreken, is slechts ten dele verbroken; daar waar het in de jaren negentig ging over het kwantitatieve succes van lokale partijen (hun aandeel was geslonken en nam weer toe in de jaren negentig), gaat het in 2014 meer over het kwalitatieve verhaal rondom verkiezingen. Lokale partijen zijn ook nu groot en lijken nog altijd groter te worden, maar vanwaar dat succes? Van de enigszins utopische situatie van een eigenstandig, niet-nationaal en lokaal karakter van gemeenteraadsverkiezingen waar Janssen & Korsten (2002: 2) over spreken, lijkt bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 juist nog geen sprake te zijn. Niet voor niets wordt aan politiek commentator Frits Wester veelvuldig de vraag gesteld ‘Waarom laten jullie al die landelijke politici in jullie uitzendingen aan het woord, het zijn toch lokale verkiezingen?’ Wester vindt het een terechte vraag, want het gaat volgens hem inderdaad om de verkiezingen voor nieuwe gemeenteraden (RTLnieuws.nl, 2014). 1.2 PROBLEEMSTELLING Waar zou het in de lokale politiek dan over moeten gaan? Uit kiezersonderzoek van onder andere TNS NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014) valt op te maken welke onderwerpen of thema’s kiezers van belang vinden bij de keuze op wie of welke partij zij hun stem uitbrengen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Het is in tijden waarin de lokale politiek nationaliseert interessant om te bezien of er verschillen bestaan tussen thema’s waar kiezers om vragen en thema’s waar partijen zich op richten. Uit onderzoek van Boogers, Van Ostaaijen & Slagter (2010) blijkt namelijk dat lokale partijen zich meestal wat gemakkelijker kunnen profileren op lokale thema’s. Dat komt doordat ze veel minder dan landelijke partijen te maken hebben met een partijpolitiek-ideologisch profiel dat de aandacht van die thema’s afleidt (Boogers, Van Ostaaijen & Slagter, 2010). Als gevolg van de nationalisering van de lokale politiek zou dit wel eens kunnen veranderen. Van der Kolk (1997: 140) wijst er daarnaast op dat kiezers van lokale partijen hun stemgedrag meer baseren op lokale overwegingen dan de kiezers van landelijke partijen en niet-stemmers dat doen (Van der Kolk, 1997: 140). Idealiter zouden lokale partijen zich dan ook onthouden van het spreken in nationale 8 termen en zich dus juist richten op enkel de lokale politiek. De vraag is in hoeverre dit het geval is in tijden waarin de strijd om de kiezersgunst primair gevoerd wordt in termen van de nationale politiek. Van kiezers is bekend welke thema’s zij het belangrijkste vinden in de gemeentepolitiek, of partijen zich ook op deze thema’s richten is onduidelijk. Aan welke politieke thema’s schonken lokale politieke groeperingen de meeste aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en hoe verhoudt zich dit tot thema’s die bij lokale afdelingen van landelijke politieke groeperingen centraal stonden? Zegt de verhouding iets over de uitoefening van de programmatische functie van politieke partijen? 1.2.1 DOELSTELLING Middels een inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s inzicht geven in de thema’s waar lokale partijen zich op richtten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Op deze manier moet duidelijk worden of lokale partijen in tijden van nationalisering van de lokale politiek nog altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of dat zij meebewegen met de politieke nationaliseringstrend waar zij mogelijk ook van profiteren. 1.2.2 VRAAGSTELLING 1.2.2.1 HOOFDVRAAG Aan welke politieke thema’s schonken lokale politieke groeperingen de meeste aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en hoe verhoudt zich dit tot thema’s die bij lokale afdelingen van landelijke politieke groeperingen centraal stonden? Zegt de verhouding iets over de uitoefening van de programmatische functie van politieke partijen? 1.2.2.2 DEELVRAGEN - Wat zijn lokale politieke groeperingen en wat zijn landelijke politieke groeperingen op lokaal niveau? Welke redenen zijn er om als lokale politieke groepering onafhankelijk te opereren van landelijke politieke groeperingen? Welke politieke functies hebben politieke groeperingen? Aan welke thema’s schonken lokale, politieke groeperingen de meeste aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014? Aan welke thema’s schonken lokale afdelingen van landelijke politieke partijen de meeste aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014? Kunnen er specifieke onderwerpen aangewezen worden die zorgen voor mogelijke verschillen en overeenkomsten in de aandacht voor bepaalde thematiek? 9 1.3 ONDERZOEKSAANPAK In dit onderzoek zullen de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen die hebben meegedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen 2014 centraal staan. Uit deze programma’s zullen thema’s onderscheiden worden waaraan politieke partijen geacht worden aandacht aan te besteden. Het onderzoek bestaat uit twee groepen: de verkiezingsprogramma’s van enerzijds lokale partijen en de verkiezingsprogramma’s van anderzijds landelijke partijen. De opzet van de analyse van verkiezingsprogramma’s krijgt de gedaante van een inhoudsanalyse. Krippendorff (2004) beschrijft in zijn boek uitvoerig uit welke onderdelen een inhoudsanalyse bestaat. Kort samengevat zijn dat de volgende onderdelen: “Unitizing: relying on unitizing schemes Sampling: relying on sampling plans Recording / coding: relying on coding instructions Reducing data to manageable representations: relying on established statistical techniques or other methods for summarizing or simplifying data Abductively inferring contextual phenomena: relying on analytical constructs or models of the chosen context as warrants Narrating the answer to the research question: relying on narrative traditions or discursive conventions established within the discipline of the content analyst” (Krippendorff, 2004: 83). De eerste vier onderdelen worden ook wel ‘data making’ genoemd: het creëren van gegevens. In de bètawetenschappen zijn deze vier onderdelen vervat in fysieke meetinstrumenten. In de sociale wetenschappen is het gebruik van mechanische apparaten echter minder gebruikelijk en vaak onmogelijk (Krippendorff, 2004: 83). Bij dit onderzoek zal de data making tot stand komen door stukken tekst in te delen naar thema. Deze thema’s zullen in paragraaf 1.3.3 verder uiteengezet worden. Per verkiezingsprogramma zal het percentage tekst dat aan een bepaald thema wordt besteed, als data genomen worden. De data komen tot stand door het coderen van alle relevante tekst in de verkiezingsprogramma’s. Er is gekozen voor het uitdrukken in percentages omdat het absolute aantal woorden niets zegt, vanwege de verschillende lengtes van de verkiezingsprogramma’s. De vijfde component, het abductief afleiden van contextuele verschijnselen, is volgens Krippendorff (2014) uniek voor de inhoudsanalyse en gaat verder dan de representatieve eigenschap van de cijfers. Bij het abductief afleiden van contextuele verschijnselen van teksten treedt de analyse buiten de gegevens. Het wijst in het belang van de onderzoeker op onopgemerkte fenomenen. In tegenstelling tot deductieve of inductieve methoden zijn er waarborgen vereist, die op hun beurt worden ondersteund door bewijs (Krippendorff, 2004: 85). Onopgemerkte fenomenen worden in dit onderzoek voor het voetlicht gebracht door het gebruik van kernwoordenlijsten. Door 10 middel van deze lijsten wordt buiten de eerdere gecreëerde gegevens getreden en deze dienen dus als aanvulling op het coderingsproces van de verkiezingsprogramma’s Deze constructie garandeert de beoogde gevolgtrekkingen. Deze gevolgtrekkingen moeten op hun beurt weer ondersteund worden door kennis van de context van de geanalyseerde teksten (Krippendorff, 2004: 171). Kennis van de context van de geanalyseerde teksten heeft de onderzoeker bij dit onderzoek verkregen door het lezen en coderen van alle verkiezingsprogramma’s. Schematisch ziet het onderzoek er als volgt uit: Inhoudsanalyse Unitizing, Sampling, Coding, Reducing data Abductive inferring contextual phenomena Verkiezingsprogramma's Kernwoordenlijsten FIGUUR 2 OVERZICHT VAN ONDERZOEKSOPZET AAN DE HAND VAN KRIPPENDORFFS STAPPEN De elf thema’s waarmee gestart wordt bij de data making, komen voort uit twee onderzoeken naar beleidsvoorkeuren en thema’s die voor kiezers meewegen bij het maken van hun keuze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (Boogers en Salome, 2014 en TNS NIPO, 2014). Deze thema’s worden in paragraaf 1.3.3 verder uiteengezet. Tekst uit de verkiezingsprogramma’s zal in eerste instantie worden ondergebracht binnen deze elf thema’s. Wanneer blijkt dat met deze thema’s niet voldaan kan worden, kunnen er andere thema’s onderscheiden worden. Tevens kunnen er binnen elk thema subthema’s onderscheiden worden. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de data die volgen uit het coderen van de verkiezingsprogramma’s besproken. In hoofdstuk 6 zal het abductief afleiden van contextuele fenomenen plaatsvinden. Voor het abductief afleiden van contextuele fenomenen zal gebruik gemaakt worden van kernwoordenlijsten. Door middel van computerprogramma WordSmith kunnen de honderd meest gebruikte woorden in verkiezingsprogramma’s worden gerangschikt naar het aantal keren dat ze verschijnen. Naast de inhoudsanalyse dient de kernwoordenlijst als extra check om de thematisering van verkiezingsprogramma’s 11 bloot te leggen. Aan de hand van de kennis van de context zal de onderzoeker woorden uit de kernwoordenlijst verder uitdiepen indien de onderzoeker het noodzakelijk acht in het licht van het onderzoek. 1.3.1 THEMATIEK VERKIEZINGSPROGRAMMA’S: Een fundamentele vraag is die naar het belang van verkiezingsprogramma's. Pennings en Keman (1994) stellen dat als een partij na (soms lange) voorstudies, inspraakprocedures en afwegingen op bestuursniveau haar eigen op schrift gestelde standpunten niet serieus neemt, of niet verwacht dat anderen (andere partijen, de media, het electoraat) dat zullen doen, dat van cynisme getuigt. Dit cynisme doet onvoldoende recht aan de politieke werkzaamheden van een partij. Daarnaast speelt, afgezien van de directe invloed van een verkiezingsprogramma op het gedrag van politieke actoren, een verkiezingsprogramma een rol als strategisch instrument en als beleidsdocument. De inhoud is mede bepalend voor het gedrag van andere partijen in de aanloop naar de verkiezingen en tijdens de coalitievorming (Pennings en Keman, 1994). Tot slot zijn verkiezingsprogramma’s in zekere zin ‘gelijk’ aan elkaar. Juist in een onderzoek naar aandacht is het van belang om bronnen te vinden die met elkaar vergeleken kunnen worden. Aandacht zou ook gemeten kunnen worden door bijvoorbeeld media-aandacht in kaart te brengen. Echter, om als partij deze aandacht te krijgen is het afhankelijk van diezelfde media. Bij verkiezingsprogramma’s is er geen externe factor die aandacht kan muteren. Door verkiezingsprogramma’s te analyseren op de mate van aandacht die een partij besteedt aan bepaalde thema’s, kan een eerste selectie gemaakt worden van thema’s die voor lokale partijen meer of minder meewegen in hun politieke visie en hun profilering. Daarnaast zullen binnen de gebruikte thema’s onderscheiden worden gemaakt, zodat als het ware een stamboom ontstaat die de thematische voedingsbodem van partijen blootlegt. 1.3.2 (STATISTISCHE) ANALYSE De mate van aandacht van de inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s wordt gemeten door het aantal woorden, behorend bij bepaalde thema’s, af te zetten tegen het totaal aantal woorden van het verkiezingsprogramma. Dit zal bij elk verkiezingsprogramma gebeuren. De groep landelijke en de groep lokale partijen kunnen vervolgens met elkaar per thema vergeleken worden. Hierbij horen de volgende hypothesen: H0: Er is geen verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst behorende bij thema X. H1: Er is wel verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst behorende bij thema X. 12 Er wordt geen richting gegeven aan de hypothese, dus een tweezijdige toetsen moeten met 95% (standaard) zekerheid kunnen zeggen dat de nulhypothese moet worden verworpen, wil de alternatieve hypothese aangenomen worden (onafhankelijke t-toets). Vervolgens wordt gekeken naar de Levene’s test. Deze laat zien of er gelijkheid in variantie bestaat tussen lokale en landelijke partijen. Er wordt pas aangenomen dat er geen gelijkheid in variantie (dus de varianties verschillen) is indien de Levene’s test significant is en dat is bij een significantie kleiner dan 0.05. Bij een waarde groter dan 0,05 is er gelijkheid in variantie en verschillen de varianties niet. Indien de varianties gelijk zijn, zal gekeken moeten worden in de regel ‘equal variances assumed’ om de significantie te achterhalen. Wanneer de varianties ongelijk zijn, moet gekeken worden in de rij ‘equal variances not assumed’. Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan bezien worden of de verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant verschillen. Er is een significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid gezegd kan worden. Een stapsgewijze uitleg van de gehele analyse is te lezen in Bijlage I. Naast de statistische analyse, die enkel zal worden toegepast op vergelijkingen tussen enerzijds de groep lokale partijen en anderzijds de landelijke partijen, wordt er ook een getrimd gemiddelde berekend. Er bestaat namelijk enige vertekening aan een gemiddeld percentage. Aan de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen kunnen zich uitbijters voordoen. Dit zijn waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken te passen. De waarnemingen liggen meestal ver van de overige waarden af. Wanneer een gemiddelde getrimd wordt, vervalt er een x-aantal waarnemingen aan de boven- en onderkant van de cijferreeks. In dit onderzoek wordt een met 25% getrimd gemiddelde gehanteerd. Omwille van de symmetrie wordt het aantal waarden dat buiten de berekening wordt gehouden afgerond naar beneden en naar even aantallen. Voor beide groepen partijen vervallen er zes waarden uit de cijferreeks: drie aan de bovenkant en drie aan de onderkant. Tevens zal het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimd gemiddelde berekend worden. Aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde kan bij elk (sub-)thema iets gezegd worden over de overeenstemming tussen de partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag procentueel verschil liggen de zes uitbijters minder ver van de overige waarden. De vijfentwintig (vierentwintig bij groep landelijke partijen) verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. Anders dan bij de standaarddeviatie worden politieke partijen, door de berekening van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde, ‘beloond’ voor het schrijven over een bepaald thema. Uitgangspunt is namelijk dat partijen juist aandacht besteden aan de thema’s die kiezers van belang vinden (waarover meer in paragraaf 1.3.3). Wanneer geen enkele of heel weinig partijen binnen een groep aandacht besteden aan een thema zal de standaarddeviatie echter dicht bij de nul liggen. Dit roept echter het beeld op dat alle waarden heel dicht bij elkaar liggen. In feite liggen ze echter allemaal rond de nul of zijn nul. 13 Het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde geeft in feite het omgekeerde weer: hoe vaker het cijfer nul in een cijferreeks voorkomt (wanneer er dus geen aandacht is voor een thema) hoe hoger het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde wordt. Het getrimde gemiddelde wordt immers kleiner naarmate het getal nul vaker voorkomt met als gevolg een groter procentueel verschil tussen het gemiddelde en dit getrimde gemiddelde. 1.3.3 SELECTIE THEMA’S Recentelijk zijn er twee studies gedaan naar thema’s die voor kiezers het meest meewegen bij het bepalen van hun stemkeuze en naar beleidsvoorkeuren van kiezers (TNS-NIPO.nl, 2014; Boogers & Salome, 2014). Lokaal Gezondheidszorg Werkgelegenheid Veiligheid Wonen en Groenvoorziening Gemeentebelastingen Onderwijs Verkeer, OV, parkeren Gehandicapten- en ouderenvoorzieningen Armoedebestrijding Milieu Landelijk Gezondheidszorg en welzijn Sociale zekerheid Economie Onderwijs Bestrijding criminaliteit/terrorisme Overheidsdienstverlening Ethische kwesties EU (samenwerking/zeggenschap) Milieu Verkeer en vervoer TABEL 1 MEEST BELANGRIJKE THEMA'S VOOR KIEZERS BIJ VERKIEZINGEN (2014). VOLGENS TNS-NIPO.NL FIGUUR 3 BELANGRIJKE BELEIDSTERREINEN VOLGENS BOOGERS & SALOME (2014) De onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014) wijzen beide op drie populaire beleidsterreinen: Zorg en Welzijn / Gezondheidszorg, Werkgelegenheid en Veiligheid staan met stip op plaats één, twee en drie. Onderwijs, Verkeer en 14 Armoede(bestrijding) zijn ook thema’s die in beide lijstjes voorkomen. Dienstverlening en Integratie zijn echter beleidsterreinen die in het lijstje van TNS NIPO ontbreken, terwijl Betaalbare woningen en Onderhoud van de leefomgeving (Boogers & Salone, 2014) beleidsterreinen zijn die binnen het thema Wonen en Groenvoorziening van TNS NIPO zouden kunnen passen. Milieu, ouderen- en gehandicaptenvoorzieningen en gemeentebelastingen zijn daarentegen weer thema’s die niet in de lijst van Boogers en Salome (2014) voorkomen. In dit onderzoek worden beide lijsten dan ook geïntegreerd. Dit leidt tot de volgende lijst: 1 Onderzoek Zorg en Welzijn Werkgelegenheid Veiligheid Wonen en Groenvoorziening 5 Gemeentebelastingen 6 Onderwijs 7 Verkeer 8 Armoede 9 Milieu 10 Integratie 11 Dienstverlening 2 3 4 Boogers & Salome (2014) Zorg en Welzijn Werkgelegenheid Veiligheid Betaalbare woningen Onderhoud leefomgeving Onderwijs Verkeer Armoede Integratie Dienstverlening TNS NIPO (2014) Gezondheidszorg Gehandicapten- en ouderenvoorzieningen Werkgelegenheid Veiligheid Wonen en Groenvoorziening Gemeentebelastingen Onderwijs Verkeer, OV, Parkeren Armoedebestrijding Milieu - TABEL 2 DE 11 THEMA'S DIE IN DIT ONDERZOEK WORDEN ONDERSCHEIDEN 1.3.4 OPERATIONALISERING THEMA’S De thema’s en beleidsterreinen die door TNS NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014) onderscheiden zijn, gelden in dit onderzoek als eerste leidraad. De elf thema’s vormen een eerste indicatie van thema’s waarop partijen zich in hun verkiezingsprogramma kunnen richten. Indien nodig zullen er gaandeweg het onderzoek ook nog thema’s toegevoegd worden. Daarnaast zullen binnen enkele thema’s subthema’s onderscheiden worden. Vanwege de breedte van een thema als ‘Wonen en Groenvoorzieningen’ kunnen er gerichtere onderwerpen genoemd worden die onder de aandacht gebracht worden in de verschillende verkiezingsprogramma’s. Hieronder volgen per thema onderwerpen waar politieke partijen zich in een gemeente op kunnen richten. Het betreft slechts een korte indicatie. Gemeenten (en provincies) hebben op grond van artikel 124 Grondwet namelijk een open huishouding. Zij behartigen het algemeen belang. Dat houdt in dat zij de belangen mogen behartigen, die zij willen behartigen (Broeksteeg, 2014: 104). In de woorden van Hennekens (2010: 404): 15 ‘Het provinciaal [en het gemeentelijk] bestuur is vrij in de keuze van het te behartigen belang. Daarbij heeft het voorts de vrijheid te bepalen op welke wijze en in welke mate dit belang behartigd zal worden. Ook het doel waartoe dat belang behartigd wordt, is ter keuze van het provinciaal bestuur’ (Hennekens, 2010: 404). Ook de gemeentelijke autonomie berust op artikel 124 lid 1 Grondwet: ‘Voor (…) gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun besturen overgelaten’. Autonomie betekent dat provincies vrij zijn in de regeling en het bestuur van hetgeen zij in het belang van hun huishouding nodig achten (Hennekens, Van Geest & Fernhout, 1995: 13). De autonomie vindt dus haar grens in de huishouding (Hennekens, 2010: 409). In een open huishouding gelden dan de grenzen die kenbaar zijn van het leerstuk van de autonome verordeningsbevoegdheid: de gemeente mag niet treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen (de ondergrens) en zij heeft rekening te houden met hogere regelgeving (de bovengrens) (Kortmann, 2012: 519520). In een open huishouding mag de provincie bijvoorbeeld monumentenbeleid voeren, zolang zij niet treedt in de louter particuliere belangen van de burgers en landelijke wetgeving daaromtrent in acht neemt. Een open huishouding betekent dus niet dat een bepaald belang altijd geheel vrij is te behartigen (Broeksteeg, 2014: 105). Zorg en Welzijn De ruimte die gemeenten hebben om eigen gezondheidsbeleid te voeren, wordt bepaald door wettelijke en financiële kaders. Voor gezondheidsbeleid is de Wet publieke gezondheid (Wpg) het belangrijkste wettelijke kader. Publieke gezondheidszorg is op grond van de Wpg een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en het Rijk. Gemeenten en Rijk vervullen daarin zowel eigen als complementaire taken (Loketgezondleven.nl, 2014). Publieke gezondheidszorg wordt in de Wpg omschreven als 'gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkomen en het vroegtijdig opsporen van ziekten'. De Wpg is vooral gericht op het bevorderen van de algemene gezondheid en het voorkomen van ziekten bij risicogroepen: universele en selectieve preventie (Loketgezondleven.nl, 2014). De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking ondersteuning kunnen krijgen. Voorbeelden van hulp en voorzieningen die onder de Wmo vallen zijn: huishoudelijke hulp, aanpassingen in de woning, vervoer in de regio, een rolstoel, maaltijdverzorging, maatschappelijke opvang, verhuiskostenvergoeding en hulp aan buurthuizen en verenigingen (Rijksoverheid.nl, 2014c). Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben zij nu ook al, een deel nemen zij over van de Rijksoverheid (Rijksoverheid.nl, 2014e). De gemeenten krijgen het voortouw en een eigen verantwoordelijkheid bij decentralisatie van overheidstaken. Het merendeel van deze taken zullen gemeenten op lokaal niveau uitvoeren. Andere taken in het sociale domein zullen (boven)regionaal worden opgepakt (Rijksoverheid.nl, 2014e). 16 Werkgelegenheid Het thema ‘werkgelegenheid’ en de taak die de overheid daarin heeft, valt erg lastig te omschrijven. Een veel gehoorde (verkiezings-)slogan is dan ook dat ‘de overheid of gemeente geen banen creëert’ en zodoende niet direct in werkgelegenheid kan voorzien. Toch is de gemeente op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) verantwoordelijk voor de re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering, mensen met een uitkering op grond van Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden die bij het UWV staan geregistreerd als werkloze werkzoekenden. Gemeenten kunnen op basis van de Wet participatiebudget ook re-integratie-instrumenten inzetten voor een brede doelgroep van iedereen van 18 jaar en ouder (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014a). Daarnaast kunnen gemeenten de lokale werkgelegenheid stimuleren door het vestigingsklimaat voor ondernemingen zo goed mogelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld door het realiseren en het in stand houden van locaties, het vergroten van de bekendheid van de gemeente, het actief stimuleren van startende ondernemers of het aangaan van samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven (Rijksoverheid.nl, 2014f). Veiligheid Gevaren of risico’s zijn te onderscheiden naar diverse deelonderwerpen c.q. benaderingen. Zo bestaat er verschil tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid (Infopunt Veiligheid, 2014). Het onderscheid van sociale en fysieke veiligheid is uit te splitsen in diverse deelthema’s. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) onderscheidt vijf thema’s binnen de ‘integrale veiligheid’ in de gemeente (VNG, 2010): 1. Veilige woon- en leefomgeving: veiligheid en leefbaarheid in de wijk. De focus ligt hier op criminaliteit, overlast en verloedering. 2. Bedrijvigheid en veiligheid: veiligheid bij recreatieve en economische voorzieningen, zoals uitgaansgelegenheden, bedrijventerreinen en winkelcentra. De focus richt zich op criminaliteit, diefstal, inbraak en geweld. 3. Jeugd en veiligheid: veiligheid gerelateerd aan jeugd met focus op overlast- en probleemjongeren, jongeren en alcohol/drugs en veilig naar school. 4. Fysieke veiligheid: gevaarlijke stoffen, crisisbeheersing, rampenbestrijding en brandveiligheid. Verkeersveiligheid wordt ondergebracht bij het thema ‘Verkeer’. 5. Integriteit en veiligheid: maatschappelijke integriteit en stabiliteit van de samenleving. De focus ligt op: radicalisering en polarisatie, georganiseerde criminaliteit en ambtelijke/bestuurlijke integriteit. (VNG, 2010). Wonen en groenvoorziening Het thema ‘wonen’ wordt erg breed opgevat. Bouw, voorzieningen, het onderhoud van de leefomgeving en de kwaliteit van wonen kunnen allemaal betrekking hebben op het thema ‘wonen’. Een bestemmingsplan bepaalt wat er in een gemeente met de ruimte mag gebeuren. Zo wordt in dit plan voor elke bestemming aangegeven of en hoe er gebouwd mag worden 17 (Rijksoverheid, 2014d). Samen vormen de toelichting, de regels en de plankaart een bestemmingsplan (Middelburg.nl, 2014). Naast bouwgerelateerde onderwerpen houdt de gemeente zich ook bezig met diverse andere gemeentelijke voorzieningen, bijvoorbeeld voor sport. De meeste binnensportvoorzieningen zijn gebouwd in het kader van het basis- en voortgezet onderwijs (VNG, 2008: 149). Buitensportaccommodaties zijn er in alle vormen en maten. De meest bekende zijn de voetbal- en hockeyvelden. Deze voorzieningen worden in meer of mindere mate gerealiseerd en geëxploiteerd met financiële steun van gemeenten (VNG, 2008: 150). Daarnaast richt de gemeente zich op culturele voorzieningen, waarvan de bibliotheek het bekendste voorbeeld is. De bibliotheek is de meest laagdrempelige culturele voorziening van ons land (VNG, 2008: 161). Tevens mag er in elke gemeente in principe één publiek gefinancierde, lokale omroep zijn (VNG, 2008: 160). Woningcorporaties zijn van oudsher als particuliere, non-profit organisaties actief op het gebied van de volkshuisvesting. Ze moeten zich aan gemeenten verantwoorden voor hun prestaties. Corporaties hebben primair de taak te zorgen voor huisvesting van mensen die daar niet zelfstandig in kunnen voorzien. Activiteiten die zijn gericht op verbetering van de leefbaarheid van wijken en dorpen horen ook bij het activiteitenpakket van corporaties. Denk aan de aanstelling van huismeesters of wijkbeheerders (VNG, 2008: 181). Onderwijs De belangrijkste gemeentelijke taak op het gebied van onderwijs is huisvesting van de scholen. Daarnaast geven gemeenten geld uit aan leerlingen die extra begeleiding nodig hebben. Ook houden zij toezicht op naleving van de Leerplichtwet (ProDemos.nl, 2014). Daarbij is het leerlingenvervoer gedecentraliseerd in 1987. Gemeenten zijn sindsdien verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen - onder bepaalde voorwaarden - aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten van en naar school (VNG.nl, 2014a). De gemeente heeft op het terrein van onderwijs dus een wettelijke taak en verantwoordelijkheid voor: Onderwijshuisvesting, waaronder nieuwbouw, vervanging, renovatie en groot onderhoud; Leerlingenvervoer En daarnaast ook voor: Leerplicht (Leerplichtwet 1969/kwalificatieplicht 2007): Regionale Meld- en Coördinatiefunctie (RMC) voorkoming voortijdig schoolverlaten (gemeentelijke registratieplicht van voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar); Voor- en vroegschoolse educatie (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en Educatie (Wet OKE) per 1 augustus 2010). (gemeenteraadheerenveen.nl, 2014) 18 Gemeentebelastingen De gemeente mag alleen die belastingen heffen die zijn genoemd in de wet. Zo mag de gemeente hondenbelasting heffen, omdat deze is opgenomen in de Gemeentewet. Kattenbelasting staat in geen enkele wet vermeld en daarom mag de gemeente deze belasting ook niet heffen. De gemeenteraad stelt de hoogte van gemeentelijke belastingen jaarlijks vast. De hoogte is per gemeente verschillend (Rijksoverheid.nl, 2014a). Voorbeelden van veelvoorkomende gemeentelijke belastingen zijn: onroerendezaakbelasting (OZB), belasting van roerende woon- en bedrijfsruimten, baatbelasting, forensenbelasting, toeristenbelasting, parkeerbelasting, hondenbelasting, reclamebelasting, precariobelasting, rioolheffing, reinigingsheffing, leges (Rijksoverheid.nl, 2014a). Verkeer Gemeenten zijn als wegbeheerder verantwoordelijk voor de doorstroming van het verkeer, de leefbaarheid langs de lokale wegen en de verkeersveiligheid. De Wegenverkeerswetgeving geeft gemeenten het juridische instrument om de noodzakelijke maatregelen te nemen, bijvoorbeeld het nemen van verkeersbesluiten of verkeersmaatregelen, het aanstellen van verkeersregelaars en het plaatsen van bewegwijzering (VNG.nl, 2014b). De gemeente moet ook zorgen voor aanleg en onderhoud. Om alle verkeer in goede banen te leiden, stellen veel gemeenten een verkeer- en vervoerplan op. Daarin staat welke straten voor doorgaand verkeer zijn bestemd, welke voor het lokale verkeer, enzovoort (ProDemos.nl, 2014). Wat betreft openbaar vervoer hebben veel gemeenten contacten met NS en ProRail over allerlei zaken rondom stations(locaties) en het spoor door hun gemeenten. Daarnaast hebben alle gemeenten te maken met het openbaar vervoer via bus, tram, metro en/of regionaal spoorvervoer (VNG.nl, 2014c). Parkeerbeleid is een autonome taak van de gemeente, waaraan gemeenten zelf invulling kunnen geven. Via parkeerbeleid kunnen gemeenten de verdeling van de vaak schaarse parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen (VNG.nl, 2014d). Armoede Gemeenten hebben een regiefunctie bij de aanpak van armoedeproblemen en schuldhulpverlening. De gemeente zorgt voor een minimabeleid: inkomensondersteuning aan mensen met een uitkering of laag inkomen, als zij met onverwachte en/of onvermijdelijke kosten te maken krijgen, om zo armoede en schulden te voorkomen (ProDemos.nl, 2014). De gemeente kan in het kader van de bijzondere bijstand, categoriale bijzondere bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering (CAZ). Gemeenten kunnen ook bijstand in natura verlenen aan gezinnen met (schoolgaande) kinderen, bijvoorbeeld in de vorm van computers, vervoer, sport en cultuur. Voor mensen die slecht in staat zijn hun geld zelf te beheren kan de gemeente bijvoorbeeld de huur van een woning of de premie voor de zorgverzekering rechtstreeks 19 aan de betreffende instantie betalen. Mensen die langere tijd van een laag inkomen leven, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. Gemeenten kunnen lokale heffingen voor mensen met een laag inkomen automatisch kwijtschelden (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014c). Milieu Een andere belangrijke landelijke wet is de Wet milieubeheer. Deze regelt onder meer de gescheiden inzameling van huisvuil en de kwaliteit van de lucht. De gemeente zorgt voor uitvoering en naleving van de wet. De gemeente geeft onder andere milieuvergunningen uit aan bedrijven (ProDemos.nl, 2014). Daarnaast let de gemeente op bodemverontreiniging, drinkwater, asbest, vervoer van gevaarlijke stoffen, geluidshinder, stankoverlast (Fast, 2005). Een gemeente heeft tegenwoordig veel handelingsruimte om duurzame energie te bevorderen binnen de eigen gemeentelijke grenzen. De gemeente kan kiezen voor een zeer ambitieuze aanpak of kan een meer afwachtende houding aannemen als het gaat om het bevorderen van duurzame energie. De gemeente moet haar eigen ambities vormgeven en kan daarbij gebruikmaken van nationale en internationale richtlijnen, doelstellingen en subsidies. De instrumenten waarover een gemeente kan beschikken zijn te verdelen in het streekplan, bestemmingsplan, het verlenen van bouw- en milieuvergunningen en concessies. Gemeenten moeten hun handelingen alleen, of in samenwerking met andere overheden of in samenwerkingsverbanden met private bedrijven, verrichten. Deze andere overheden zijn gemeentelijke samenwerkingsverbanden, provincie en rijk (Raven, 2009: 29). Integratie Gemeenten kunnen op verschillende manieren het brede thema ‘integratie’ stimuleren. Het kabinet heeft in de Agenda Integratie de belangrijkste inzet van het kabinet op het terrein van integratie vastgelegd. Deze agenda is opgesteld langs de hoofdlijnen: Omgang met anderen en verinnerlijken van waarden, grenzen stellen en opvoeden, meedoen en zelfredzaam zijn. Binnen het thema ‘integratie’ vallen participatieovereenkomsten voor nieuwkomers, de aanpak van huwelijksdwang, horecadiscriminatie, het bevorderen van homoacceptatie, de vroegsignalering van maatschappelijke spanningen, de arbeidsparticipatie van migranten, tijdelijke immigratie binnen de EU, de verantwoordelijkheid van ouders bij opvoeden en de oververtegenwoordiging van bevolkingsgroepen in criminaliteit en overlast (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014e). In het kader van het overgangsrecht heeft de gemeente nog een belangrijke taak in de handhaving van inburgeraars die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig werden en nog niet hebben voldaan aan hun inburgeringsplicht (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014f). De gemeente heeft ook een taak op het gebied van de maatschappelijke begeleiding van asielgerechtigden (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014f). 20 Dienstverlening Publieke dienstverlening is gemeentebreed en overheidsbreed en heeft betrekking op alle vormen van informatievoorziening, producten en diensten voor burgers en bedrijven. De ontwikkeling van publieke dienstverlening leidt tot een nieuw bedrijfsmodel, waarin de verbinding tussen de vragen en behoeften van burgers en bedrijven en de vakgebieden van de overheid wordt vormgegeven door zogenoemde ‘frontoffices’, ‘midoffices’ en ‘backoffices’. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt aan de voorkant een frontoffice ingericht en worden producten, diensten en afdelingen samengebracht en afgestemd op de vragen en behoeften van de klant (VNG, 2011: 16). 1.3.5 SELECTIE GEMEENTEN De selectie van de gemeenten en partijen in dit onderzoek is random. Er is gebruik gemaakt van een lijst van het CBS (2014) waarin alle gemeenten in Nederland opgesomd zijn. Door middel van het computerprogramma Random 2.0 (te downloaden via: http://datatrieve.nl/wp-content/uploads/2010/07/random.pdf) zijn 25 nummers getrokken tussen de 1 en 404 (het aantal gemeenten). Daarnaast zijn er 5 reservegetallen getrokken. De getrokken nummers corresponderen met de nummers en de gemeenten op de CBS-lijst. Vervolgens is er per gemeente bekeken hoeveel lokale partijen er deelnamen aan de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Daarna is op dezelfde manier (met computerprogramma Random 2.0) bepaald welke partij uit de betreffende gemeente meegenomen wordt in dit onderzoek (in dit geval worden er nummers getrokken tussen de 1 en 2, 3, 4 of 5, afhankelijk van het aantal deelnemende lokale partijen in de gemeente. Partij nummer 1 is steeds de grootste partij). 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 LotingsNr. 12 66 73 85 90 100 127 134 148 150 170 205 209 222 Gemeente Alphen aan den Rijn Capelle a.d. IJssel Dalfsen Dordrecht Duiven Emmen Gulpen-Wittem Hardenberg Den Helder Hellevoetsluis Kaag en Braassem Maasdonk Maastricht Moerdijk Aantal lokale partijen 2 1 3 2 4 2 2 4 1 2 5 2 Lotingsnr. 1 1 1 2 1 1 2 2 1 2 4 2 Partij Leefbaar Capelle Gemeentebelangen Beter voor Dordt Pro Duiven Wakker Emmen Fractie Franssen Liberaal Hardenberg Helder Onafhankelijk Inwonersbelang Hellevoetsluis Samen voor Kaag en Braassem Stadsbelangen Mestreech Burger Belangen Moerdijk % 32.8 36.9 33.1 5.5 36.2 35.2 3.7 8.0 43.1 22.2 4.4 7.2 21 12 241 260 281 287 304 316 346 362 382 384 393 Noordwijkerhout Oss Rijnwaarden Roosendaal Sittard-Geleen Steenbergen Veghel Waalwijk Woensdrecht De Wolden Zeewolde 1 2 5 3 3 4 2 2 2 3 1 2 3 1 2 2 1 2 1 1 NZLokaal Lijst Lobith Tolkamer Nieuwe Democraten G.O.B. De Volkspartij Hart voor Veghel LokaalBelang Alle Kernen Troef Gemeentebelangen De Wolden Leefbaar Zeewolde 25.5 22.4 6.1 20.6 16.5 17.1 29.1 10.8 37.3 27.3 24 87 180 240 333 366 Drimmelen Landerd Noordwijk Ubbergen Waterland 2 3 3 1 2 3 1 1 Combinatie Algemeen Belang DS97 Puur Noordwijk Waterland Natuurlijk! 16.7 18.9 32.8 9.0 25 117 Goes 1 1 Partij voor Goes 9.5 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 TABEL 3 DE ONDERZOCHTE GEMEENTEN EN PARTIJEN NA LOTING Na een eerste selectie is gebleken dat er in de gemeenten Alphen aan den Rijn, Maasdonk, Oss en Ubbergen in 2014 geen gemeenteraadsverkiezingen hebben plaatsgevonden. Daarnaast had de partij Liberaal Hardenberg uit Hardenberg geen duidelijk verkiezingsprogramma beschikbaar en bleek de partij Hart voor Veghel uit Veghel een combinatie van landelijke partijen te zijn (zie paragraaf 2.1) waarin GroenLinks, D66 en de PvdA verenigd zijn. Om deze redenen zijn er nieuwe gemeenten aan de lijst toegevoegd ter vervanging van de genoemde zes. De selectie van landelijke partijen met een lokale afdeling is een afgeleide van bovenstaande selectiemethode. De gemeenten zijn dezelfde gemeenten als bij de lokale partijen. Uit elke gemeente zal een landelijke partij geselecteerd worden. Aangezien sommige partijen niet in elke gemeente meedoen aan gemeenteraadsverkiezingen, zijn de SP, GroenLinks en D66 als eerste gekoppeld aan een gemeente. Vervolgens zijn CDA, VVD en de PvdA willekeurig gekoppeld aan de overige gemeenten. ChristenUnie en de SGP worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij in een beperkt aantal gemeenten meedoen. Daarnaast doen ChristenUnie en SGP vaak als combinatie mee aan verkiezingen. Dit maakt een eventuele analyse per partij erg lastig. Van elke partij worden 4 lokale partijprogramma’s geselecteerd. Met zes partijen maakt dit in totaal 24 partijprogramma’s. De gemeente Landerd wordt in dit deel van het onderzoek niet meegenomen omdat er zowel van de VVD als het CDA (de enige landelijke partijen die actief zijn in deze gemeente) geen verkiezingsprogramma beschikbaar is. 22 Gemeente Rijnwaarden Kaag en Braassem Hellevoetsluis Sittard-Geleen Zeewolde Noordwijk Dalfsen Capelle aan den IJssel Gulpen-Wittem De Wolden Moerdijk Roosendaal Inwoneraantal 10968 25745 39086 94024 21262 25671 27674 66178 14484 23761 36625 77155 Partij CDA CDA CDA CDA D66 D66 D66 D66 GL GL GL GL Gemeente Drimmelen Steenbergen Den Helder Maastricht Waterland Duiven Goes Dordrecht Noordwijkerhout Woensdrecht Waalwijk Emmen Inwoneraantal 26737 23400 56597 121819 17091 25609 36971 118691 15740 21648 46438 108052 Partij PvdA PvdA PvdA PvdA SP SP SP SP VVD VVD VVD VVD TABEL 4 LANDELIJKE PARTIJEN VERDEELD OVER GEMEENTEN 23 1.4 MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE Hoewel het antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek te laat komt om van de kennis gebruik te maken bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014, is het voor politieke partijen en lijsten van belang om te weten hoe zij zich inhoudelijk profileren ten opzichte van hun kiezers in de gemeente. Uit politiek tactische overwegingen is het goed om te weten aan welke thematiek je als partij meer aandacht zou moeten geven om de aandacht van de kiezer te trekken. Daarbij kan de politiek gebruik maken van belangrijke kennis die mogelijke voortkomt uit deze scriptie: de kiezer kan om thema A vragen, maar daar thema B voor terugkrijgen van de lokale partij. Daarnaast hoop ik met deze scriptie iets te zeggen over de toegevoegde waarde aan de representatiefunctie van politieke partijen. Wanneer de inhoudelijke profilering van lokale partijen en lokale afdelingen niet strookt met de inhoudelijke thema’s die kiezers graag terugzien in de lokale politiek (namelijk: gezondheidszorg, werkgelegenheid, veiligheid, wonen en groenvoorzieningen, gemeentebelastingen, onderwijs, verkeer-OVparkeren, gehandicapten- en ouderenvoorzieningen, armoedebestrijding en milieu, zie tabel 5 verderop) dan wijst dit er mogelijk op dat lokale partijen niet de juiste thematiek vertegenwoordigen. De inhoudelijke representatie lijkt in dat geval tekort te schieten. Dit kan mogelijk komen door de nationaliseringstrend in de lokale politiek. Zodoende is er meer aandacht voor landelijke thema’s dan voor lokale thema’s. Tot slot biedt het toekomstige stemmers bij lokale verkiezingen inzicht en stof tot nadenken waarom ze op een lokale partij zouden moeten stemmen. Deze bewering heeft ook waarde als er weinig inhoudelijke verschillen zijn tussen de thematiek die kiezers aanspreekt en de thematiek waarmee de lokale partij zich profileert. In dat geval heeft de stemmer blijkbaar andere beweegredenen om op een lokale partij te stemmen dan enkel de inhoud die zij representeert. 1.5 WETENSCHAPPELIJK RELEVANTIE Hoewel er steeds meer academische literatuur geschreven wordt over lokale partijen, de opkomst van deze partijen en hun profilering (zie bijv. Boogers, 2006; Janssen & Korsten, 2002; Boogers, Lucardie & Voerman, 2006; Euser 2010), zijn er nog weinig verbanden gelegd tussen de nationalisering van de lokale politiek en de steun aan lokale partijen ten tijde van deze nationaliseringstrend (RTLnieuws.nl, 2014; Boogers & Van Ostaaijen, 2011: 51; Kummeling & Van der Kolk, 2002: 25). De wetenschappelijke relevantie van deze scriptie richt zich op het feit dat er nog weinig gedetailleerd onderzoek is gedaan naar de inhoudelijke profilering van lokale partijen. Vooralsnog zijn er wel op grotere schaal onderzoeken gedaan, maar daarbij werd niet gekeken naar concrete inhoudelijke aspecten. Deze onderzoeken betroffen voornamelijk de ideologische inhoud van lokale partijen (Derksen, 1998; Boogers, Lucardie & Voerman, 2006). 24 HOOFDSTUK 2 - THEORETISCH KADER 2.1 LOKALE POLITIEK: LOKALE PARTIJEN EN LOKALE LIJSTEN Volgens Derksen (2001: 119) heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds lang een probleem met de rubricering van alle partijen die niet meteen landelijk herkenbaar zijn. Dat het CBS moeite heeft met de rubricering van ‘andere dan landelijke’ partijen is volgens hem begrijpelijk, aangezien op basis van een naam niet meteen de aard van een partij kan worden vastgesteld. Volgens Derksen (2001: 119) is een partij pas een ‘lokale partij’ als zij slechts in één gemeente aan de verkiezingen deelneemt. Daarnaast mag men volgens Derksen (2001: 119) van een lokale partij eisen dat zij geen formele binding heeft met een landelijke partij. Het komt immers voor dat landelijke partijen onder lokale vlag (dus met een lokale naam) aan de verkiezingen meedoen. Deze ‘landelijk-lokale partijen' laten zich niet altijd eenvoudig onderscheiden van lokale partijen, omdat de aard van de binding met de landelijke partij erg divers kan zijn. Het komt voor dat PvdA-leden samen een lokale partij optrekken, omdat de PvdA ter plaatse niet meer aan de verkiezingen meedoet. Ook gaan de PvdA en D66 wel eens samen onder een lokale naam de gemeenteraadsverkiezingen in. Derksen (2001: 119) wijst dan ook op het bestaan van een landelijk-lokale partij. Er is dan een formele band met een landelijke partij. Een landelijk-lokale partij heeft bovendien een lokaal kenmerk: er is een specifiek lokale naam. Zo vormen combinaties van GPV, RPF en SGP bij lokale verkiezingen een aparte categorie: de combinatie van landelijke partijen (Derksen, 2001: 119). Anno 2014 is de combinatie SGP-Christenunie de belangrijkste. In deze scriptie worden landelijke-lokale partijen èn combinaties van landelijke partijen echter niet gezien als lokale partij. In navolging van Van Tilburg en Tops (1990: 73) wordt aangegeven dat in Nederlandse gemeenten sprake is van twee soorten politieke actoren, namelijk actoren die een officiële binding hebben met een landelijke partijorganisatie (CDA, VVD, PvdA en dergelijke) en actoren die niet zo’n binding hebben. Soortgelijk onderscheid werd ook al door Derksen (2001) gemaakt, zij het met andere benamingen. De eerste soort wordt door Van Tilburg en Tops aangeduid als lokale partij, de tweede soort als lokale lijst (Van Tilburg & Tops, 1990). Verder maken Van Tilburg en Tops (1990: 73) een onderscheid tussen gemeenten waar de lokale lijsten de dienst uitmaken (communale gemeenten) en gemeenten waar de lokale partijen de dienst uitmaken (nationale gemeenten). Tops en Zouridis (1993: 76) onderscheiden daarnaast nog de ‘stadspartijen’ (hoewel ‘stadslijsten’ een betere term zou zijn gezien de hiervoor gebruikte terminologie). Stadspartijen worden door Tops en Zouridis (1993: 76) gedefinieerd als “lokale lijsten in gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Deze gemeenten worden gekenmerkt door een 'nationaal partijsysteem'. In tegenstelling tot de communale partijsystemen, waarin de 25 gemeenteraad wordt gedomineerd door lokale lijsten, zijn in de gemeenten met meer dan 50.000 inwoners de lokale partijen dominant. Stadspartijen functioneren dus in een partijsysteem dat sterk wordt beïnvloed door partijen met een landelijke binding” (Tops en Zouridis, 1993: 76). 2.2 LOKALE PARTIJEN: ONAFHANKELIJK VAN IDEOLOGIE Het is volgens Van Tilburg en Tops (1990: 74) met name Dittrich (1978) geweest, die er op heeft gewezen dat naast de drie ’nationale’ politieke blokken van progressieven, liberalen en confessionelen in de gemeentepolitiek nog een vierde blok moet worden onderscheiden, de lokale of ’communale’ lijsten. Deze lokale lijsten kwamen in Nederland vooral voor in gemeenten met een sterk katholieke traditie. Dit betrof vooral de provincies Noord-Brabant en Limburg en daarnaast ook de katholieke delen van de provincies Zeeland, Gelderland, Overijssel en Noord-Holland. Als verklaring hiervoor geeft Dittrich de samenhang tussen katholicisme en communalisme. Vanwege deze samenhang ontbrak de noodzaak tot verzuiling, in dit geval door de allesoverheersende koepel van het katholicisme. Zodoende konden andere tegenstellingen dan nationale tegenstellingen inzet van de lokale politiek worden (Van Tilburg en Tops, 1990: 74). Derksen (2001: 117) stelt dat er bij lokale lijsten ten opzichte van lokale partijen een kennisachterstand is. Ook dit heeft te maken met het feit dat lokale lijsten van oudsher sterk waren in vooral Noord-Brabant en Limburg. Na de ontzuiling werden de lokale lijsten dan ook gezien als een achterhaald fenomeen. Daarnaast is er in Nederland lange tijd een gangbare gedachte geweest dat het bij politiek moet gaan om politieke meningsverschillen of zelfs om ideologische verschillen. In dat kader zijn lokale lijsten niet of moeilijk te plaatsen en er wordt dan ook gemakkelijk in negatieve termen over lokale lijsten gesproken (Derksen, 2001: 118). In de literatuur kunnen een aantal motieven gevonden worden voor het innemen van een onafhankelijke positie van lokale lijsten in de zin dat zij zich niet willen verbinden aan een partij die ook op landelijke niveau actief is. Deze worden door Boogers & Voerman (2010: 78-80) uiteengezet. De eerste intrinsieke reden voor lokale lijsten om los te werken van nationale politieke partijen is dat zij op deze manier beter in staat zijn om zich te richten op lokale kwesties. Vanuit deze visie gezien zorgen nationale partijen voor een ondermijning van de lokale issues doordat deze issues binnen een bepaalde ideologie of partijstandpunten moeten passen. Omgekeerd kan er ook gesteld worden dat lokale lijsten vaak zaken tot een speerpunt maken die niet erg relevant zijn vanuit een partij-ideologisch oogpunt. Daarom wordt er van lokale lijsten vaak gezegd dat zij meer reageren op lokale zaken die voor ‘gewone mensen’ van belang zijn (Boogers & Voerman, 2010: 79 zoals geciteerd in Janssen & Korsten, 2004). De onafhankelijkheid van een nationale politieke partij biedt ook de mogelijkheid voor lokale lijsten om zich toe te leggen op een specifieke zaak. Nederlandse voorbeelden hiervan zouden de stadspartijen kunnen zijn. Zij 26 proberen de belangen van een of meerdere dorpen te bevorderen binnen een gemeente (Boogers & Voerman, 2010: 79). Een tweede reden voor het spelen van een onpartijdige rol door de lokale lijsten is dat partijpolitieke tegenstellingen niet relevant zijn in de lokale politiek. Vanuit deze optiek is de lokale politiek een kwestie van pragmatisme en gemeenschapsgevoel, waarbij politiek getouwtrek niet op zijn plaats is. In Nederland zijn het vooral lokale lijsten die onder de noemer 'algemeen belang' of 'gemeentelijk belang' meedoen. Zij profileren zich met een apolitieke boodschap (Boogers & Voerman, 2010: 79). Een minder gedefinieerde grond om als lokale lijst te opereren is een algemene ontevredenheid met de politiek. Hierbij wordt weinig onderscheid gemaakt tussen nationale en lokale politiek. De ontevredenheid is voornamelijk gericht op nationale politieke partijen die worden beschuldigd van het links laten liggen van problemen en belangen van ‘gewone burgers’. In deze visie zijn lokale lijsten een teken van protest tegen de politiek in het algemeen en een poging om de politiek te veranderen door burgers meer inspraak te geven in beslissingen die hen aangaan (Boogers & Voerman, 2010: 79). Belangrijke voorbeelden van lijsten die zich profileren met dit populistische motief zijn de 'Leefbaar'-partijen en andere nieuwe lokale politieke partijen die aardverschuivingen teweegbrachten bij de voor hen succesvolle gemeenteraadsverkiezingen van 2002. Deze vonden plaats in het kielzog van de politieke ontevredenheid die gemobiliseerd werd door Pim Fortuyn (Boogers & Voerman, 2010: 79-80 zoals geciteerd in Boogers & Weterings, 2002). De laatste grond voor het innemen van een niet-partijgebonden positie is dat dit voor lokale lijsten de weg opent om niet mee te hoeven gaan met nationale politieke trends. Doordat lokale lijsten zich presenteren als onafhankelijke partijen, voorkomen ze dat ze afgerekend worden op het beleid van de nationale politiek. In de Nederlandse politieke kringen – met name die van de Partij van de Arbeid (PvdA) en GroenLinks – pleiten sommigen voor het toestaan van splinterpartijen: zij nemen deel aan gemeenteraadsverkiezingen onder een andere naam dan de nationale partijnaam. Dit is echter slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan. In de praktijk opereren er meestal samenwerkingsverbanden van nationale partijen (meestal progressieve of christelijke partijen). De partijen zijn in deze gemeenten vaak te klein om zelfstandig deel te nemen aan gemeenteraadsverkiezingen (Boogers & Voerman, 2010: 80). Ook wordt de onafhankelijkheid van landelijke en provinciale politiek vaak als reden genoemd om als lokale lijst aan de politiek deel te nemen. Via deze weg hoeft men zich niks aan te trekken van wat partijgenoten op andere bestuursniveaus vinden en kunnen zij zich focussen op het lokale belang (Boogers, 2010: 71). Aan de hand van enkele onderzoeken kunnen lokale lijsten worden ingedeeld in drie verschillende typen. 27 1. Lokalistische partijen: Deze vorm van lokale lijsten onderscheidt zich door een algemene focus op de kwaliteit van het gemeentebestuur en de lokale democratie. Het karakter van deze categorie lijsten is tamelijk apolitiek. Qua inhoud is het enkele punt waarop dit soort lijsten zich onderscheidt het behoud van het eigen karakter van de gemeente. Ongeveer de helft van alle lijsten valt onder deze categorie en ze hebben vaak naamsaanduidingen als Algemeen Belang en Gemeentebelangen (Boogers et. al. 2006 : 20). Zij benadrukken de tegenstelling tussen aan de ene kant het gemeentebelang en aan de andere kant het regionale, provinciale of landsbelang. Zij focussen erop dat raadsleden van lijsten beter in staat zijn om plaatselijke belangen te behartigen dan raadsleden van partijen met een landelijke binding die zich sneller onder druk zouden laten zetten door hun medepartijleden van hogere bestuursniveaus (Boogers, 2006 : 97). 2. Protestpartijen: Dit type bestaat uit lijsten die zich vooral laten leiden door hun verzet tegen een gemeentelijk plan of hun onvrede over het gemeentebestuur en het functioneren daarvan. Ongeveer een kwart van de lijsten valt in deze categorie. Vaak zijn dit jonge partijen die te naam staan als leefbaarpartij, onafhankelijke burgerpartij of ideologische partij (Boogers et. al. 2006: 20-21). Zij stellen de gebrekkige responsiviteit van gevestigde bestuurderspartijen aan de kaak (meestal raadsleden van de lokale partijen). Deze partijen zien een scheidslijn tussen ‘establishment en anti-establishment’ (Boogers, 2006: 97). 3. Belangenpartijen: Dit laatste type bestaat uit lijsten die zich sterk maken voor de belangen van specifieke groepen, zoals ouderen of jongeren. Bijna een kwart van de lokale lijsten valt onder deze categorie. Dorpslijsten, senioren- en jongerenpartijen en persoonslijsten vallen onder deze categorie (Boogers et. al. 2006 : 21). De laatste lokale scheidslijn die Boogers noemt is de gedachte dat lokale partijen vaak voorbijgaan aan plaatselijke belangentegenstellingen. Deze scheidslijn profileert zich met name bij belangenpartijen die geografische en demografische tegenstellingen tussen wijken, buurten, en dorpskernen of tussen jongeren en ouderen benadrukken (Boogers, 2006: 97). ‘Reactiepartij?’ Euser (2009) komt in zijn boek Lokale leiders: De opkomst van de geuzendemocratie met een viertal redenen waarom lokale partijen zich aandienen. Euser (2009) stelt dat een reden de onvrede over de kwaliteit van het door landelijke partijen gevormde lokale bestuur is. Daarnaast stelt hij dat onvermogen van het bestuur om met burgers te communiceren, megalomane plannen waar burgers nooit om hebben gevraagd en klachten over de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening redenen zijn voor het ontstaan van lokale partijen. De eerstgenoemde reden kan geplaatst worden onder de noemer ‘lokalistische partij’ zoals Boogers (2006: 97) deze beschrijft. De drie andere redenen zijn lastiger te plaatsen bij de overige twee soorten lijsten, eens temeer omdat deze volgens Euser (2009) niet meteen als protestpartij aangemerkt kunnen worden. 28 Deze partijen danken hun succes juist aan het feit dat ze ook als ombudspartij (kunnen) opereren en heel direct en open communiceren met burgers. Gelet op de door Euser (2009) genoemde redenen zou een term als ‘reactiepartij’ hier wellicht op zijn plaats zijn. 2.3 LANDELIJK PARTIJ LOKAAL ACTIEF: AFHANKELIJK VAN IDEOLOGIE Politieke partijen op lokaal niveau kunnen volgens Boogers (2006) twee rollen vervullen. Als eerste functioneren zij als lokale politieke partijen die streven naar vertegenwoordiging in het gemeentebestuur. Dit is gelijk aan wat landelijke partijen op nationaal niveau doen, maar ze kunnen qua organisatie anders zijn dan de landelijke partijen en geen band hebben met een landelijke partij. Daarnaast kunnen politieke partijen zich lokaal vestigen als lokale afdeling van een landelijk gevestigde partij. Dit hoeft niet te betekenen dat deze afdelingen zich meteen met lokale politiek bezighouden; ze kunnen ook de landelijk gevestigde partij lokaal ondersteunen door bijvoorbeeld campagnes te organiseren. Vaak gebeurt beide: zowel het ondersteunen van de landelijke partij, als het bezighouden met de lokale politiek door te streven naar een vertegenwoordiging in het gemeentebestuur. Dit is echter niet het geval bij onafhankelijke lokale politieke partijen: zij hebben geen band met de landelijke politieke partijen (Boogers, 2006 : 82). Landelijke partijen hebben vaak een lokale afdeling. Vaak zijn deze lokale afdelingen van lokale partijen ook politiek actief op lokaal niveau. Een landelijke partij heeft verschillende redenen om lokaal actief te zijn. Zo vormt de lokale politiek een kweekvijver voor nieuw talent, kunnen de landelijke partijen hierdoor over lokale kennis en leerervaringen beschikken, is plaatselijk de toegang tot de politiek laagdrempelig, kan de lokale partij daar voorzien in lokale marketing en campagnes voor de landelijke partij en vertalen de lokale afdelingen de ideologie van de landelijke partij in concrete acties (Boogers, 2006 : 82-83). 2.4 FUNCTIES VAN VERKIEZINGSPROGRAMMA Boogers, Lucardie en Voerman (2006: 11-12) onderscheiden een drietal functies van politieke partijen. Om te beginnen bespreken zij de programmatische functie. Het draait hierbij om het formuleren van politieke standpunten wat normaal gesproken in samenspraak met de ledenachterban gebeurt. Dit zou moeten uitmonden in een verkiezingsprogramma of partijprogramma. (Boogers, Lucardie en Voerman, 2006: 1112). Volgens Krouwel, (2014a) is de belangrijkste functie van een partijprogramma om aan kiezers – en aan journalisten – te laten zien waar de partij voor staat. Bij gevestigde partijen met een lange traditie is het daarom van belang een aantal issues en standpunten te benadrukken waar de partij aan wordt herkend door kiezers. 29 Verkiezingsprogramma’s moeten volgens Krouwel door de jaren heen een zekere continuïteit en consistentie hebben zodat het kernelectoraat van de partij kan zien dat de partij nog steeds staat voor de dingen waar die ooit voor was opgericht (Krouwel, 2014a). Rosema en Boedeltje (2011: 17) zien het feit dat het er nu eenmaal bij hoort als de belangrijkste reden dat verkiezingsprogramma’s worden opgesteld. Het is zelfs van belang om te vermijden dat je als partij geen programma hebt, want dat zou kunnen suggereren dat je nergens voor staat of niet serieus bent. Daarbij gaat geen enkele politicus ervan uit dat verkiezingsprogramma’s ook daadwerkelijk gelezen worden (Rosema & Boedeltje, 2011: 17). Een andere reden voor de geringe populariteit van verkiezingsprogramma’s kan volgens Rosema en Boedeltje (2011: 18) zijn dat de inhoud achterhaald is. Daarmee bedoelen zij niet dat de problemen die worden besproken zijn opgelost of de standpunten van partijen zijn veranderd, maar dat het programma geen houvast biedt voor het belangrijkste thema van de campagne. Soms wil een partij nog wel aangeven waar niet op bezuinigd mag worden, maar waar precies het geld vandaan moet worden gehaald laat men in het midden. Zo verliest het verkiezingsprogramma zijn mogelijke functie in het inhoudelijke debat tijdens de campagne (Rosema en Boedeltje, 2011: 18). De meest genoemde functie is het bieden van een uitgangspunt voor eventuele coalitiebesprekingen na de verkiezingen voor de vorming van het nieuwe college. Die functie is vooral intern gericht: de partij maakt aan zichzelf duidelijk wat zij eigenlijk wil de komende vier jaren, mocht zij in het college komen. Wanneer collegedeelname niet wordt bewerkstelligd, soms wordt dit niet eens nagestreefd, dan wordt het programma beschouwd als handvat voor de standpuntenbepaling tijdens de komende raadsperiode (Rosema & Boedeltje, 2011: 17). Ook Krouwel (2014a) benadrukt de interne functie van een verkiezingsprogramma. Volgens hem moet een verkiezingsprogramma ook nieuwe ideeën en innovatieve oplossingen voor recente problemen bevatten. “Politieke partijen kunnen immers alleen overleven als zij zich aanpassen” (Krouwel, 2014a). Nieuwe partijen moeten duidelijk maken wat zij eigenlijk toevoegen aan het politieke landschap (Krouwel, 2014a). Een verkiezingsprogramma is dus ook belangrijk voor het interne partijleven. Het kan ervoor zorgen dat iedereen in de partij zich weer even kan focussen op waar men als partij voor staat en heeft dus – als het goed is – een verbindende en enthousiasmerende werking op partijactivisten. Het kan natuurlijk ook misgaan: als een partij intern verdeeld is dan kan de vorming van een programma leiden tot conflicten of zelfs tot interne scheuring in de partij. Een programma maken is dus ook een lakmoesproef voor de interne cohesie van een partij. Omdat het schrijven van een verkiezingsprogramma meestal gepaard gaat met het opstellen van een nieuwe kandidatenlijst is dit eveneens het moment voor een partij om de juiste gezichten (en hersenen) bij het verhaal te vinden (Krouwel, 2014a). 30 Daarnaast heeft het partijprogramma ook nog een externe functie naar de andere partijen in het partijstelsel en naar de kiezers. De concurrenten kunnen dan zien op welke punten een partij bereid is tot concessies en compromissen. Een partijprogramma toont dus ook de koalitionsfähigkeit van een politieke partij. Vaak worden beleidsvoorstellen opzettelijk vaag gehouden of zelfs helemaal geëlimineerd om potentiële coalitiepartners niet af te schrikken, of worden juist beleidsstandpunten sterk benadrukt om wisselgeld te creëren bij de onvermijdelijke coalitieonderhandelingen (Krouwel, 2014a). Tenslotte is een verkiezingsprogramma ook een strategisch document naar kiezers toe die niet tot het kernelectoraat behoren. Die wisselende kiezers kunnen worden aangetrokken door bepaalde issues sterk te benadrukken of juist heel voorzichtig te zijn (Krouwel, 2014a). Naast de programmatische functie onderscheiden Boogers et al. (2006: 12) de kandidaatstellingsfunctie. Middels deze functie kunnen personen zich kandidaat stellen voor politieke posities. Daarbij gaat het om de rekrutering van raads- en wethouderskandidaten, hun begeleiding en ondersteuning en de wijze waarop zij in de raad of het college functioneren. Tot slot onderscheiden Boogers et al. (2006: 12) de mobilisatiefunctie. Nadat partijen hun programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zullen zij hiervoor steun bij de kiezers moeten verwerven (in de vorm van stemmen, partijlidmaatschap en donaties). Bij deze mobilisatiefunctie gaat het vooral om de maatschappelijke en organisatorische worteling van de lokale groepering in de lokale gemeenschap: dat wil enerzijds zeggen de sociale en politieke kenmerken van haar leden- en kiezersaanhang en anderzijds de wijze waarop zij zich heeft georganiseerd (partijstructuur, relaties met belangengroepen). 31 HOOFDSTUK 3 - THEMATIEK LOKALE PARTIJEN 3.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen beschreven worden. Zoals in hoofdstuk 1 al geschreven is, zijn er vooraf een elftal thema’s vastgesteld. Dit zijn thema’s die voor kiezers het meest meewegen bij het bepalen van hun stemkeuze en de beleidsvoorkeuren van kiezers. Het gaat om onderstaande thema’s met daarbij de latere toevoegingen en veranderingen. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Thema (opzet) Zorg & Welzijn Werkgelegenheid Veiligheid Wonen en Groenvoorziening Gemeentebelastingen Onderwijs Verkeer Armoede Milieu Integratie Dienstverlening Thema (uitwerking) Zorg & Welzijn Werkgelegenheid & Economie Veiligheid Wonen en (Groen)voorzieningen Gemeentelijke Financiën Onderwijs Verkeer Armoede Milieu Integratie Dienstverlening Openbaar Bestuur TABEL 5 THEMA'S VOLGENS DE ONDERZOEKSOPZET (LINKS) EN IN DE UITWERKING (RECHTS) Gaandeweg het onderzoek is het noodzakelijk gebleken om enkele aanpassingen te doen aan de breedte van de thema’s. Zo wordt aan het thema ‘Werkgelegenheid’ ook ‘Economie’ toegevoegd, omdat bleek dat deze twee begrippen voor overlap zorgden of juist in elkaars verlengde lagen. Daarnaast is het thema ‘Gemeentebelastingen’ komen te vervallen. Dit thema is vervangen door het thema ‘Gemeentelijke Financiën’. Reden voor deze vervanging is de beperktheid van het begrip ‘Gemeentebelastingen’. Onder het thema ‘Gemeentelijke Financiën’ vallen zowel de gemeentebelastingen als de overige tekst die betrekking heeft op de financiële huishouding van de gemeente. Tot slot is ook het thema ‘Openbaar Bestuur’ toegevoegd aan de lijst met thema’s. Erg veel partijen spreken in hun verkiezingsprogramma over hoe het gemeentebestuur dient te functioneren, hoe de ambtelijke organisatie eruit dient te zien en over samenwerking met andere gemeenten of gemeentelijke herindeling. Deze zaken zijn ondergebracht bij het thema ‘Openbaar Bestuur’. Gezien de relatief hoge percentages tekst die aan dit onderwerp zijn besteed, zou het zonde zijn om deze tekst niet te categoriseren. 32 Thema 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Wonen en (Groen)voorzieningen Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Economie Verkeer, OV, Parkeren Veiligheid Gemeentelijke Financiën Openbaar Bestuur Onderwijs Milieu Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Gemiddeld Standaard aantal tekst deviatie per thema in procenten 24.88 13.32 8.45 6.72 4.88 4.82 4.72 4.08 3.85 3.56 1.05 0.47 7.53 7.63 6.37 3.74 4.54 3.52 4.41 3.16 2.81 3.85 1.54 1.34 TABEL 6 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST In tabel 6 waarin alle thema’s gerangschikt zijn naar het percentage tekst dat besteed is aan elk thema, komen de thema’s ‘Gemeentelijke Financiën’ en ‘Openbaar Bestuur’ dan ook niet voor niets op een zesde en zevende plek te staan met een aandeel van respectievelijk 4,8 en 4,7 procent. Meest in het oog springend is echter het thema ‘Wonen en Groenvoorzieningen’ dat ruimschoots bovenaan het lijstje staat met een percentage van bijna 24,9 procent. Bij alle onderzochte lokale partijen komt wel tekst voor die valt onder het thema ‘Wonen en Groenvoorzieningen’. Wel lopen de percentages uiteen. Zo heeft Lijst Lobith Tolkamer uit Rijnwaarden zo’n 40 procent van haar tekst nodig om uit te wijden over dit thema, terwijl WaterlandNatuurlijk 13,7 procent afdoende vindt. In absolute getallen vallen Leefbaar Zeewolde (4726 woorden) en Burger Belangen Moerdijk (26 woorden) op, waarbij vermeld dient te worden dat het geanalyseerde verkiezingsprogramma van Burger Belangen Moerdijk slechts uit 181 woorden bestaat tegenover 12692 woorden bij Leefbaar Zeewolde. Er zal uiteraard enige vertekening zijn bij een gemiddeld percentage. Zo kunnen zich aan de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen uitbijters voordoen. Dit zijn waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken te passen. De waarnemingen liggen meestal ver van de overige waarden af. Een gemiddelde kan echter getrimd worden. In tabel 7 staan de met 25% getrimde gemiddelden per thema. Omwille van de symmetrie wordt het aantal waarden dat buiten de berekening wordt gehouden afgerond naar beneden en naar even getallen. Bij 25 verkiezingsprogramma’s en een trimpercentage van 25% betekent dit een waarde van 6,25. Er worden dus aan de boven- en onderkant van de getallenreeks drie getallen weggelaten. 33 Thema 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Wonen en groenvoorzieningen Zorg & Welzijn Werkgelegenheid & Economie Verkeer, OV, Parkeren Veiligheid Gemeentelijke Financiën Openbaar Bestuur Onderwijs Milieu Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Gemiddeld aantal tekst per thema in % 24.88 13.32 8.45 6.72 4.88 4.82 4.72 4.08 3.85 3.56 1.05 0.47 Met 25% getrimde gemiddeld aantal tekst per thema in % Verschil in % 24.47 12.30 7.65 6.65 4.26 4.55 4.15 3.94 3.70 2.81 0.70 0.07 1.69 8.28 10.45 1.05 14.64 6.09 13.91 3.63 4.22 26.84 50.30 578.20 TABEL 7 THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDEN, GETRIMDE GEMIDDELDEN EN DE PROCENTUELE VERSCHILLEN TUSSEN HET GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE Uit tabel 7 valt op te maken dat, uitgaande van een met 25% getrimd gemiddelde, de percentages iets omlaag gaan. De procentuele verandering van het thema ‘Verkeer, OV, Parkeren’ is het geringst, wat erop duidt dat bij dit thema de laagste uitbijters voorkomen. Bij het thema ‘Integratie’ liggen de verschillende cijfers het meest uiteen. Dit komt doordat de meeste partijen geen enkel woord besteedden aan het thema ‘Integratie’. Zoals in bovenstaande tabel af te lezen valt, wordt er over een aantal thema’s niet alleen veel geschreven, maar lopen ook de cijfers binnen dit thema het minst uiteen. De thema’s die bij de meeste partijen een constante factor vormen, zijn hiermee Wonen en Groenvoorzieningen en Verkeer, OV, Parkeren. 3.2 ANALYSE PER THEMA Naarmate het onderzoek vorderde, zijn er binnen deze thema’s subthema’s ontstaan waarmee het mogelijk is om meer inzicht te krijgen in de belangrijkste beleidsvoorkeuren binnen verkiezingsprogramma’s. Wonen en (Groen)voorzieningen Verder inzoomend op het thema ‘Wonen en (Groen)voorzieningen’ steekt vooral het subthema ‘Woningbouw/Gebiedsontwikkeling’ met kop en schouders boven de andere subthema’s uit. Politieke partijen spreken bij dit subthema vooral over plannen die 34 verband houden met de ruimtelijke ordening zoals bestemmingsplannen, centrumplannen en de ontwikkeling van buitengebieden. Daarnaast zijn woningbouw, de woningmarkt (sociale huurwoningen, leegstand, nieuwbouw) en monumentenbeheer belangrijke onderwerpen die in dit subthema zijn ondergebracht. Lokale partijen spreken zeer constant over dit subthema aangezien het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde slechts 1,4 procent is. Dit betekent dat de uitbijters in de range van vijfentwintig gemiddelden het minst hoog zijn voor dit subthema. Dit geldt in mindere mate ook voor het subthema ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’. Binnen dit subthema is het begrip leefbaarheid een vaak terugkerend onderwerp. Zonder een definitie te willen geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die is ondergebracht bij dit subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het woonklimaat in een buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad. Sport is ook een onderwerp dat door relatief veel lokale partijen wordt besproken. Toch zijn er bij dit onderwerp negen partijen die niet over sport spreken. Als gevolg daarvan loopt het cijfer dat het verschil aanduidt tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde op naar bijna 24 procent. Desondanks spreken er meer partijen over sport dan over cultuur en kunst. Elf partijen spreken in hun verkiezingsprogramma niet over cultuur of kunst. Het onderwerp ‘voorzieningen’ dient breed opgevat te worden. De voorzieningen die vooral besproken worden door de lokale partijen zijn bibliotheken, snel internet, sportaccommodaties, speelvoorzieningen en de aan- of afwezigheid van winkels. Wonen en Groenvoorzieningen Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil Standaard in % deviatie Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Voorzieningen (Kwaliteit van de)Leefomgeving Recreatie en Toerisme Cultuur en Kunst Sport Natuur en Groen 8.92 2.75 4.13 2.86 1.96 2.64 1.62 8.80 2.05 3.73 2.03 1.40 2.13 1.14 1.36 33.69 10.76 41.47 39.68 23.94 42.28 5.24 3.21 3.39 4.06 2.56 2.81 2.19 TABEL 8 CIJFERS VOOR HET THEMA WONEN EN GROENVOORZIENINGEN Zorg en Welzijn Binnen het subthema Zorg en Welzijn zijn een drietal subthema’s ontstaan. Het onderwerp dat zich op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en verschillende doelgroepen richt, wordt door de meeste lokale partijen aangehaald en is daarmee ook het onderwerp met het grootste aandeel binnen het subthema Zorg en Welzijn. Welzijnsbeleid dat gericht is op ouderen is een populair topic binnen dit onderwerp. Hierbij valt te denken aan langer thuis wonen en hulp aan ouderen. Evenals aan het welzijnsbeleid dat op ouderen gericht is, wordt er veel aandacht besteed aan het welzijn 35 van jongeren. Hierbij valt te denken aan opvoedkundige aspecten, jongerenparticipatie en jongerenwerk. Gelet op het geringe procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij dit onderwerp, kan gesteld worden dat over dit onderwerp de lokale politieke partijen in gelijke mate berichten. Voor de onderwerpen Gezondheidsbeleid en Decentralisaties is dit minder het geval. Hoewel we later zullen zien dat de procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde ook in honderdtallen en zelfs duizendtallen kunnen lopen, gelden voor de onderwerpen Gezondheidsbeleid en Decentralisaties toch procentuele verschillen van respectievelijk bijna 36 procent en bijna 28 procent. De mate van aandacht is in het geval van deze onderwerpen dus minder in overeenkomst met elkaar, dan het geval is bij het onderwerp WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren. Zorg en Welzijn Gemiddelde Getrimd Verschil Standaard (%) (%) in % deviatie Gezondheidsbeleid WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren Decentralisaties 4.502 6.46 2.36 3.31 6.08 1.85 35.99 6.22 27.82 6.03 5.16 2.72 TABEL 9 CIJFERS VOOR HET THEMA ZORG EN WELZIJN Werkgelegenheid en Economie Vrijwel elke lokale politieke partij spreekt zich uit over de economische situatie in de gemeente. De partijen richten zich daarbij vooral op de economische posities van lokale ondernemers en het vestigingsklimaat in de betreffende gemeenten. Ook het aanbestedingsbeleid ten faveure van lokale ondernemers wordt meermaals aangehaald door de lokale partijen. Politieke partijen uit ruraal gelegen gemeenten bespreken vaak ook de agrarische sector (soms uitgebreid) in hun verkiezingsprogramma’s. Bedrijventerreinen en winkelcentra lijken daarnaast weer populairder bij de stedelijke gemeenten. Tot slot spreken lokale partijen zich meermaals uit over de zondagsopening van winkels. In tegenstelling tot wat bij het onderwerp Economie en Ondernemen gebeurt, spreken lokale partijen zich in mindere mate uit over het onderwerp Re-integratie en Bijstand. Slechts dertien van de vijfentwintig partijen leveren een noemenswaardige bijdrage aan dit onderwerp, terwijl dit bij het onderwerp Economie en Ondernemen bij vierentwintig van de vijfentwintig partijen het geval is. Werkgelegenheid en Economie Gemiddelde Getrimd (%) (%) Verschil Standaard in % deviatie Economie en Ondernemen Re-integratie en Bijstand 6.30 2.15 12.63 79.53 5.59 1.20 4.94 3.51 TABEL 10 CIJFERS VOOR HET THEMA WERKGELEGENHEID EN ECONOMIE 36 Veiligheid Binnen het thema Veiligheid zijn een aantal subthema’s ontstaan die in de lijn liggen van de operationalisering van het thema Veiligheid in hoofdstuk 1. Veruit het grootste gedeelte van de tekst die onder het thema Veiligheid valt, is toebedeeld aan het subthema Woon- en leefomgeving. Vergeleken met de overige vier subthema’s is dit het meest algemene thema. De onderzochte politieke partijen spreken zich slechts in beperkte mate uit over de overige subthema’s. In het geval van Jeugd en Veiligheid zijn het slechts acht partijen die hierover schrijven in hun verkiezingsprogramma’s. Het betreft dan vaak drugsoverlast. Fysieke veiligheid is een subthema dat nog minder vaak aangekaart wordt door lokale partijen. Slechts vijf van de vijfentwintig partijen noemt deze vorm van veiligheid in hun programma. Het gaat in deze gevallen bijvoorbeeld om het transport van gevaarlijke stoffen, vuurwerk en de risico’s van hoogwater. Het subthema Integriteit en Veiligheid is slechts in één verkiezingsprogramma genoemd. Dit zorgt ervoor dat er geen getrimd gemiddelde gegeven kan worden voor dit subthema. Veiligheid Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil in % Woon-en leefomgeving Bedrijvigheid en veiligheid Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid 3.74 0.19 0.47 0.41 0.07 3.21 0.04 0.17 0.03 0 16.30 392.48 169.96 1145.39 X Standaard deviatie 3.53 0.51 1.00 1.24 0.37 TABEL 11 CIJFERS VOOR HET THEMA VEILIGHEID Onderwijs Onderwijs is een thema waarvan op voorhand verwacht zou kunnen worden dat er weinig over geschreven zou worden. Het algemene onderwijsbeleid ligt voornamelijk in handen van de Rijksoverheid. Toch is het juist het subthema Algemeen Onderwijsbeleid dat binnen het thema Onderwijs de grootste aandacht krijgt. Politieke partijen schrijven vaak over de ontwikkeling van het kind, talentontwikkeling, de aanwezigheid van vervolgopleidingen, (herinvoering van het) zwemonderwijs en het middelbaar onderwijs. Daarnaast is het subthema ‘Organisatie van het onderwijs’ ontstaan. Hierbij draait het voor de meeste partijen vaak om een goede afstemming tussen het reguliere onderwijs en het passend onderwijs, de link tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, maatschappelijke stages en de zogenaamde Brede Scholen. Ten dele vallen deze Brede Scholen ook binnen het subthema Vroeg- en voorschoolse educatie, maar dit is vaak erg contextafhankelijk. Zoals in de operationalisering van het thema Onderwijs al naar voren kwam, was er de verwachting dat Huisvesting en Leerlingenvervoer mogelijke subthema’s zouden kunnen zijn binnen het thema Onderwijs. In het geval van Huisvesting is deze 37 verwachting uitgekomen. Menig lokale partij spreekt over de huisvesting van scholen binnen de betreffende gemeenten. Tegenover het feit dat Huisvesting door dertien partijen genoemd wordt, staat dat Leerlingenvervoer slechts door één partij genoemd wordt in het verkiezingsprogramma. Onderwijs Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil in % Huisvesting Leerlingenvervoer Leerplicht Vroeg en voorschoolse educatie Algemeen onderwijsbeleid Organisatie van het onderwijs 0.82 0.02 0.28 0.21 1.69 1.06 0.49 0 0.17 0.09 1.11 0.69 68.21 X 71.05 140.88 51.72 53.99 Standaard deviatie 1.28 0.08 0.47 0.45 2.42 1.48 TABEL 12 CIJFERS VOOR HET THEMA ONDERWIJS Verkeer, OV en Parkeren Zoals in tabel 13 valt af te lezen, is het verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij het thema Verkeer, OV en Parkeren slechts één procent. Hiermee is de mate van aandacht voor dit thema meest gelijk verdeeld onder de lokale politieke partijen. Het thema Verkeer, OV en Parkeren is bij de onderverdeling in subthema’s onderverdeeld in deze drie componenten. Hierbij is Weg en Verkeer het subthema waar de onderzochte lokale partijen veruit de meeste aandacht aan besteden. Bijna vijf procent van de tekst in de lokale verkiezingsprogramma’s gaat over onderwerpen als de aanleg van wegen, verkeersveiligheid, wegenonderhoud, fietspaden en ontsluitingsproblematiek. Waterwegen zijn ook opgenomen binnen het subthema Weg en Verkeer. Slechts één procent van alle geanalyseerde tekst heeft betrekking op het onderwerp Openbaar Vervoer. De verschillende gemiddelden van de onderzochte partijen lopen uiteen van geen enkele aandacht (0 procent) tot bijna 4 procent van de tekst. Hiermee blijft het onderwerp OV vóór het onderwerp Parkeren, dat slechts driekwart procent van het gemiddelde verkiezingsprogramma beslaat. Wel berichten lokale partijen qua hoeveelheid tekst in gelijkere mate over Parkeren dan over Openbaar Vervoer. Verkeer, OV, Parkeren Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil Standaard in % deviatie Weg en Verkeer Openbaar Vervoer (OV) Parkeren 4.91 1.06 0.75 4.72 0.82 0.61 3.89 29.00 24.20 3.40 1.21 0.86 TABEL 13 CIJFERS VOOR HET THEMA VERKEER, OV, PARKEREN 38 Overige thema’s Naast de zes thema’s die zijn onderverdeeld in twee of meerdere subthema’s, is er ook een zestal thema’s dat niet is onderverdeeld in subthema’s. Op voorhand, of gedurende het onderzoek, bleken er niet genoeg aanknopingspunten te zijn om binnen deze thema’s subthema’s te onderscheiden. Meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts vier van de vijfentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden onder het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van 578 procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. Voor de thema’s Milieu en Gemeentelijke Financiën geldt juist het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist erg klein: respectievelijk 4,22 procent en 6,09 procent. Hoewel het thema Milieu zeer breed kan zijn, is de keuze gemaakt om binnen het thema Milieu geen subthema’s te onderscheiden. Reden hiervoor is juist de breedte van het thema. Enerzijds zijn er veel onderwerpen die in veel verkiezingsprogramma’s terugkomen, zoals afvalinzameling, zwerfvuil en geluidsoverlast. Anderzijds is er een veelheid aan ideeën rondom het begrip duurzaamheid. Hierbij valt te denken aan duurzame energiewinning, duurzame ecologie, duurzame bouweisen en duurzame mobiliteit. Door deze ideeën uit te splitsen in subthema’s zouden er allemaal kleine subthema’s ontstaan, hetgeen mogelijk het overzicht niet ten goede zou komen. Evenals voor het thema Milieu geldt voor Gemeentelijke Financiën dat er geen subthema’s onderscheiden zijn. Vrijwel alle tekst heeft te maken met het financiële beleid van de gemeente en de visie van de betreffende partij daarop. De teksten vormen vaak een samenhangend geheel dat door de meeste partijen onder één kopje of hoofdstuk behandeld wordt. Iets minder dan de helft van de onderzochte partijen spreekt in hun verkiezingsprogramma over armoede en de bestrijding daarvan. Bij deze twaalf (van de vijfentwintig) partijen zijn er geen vooruitgeschoven onderwerpen die binnen het thema Armoedebestrijding boven andere onderwerpen uitspringen en zodoende het creëren van een subthema zouden rechtvaardigen. Binnen het later toegevoegde thema Openbaar Bestuur draait het vooral om onderwerpen als de functie van dorps-/wijkraden, de functionering en inrichting van het ambtenarenapparaat, de bestuursstijl van het College van B en W en over raadsleden. Gemiddeld gaat bijna vijf procent van alle tekst in een verkiezingsprogramma in op het thema Openbaar Bestuur. De percentages van afzonderlijke partijen lopen uiteen van 0 procent tot bijna 15 procent. Dezelfde percentages gelden voor het thema Dienstverlening; ook hier lopen de percentages van afzonderlijke partijen uiteen van 0 tot iets meer dan 15 procent. Tekst die is ondergebracht bij het thema Dienstverlening richt zich voornamelijk op onderwerpen als deregulering, bureaucratische issues, automatisering, informatisering en communicatie tussen burgers en overheid. 39 Thema Gemiddelde Getrimd (%) (%) Verschil Standaard in % deviatie Armoedebestrijding Milieu Integratie Dienstverlening Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën 1.05 3.85 0.47 3.56 4.7 4.82 50.30 4.22 578.20 26.84 13.91 6.09 0.70 3.70 0.07 2.81 4.15 4.55 1.54 2.81 1.34 3.85 4.41 3.53 TABEL 14 CIJFERS VOOR DE OVERIGE HOOFDTHEMA'S Als de genoemde subthema’s en de thema’s die geen subthema’s kennen, op een hoop gegooid worden, ziet de lijst met gemiddelden (van hoog naar laag) er als volgt uit: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 (Sub)thema Getrimde gemiddelde Gemiddelde (%) (%) Woningbouw en Gebiedsontwikkeling WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren Ondernemen en Economie Weg en Verkeer Gemeentelijke Financiën Openbaar Bestuur Gezondheidsbeleid (Kwaliteit van de) Leefomgeving Milieu Woon-en leefomgeving (veiligheid) Dienstverlening Recreatie en Toerisme Voorzieningen Sport Decentralisaties Re-Integratie en Bijstand Cultuur en Kunst Algemeen onderwijsbeleid Natuur en Groen Organisatie van het onderwijs OV Armoedebestrijding Huisvesting (onderwijs Parkeren 8.95 6.46 6.30 4.91 4.82 4.72 4.50 4.13 3.85 3.74 3.56 2.86 2.75 2.64 2.36 2.15 1.96 1.69 1.62 1.06 1.06 1.05 0.81 0.75 8.80 6.08 5.59 4.72 4.55 4.15 3.31 3.73 3.70 3.21 2.81 2.03 2.05 2.13 1.85 1.20 1.40 1.11 1.14 0.69 0.82 0.70 0.49 0.61 40 25 26 27 28 29 30 31 32 Integratie Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Leerplicht Vroeg en voorschoolse educatie Bedrijvigheid en veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer 0.47 0.47 0.41 0.28 0.21 0.19 0.07 0.02 0.07 0.17 0.03 0.17 0.09 0.04 0 0 TABEL 15 CIJFERS VOOR ALLE SUBTHEMA'S EN DE HOOFDTHEMA'S DIE GEEN SUBTHEMA'S HEBBEN De vier subthema’s die bovenaan de lijst staan, zijn ook de subthema’s die binnen hun hoofdthema zorgen voor het hoge gemiddelde van dat hoofdthema. 3.3 OVEREENSTEMMING IN AANDACHT VOOR THEMA’S Aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij elk (sub)thema kan iets gezegd worden over de overeenstemming tussen de lokale partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag procentueel verschil liggen de uitbijters minder ver van de overige waarden. De vijfentwintig verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De gemiddelden van het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling liggen dus het dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst staan enkele subthema’s waarvan de waarden heel ver uiteen liggen. Van twee subthema’s kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend worden en zodoende dus ook geen verschil met het gemiddelde van deze subthema’s. (Sub)thema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Weg en Verkeer Milieu Gemeentelijke Financiën WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren (Kwaliteit van de)Leefomgeving Ondernemen en Economie Openbaar Bestuur Woon- en leefomgeving (Veiligheid) Sport Parkeren Dienstverlening Decentralisaties OV Procentuele verschil gemiddelde en getrimde gemiddelde 1.36 3.89 4.21 6.09 6.22 10.76 12.63 13.91 16.30 23.94 24.20 26.84 27.82 29.00 41 Voorzieningen Gezondheidsbeleid Cultuur en Kunst Recreatie en Toerisme Armoedebestrijding Algemeen onderwijsbeleid Organisatie van het onderwijs Huisvesting (onderwijs) Leerplicht Re-Integratie/WWB Vroeg- en voorschoolse educatie Jeugd en veiligheid Groen Bedrijvigheid en veiligheid Integratie Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer 33.69 35.99 39.68 41.47 50.30 51.72 53.99 68.21 71.05 79.53 140.86 169.97 341.08 392.48 578.20 1145.39 x x TABEL 16 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER (SUB)THEMA Als de hoofdthema’s nader bekeken worden, blijkt dat bij het thema Verkeer, OV, Parkeren het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde slechts een procent is. De uitbijters zijn bij dit thema dus het minst groot ten opzichte van de andere gemiddelde waarden. De gemiddelden liggen bij dit thema dus het dichtst bij elkaar. Hiermee is dit thema het thema waarbij de meeste overeenstemming is over de aandacht die besteed dient te worden aan het thema. Het meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts vier van de vijfentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden onder het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van 578 procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. De overeenstemming tussen de vijfentwintig onderzochte partijen om over dit thema te schrijven is hiermee het laagst van alle thema’s. Voor de thema’s Onderwijs, Milieu en Gemeentelijke Financiën geldt weer het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist erg klein: respectievelijk 3,63 procent, 4,22 procent en 6,09 procent. De overeenstemming om over deze thema’s te schrijven is weliswaar kleiner dan bij het thema Verkeer, OV, Parkeren het geval is, maar is nog altijd vrij groot vergeleken met de andere thema’s. 42 Thema Verkeer, OV, Parkeren Onderwijs Milieu Gemeentelijke Financiën Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Economie Openbaar Bestuur Veiligheid Wonen en (Groen)voorz. Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Gemiddelde (%) 6.72 4.08 3.85 4.82 13.32 8.45 4.72 4.88 24.88 3.56 1.05 0.47 Getrimd (%) 6.65 3.94 3.70 4.55 12.30 7.65 4.15 4.26 24.47 2.81 0.70 0.07 Procentuele verschil gemiddelde en getrimde gemiddelde 1.05 3.63 4.22 6.09 8.28 10.45 13.91 14.64 15.11 26.84 50.30 578.20 TABEL 17 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER THEMA (VAN LAAG NAAR HOOG) 43 HOOFDSTUK 4 - THEMATIEK LANDELIJKE PARTIJEN 4.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S Nadat in hoofdstuk 3 uitgebreid is ingegaan op de verkiezingsprogramma’s behorende bij de lokale politieke partijen, zullen in dit hoofdstuk de landelijke partijen centraal staan. In tabel 18 staan de thema’s gerangschikt naar de gemiddelde hoeveelheid tekst (in procenten) die besteed is aan elk thema. Teksten behorende bij de eerste drie thema’s ‘Wonen en Groenvoorzieningen’, ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Werkgelegenheid en Economie’ komen bij de onderzochte landelijke partijen in elk verkiezingsprogramma aan bod. De hoge positie van het thema ‘Milieu’ is vooral te danken aan GroenLinks. Met behulp van tabel 20 zal dit later verder verduidelijkt worden. De thema’s die onderaan de ranglijst staan, komen overeen met de rangschikking bij de lokale partijen. De posities tussen de eerste drie thema’s en de laatste drie thema’s verschillen onderling tussen de lokale en landelijke partijen. Aangezien er van elke landelijke partij slechts vier lokale afdelingen zijn meegenomen in dit onderzoek is het vanuit wetenschappelijk oogpunt niet betrouwbaar om strikte uitspraken te doen over verschillen en overeenkomsten tussen deze lokale afdelingen. Waar nodig zullen opvallende verschillen en overeenkomsten genoemd en kort beschreven worden, maar omwille van de beperkte mate waarin verdere uitspraken gegeneraliseerd kunnen worden, zal niet elk verschil uitgediept worden. Thema 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Wonen en groenvoorzieningen Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Economie Milieu Verkeer, OV, Parkeren Openbaar Bestuur Veiligheid Gemeentelijke Financiën Onderwijs Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Gemiddeld Standaard aantal tekst deviatie per thema in procenten 22.64 12.06 11.61 8.03 6.19 6.04 5.51 5.03 5.03 2.13 1.94 0.70 8.02 6.41 5.60 6.66 3.75 5.31 3.04 3.78 2.97 2.01 2.46 1.38 TABEL 18 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST 44 ‘Wonen en Groenvoorzieningen’ steekt met een gemiddeld percentage van 22,63 procent met kop en schouders boven de andere thema’s uit. De percentages lopen echter wel uiteen van 39,1 procent bij het CDA Sittard-Geleen tot 6,9 procent bij de SP Goes. Zoals in hoofdstuk 3 al werd geschreven bestaat er enige vertekening bij een gemiddeld percentage. Zo kunnen zich aan de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen uitbijters voordoen. Dit zijn waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken te passen. De waarnemingen liggen meestal ver van de overige waarden af. Een gemiddelde kan dus getrimd worden. In tabel 19 staan de met 25% getrimde gemiddelden per thema. Omwille van de symmetrie wordt het aantal waarden dat buiten de berekening wordt gehouden afgerond naar beneden en naar even getallen. Bij 24 verkiezingsprogramma’s en een trimpercentage van 25% betekent dit een waarde van 6 voor de landelijke partijen. Er worden dus aan de boven- en onderkant van de getallenreeks drie getallen weggelaten. Thema Wonen en groenvoorz. Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Economie Milieu Verkeer, OV, Parkeren Openbaar Bestuur Veiligheid Gemeentelijke Financiën Onderwijs Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Gemiddeld aantal tekst per thema in % 22.64 12.06 11.61 8.03 6.19 6.04 5.51 5.03 5.03 2.13 1.94 0.70 Met 25% getrimde gemiddeld aantal tekst per thema in % 23.38 11.42 11.06 6.93 6.14 5.24 5.67 4.65 5.10 1.91 1.41 0.28 Verschil in % -3.20 5.59 4.98 15.92 0.75 15.21 -2.97 8.25 -1.34 11.54 38.15 154.97 TABEL 19 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST, HET GETRIMD GEMIDDELDE EN HET PROCENTUELE VERSCHIL TUSSEN DEZE TWEE Wat opvalt aan de getrimde gemiddelden is dat enkele hoger uitvallen dan het ‘normale’ gemiddelde. Deze verandering is nog niet eerder voorgekomen in de reeds besproken getallen uit het vorige hoofdstuk. Een hoger getrimd gemiddelde is het gevolg van een grotere afstand van de laagste drie getallen (die wegvallen bij het berekenen van het getrimde gemiddelde) tot de overige getallen in de range van vierentwintig getallen. De hoogste drie getallen die wegvallen bij de berekening van het getrimde gemiddelde staan dichter bij de overige getallen in de range van vierentwintig getallen dan het geval 45 is bij de laagste drie getallen. Het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde valt hierdoor dan ook negatief uit. Door het berekenen van het getrimde gemiddelde ontstaat er een grotere afstand tussen het thema Wonen en Groenvoorzieningen en de rest van de thema’s. Het thema Wonen en Groenvoorzieningen staat hierdoor met afstand ver boven de andere thema’s. Het thema Milieu moet een dik procentpunt inleveren, maar kan zijn vierde plek op de lijst behouden als er gekeken wordt naar het getrimde gemiddelde in plaats van het gemiddelde. De thema’s Openbaar Bestuur en Veiligheid zouden met elkaar van plek wisselen als er niet gekeken wordt naar het gemiddelde, maar naar het getrimde gemiddelde. Hetzelfde geldt voor de thema’s Gemeentelijke Financiën en Onderwijs. Hierbij dient opgetekend te worden dat de gemiddelden slechts miniem van elkaar verschillen. De getrimde gemiddelden verschillen meer van elkaar. Zoals in de eerste alinea van dit hoofdstuk al werd geschreven, kunnen percentages van afzonderlijke verkiezingsprogramma’s erg uiteen lopen. Anders dan bij lokale partijen, bestaat de groep van landelijke partijen uit zes groepen partijen: de Partij van de Arbeid, het CDA, de VVD, GroenLinks, de SP en D66. De hoge positie van het thema Milieu heeft vooral te maken met de deelname van GroenLinks in dit onderzoek. Zo valt uit onderstaande tabel 20 af te lezen dat het gemiddelde, zonder de deelname van GroenLinks, beduidend lager zou liggen dan nu het geval is. Het gemiddelde zou dan niet 8,03 procent, maar 5,79 procent zijn. Bij de SP geldt voor dit thema het tegenovergestelde: als de SP niet meegerekend zou worden, ligt het gemiddelde niet op 8,03 procent maar op 8,95 procent. De SP haalt in dit geval het daadwerkelijke gemiddelde dus naar beneden. In onderstaande tabel staan alle gemiddelden per thema berekend voor wanneer de desbetreffende partij niet zou zijn opgenomen in het onderzoek. Grijs gemarkeerd staan de hoogste of laagste gemiddelden voor elk thema. Deze hoogste en laagste gemiddelden zijn over het algemeen verdeeld over alle partijen: elke partij zorgt er vier keer voor dat het gemiddelde cijfer omhoog of omlaag gaat. Uitzonderingen hierop zijn het CDA en D66. 46 Thema Gemiddeld aantal tekst per thema in procenten Zonder PvdA Zonder CDA Zonder VVD Zonder GroenLinks Zonder SP Zonder D66 Wonen en Groenvo. 22.63727 23.38 22.63 22.63 21.91 23.11 22.16 Zorg en Welzijn 12.06108 10.97 12.32 12.25 11.81 12.81 12.21 Werkgel. en Econ. 11.60801 11.78 10.594 10.90 12.03 12.25 12.10 Milieu 8.029504 8.03 8.73 8.546 5.79 8.95 8.14 Verkeer, OV, Parke. 6.187985 6.38 6.60 5.79 6.29 6.04 6.02 Openbaar Bestuur 6.042475 6.23 5.45 6.06 6.89 5.78 5.85 Veiligheid 5.505739 5.34 5.88 5.02 5.39 5.70 5.70 Gem. Financiën 5.032428 4.81 4.88 5.13 5.83 5.18 4.36 Onderwijs 5.031223 5.27 5.32 4.60 5.03 5.00 4.97 Dienstverlening 2.128565 2.45 1.62 1.75 2.35 2.37 2.23 Armoedebestrijding 1.944412 1.54 2.08 2.18 1.88 1.71 2.28 Integratie 0.702079 0.84 0.81 0.33 0.65 0.82 0.76 TABEL 20 AFWIJKENDE GEMIDDELDEN PER THEMA BIJ HET NIET MEEBEREKENEN VAN BOVENSTAANDE PARTIJEN Het CDA neemt zesmaal het hoogste/laagste cijfer voor haar rekening, terwijl dit bij D66 maar in twee gevallen zo is. Op deze manier haalt D66 het gemiddelde voor het thema Gemeentelijke Financiën omhoog en het gemiddelde voor het thema Armoedebestrijding omlaag. Voor tabel 20 geldt dus: is het cijfer dat bij de partij hoort lager dan het gemiddelde, dan besteedt deze partij méér aandacht aan het thema en is het cijfer dat bij de partij hoort hoger dan het gemiddelde, dan besteedt deze partij juist minder aandacht aan het thema. 4.2 ANALYSE PER THEMA Wonen en (Groen)voorzieningen Evenals bij de lokale partijen steekt bij het thema ‘Wonen en (Groen)voorzieningen’ vooral het subthema ‘Woningbouw/Gebiedsontwikkeling’ met kop en schouders boven de andere subthema’s uit. Lokale partijen spreken zeer constant over dit subthema, aangezien het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde slechts 5,1 procent is. Dit betekent dat zich weinig grote uitbijters voordoen in de range gemiddelden van de vierentwintig onderzochte partijen. Dit geldt in meerdere mate ook voor het subthema Cultuur en Kunst. Het verschil tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde is zo’n vier procent. Daarnaast wordt in negentien van de vierentwintig verkiezingsprogramma’s aandacht besteed aan het subthema Cultuur en Kunst. Sport is tevens een onderwerp dat door relatief veel landelijke partijen wordt besproken. Twintig van de vierentwintig landelijke partijen 47 bespreken het onderwerp Sport. De uitbijters zijn bij dit thema echter hoger dan het geval is bij Woningbouw en Gebiedsontwikkeling en Cultuur en Kunst. Als gevolg daarvan loopt het cijfer dat het verschil aanduidt tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde op naar bijna 19 procent. De onderwerpen Voorzieningen, Recreatie en Toerisme en Natuur en Groen kennen in meerdere mate grotere uitbijters waardoor het verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde verder oploopt. Dit geldt helemaal voor het subthema (Kwaliteit van de) Leefomgeving. Wonen en Groenvoorzieningen Gemiddelde Getrimd (%) (%) Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Voorzieningen (Kwaliteit van de) Leefomgeving Recreatie en Toerisme Cultuur en Kunst Sport Natuur en Groen 7.95 3.14 0.83 1.93 3.15 2.77 2.86 Verschil Standaard in % deviatie 7.56 2.52 0.38 1.36 3.03 2.34 1.73 5.14 24.75 116.58 41.74 4.08 18.75 65.58 4.71 3.36 1.66 2.63 2.50 2.74 4.30 TABEL 21 CIJFERS VOOR HET THEMA WONEN EN GROENVOORZIENINGEN Zorg en Welzijn Binnen het subthema Zorg en Welzijn is een drietal subthema’s ontstaan. Onderwerpen die zich richten op het algemeen Gezondheidsbeleid, worden door de meeste lokale partijen aangehaald en Gezondheidsbeleid is daarmee ook het subthema met het hoogste aandeel binnen het thema Zorg en Welzijn. Binnen het thema Zorg en Welzijn komt het subthema WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren op een tweede plek. Zoals in hoofdstuk 3 al aangegeven werd, gaat het in dit subthema om welzijnsbeleid dat gericht is op ouderen, waarbij langer thuis wonen en hulp aan ouderen belangrijke onderwerpen zijn. Evenals aan het welzijnsbeleid dat op ouderen gericht is, wordt er ook veel aandacht besteed aan het welzijn van jongeren. Dit is onder andere gericht op opvoedkundige aspecten, jongerenparticipatie en jongerenwerk. Binnen het thema Zorg en Welzijn kent het subthema WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren de kleinste uitbijters in de range van vierentwintig gemiddelden. Het subthema Decentralisaties kent naast het laagste percentage binnen het thema Zorg en Welzijn ook de grootste uitbijters in de range gemiddelden. Zorg en Welzijn Gemiddelde Getrimd (%) (%) Gezondheidsbeleid WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren Decentralisaties 6.35 3.59 2.13 5.75 3.36 1.66 Verschil Standaard in % deviatie 10.46 6.86 27.68 5.31 2.99 2.58 TABEL 22 CIJFERS VOOR HET THEMA ZORG EN WELZIJN 48 Werkgelegenheid en Economie Elke landelijke politieke partij schrijft in zijn verkiezingsprogramma over de economische situatie in de gemeente. Slechts twee partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma niets over het subthema Re-integratie en Bijstand. Over het andere subthema Economie en Ondernemen wordt zelfs door elke partij geschreven. Dit laatstgenoemde subthema steekt qua hoeveelheid tekst ook met kop en schouders boven het andere subthema uit. Gemiddeld gaat bij landelijke partijen 8,5 procent van de tekst over Economie en Ondernemen. Worden de percentages van de VVD echter weggelaten dan zakt het gemiddelde naar 7,7 procent. De VVD draagt dus wat betreft tekst zeker bij aan dit subthema. Dat geldt niet voor GroenLinks en de SP. Wanneer hun gemiddelden afzonderlijk worden weggelaten stijgt het percentage naar respectievelijk 9 en 9,5 procent. Het omgekeerde geldt, weliswaar in minder mate, voor het subthema Re-integratie en Bijstand. Als de waarden van de VVD weggelaten worden, stijgt het gemiddelde naar 3,2 procent. De VVD besteedt hier dus minder aandacht aan dan gemiddeld. Bij het weglaten van de percentages van de SP zakt het gemiddelde juist weer naar 2,75 procent. De SP draagt dus meer dan gemiddeld bij aan dit subthema. Werkgelegenheid en Economie Economie en Ondernemen Re-integratie en Bijstand Gemiddelde Getrimd (%) (%) 8.53 3.08 7.74 2.84 Verschil Standaard in % deviatie 10.13 8.43 6.02 2.33 TABEL 23 CIJFERS VOOR HET THEMA WERKGELEGENHEID EN ECONOMIE Veiligheid Zoals in het vorige hoofdstuk ook al verduidelijkt werd, zijn binnen het thema Veiligheid een aantal subthema’s ontstaan die in de lijn liggen van de operationalisering van het thema Veiligheid. Veruit het grootste gedeelte van de tekst die onder het thema Veiligheid valt, is toebedeeld aan het subthema Woon- en leefomgeving. Vergeleken met de overige vier subthema’s is dit het meest algemene thema. De onderzochte politieke partijen spreken zich slechts in beperkte mate uit over de overige subthema’s. In het geval van Jeugd en Veiligheid zijn het slechts tien partijen die hierover schrijven in hun verkiezingsprogramma’s. Het betreft dan vaak drugsoverlast. Fysieke veiligheid is een subthema dat nog minder vaak aangekaart wordt door lokale partijen. Slechts zes van de vierentwintig partijen noemen deze vorm van veiligheid in hun programma. Het gaat in deze gevallen om bijvoorbeeld het transport van gevaarlijke stoffen. De subthema’s Integriteit en Veiligheid en Bedrijvigheid en Veiligheid komen in slechts respectievelijk twee en drie verkiezingsprogramma’s voor. Dit zorgt ervoor dat er geen getrimd gemiddelde gegeven kan worden voor deze subthema’s. De VVD levert een flinke bijdrage aan het subthema Woon-en leefomgeving. Als de percentages worden weggelaten bij het berekenen van het gemiddelde, ontstaat er een nieuw getal van 3,47 procent. De VVD zorgt er dus voor dat het algehele percentage stijgt. De SP besteedt daarentegen weer minder aandacht aan de veiligheid in de woon49 en leefomgeving. Zonder de SP komt het nieuwe percentage uit op 4,42 procent. De SP haalt hiermee dus het daadwerkelijk percentage naar beneden (naar 4,13 procent). Veiligheid Gemiddelde (%) Woon- en leefomgeving Bedrijvigheid en veiligheid Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid 4.13 0.13 0.77 0.34 0.14 Getrimd (%) 4.11 0 0.39 0.07 0 Verschil in % 0.56 X 96.39 417.32 X Standaard deviatie 2.54 0.45 1.64 0.88 0.61 TABEL 24 CIJFERS VOOR HET THEMA VEILIGHEID Onderwijs Zoals in hoofdstuk 3 al eerder werd gesteld, is onderwijs een thema waarvan op voorhand verwacht zou kunnen worden dat er weinig over geschreven wordt. Het algemene onderwijsbeleid ligt voornamelijk in handen van de Rijksoverheid. Toch is het juist het subthema Algemeen Onderwijsbeleid dat binnen het thema Onderwijs de grootste aandacht krijgt. Bijna twee procent van alle tekst gaat over de ontwikkeling van het kind, talentontwikkeling, de aanwezigheid van vervolgopleidingen, (herinvoering van het) zwemonderwijs en het middelbaar onderwijs. Daarnaast gaat gemiddeld bijna 1,5 procent van de tekst over de ‘Organisatie van het onderwijs’. Hierbij draait het voor de meeste partijen vaak om een goede afstemming tussen het reguliere onderwijs en het passend onderwijs, de link tussen het onderwijs en het bedrijfsleven, maatschappelijke stages en de zogenaamde Brede Scholen. Ten dele vallen deze Brede Scholen ook binnen het subthema Vroeg- en voorschoolse educatie, maar dit is vaak erg contextafhankelijk. Dit laatste subthema is goed voor gemiddeld bijna één procent van de tekst van een landelijk verkiezingsprogramma. Zoals in de operationalisering van het thema Onderwijs al naar voren kwam, was er de verwachting dat Huisvesting en Leerlingenvervoer mogelijke subthema’s zouden kunnen zijn binnen het thema Onderwijs. In het geval van Huisvesting is deze verwachting uitgekomen. Menig lokale partij spreekt over de huisvesting van scholen binnen de betreffende gemeenten. Tegenover het feit dat Huisvesting door twaalf van de vierentwintig partijen genoemd wordt, staat dat Leerlingenvervoer slechts door één partij genoemd wordt in het verkiezingsprogramma. 50 Onderwijs Gemiddelde Getrimd Verschil Standaard (%) (%) in % deviatie Huisvesting Leerlingenvervoer Leerplicht Vroeg en voorschoolse educatie, Brede Sch. Algemeen onderwijsbeleid Organisatie van het onderwijs 0.55 0.06 0.08 0.92 1.97 1.45 0.41 0 0.03 0.75 1.85 1.17 34.11 X 186.99 23.27 6.21 24.44 0.77 0.28 0.18 1.08 1.70 1.63 TABEL 25 CIJFERS VOOR HET THEMA ONDERWIJS Verkeer, OV en Parkeren Zoals in tabel 19 valt af te lezen, is het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij het thema Verkeer, OV en Parkeren slechts 0,75 procent. Hiermee is de mate van aandacht voor dit thema de op één na hoogste onder de landelijke politieke partijen. Het thema Verkeer, OV en Parkeren is bij de onderverdeling in subthema’s onderverdeeld in deze drie componenten. Hierbij is Weg en Verkeer het subthema waar de onderzochte lokale partijen veruit de meeste aandacht aan besteden. Ruim vier procent van de tekst in de verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen gaat over onderwerpen als de aanleg van wegen, verkeersveiligheid, wegenonderhoud, fietspaden en ontsluitingsproblematiek. Slechts anderhalve procent van alle geanalyseerde tekst heeft betrekking op het onderwerp Openbaar Vervoer. Hiermee blijft het onderwerp OV vóór het onderwerp Parkeren dat slechts een kleine halve procent van het gemiddelde verkiezingsprogramma beslaat. Verkeer, Ov, Parkeren Weg en Verkeer Openbaar Vervoer (OV) Parkeren Gemiddelde (%) Getrimd (%) 4.13 1.58 0.49 4.00 1.33 0.31 Verschil in % 3.11 18.95 58.43 Standaard deviatie 2.66 1.57 0.71 TABEL 26 CIJFERS VOOR HET THEMA VERKEER, OV, PARKEREN Overige thema’s Naast de zes thema’s die zijn onderverdeeld in twee of meerdere subthema’s, is er ook een zestal thema’s dat niet is onderverdeeld in subthema’s. Op voorhand, of gedurende het onderzoek, bleken er niet genoeg aanknopingspunten te zijn om binnen deze thema’s subthema’s te onderscheiden. Meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts zeven van de vierentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden bij het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van bijna 155 procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. 51 Voor de thema’s Dienstverlening en Gemeentelijke Financiën geldt juist het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist klein vergeleken met Integratie: respectievelijk 11,54 procent en 8,25 procent. Voor het thema Gemeentelijke Financiën geldt dat er geen subthema’s onderscheiden zijn. Vrijwel alle tekst heeft te maken met het financiële beleid van de gemeente en de visie van de betreffende partij daarop. De teksten vormen vaak een samenhangend geheel dat door de meeste partijen onder één kopje of hoofdstuk behandeld wordt. Tekst die is ondergebracht bij het thema Dienstverlening richt zich voornamelijk op onderwerpen als deregulering, bureaucratische issues, automatisering, informatisering en communicatie tussen burgers en overheid. Zeventien van de vierentwintig landelijke partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die te plaatsen valt onder het thema Dienstverlening. Voor het thema Gemeentelijke Financiën is dit zelfs tweeëntwintig van de vierentwintig. Het thema Milieu wordt door slechts één partij niet benoemd in haar verkiezingsprogramma. Toch bestaat er al een procentueel verschil van bijna zestien procent tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij dit thema. Dit verschil is vooral te wijten aan de deelname van GroenLinks in dit onderzoek. Deze partij zorgt ervoor dat de getallen verder uit elkaar liggen. Hoewel het thema Milieu zeer breed kan zijn, is de keuze gemaakt om binnen het thema Milieu geen subthema’s te onderscheiden. Reden hiervoor is juist de breedte van het thema. Enerzijds zijn er veel onderwerpen die in veel verkiezingsprogramma’s terugkomen, zoals afvalinzameling, zwerfvuil en geluidsoverlast, anderzijds is er juist een veelheid aan ideeën rondom het begrip duurzaamheid. Hierbij valt te denken aan duurzame energiewinning, duurzame ecologie, duurzame bouweisen en duurzame mobiliteit. Negen van de vierentwintig onderzochte partijen spreken in hun verkiezingsprogramma over armoede en de bestrijding daarvan. Opvallend is dat de SP de enige partij is die in al haar verkiezingsprogramma’s dit thema benoemt. Bij de overige partijen zijn er één of twee partijen die het thema onaangeroerd laten. Met een aandeel van zo’n zes procent komt het thema Openbaar op een zesde plek bij de landelijke partijen. Binnen het later toegevoegde thema Openbaar Bestuur draait het vooral om onderwerpen als de functie van dorps-/wijkraden, de functionering en inrichting van het ambtenarenapparaat, de bestuursstijl van het College van B en W en raadsleden. 52 Thema Armoedebestrijding Milieu Integratie Dienstverlening Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën Gemiddelde (%) Getrimd (%) 1.94 8.03 0.70 2.13 6.04 5.03 Verschil in % 1.41 6.93 80.28 1.91 5.24 4.65 Standaard deviatie 38.15 15.92 154.97 11.54 15.21 8.25 2.46 6.66 1.38 2.01 5.31 3.78 TABEL 27 CIJFERS VOOR DE OVERIGE HOOFDTHEMA'S Als de genoemde subthema’s en de thema’s die geen subthema’s kennen, op een hoop gegooid worden, ziet de lijst met gemiddelden (van hoog naar laag) er als volgt uit: (Sub)thema Ondernemen en Economie Milieu Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Gezondheidsbeleid Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën Woon- en leefomgeving (Veiligheid) Verkeer, OV, Parkeren WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren Cultuur en Kunst Voorzieningen Re-Integratie en Bijstand Groen en Natuur Sport Dienstverlening Decentralisaties Algemeen onderwijsbeleid Armoedebestrijding Recreatie en Toerisme OV Organisatie van het onderwijs Vroeg en voorschoolse educatie (Kwaliteit van de) Leefomgeving Jeugd en veiligheid Integratie Huisvesting (onderwijs) Parkeren Gemiddelde Getrimd (%) gemiddelde (%) 8.53 8.03 7.95 6.35 6.04 5.032 4.130 4.13 3.59 3.15 3.14 3.08 2.86 2.78 2.13 2.13 1.97 1.94 1.93 1.58 1.45 0.92 0.83 0.77 0.70 0.55 0.49 7.74 6.93 7.56 5.75 5.24 4.65 4.11 4.00 3.36 3.03 2.52 2.84 1.73 2.34 1.91 1.66 1.85 1.41 1.36 1.33 1.17 0.75 0.38 0.39 0.28 0.41 0.31 53 Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Leerplicht Leerlingenvervoer 0.34 0.14 0.13 0.08 0.06 0.07 0 0 0.03 0 TABEL 28 CIJFERS VOOR ALLE SUBTHEMA'S EN DE HOOFDTHEMA'S DIE GEEN SUBTHEMA’S HEBBEN 4.3 OVEREENSTEMMING IN AANDACHT VOOR THEMA’S Evenals in het voorgaande hoofdstuk zal er naar het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde gekeken worden. Aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde kan bij elk (sub)thema iets gezegd worden over de overeenstemming tussen de lokale partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag procentueel verschil liggen de uitbijters minder ver van de overige waarden. De vierentwintig verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De gemiddelden van het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling liggen dus het dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst staan enkele subthema’s waarvan de waarden heel ver uiteen liggen. Van drie subthema’s kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend worden en zodoende dus ook geen verschil tussen de gemiddeldes van deze subthema’s. Subthema Woon-en leefomgeving (veiligheid) Weg en Verkeer Cultuur en Kunst Woningbouw/Gebiedsontwikkeling Algemeen onderwijsbeleid WMO, Ouderen, Gehandicapten, .. Gemeentelijke Financiën Re-Integratie en Bijstand Ondernemen en Economie Gezondheidsbeleid Dienstverlening Openbaar Bestuur Milieu Sport OV Vroeg en voorschoolse edu. Organisatie van het onderwijs Voorzieningen Decentralisaties Huisvesting Procentueel verschil gemiddelde en getrimd gemiddelde 0.56 3.11 4.08 5.13 6.21 6.86 8.25 8.43 10.13 10.46 11.54 15.21 15.92 18.75 18.95 23.27 24.44 24.75 27.68 34.11 54 Armoedebestrijding Recreatie en Toerisme Parkeren Groen Jeugd en veiligheid Kwaliteit van de Leefomgeving Integratie Leerplicht Fysieke veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer 38.15 41.74 58.43 65.58 96.39 116.58 154.97 186.99 417.32 x x x TABEL 29 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER (SUB)THEMA Als de hoofdthema’s nader bekeken worden, blijkt dat bij het thema Verkeer, OV, Parkeren het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde slechts driekwart procent is. De uitbijters zijn bij dit thema dus het minst groot ten opzichte van de andere gemiddelde waarden. De gemiddelden liggen bij dit thema dus het dichtst bij elkaar. Hiermee is dit thema het thema waarbij de meeste overeenstemming is over de aandacht die besteed dient te worden aan het thema. Zoals eerder al behandeld werd, is het meest opvallend het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts zeven van de vierentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden bij het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van bijna 155 procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. De overeenstemming tussen de vijfentwintig onderzochte partijen om over dit thema te schrijven is bij de landelijke partijen hiermee het laagst van alle thema’s. Voor de thema’s Onderwijs, Veiligheid en Wonen en Groenvoorzieningen geldt juist weer het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist erg klein: respectievelijk 1,34 procent, 2,97 procent en 3,20 procent. De overeenstemming om over deze thema’s te schrijven is weliswaar kleiner dan bij het thema Verkeer, OV, Parkeren het geval is, maar is nog altijd vrij groot vergeleken met de andere thema’s. Opvallend is dat de procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde negatief uitvallen voor deze drie thema’s. Dit komt doordat het getrimde gemiddelde hoger uitviel dan het gemiddelde. Een hoger getrimd gemiddelde is het gevolg van een grotere afstand van de laagste drie getallen (die wegvallen bij het berekenen van het getrimde gemiddelde) tot de overige getallen in de range van vierentwintig getallen. De hoogste drie getallen die wegvallen bij de berekening van het getrimde gemiddelde staan dichter bij de overige getallen in de range van vierentwintig getallen dan het geval is bij de laagste drie getallen. Het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde valt hierdoor dan ook negatief uit. 55 Thema Verkeer, OV, Parkeren Onderwijs Veiligheid Wonen en groenvoorzieningen Werkgelegenheid en Economie Zorg en Welzijn Gemeentelijke Financiën Dienstverlening Openbaar Bestuur Milieu Armoedebestrijding Integratie Gemiddelde Getrimd (in %) gemiddelde (in%) 6.19 6.14 5.03 5.10 5.51 5.67 22.64 23.38 11.61 11.06 12.06 11.42 5.03 4.65 2.13 1.91 6.04 5.24 8.03 6.92 1.94 1.41 0.70 0.28 Procentuele verschil gemiddelde en getrimd gemiddelde 0.75 -1.34 -2.97 -3.20 4.98 5.59 8.25 11.54 15.21 15.92 38.15 154.97 TABEL 30 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER THEMA (VAN LAAG NAAR HOOG) 56 HOOFDSTUK 5 - VERGELIJKING LOKALE & LANDELIJKE PARTIJN 5.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S De voorgaande hoofdstukken (3 en 4), waarin de cijfers van de lokale partijen en de landelijke partijen onder de loep genomen werden, hadden een iets andere structuur. Allereerst worden de cijfers van beide groepen aan elkaar gekoppeld. De kolom met lokale partijen wordt gekenmerkt door het volgende teken: (*), de kolom van de landelijke partijen door (**). Daarnaast worden enkele gegevens gepresenteerd die uit de 49 verkiezingsprogramma’s zijn gehaald maar nog niet eerder aan bod gekomen zijn. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Thema Gemiddeld aantal tekst per thema in procenten * Wonen & (Groen)voorz. Zorg en Welzijn Werkgelegenheid & Ec. Milieu Verkeer, OV, Parkeren Openbaar Bestuur Veiligheid Gemeentelijke Financiën Onderwijs Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie 24.88 (7,53) 13.32 (7,63) 8.45 (6,37) 3.85 (2,81) 6.72 (3,74) 4.72 (4,41) 4.88 (4,54) 4.82 (3,53) 4.08 (3,17) 3.56 (3,85) 1.05 (1,54) 0.47 (1,34) Gemiddeld aantal tekst per thema in procenten ** 22.64 (8,02) 12.06 (6,41) 11.61 (5,60) 8.03 (6,66) 6.19 (3,75) 6.04 (5,31) 5.51 (3,04) 5.03 (3,78) 5.03 (2,97) 2.13 (2,00) 1.94 (2,46) 0.70 (1,38) = = = +5 -1 +1 -2 -2 -1 = = = Verschil in procentpunten Verschil in procenten -2.25 -1.26 3.16 4.18 -0.53 1.32 0.62 0.21 0.95 -1.43 0.89 0.23 -9.03 -9.45 37.35 108.43 -7.93 27.89 12.77 4.32 23.32 -40.17 84.55 48.17 TABEL 31 DE GEMIDDELDEN VOOR LOKALE (*) EN LANDELIJKE (**) PARTIJEN, HET AANTAL PLAATSEN DAT DE THEMA'S STIJGEN BIJ DE LANDELIJKE PARTIJEN T.O.V. DE LOKALE PARTIJEN, DE VERSCHILLEN IN PROCENTPUNTEN EN HET PROCENTUELE VERSCHIL TUSSEN DE BEIDE GEMIDDELDEN. TUSSEN HAAKJES STAAT DE STANDAARDDEVIATIE AAGEGEVEN. Er zijn een aantal verschillen zichtbaar tussen de gemiddelden die berekend zijn voor de landelijke en lokale partijen. Om te beginnen blijft de ‘Top 3’ echter ongewijzigd. Er zijn kleine verschillen zichtbaar in de gemiddelden van de thema’s Wonen en (Groen)voorzieningen, Zorg en Welzijn en Werkgelegenheid en Economie. Landelijke partijen besteden iets minder aandacht aan de eerste twee thema’s, maar dit lijkt gecompenseerd te worden door de aandacht voor het thema Werkgelegenheid en Economie. De meest opvallende verschuiving is echter het thema Milieu. Dit thema staat bij de landelijke partijen op een stevige vierde plek, terwijl het thema bij de lokale partijen slechts op een negende plek staat. Procentueel is er dan ook een verschil van meer dan honderdacht procent tussen het gemiddelde van de landelijke partijen en de lokale partijen. Een van de verklaringen voor dit grote verschil is de deelname van GroenLinks in de groep van landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt 57 zonder de vier gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu, niet voor de overige thema’s) dan zou het thema Milieu met een gemiddelde van 5,79 procent zakken naar een zesde plek. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan het geval is bij de lokale partijen. Het thema Milieu is bepalend voor de rest van de verschillen tussen de lijstjes van lokale en landelijke partijen. In feite schuiven alle thema’s een plekje op in de lijst van landelijke partijen ten opzichte van de lijst van de lokale partijen. Het thema Verkeer, OV, Parkeren zakt één plek en Veiligheid en Gemeentelijke Financiën zelfs twee plekken. Dit komt doordat aan het thema Openbaar Bestuur gemiddeld meer aandacht besteed wordt door landelijke partijen dan door lokale partijen. Ook dit thema schuift in de lijst van landelijke partijen dus iets omhoog. Wanneer de getrimde gemiddelden in een lijst van hoog naar laag onder elkaar worden gezet, zijn er enkele verschuivingen ten opzichte van de gemiddelden die in tabel 31 van hoog naar laag werden gepresenteerd. Zo wisselen de thema’s Veiligheid en Openbaar Bestuur met elkaar van plek. Hetzelfde geldt voor de thema’s Onderwijs en Gemeentelijke Financiën. De grote van de uitbijters is hierbij bepalend en zorgt ervoor dat deze thema’s onderling van positie wisselen ten opzichte van tabel 31 met de gemiddelden. Thema 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 Wonen en Groenvoorz. Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Ec. Milieu Verkeer, OV, Parkeren Veiligheid Openbaar Bestuur Onderwijs Gemeentelijke Financiën Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Met 25% getrimde gemiddeld aantal tekst per thema in %* 24.47 12.30 7.65 3.70 6.65 4.26 4.15 3.94 4.55 2.81 0.70 0.07 Met 25% getrimde gemiddeld aantal tekst per thema in % ** 23.38 11.42 11.06 6.93 6.14 5.67 5.24 5.10 4.65 1.91 1.41 0.28 Verschil in procentpunten Verschil in procenten tussen getrimde gemiddelde lokale en landelijke partijen -1.09 -0.88 3.41 3.23 -0.51 1.42 1.10 1.16 0.10 -0.90 0.71 0.21 -4.44 -7.15 44.50 87.39 -7.67 33.24 26.45 29.53 2.24 -31.97 100.78 294.10 TABEL 32 GETRIMDE GEMIDDELDEN VAN ZOWEL LOKALE PARTIJEN (*) ALS LANDELIJKE PARTIJEN (**) 5.2 ANALYSE SUBTHEMA’S Als – net als in de hoofdstukken 3 en 4 – de cijfers die bij de verschillende subthema’s behoren bekeken worden, zijn er over het algemeen veel kleine verschuivingen 58 zichtbaar. Het thema Milieu stijgt zeven plekken op de lijst bij de landelijke partijen (**) ten opzichte van de lijst die samengesteld is van de lokale partijen (*). Hetzelfde geldt voor het subthema Cultuur en Kunst waar door de landelijke partijen meer over geschreven wordt dan door de lokale partijen. Daarentegen zakken de subthema’s ‘WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren’ en ‘Recreatie en Toerisme’ zeven plekken op de lijst van de landelijke partijen ten opzichte van de lijst die behoort bij de lokale partijen. Aan Natuur en Groen wordt door landelijke partijen weer meer aandacht besteed in hun verkiezingsprogramma’s vergeleken met de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen. De meest opvallende verandering is het subthema ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’. Dit subthema zakt maar liefst vijftien plekken op de lijst van de landelijke partijen ten opzichte van de lijst van de lokale partijen. (Sub)thema 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 Ondernemen & Economie Milieu Woningbouw en Gebiedsontw. Gezondheidsbeleid Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën Woon-en leefomgeving Weg en Verkeer WMO, Ouderen, Gehandi.,… Cultuur en Kunst Voorzieningen Re-Integratie en Bijstand Natuur en Groen Sport Dienstverlening Decentralisaties Algemeen Onderwijsbeleid Armoedebestrijding Recreatie en Toerisme OV Organisatie van het Onderwijs Vroeg en voorschoolse edu. (Kwaliteit v.d.) Leefomgeving Gemiddeld aantal tekst per thema in procenten* Gemiddeld aantal tekst per subthema in procenten** 6.30 3.85 8.92 4.50 4.72 4.82 3.73 4.91 6.46 1.96 2.75 2.15 1.62 2.64 3.56 2.36 1.69 1.05 2.86 1.06 1.06 0.21 4.13 8.53 8.03 7.95 6.35 6.04 5.03 4.13 4.13 3.59 3.15 3.14 3.08 2.86 2.77 2.13 2.13 1.97 1.94 1.93 1.58 1.45 0.92 0.83 +2 +7 -2 +3 +1 -1 +3 -4 -7 +7 +2 +4 +6 = -4 -1 +1 +4 -7 +1 -1 +7 -15 Verschil in procentpunten Verschil in procenten 2.23 4.18 -0.98 1.84 1.32 0.21 0.39 -0.78 -2.87 1.19 0.40 0.93 1.24 0.14 -1.43 -0.23 0.28 0.89 -0.93 0.52 0.39 0.71 -3.30 35.34 108.43 -10.96 40.97 27.89 4.32 10.53 -15.93 -44.43 60.97 14.39 43.23 76.78 5.11 -40.17 -9.91 16.30 84.55 -32.51 48.80 36.98 333.89 -79.95 59 24 25 26 27 28 29 30 31 32 Jeugd en veiligheid Integratie Huisvesting onderwijs Parkeren Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Leerplicht Leerlingenvervoer 0.47 0.47 0.82 0.75 0.41 0.07 0.19 0.28 0.02 0.77 0.70 0.55 0.49 0.34 0.14 0.13 0.08 0.06 -2 = -3 -3 -1 +2 = -3 = 0.30 0.23 -0.26 -0.27 -0.08 0.07 -0.06 -0.20 0.04 64.23 48.16 -32.17 -35.61 -18.28 87.36 -32.04 -70.95 242.29 TABEL 33 GEMIDDELDEN VAN LOKALE (*) EN LANDELIJKE (**) PARTIJEN. In de figuur op pagina 61 zijn de gemiddelden van zowel de lokale als de landelijke partijen weergegeven. De verschillende subthema’s zijn met elkaar verbonden door lijntjes om de onderlinge verschillen tussen de lokale en landelijk partijen beter weer te geven. De oranje lijnen geven verschillen van minder dan drie plekken aan. De blauwe lijnen geven de grotere verschillen weer. Evenals in het vorige hoofdstuk het geval was, zal aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij elk (sub)thema gekeken worden naar de overeenstemming tussen enerzijds de lokale partijen en anderzijds de landelijke partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag procentueel verschil liggen de uitbijters minder ver van de overige waarden. De verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De gemiddelden van enerzijds het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling en anderzijds Woon-en Leefomgeving (Veiligheid) liggen dus het dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst staan enkele subthema’s waarvan de waarden heel ver uiteen liggen. Van enkele subthema’s kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend worden en zodoende dus ook geen verschil met het gemiddelden van deze subthema’s. In de figuur op pagina 62 zijn de procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde van zowel de lokale als de landelijke partijen weergegeven. De verschillende subthema’s zijn met elkaar verbonden door lijntjes om de onderlinge verschillen tussen de lokale en landelijke partijen beter weer te geven. De oranje lijnen geven verschillen van minder dan drie plekken aan. De blauwe lijnen geven de grotere verschillen weer. Globaal kunnen er drie groepen subthema’s gecreëerd worden. De lijntjes die de verbindingen tussen de landelijke en lokale partijen weergeven, blijven over het algemeen binnen elk van deze groepen. Drie subthema’s vormen hier een uitzondering op. Bij deze drie valt het betreffende subthema bij de landelijke partijen niet in dezelfde groep subthema’s als bij lokale partijen, en andersom. In paragraaf 5.3 zullen de thema’s per groep nader bekeken worden. 60 Gemiddelde (in%) 8.92 6.46 6.30 4.91 4.82 4.72 4.50 4.13 3.85 3.74 3.56 2.86 2.75 2.64 2.36 2.15 1.96 1.69 1.62 1.06 1.06 1.05 0.81 0.75 0.47 0.47 0.41 0.28 0.21 0.19 0.07 0.02 (Sub)thema (lokale partijen) Woningbouw en Gebiedsontwikkeling WMO, Ouderen, Gehandicapten, … Ondernemen en Economie Weg en Verkeer Gemeentelijke Financiën Openbaar Bestuur Gezondheidsbeleid (Kwaliteit van de) Leefomgeving Milieu Woon-en leefomgeving (veiligheid) Dienstverlening Recreatie en Toerisme Voorzieningen Sport Decentralisaties Re-Integratie en Bijstand Cultuur en Kunst Algemeen onderwijsbeleid Groen en Natuur Organisatie van het onderwijs OV Armoedebestrijding Huisvesting Parkeren Integratie Jeugd en veiligheid Fysieke veiligheid Leerplicht Vroeg en voorschoolse educatie Bedrijvigheid en veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer (Sub)thema (landelijke partijen) Gemiddelde (in%) Ondernemen en Economie Milieu Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Gezondheidsbeleid Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën Woon-en leefomgeving (veiligheid) Weg en Verkeer WMO, Ouderen, Gehandicapten Cultuur en Kunst Voorzieningen Re-Integratie en Bijstand Groen en Natuur Sport Dienstverlening Decentralisaties Algemeen Onderwijsbeleid Armoedebestrijding Recreatie en Toerisme OV Organisatie van het onderwijs Vroeg en voorschoolse educatie (Kwaliteit van de) Leefomgeving Jeugd en veiligheid Integratie Huisvesting Parkeren Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Leerplicht Leerlingenvervoer 8.53 8.03 7.94 6.35 6.04 5.03 4.13 4.13 3.59 3.15 3.14 3.08 2.86 2.78 2.13 2.13 1.7 1.94 1.93 1.58 1.45 0.92 0.83 0.77 0.70 0.55 0.49 0.34 0.14 0.13 0.08 0.06 61 Verschil gem. en getr. gem. in % 1.36 3.89 4.22 6.09 6.22 10.76 12.63 13.91 16.30 23.94 24.20 26.84 27.82 29.00 33.69 35.99 39.68 41.28 41.47 50.30 51.72 53.99 68.21 71.05 79.53 140.88 169.97 392.48 578.20 1145.39 x x (Sub)thema (lokale partijen) Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Weg en Verkeer Milieu Gemeentelijke Financiën WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jong.. (Kwaliteit van de) Leefomgeving Ondernemen en Economie Openbaar Bestuur Woon-en leef omgeving (Veiligheid) Sport Parkeren Dienstverlening Decentralisaties OV Voorzieningen Gezondheidsbeleid Cultuur en Kunst Groen en Natuur Recreatie en Toerisme Armoedebestrijding Algemeen onderwijsbeleid Organisatie van het onderwijs Huisvesting (onderwijs) Leerplicht Re-Integratie en Bijstand Vroeg & voorschoolse educatie Jeugd en veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Integratie Fysieke veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer (Sub)thema (landelijke partijen) Woon-en leefomgeving (Veiligheid) Weg en Verkeer Cultuur en Kunst Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Algemeen onderwijsbeleid WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jong.. Gemeentelijke Financiën Re-Integratie en Bijstand Ondernemen en Economie Gezondheidsbeleid Dienstverlening Openbaar Bestuur Milieu Sport OV Vroeg & voorschoolse educatie Organisatie van het onderwijs Voorzieningen Decentralisaties Huisvesting (onderwijs) Armoedebestrijding Recreatie en Toerisme Parkeren Groen en Natuur Jeugd en veiligheid (Kwaliteit van de) Leefomgeving Integratie Leerplicht Fysieke veiligheid Bedrijvigheid en veiligheid Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer Verschil gem. en getr. gem. in % 0.56 3.11 4.08 5.14 6.21 6.86 8.25 8.43 10.13 10.46 11.54 15.21 15.92 18.75 18.95 23.27 24.44 24.75 27.68 34.11 38.15 41.74 58.43 65.58 96.39 116.58 154.97 186.99 417.32 x x x 62 5.2 SIGNIFICANTE VERSCHILLEN Statistische analyse heeft uitgewezen dat enkel bij het thema Milieu een significant verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor alle andere thema’s is dit significante verschil niet gevonden. Met een significantie van respectievelijk 0,072 en 0,112 zijn ‘Werkgelegenheid en Economie’ en ‘Dienstverlening’ de thema’s die het dichtst in de buurt van een significantie van 0,05 komen. Met een significantie van 0,008 voldoet het thema Milieu hier wel aan. De deelname van GroenLinks in de groep landelijke partijen zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van het significante verschil, maar ook zonder de deelname van deze partij in dit onderzoek ligt het percentage tekst dat door de overige landelijke partijen aan dit thema besteed wordt hoger dan dat van de lokale partijen. In de figuur op pagina 61 waar alle percentages met elkaar verbonden zijn door middel van blauwe en oranje lijnen, is al duidelijk te zien dat er een groot verschil bestaat tussen het gemiddelde percentage tekst bij lokale partijen en het gemiddelde percentage tekst bij landelijke partijen. De statistische analyse is als volgt tot stand gekomen. Om te beginnen dient men te kijken naar de Levene’s test. Deze geeft aan of er gelijkheid in variantie bestaat tussen twee groepen. Aangenomen kan worden dat er géén gelijkheid in variantie bestaat (dus de varianties verschillen) indien de Levene’s test significant is en dat is bij een significantie kleiner dan 0.05. Bij een waarde groter dan 0,05 is er gelijkheid in variantie en verschillen de varianties niet. Indien de varianties gelijk zijn, zal gekeken moeten worden in de ‘equal variances assumed’ om de significantie te achterhalen. Wanneer de varianties ongelijk zijn, moet gekeken worden in de rij ‘equal variances not assumed’. Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan gekeken worden of de verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant verschillen. Er is een significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid gezegd kan worden. Dat is het geval als onder significantie een waarde staat van 0.05 (5% foutkans) of lager. In bijlage II en III staat de gehele analyse die met behulp van SPSS tot stand is gekomen. De significante verschillen zijn geel gemarkeerd. Hoewel het dus statistisch niet acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het thema ‘Werkgelegenheid en Economie’ significant verschillend te noemen, komt het hier wel dichtbij in de buurt. Het procentuele verschil van een dikke 37 procent tussen de percentages van landelijke en lokale partijen wees al enigszins in deze richting. Ook bij het thema Dienstverlening is er een onderling verschil van 40 procent tussen de lokale en landelijke partijen. Als de subthema’s ook in ogenschouw genomen worden dan zijn er significante verschillen bij de subthema’s ‘WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’, ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en voorschoolse educatie’. Dicht in de buurt van een significant verschil komen ‘Leerplicht’ en ‘Cultuur en Kunst’. Met uitzondering van Leerplicht zijn deze verschillen ook duidelijk te zien in de tabel op pagina 62 waar de blauwe lijnen al duiden op een groot verschil tussen beide groepen partijen. 63 5.3 THEMA’S NADER BEKEKEN Zoals in paragraaf 5.1 al aangekondigd werd, worden in deze paragraaf de thema’s nader bekeken. Dit gebeurt per groep thema’s zoals die uit de tabel op pagina 61 naar voren komen, om te beginnen de bovenste groep. Dit is de groep met subthema’s waar partijen de meeste aandacht aan geven. Woningbouw en Gebiedsontwikkeling Het thema Woning en Gebiedsontwikkeling mag zich met recht een van de meest populaire subthema’s noemen. Landelijke partijen besteden gemiddeld 7,95 procent van hun tekst aan dit thema, lokale partijen gemiddeld zelfs 8,92 procent. Deze hoge aantallen zijn gelegen in het feit dat dit subthema wellicht een van de breedste thema’s is. Het betreft vooral planologische aspecten binnen gemeenten. De onderwerpen kunnen uiteenlopen van centrumplannen tot plannen in het agrarische buitengebied en van nieuw te bouwen wijken tot aan te wijzen sociale huurwoningen. Naast het feit dat dit thema qua aandacht het ‘grootste’ thema blijkt te zijn, is er ook nog eens veel overeenstemming in de aandacht voor het thema. De procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde zijn bij zowel de lokale als de landelijke partijen dusdanig laag, dat gesteld kan worden dat vrijwel elke partij de meeste aandacht besteedt aan het thema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling. Dit geldt iets meer voor lokale partijen dan voor landelijke partijen, maar de verschillen zijn klein. De punten die binnen het subthema gemaakt worden zijn van uiteenlopende aard. Zodoende kunnen er geen opvallende verschillen en overeenkomsten van kwalitatieve aard tussen lokale en landelijke partijen genoemd worden. Ondernemen en Economie Daar waar het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling bij de landelijke partijen op een derde plek en bij de lokale partijen op een eerste plek staat, is dit bij het subthema Ondernemen en Economie omgedraaid. Gemiddeld 8,53 procent van de tekst in de verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen gaat in op onderwerpen die met dit thema te maken hebben. Daar tegenover staat gemiddeld 6,30 procent bij lokale partijen. Onderwerpen die binnen dit subthema aan bod komen zijn vooral gericht op de lokale middenstand, het ondernemersklimaat en andere voorkomendheden rondom het bedrijfsleven. Anders dan bij Woningbouw en Gebiedsontwikkeling is de overeenstemming om aandacht te besteden aan dit onderwerp groter onder landelijke partijen dan onder lokale partijen. Bij lokale partijen blijken de uitbijters iets hoger te zijn dan het geval is bij landelijke partijen, waardoor het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde groter is. Kwalitatief gezien lijken lokale partijen zich vaker rechtstreeks te richten op de lokale ondernemers. Dit geldt ook voor vooral de VVD, D66 en het CDA. De SP en PvdA spreken vaker over een algemeen beleid met betrekking tot ondernemerschap. Tevens is het 64 opvallend dat de SP en PvdA het over het algemeen hebben over ‘het stimuleren van’ bijvoorbeeld een ondernemersklimaat, terwijl lokale partijen, en voornamelijk de VVD en D66, het hebben over ‘het creëren van’ een ondernemersklimaat. Weg en Verkeer Het subthema Weg en Verkeer is het thema waar het verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij de landelijke en lokale partijen nagenoeg even klein is. Het subthema staat in het lijstje van subthema’s in beide gevallen op een tweede plek. Hieruit kan opgemaakt worden dat de uitbijters bij dit subthema het op één na laagst zijn. Er is dus een overeenstemming bij zowel landelijke als lokale partijen in de aandacht die uitgaat naar dit subthema. Aan aandacht heeft dit thema daarnaast ook geen gebrek: lokale partijen besteden gemiddeld 4,91 procent van hun tekst aan Weg en Verkeer, terwijl landelijke partijen ook zo’n gemiddeld 4,13 procent van hun tekst aan dit thema besteden. Hiermee moet het bij landelijke partijen zeven andere thema’s voor zich dulden, bij lokale partijen zelfs maar drie andere thema’s. Onderwerpen die binnen dit subthema horen, zijn veelal van praktische aard. Zo schrijven veel partijen over de aanleg van nieuwe wegen, het oplossen van verkeersproblemen en de bereikbaarheid in de gemeente. Binnen het thema Weg en Verkeer is het moeilijk om kwalitatieve verschillen aan te merken tussen lokale en landelijke partijen. Het subthema heeft bij de meeste partijen een pragmatische insteek. Hierdoor leent het subthema zich niet voor een ideologische insteek, ook niet voor landelijke partijen, Gemeentelijke Financiën Dezelfde conclusies als over het thema Weg en Verkeer kunnen getrokken worden bij het thema Gemeentelijke Financiën. Dit thema neemt bij lokale partijen gemiddeld 4,82 procent van de tekst in een verkiezingsprogramma in beslag. Bij landelijke partijen is dit zelfs een klein beetje meer: gemiddeld 5,03 procent. Daarnaast geldt dat zich bij zowel de lokale als de landelijke partijen relatief kleine uitbijters voordoen bij de onderzochte partijen. De procentuele verschillen tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde ten opzichte van het subthema Weg en Verkeer zijn weliswaar iets groter, maar nog altijd relatief klein: respectievelijk 6,09 en 8,25 procent. Het thema Gemeentelijke Financiën bevat veel teksten die ingaan op de financiële huishouding van de betreffende gemeente. De onderwerpen zijn divers: subsidieverstrekking, gemeentelijke heffingen en belastingen, onroerendzaakbelasting, de gemeentelijke begroting en jaarrekening en woonlasten. Evenals voor het eerder besproken subthema Ondernemen en Economie geldt voor het thema Gemeentelijke Financiën dat lokale partijen vooral overeenkomsten hebben met D66, de VVD en het CDA. Tegenstellingen zijn er vooral met GroenLinks, PvdA en de SP. Evenals lokale partijen spreken de VVD, het CDA en D66 zich vaker uit tegen lastenverhogingen. Linkse partijen lijken daarentegen weer meer bereid te zijn tot, en voorbereid te zijn op, bezuinigingen. Ook de lokale partijen zijn over het algemeen tegen lastenverhoging. Toch zijn er ook lokale partijen die zich openlijk en duidelijker dan 65 linkse landelijke partijen uitspreken voor een mogelijkheid tot lastenverhoging. Enkele lokale partijen geven ook aan dat de lasten mogen meestijgen aan de hand van de inflatiecorrectie. WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren Zoals in de vorige paragraaf al naar voren kwam, verschillen lokale en landelijke partijen significant van elkaar bij de aandacht die uitgaat naar het subthema ‘WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’. Lokale partijen besteden gemiddeld 6,46 procent van hun verkiezingsprogramma aan dit subthema. Voor de landelijke partijen is dit gemiddeld slechts 3,59 procent. Er doen zich binnen beide groepen partijen geen grote uitbijters voor; het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde is respectievelijk 6,22 en 6,86. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op dit subthema en worden ook enkele kwalitatieve verschillen beschreven. Milieu Zoals eerder in dit hoofdstuk al werd gesteld is er het meest opvallende verschil bij het thema Milieu. Landelijke partijen besteden in hun verkiezingsprogramma’s gemiddeld anderhalf keer meer tekst aan het thema Milieu dan lokale partijen. Lokale partijen besteden gemiddeld 3,85 procent aan dit thema, landelijke partijen liefst 8,03 procent. Een van de verklaringen voor dit grote verschil is de deelname van GroenLinks in de groep van landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt zonder de vier gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu, niet van de overige thema’s) dan zou het thema Milieu met een gemiddelde van 5,79 procent zakken naar een zesde plek. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan het geval is bij de lokale partijen. De creativiteit binnen het thema Milieu komt voornamelijk van GroenLinks. De partij weet, meer dan de overige landelijke partijen, het thema te betrekken op een veelvoud aan beleidsterreinen. Zo komt de partij met een aantal voorstellen die mensen rechtstreeks lijken te raken in de persoonlijke levenssfeer. Ook komen er creatieve ideeën naar voren die betrekking hebben op bijvoorbeeld afvalinzameling of duurzame energie. Lokale partijen staan over het algemeen positief tegenover milieumaatregelen. Enkele partijen gaan daarin verder dan menig landelijke partij (met uitzondering van GroenLinks). Opvallend is dat er in enkele gevallen sceptisch geschreven wordt over maatregelen en veranderingen die van hogerhand (provincie of Rijk) komen. Hierbij valt te denken aan het plaatsen van windmolens en subsidieverstrekking voor zonnepanelen. Het thema Milieu zal in hoofdstuk 6 nog kort terugkomen. Openbaar Bestuur Het thema Openbaar Bestuur is, evenals het thema Gemeentelijke Financiën, niet als zodanig opgenomen in de thema’s die vooraf vastgesteld zijn. Tijdens het lezen is het noodzakelijk gebleken om het thema Openbaar Bestuur aan de al bestaande thema’s toe te voegen. Deze toevoeging lijkt terecht gezien de hoge plek die het thema inneemt ten 66 opzichte van de andere subthema’s. Lokale partijen besteden gemiddeld 4,72 procent van de tekst aan Openbaar Bestuur. Bij landelijke partijen is dit zelfs 6,04 procent. Onderwerpen die binnen het thema Openbaar Bestuur vallen, hebben bijvoorbeeld betrekking op het ambtenarenapparaat, de (transparante) besluitvorming en de kwaliteit van het bestuur en het functioneren van het bestuur. Tussen landelijke en lokale partijen bestaat relatieve overeenstemming om dit thema te behandelen in de verkiezingsprogramma’s. De uitbijters zijn bij beide groepen van dezelfde spreiding. In kwalitatief opzicht zijn het vooral D66, GroenLinks en iets minder vaak de SP, die inzetten op het beter betrekken van de burger bij de besluitvorming. Veel van deze partijen komen met plannen of ideeën om de inspraak van burgers te regelen. De VVD wil daarentegen vaak een sterk en relatief geconcentreerd bestuur. Daarnaast zetten de VVD-afdelingen zich in voor een kleine overheid. Veiligheid: Woon-en Leefomgeving Het subthema Woon-en Leefomgeving (Veiligheid) gaat in de meest algemene zin in op veiligheid gerelateerde onderwerpen. Anders dan bij de overige vier subthema’s die binnen het thema Veiligheid zijn onderscheiden, is de aandacht voor het subthema Woon-en Leefomgeving (Veiligheid) veruit het grootst. Landelijke partijen besteden gemiddeld 4,13 procent van de tekst in hun verkiezingsprogramma aan dit subthema. Voor lokale partijen is dit gemiddeld 3,74 procent. Opvallend is dat zich bij dit subthema de minst grote uitbijters voordoen in vergelijking met alle andere subthema’s. De onderzochte verkiezingsprogramma’s van de landelijke partijen liggen dus allemaal erg dicht bij het gemiddelde van 4,13 procent. Bij lokale partijen is dit niet het geval: de verschillende getallen van de onderzochte lokale partijen liggen verder uiteen. Voor zowel landelijke als lokale partijen is het moeilijk om te bepalen welke standpunten de partijen verdedigen en welk beleid ten aanzien van veiligheid ze willen voeren. De onderwerpen lopen ook nog eens erg uiteen en de meeste partijen bespreken veel onderwerpen binnen dit subthema. De hiervoor genoemde thema’s en subthema’s behoren vrijwel allemaal tot de bovenste groep, zoals die in de tabel op pagina 61 is weergegeven. Hieronder volgen de meest opvallende thema’s en subthema’s uit de middelste en onderste groep. Dit zijn de groepen waar over het algemeen minder aandacht naar uitgaat bij zowel landelijke en lokale partijen. Uitzonderingen hierop zullen echter ook benoemd worden. Cultuur en Kunst Uit de inhoudsanalyse blijkt dat de landelijke partijen meer aandacht besteden aan het subthema Cultuur en Kunst dan lokale partijen. Lokale partijen besteden gemiddeld 1,96 procent aan dit thema, terwijl dit bij de landelijke partijen gemiddeld 3,16 procent is. Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen Kunst nauwelijks een rol lijkt te spelen. Terwijl landelijke partijen Cultuur en Kunst vaak in één of 67 meerdere alinea’s sámen bespreken, schrijven lokale partijen over het algemeen enkel over Cultuur zonder daarbij in te gaan op Kunst. Dit verschil kan niet cijfermatig ondersteund worden aangezien Cultuur en Kunst eenzelfde subthema is. Het betreft echter een constatering van de onderzoeker op basis van het lezen van de verschillende verkiezingsprogramma’s. Het verschil tussen de twee gemiddelden bestaat hoogstwaarschijnlijk dan ook voor een groot deel uit tekst over het onderwerp Kunst. Ook bij het subthema Cultuur en Kunst is bij de landelijke partijen de ideologische stroming terug te vinden in de aandacht voor het subthema. Opvallend is daarbij dat de drie VVD-afdelingen die het subthema bespreken het woord ‘regierol’ gebruiken bij de beschrijving van de rol van de gemeente inzake kunst en cultuur. Tevens spreken meerdere VVD-afdelingen over het behoud van culturele en historische evenementen. De VVD lijkt hier binnen de landelijke partijen alleen in te staan. De overige vijf partijen spreken zich over het algemeen uit voor een zo breed mogelijk cultureel en kunstzinnig aanbod, met mogelijke ondersteuning van de gemeente. Daarnaast staat voor deze partijen de toegankelijkheid van kunstzinnige en culturele activiteiten hoog in het vaandel. Deze dienen voor een brede groep mensen toegankelijk te zijn. Lokale partijen lijken een middenweg te zoeken tussen beide standpunten. Re-integratie en Bijstand Er bestaat een verschil tussen de hoeveelheid tekst die landelijke partijen besteden aan het subthema Re-integratie en Bijstand en de hoeveelheid tekst van lokale partijen bij dit thema. Het verschil is echter minder groot dan bij het subthema Cultuur en Kunst dat hiervoor besproken is. De gemiddelde hoeveelheid tekst bij landelijke partijen ligt op 3,08 procent en bij lokale partijen 2,15 procent. Ook zijn er meer landelijke partijen die rond het gemiddelde van 3,08 procent liggen. De gemiddelde aantallen van lokale partijen lopen echter nogal uiteen. Er zijn daarom dus flink grotere uitbijters in de reeks getallen van de lokale partijen dan dat het geval is bij de landelijke partijen. Wat betreft de kwalitatieve aandacht lijken lokale partijen wat striktere regels te willen hanteren bij de re-integratie op de arbeidsmarkt en bij het verstrekken van uitkeringen. Zij lijken hiermee de lijn van de rechtse landelijke partijen te volgen. Toch sluiten veel lokale partijen de ogen niet voor de financiële crisis en de consequenties hiervan voor de arbeidsmarkt. Lokale partijen willen hulp bieden bij de re-integratie. Het is vooral de SP die zich uitspreekt tegen het doen van vrijwilligerswerk bij het hebben van een uitkering. De PvdA, GroenLinks, het CDA, de VVD en D66 zijn hier juist vóór. Lokale partijen die zich over dit onderwerp uitspreken sluiten zich aan bij deze meerderheid van landelijke partijen. Een enkele lokale partij noemt het de ‘sociale dienstplicht’. Groen en Natuur Ook bij het subthema Groen en Natuur lopen de verschillende gemiddelden van de verschillende partijen fors uiteen. Dit is in meerdere mate het geval bij landelijke partijen dan bij lokale partijen, maar vergeleken met andere subthema’s geldt voor beide groepen dat de verschillenden gemiddelden ver uiteen lopen. 68 Onderwerpen binnen dit subthema lopen uiteen van het natuurlijke buitengebied van een gemeente, het onderhoud van groen in wijken en het wieden van onkruid door de gemeente. Ook waterkwaliteit valt onder dit subthema. Over het algemeen besteden landelijke partijen iets meer aandacht aan deze onderwerpen: gemiddeld 2,86 procent. Lokale partijen besteden gemiddeld 1,62 procent aan deze onderwerpen en dit subthema. Zowel bij landelijke als lokale partijen doen zich echter vrij grote uitbijters voor. Deze uitbijters zijn voor wat betreft de landelijke partijen vooral te danken aan GroenLinks. Deze partij lijkt meer dan andere partijen aandacht te besteden aan groen en natuur in de gemeente. Bij lokale partijen is er geen patroon te herkennen in de keuzes die gemaakt worden bij het subthema Groen en Natuur. Dienstverlening Na drie subthema’s besproken te hebben waar landelijke partijen meer aandacht aan besteden, is bij de volgende drie subthema’s het omgekeerde het geval. Aan het eerste daarvan, het thema Dienstverlening, wordt bij lokale partijen gemiddeld 3,56 procent van zijn verkiezingsprogramma besteed aan dit thema. Bij landelijke partijen ligt het gemiddelde echter bijna anderhalve procent lager: op 2,13 procent. Een veel genoemd onderwerp binnen dit subthema is deregulering. Daarnaast zijn allerlei vormen van bureaucratie onderwerpen die vaak door partijen genoemd worden. Serviceverlening, dienstbaarheid, openingstijden en digitale voorzieningen zijn tevens issues waar verschillende partijen hun aandacht op vestigen. Bij lokale partijen doen zich veel grote uitbijters voor als de getallen van de vijfentwintig verkiezingsprogramma’s naast elkaar gelegd worden. Dit is in veel minder mate het geval bij landelijke partijen. Toch zijn er binnen de groep landelijke partijen wat kwalitatieve verschillen te vinden. Het belangrijkste verschil is daarbij de aandacht die zich bij de VVD vooral richt op het verlagen van de regeldruk. Dit geldt in mindere mate ook voor D66 en het CDA. Deze laatste twee partijen en de linkse partijen richten zich echter meer op het verbeteren van de communicatie tussen burgers en gemeente en de informatievoorziening van de gemeente. Bij lokale partijen komen beide onderwerpen terug in de verkiezingsprogramma’s. Het ene onderwerp is net iets meer van belang voor de ene partij, het andere onderwerp weer net iets meer voor de andere partij. Recreatie en Toerisme Ook voor het subthema Recreatie en Toerisme is er meer aandacht van lokale partijen dan van landelijke partijen. Gemiddeld besteden lokale partijen 2,87 procent van de tekst in hun verkiezingsprogramma aan dit subthema. Bij landelijke partijen is dit gemiddeld 1,93 procent. Evenals voor de subthema’s Re-integratie en Bijstand en Groen en Natuur, geldt dat de verschillende gemiddelden van de partijen ver uiteen lopen. Het verschil tussen het berekende gemiddelde en het berekende getrimd gemiddelde is bij zowel de landelijke partijen als de lokale partijen hoog. 69 (Kwaliteit van de) Leefomgeving Binnen dit subthema is het begrip Leefbaarheid een vaak terugkerend onderwerp. Zonder een definitie te willen geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die is ondergebracht bij dit subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het woonklimaat in een buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad. In sommige gevallen behoort ook inspraak van burgers over de leefomgeving tot dit subthema. Er bestaat een opvallend groot verschil tussen de gemiddelde hoeveelheid tekst die lokale partijen besteden aan dit subthema en de gemiddelde hoeveelheid tekst die landelijke partijen hieraan besteden. Terwijl landelijke partijen 0,83 procent van hun tekst hieraan besteden, is dit bij lokale partijen liefst 4,13 procent. In de statistische analyse was al naar voren gekomen dat de twee groepen partijen dan ook significant van elkaar verschillen. Het CDA lijkt bij de landelijke partijen nog de grootste invloed te hebben op de aandacht voor dit subthema. Daar waar alle landelijke partijen gezamenlijk gemiddeld 0,8283 procent van de tekst besteden aan het subthema Kwaliteit van de Leefomgeving, daalt dit gemiddelde naar 0,3525 procent als het CDA buiten de berekening wordt gelaten. De deelname van het CDA in dit onderzoek zorgt er dus voor dat het gemiddelde flink hoger komt te liggen. Het procentuele verschil tussen het berekende gemiddelde en het getrimde gemiddelde ligt bij landelijke partijen dan ook veel hoger dan bij lokale partijen het geval is. Lokale partijen richten zich binnen dit subthema voornamelijk op drie onderwerpen: leefbaarheid, het onderhoud van de leefomgeving en bewonersparticipatie. Meestal wordt per verkiezingsprogramma slechts een van deze onderwerpen besproken. Sommige partijen richten zich daarmee op leefbaarheid, andere partijen weer iets meer op bewonersparticipatie. Burger- of bewonersparticipatie zal ook nog terugkomen in hoofdstuk 6. Integratie Het thema Integratie beperkt zich niet tot onderwerpen als de integratie van allochtonen. Ook inburgering, arbeidsmigranten en discriminatie op basis van bijvoorbeeld geaardheid behoren tot het thema. Het thema is nauwelijks bepalend in de verkiezingsprogramma’s van zowel lokale partijen als landelijke partijen. Gemiddeld gaat slechts 0,47 procent van de tekst in de verkiezingsprogramma’s van lokale partijen over dit thema. Bij landelijke partijen is dit iets meer: 0,70 procent. Het enorme verschil tussen het gemiddelde en getrimd gemiddelde wijst er echter al op dat het in beide groepen slechts een handvol partijen zijn die überhaupt aandacht besteden aan het thema. Bij de landelijke partijen is het vooral de VVD die aandacht besteedt aan het thema. De VVD stelt dat immigranten de Nederlandse taal zo snel mogelijk dienen te beheersen. De stellingname van andere partijen loopt uiteen. De VVD besteedt geen aandacht aan discriminatie van ‘andersdenkenden’, enkele andere partijen hebben hier weer wel oog voor. Lokale partijen spreken zich vrij weinig uit over integratiekwesties. Wanneer zij dit wel doen dan gaat het over de integratie van migranten. 70 Vroeg- en voorschoolse educatie Tot slot het subthema Vroeg- en Voorschoolse Educatie. Evenals het voorgaande subthema is het verschil tussen het getrimde gemiddelde en het gemiddelde groot. Dit geldt echter alleen voor de groep met lokale partijen. Ten eerste is het aantal landelijke partijen dat aandacht geeft aan het thema groter en ten tweede besteden zij ook méér aandacht aan het thema: gemiddeld 0,92 procent. Bij lokale partijen is dit gemiddeld slechts 0,21 procent. Dit subthema is dan ook het laatste van de drie subthema’s waar de groepen van landelijke partijen en lokale partijen significant van elkaar verschillen. Lokale partijen Landelijke partijen Woningbouw en Gebiedsontwikkeling WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren Weg en Verkeer (Kwaliteit van de) Leefomgeving Dienstverlening Recreatie en Toerisme Decentralisaties Onderwijs: Huisvesting Parkeren Fysieke veiligheid Leerplicht Bedrijvigheid en veiligheid Ondernemen en Economie Milieu Gezondheidsbeleid Openbaar Bestuur Gemeentelijke Financiën Veiligheid (Woon-en leefomgeving) Cultuur en Kunst Voorzieningen Groen en Natuur Sport Algemeen onderwijsbeleid Armoedebestrijding Re-integratie en Bijstand OV Organisatie van het onderwijs Vroeg- en voorschoolse educatie Jeugd en Veiligheid Integratie Integriteit en veiligheid Leerlingenvervoer TABEL 34 SUBTHEMA’S UITGESPLITST NAAR OVERWICHT VAN OFWEL LOKALE OF LANDELIJKE PARTIJ. IN KLEUR IS WEERGEGEVEN WELKE SUBTHEMA’S SIGNIFICANT GROTER ZIJN (GROEN) EN WELKE SUBTHEMA’S IN DE BUURT VAN HET SIGNIFICANTIENIVEAU KOMEN (ORANJE). DE KLEUR (WIT) GEEFT SUBTHEMA’S KLEINER DAN 1 PROCENT AAN. In bovenstaande tabel zijn uiteindelijk de subthema’s uitgesplitst naar partijsoort (lokaal of landelijk). In de linkerkolom staan de subthema’s waarbij lokale partijen een overwicht hebben en in de rechterkolom geldt hetzelfde voor de landelijke partijen. 71 5.4 OVERIGE DATA Uit de gegevens die voortkomen uit de inhoudsanalyse kunnen nog wat meer mogelijkheden gehaald worden. Zo kan er een onderscheid gemaakt worden tussen coalitie- en oppositiepartijen. In de tabellen 34 en 35 worden verschillende cijfers behorende bij de hoofdthema’s en de subthema’s uiteengezet. Het gaat daarbij om de situatie zoals die was vóór de verkiezingen van maart 2014 wat betreft oppositie of coalitie. Bij veel hoofdthema’s vallen de gemiddelden van de coalitiepartijen en de oppositiepartijen precies tussen de gemiddelden die al eerder gepresenteerd werden: die van de landelijke en lokale partijen. Er zijn kleine uitzonderingen hierop. Zo besteden coalitiepartijen gemiddeld iets meer aandacht dan de oppositiepartijen aan het thema Veiligheid. Minder aandacht is er dan weer voor het thema Zorg en Welzijn. Er zijn echter geen thema’s waarin coalitiepartijen significant verschillen van oppositiepartijen. Ook bij de subthema’s zijn er weinig opmerkelijke verschuivingen. De gemiddelden van coalitie- en oppositiepartijen zitten meestal tussen de gemiddelden van lokale en landelijke partijen in. Dit wijkt af bij bijvoorbeeld het subthema Recreatie en Toerisme, waar coalitiepartijen relatief meer aandacht aan besteden ten opzichte van oppositiepartijen. Thema Wonen en groenvoorz. Zorg en Welzijn Werkgelegenheid en Economie Verkeer, OV, Parkeren Veiligheid Gemeentelijke Financiën Openbaar Bestuur Onderwijs Milieu Dienstverlening Armoedebestrijding Integratie Coalitie (21) Oppositie Lokaal (25) Landelijk (28) (24) 24.62 (8,34) 23.16 (7,42) 24.88 (7,53) 22.64 (8,02) 11.75 (3,97) 13.42 (8,64) 13.32 (7,63) 12.06 (6,41) 10.42 (6,92) 9.68 (5,62) 8.45 (6,37) 11.61 (5,60) 6.75 (3,13) 6.24 (4,14) 6.72 (3,74) 6.19 (1,54) 6.33 (4,88) 4.33 (2,64) 4.88 (5,54) 5.51 (3,04) 4.52 (2,61) 5.23 (4,24) 4.82 (3,52) 5.03 (3,78) 5.18 (5,22) 5.51 (4,68) 4.72 (4,41) 6.04 (5,31) 4.38 (3,13) 4.67 (3,09) 4.08 (3,17) 5.03 (3,97) 5.18 (3,57) 6.44 (6,53) 3.85 (2,81) 8.03 (6,66) 3.57 (3,53) 2.33 (2,77) 3.56 (3,85) 2.13 (2,01) 0.93 (1,40) 1.91 (2,39) 1.05 (1,54) 1.94 (2,46) 0.92 (1,54) 0.33 (1,15) 0.47 (1,34) 0.70 (1,38) TABEL 35 GEMIDDELDEN BEHORENDE BIJ COALITIE- EN OPPOSITIEPARTIJEN. TUSSEN HAAKJES IS DE STANDAARDDEVIATIE AANGEGEVEN. Significante verschillen tussen oppositiepartijen en coalitiepartijen zijn er op basis van de hoofdthema’s echter niet. Het thema dat het meest in de buurt komt van een significant verschil is Veiligheid met een sigma van 0,071. Dit getal is echter groter dan 0,05 en is daarom niet significant. In bovenstaande tabel 35 zijn alle percentages behorende bij elk thema te zien, uitgesplitst naar coalitie- en oppositiepartijen. 72 5.5 VORM EN STIJL De programma’s liepen wat betreft vorm en stijl nogal uiteen. Wat opvalt is de beschikbaarheid in pdf-formaat. Alle verkiezingsprogramma’s van de onderzochte landelijke politieke partijen zijn in pdf-formaat op de website van de betreffende afdeling te vinden. Van de landelijke partijen in de gemeente Waterland kon echter geen enkel verkiezingsprogramma gevonden worden. Om deze reden zijn er in dit onderzoek dan ook vierentwintig in plaats van vijfentwintig landelijke partijen onderzocht. Het aantal van vierentwintig zorgde er daarentegen wel voor dat er een evenredige verdeling over de verschillende landelijke partijen plaats heeft gevonden. De verkiezingsprogramma’s van de onderzochte lokale partijen zijn over het algemeen ook in pdf-formaat te vinden, maar dit was in enkele gevallen niet het geval. Deze programma’s worden integraal op de website van de partij aangeboden. Afdelingen van landelijke partijen poogden in hun verkiezingsprogramma’s de huisstijl van de moederpartij te implementeren. In slechts een aantal gevallen is dit gelukt en ziet het programma er gelikt uit (bijvoorbeeld D66 Capelle aan den IJssel en D66 Dalfsen). In de meeste gevallen worden slechts het logo en de kleuren van de partij overgenomen en is er gekozen voor een willekeurige opmaak. Dit laatste geldt over het algemeen ook voor de lokale partijen; ook bij deze partijen is het programma vaak overduidelijk in ‘Word-stijl’ opgebouwd. Evenals bij de landelijke partijen kennen de lokale partijen uitzonderingen hierop, zo zijn de verkiezingsprogramma’s van Beter voor Dordt en Puur Noordwijk professioneler vormgegeven dan menig ander verkiezingsprogramma. Voor de meest ludieke titel moet ook het verkiezingsprogramma van Beter voor Dordt bekeken worden. Met ‘Hoe dichter bij Dordt, hoe Beter het wordt’ wist de partij veruit de grootste partij in de Dordtse gemeenteraad te worden. Bij de landelijke partijen ontbreekt het over het algemeen aan creativiteit wat betreft de titel van de verkiezingsprogramma’s. De VVD in Emmen is nog het meest dubbelzinnig met de titel ‘Werk maken van Emmen’ en ook de VVD in Waalwijk maakt duidelijk waar de prioriteiten liggen: ‘Meer burger, minder gemeente!’. De programma’s onderscheiden zich ook van elkaar door hun opbouw. Bij de landelijke partijen zijn veelal de ideologische speerpunten verwerkt in de eerste hoofdstukken. Vooral bij GroenLinks komen de groene en duurzame speerpunten uitvoerig aan bod in de eerste hoofdstukken. Bij D66 en de VVD gaan de eerste hoofdstukken vooral in op de plaatselijke economie en het openbaar bestuur. Bij het CDA is het vooral de leefomgeving die in de eerste hoofdstukken aan bod komt. De SP start na de inleiding meestal met Zorg en Welzijn en bij de PvdA lijkt het vaak Werk en Inkomen te zijn wat als eerste aan bod komt. Een groot deel van de onderzochte lokale partijen begint het verkiezingsprogramma met ofwel onderwerpen die betrekking hebben op het openbaar bestuur ofwel op de woonen leefomgeving van hun inwoners. Een kleine aantal partijen begint het verkiezingsprogramma met de economische situatie in de gemeente of het financiële 73 beleid van de gemeente. Daarnaast valt op dat regelmatig ook burgerparticipatie, en onderwerpen hieromtrent, worden aangesneden in het begin van de verkiezingsprogramma’s van lokale partijen. Het onderwerp burgerparticipatie zal terugkomen aan het eind van hoofdstuk 6. Het aantal woorden van de 25 onderzochte verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen loopt uiteen van 181 tot een dikke zestienduizend woorden. Gemiddeld genomen bestaat een verkiezingsprogramma van een lokale partij zodoende uit 5335 woorden. Gemeente Den Helder Zeewolde Hellevoetsluis Waalwijk Capelle a/d IJssel Dordrecht Gulpen-Wittem Dalfsen Steenbergen Duiven Sittard-Geleen Drimmelen De Wolden Woorden 16158 12692 11751 8736 7962 7642 7358 7188 7062 5905 5644 5526 4194 Gemeente Woensdrecht Maastricht Noordwijkerhout Goes Noordwijk Emmen Landerd Waterland Roosendaal Kaag & Braasem Rijnwaarden Moerdijk Woorden 3792 3738 3610 2480 2103 1964 1904 1705 1518 1395 1187 181 TABEL 36 AANTAL WOORDEN LOKALE PARTIJEN Het aantal woorden van de 24 onderzochte verkiezingsprogramma’s van de landelijke partijen loopt uiteen van 1298 tot bijna dertienduizend woorden. Gemiddeld genomen bestaat een verkiezingsprogramma van een lokale partij zodoende uit 5750 woorden. Gemeente Woorden Gemeente Woorden Capelle a/d IJssel Emmen Sittard-Geleen Noordwijk Hellevoetsluis Gulpen-Wittem Waterland Drimmelen Noordwijkerhout Woensdrecht Roosendaal Moerdijk 12696 12077 10953 10382 10330 7949 7107 6706 5731 5408 5072 4969 Dordrecht Dalfsen Den Helder Duiven Waalwijk Rijnwaarden Maastricht Steenbergen Goes Zeewolde De Wolden Kaag & Braassem 4870 4834 4172 4124 3752 3700 2857 2677 2565 1901 1885 1298 TABEL 37 AANTAL WOORDEN LANDELIJKE PARTIJEN 74 De onderzochte verkiezingsprogramma’s van de lokale en landelijke partijen verschillen zo gemiddeld een dikke vierhonderd woorden van elkaar. Focussend op de landelijke partijen, valt op dat de meest linkse partijen onder het gemiddelde van 5750 woorden zitten en de partijen die zich aan de rechterkant van het politieke spectrum bevinden, gemiddeld meer woorden nodig hebben voor hun partijprogramma. Hierbij dient opgemerkt te worden dat van elke partij slechts vier programma’s meegenomen zijn. Voor zowel het CDA als D66 geldt dat zij in dit onderzoek zowel de langste als de kortste verkiezingsprogramma’s voor hun rekening nemen. Als de twee groepen van landelijke en lokale partijen op een hoop worden gegooid, bestaat een gemiddeld verkiezingsprogramma uit 5539 woorden. Landelijke partijen zitten hier dus gemiddeld 211 woorden boven en lokale partijen zitten hier gemiddeld 204 woorden onder, In aantal woorden SP PvdA GL D66 CDA VVD Programma 1 Programma 2 Programma 3 Programma 4 Gemiddeld 4870 4124 2565 7107 4666.5 4172 6706 2857 2677 4103 1885 7949 4969 5072 4968.75 12696 4834 10382 1901 7453.25 10330 1298 3700 10953 6570.25 12077 5731 3752 5408 6742 TABEL 38 AANTAL WOORDEN LANDELIJKE PARTIJEN PER PARTIJ 75 HOOFDSTUK 6 - PROFILERING IN LOKALE POLITIEK Tijd voor een korte tussenbalans. De eerste vier onderdelen die Krippendorff (2004) in zijn beschrijving van een inhoudsanalyse noemt, worden ook wel data making genoemd: het creëren van berekenbare gegevens (Krippendorff, 2004: 83). Het vijfde en zesde onderdeel omschrijft Krippendorff (2004: 83 als volgt: Abductively inferring contextual phenomena: relying on analytical constructs or models of the chosen context as warrants Narrating the answer to the research question: relying on narrative traditions or discursive conventions established within the discipline of the content analyst” (Krippendorff, 2004: 83). De vijfde component, het abductief afleiden van contextuele verschijnselen, is uniek voor de inhoudsanalyse en gaat verder dan de representatieve eigenschap van de cijfers. Bij het abductief afleiden van contextuele verschijnselen van teksten treedt de analyse buiten de gegevens. Het wijst in het belang van de onderzoeker op onopgemerkte fenomenen (Krippendorff, 2004: 85). Zoals in paragraaf 1.3 al aan de orde kwam, worden onopgemerkte fenomenen in dit onderzoek voor het voetlicht gebracht door het gebruik van kernwoordenlijsten. Door middel van deze lijsten wordt buiten de eerdere gecreëerde gegevens getreden en dit dient dus als aanvulling op het coderingsproces van de verkiezingsprogramma’s. Deze constructie garandeert vervolgens de beoogde gevolgtrekkingen. Tevens moeten deze gevolgtrekkingen op hun beurt weer ondersteund worden door kennis van de context van de geanalyseerde teksten (Krippendorff, 2004: 171). Kennis van de context van de geanalyseerde teksten heeft de onderzoeker bij dit onderzoek verkregen door het lezen en coderen van alle verkiezingsprogramma’s. Aan de hand van de kennis van de context kan de onderzoeker woorden uit de kernwoordenlijst verder uitdiepen, indien de onderzoeker het noodzakelijk acht in het licht van het onderzoek. Het abductief afleiden van contextuele verschijnselen zal in dit hoofdstuk gebeuren. Aan de hand van een tweetal kernwoordenlijsten zal verder worden ingegaan op een aantal thema’s of subthema’s zoals die in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerd werden. De kernwoordenlijsten dienen ter aanvulling op het eerste deel van de reeds besproken inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s. In de kernwoordenlijsten zijn de honderd meest gebruikte woorden die langer zijn dan vier karakters opgenomen. Weggelaten in de lijsten zijn werkwoorden, partijnamen en plaatsnamen. De volledige lijsten zijn te vinden in bijlage V en VI. De eerste lijst betreft de kernwoorden van de vijfentwintig lokale partijen. De tweede lijst betreft de kernwoorden van de vierentwintig landelijke partijen. 76 Nr. Woord Freq. Tekst 2 GEMEENTE 6 INWONERS 7 MOGELIJK 10 LEEFBAAR 14 NIEUWE 16 GOEDE 18 BELEID 19 MENSEN 21 AANDACHT 22 JONGEREN 23 SAMENWERKING 24 ANDERE 25 SAMEN 26 EIGEN 27 SOCIALE 28 BINNEN 30 BELANGRIJK 31 LOKALE 32 NODIG 33 ALLEEN 35 ZOALS 36 SAMENLEVING 39 BELANG 40 TUSSEN 41 VOORZIENINGEN 42 GROTE 43 STAAT 44 RUIMTE 47 BURGERS 49 GEMEENTELIJKE 50 ONDERWIJS 51 GEBIED 52 MOGELIJKHEDEN 53 ONTWIKKELING 55 ONDERNEMERS 56 WAARBIJ 57 VEILIGHEID 943 441 367 301 272 248 238 227 212 210 208 205 201 196 184 177 174 172 171 170 168 166 163 163 158 153 153 152 150 147 140 139 139 138 137 137 133 25 24 24 11 24 24 24 21 23 22 23 23 22 22 24 24 23 24 21 23 23 19 24 22 23 23 22 22 18 22 20 21 24 19 23 22 19 Nr. Woord Freq. Tekst 58 VOLDOENDE 60 MINDER 61 ONDER 63 KERNEN 64 DAARBIJ 65 KOMENDE 66 SPORT 67 BETER 68 HIERBIJ 69 OUDEREN 71 KWALITEIT 72 BEDRIJVEN 73 WIJKEN 74 BELANGRIJKE 75 CENTRUM 76 GROOT 77 DAAROM 78 JAREN 79 VERDER 81 EXTRA 82 STEEDS 83 WONINGEN 84 GEMEENTEN 85 FINANCIËLE 87 HUIDIGE 88 OPENBARE 89 VOORAL 90 SCHOLEN 91 GEBRUIK 92 JEUGD 93 DAARNAAST 94 VANUIT 96 LEEFBAARHEID 97 OPENBAAR 98 ONDERSTEUNING 99 ORGANISATIE 100 ACTIVITEITEN 131 128 128 125 124 124 123 122 122 121 120 119 119 118 118 116 115 115 113 111 110 109 108 107 107 107 107 106 105 105 104 104 102 102 101 100 99 21 21 20 16 22 22 20 20 20 22 23 20 16 22 20 22 20 22 23 21 21 23 24 20 19 21 22 21 18 21 17 22 21 24 22 19 20 TABEL 39 KERNWOORDENLIJST LOKALE PARTIJEN 77 Nr. Woord Freq. Tekst 1 GEMEENTE 5 MENSEN 7 MOGELIJK 10 GOEDE EIGEN 11 13 INWONERS 14 SAMENWERKING 15 ANDERE ONDERWIJS 16 17 SAMENLEVING 18 JONGEREN 20 SOCIALE 21 TUSSEN 22 RUIMTE 24 NODIG 25 ONDERNEMERS 26 BINNEN 27 KINDEREN 28 NIEUWE SAMEN 30 31 DAARBIJ 32 BURGERS 33 ALLEEN STAAT 35 37 ZOALS 38 BIJVOORBEELD 40 IEDEREEN 41 OVERHEID 42 GEMEENTEN 43 BELANGRIJK 44 SCHOLEN 47 LOKALE 48 BEDRIJVEN 49 AANDACHT MINDER 50 51 KANSEN 52 GEBIED 53 BELEID 1246 452 403 269 265 256 248 242 238 237 221 217 216 212 208 207 201 200 195 194 190 186 185 170 168 167 166 163 163 163 157 154 154 144 143 143 143 143 24 24 24 24 23 24 23 23 22 23 21 23 23 21 24 23 24 23 23 22 23 22 22 23 22 22 22 22 22 22 23 21 23 23 21 18 22 22 Nr. Woord Freq. 54 VEILIGHEID 56 STEEDS 57 GEBRUIK 58 DAAROM 60 BELANG 61 VOORZIENINGEN 62 ELKAAR 64 ONDER 65 GEMEENTELIJKE 66 SPORT 68 VOORSTANDER 69 KOMENDE 70 DIENT 71 ACTIEF 72 DUURZAME 73 MOGELIJKHEDEN 75 ONTWIKKELING 76 TEGEN 77 KWALITEIT 78 CULTUUR 79 VOLDOENDE 80 BELANGRIJKE 81 ONDERSTEUNING 83 VERANTWOORDELIJKHEID 85 VERVOER 86 STAAN 87 WAARBIJ 88 WONINGEN 89 GROTE 91 BETER 92 OUDEREN 94 ZOVEEL 95 BEWONERS 96 VANUIT 97 HIERBIJ 99 VERENIGINGEN 100 OMGEVING 141 137 135 134 131 130 128 126 126 125 123 123 122 121 120 119 118 116 116 116 115 115 114 111 110 110 108 107 107 107 106 104 104 102 102 101 100 Tekst 22 23 21 21 21 23 19 22 22 22 19 20 20 20 20 22 21 21 19 21 21 21 21 21 18 24 19 20 23 23 20 21 21 21 21 16 21 TABEL 40 KERNWOORDENLIJST LANDELIJKE PARTIJEN 78 Om te beginnen dient de volgende notitie gemaakt te worden bij beide kernwoordenlijsten: de werkwoorden zijn uit de lijst geschrapt, met uitzondering van de woorden ‘staat’ en ‘gebruik’. Deze werkwoorden kunnen ook zelfstandige naamwoorden zijn en blijven zodoende gehandhaafd in beide lijsten. Daarnaast komt op de kernwoordenlijst van de lokale partijen het woord ‘leefbaar’ voor. Opgemerkt dient te worden dat twee partijen in het onderzoek het woord Leefbaar in hun namen dragen. Het woord heeft hierdoor een ‘kunstmatig’ hoge positie op de lijst. Vrijwel alle keren dat het woord leefbaar door deze partijen gebruikt wordt, gaat het om de naamsaanduiding van de partij. Zonder de naamsaanduiding van de Leefbaar-partijen, zou het woord ‘leefbaar’ niet in de top-100 van meest gebruikte woorden terechtkomen. Met de kennis van de context van de negenenveertig verkiezingsprogramma’s zal een aantal van de woorden uit de kernwoordenlijsten gelicht worden om op deze manier andere verschillen en overeenkomsten in aandacht tussen lokale en landelijke partijen te vinden. Om te beginnen is dit het woord ‘samenwerking’ (respectievelijk plek 23 en 14) en daarmee samenhangend het woord ‘samen’ (respectievelijk plek 25 en 30). Samen en samenwerking Zoals in de eerste paragraaf van hoofdstuk 3 al werd aangegeven, spreken erg veel partijen in hun verkiezingsprogramma over hoe het gemeentebestuur dient te functioneren, hoe de ambtelijke organisatie eruit dient te zien en over samenwerking met andere gemeenten of gemeentelijke herindeling. Deze zaken zijn ondergebracht bij het thema ‘Openbaar Bestuur’, dat pas gedurende het onderzoek is ontstaan. Gezien de relatief hoge percentages tekst die aan dit onderwerp zijn besteed, zou het namelijk zonde zijn om deze tekst niet te categoriseren. Binnen het thema ‘Openbaar Bestuur’ is samenwerking een terugkerend begrip bij zowel lokale en landelijke partijen. Gelet op de overige woorden die hoger staan in de kernwoordenlijsten, zou zelfs gesteld kunnen worden dat ‘samenwerking’ het modewoord van de gemeenteraadsverkiezingen zou kunnen zijn. Naast de bijvoeglijke naamwoorden die vóór ‘samenwerking’ geplaatst kunnen worden en die onder het thema Openbaar Bestuur vallen (ambtelijke samenwerking, bovenlokale samenwerking, bestuurlijke samenwerking, (eu)regionale samenwerking), zijn er ook tal van voorbeelden te vinden van samenwerking die onder de overige thema’s geplaatst dienen te worden: samenwerking met bedrijfsleven, samenwerking met/tussen scholen en samenwerking met/tussen zorginstellingen. Aanjager van de aandacht voor samenwerking lijken de decentralisaties in het sociale domein te zijn. Gemeenten zien vanuit de landelijke overheid steeds meer taken hun kant opkomen (participatiewet, AWBZ en jeugdzorg) waardoor kleinere gemeenten in de problemen kunnen komen als het gaat om geld en kennis. In veel gemeenten wordt gedacht dat wanneer de krachten gebundeld worden, men sterker staat en er geen verlies van kennis is. Tegelijkertijd wordt er meermaals geschreven dat deze samenwerking niet ten koste mag gaan van de democratische regels in ons openbaar 79 bestuur en dat er een goed controlemechanisme dient te zijn op de verschillende samenwerking. Naast de samenwerking die gericht is op het thema Openbaar bestuur stellen partijen ook dat samenwerking veel kansen biedt om economische samenwerking met buurgemeenten en regio’s tot stand te brengen. Naast economische samenwerking zien partijen ook kansen voor samenwerking op andere terreinen. Deze samenwerkingen zouden vanuit het oogpunt van effectiviteit, efficiency en het uitwisselen van kennis en ervaringen tot stand moeten komen. Opvallend genoeg lijken vooral D66, VVD en het CDA de aandacht te willen vestigen op samenwerkingsvormen in het openbaar bestuur. Van de 248 keer dat het woord ‘samenwerking’ genoemd wordt, betreft het namelijk 177 keer de verkiezingsprogramma’s van deze drie partijen. Bij de lokale partijen is het lastig om een patroon vast te stellen in de roep naar samenwerking. In een aantal gevallen wordt tekst over (gemeentelijke) samenwerking gevolgd door verwijzingen naar gemeentelijke herindeling. Verschillende partijen staan als gevolg van de toenemende taken van de gemeenten open voor gemeentelijke herindeling. Andere partijen wijzen herindelingsplannen op voorhand resoluut af. Zeven lokale partijen spreken in hun programma over herindeling. Drie van deze partijen zijn tegen herindeling (Dordrecht, Hellevoetsluis, De Wolden), twee partijen vóór (Duiven, Rijnwaarden), één partij ziet het als reële optie binnen tien jaar (Den Helder) en één partij geeft aan dat herindeling op termijn plaats zou moeten vinden (Landerd). Vier landelijke partijen schrijven over herindelingsplannen. De SP in Dordrecht en de SP in Duiven zijn tegen. Het CDA in Rijnwaarden is vóór herindeling en D66 in Noordwijk laat zijn standpunt in het midden. Onderwijs Naast ‘samenwerking’ zijn er twee andere woorden die opvallen door de hoge score die ze halen in de kernwoordenlijsten: ‘onderwijs’ en ‘scholen’ (respectievelijk plek 50 en 90 bij lokale partijen en plek 16 en 44 bij landelijke partijen). Gezien het feit dat bij de inhoudsanalyse het thema onderwijs geen hoogvlieger blijkt te zijn, is het des te opvallender dat dit thema in de kernwoordenlijsten wel relatief hoog staat genoteerd. Een mogelijke verklaring voor de hoge positie van de woorden ‘onderwijs’ en ‘scholen’ is gelegen in het feit dat ook in andere thema’s soms verwezen wordt naar deze twee woorden. Zo wordt er soms ook gesproken over bijvoorbeeld een verbinding tussen het bedrijfsleven en het onderwijs. Afhankelijk van de context kan een dergelijke tekst bij het thema Werkgelegenheid en Economie terecht zijn gekomen. Daarnaast bevestigen de onderling verschillende plekken op de kernwoordenlijst wel het verschil tussen lokale en landelijke partijen, zoals dat ook al bij de inhoudsanalyse naar voren kwam. Landelijke partijen geven in hun verkiezingsprogramma iets meer aandacht aan het thema onderwijs en onderwerpen die hieraan gerelateerd zijn. 80 Cultuur en kunst ‘Cultuur’ komt op de kernwoordenlijst van de landelijke partijen wèl voor, terwijl het woord op de kernwoordenlijst van de lokale partijen ontbreekt. Dit verschil komt overeen met de inhoudsanalyse. In de inhoudsanalyse komt naar voren dat de landelijke partijen inderdaad meer aandacht besteden aan het subthema Cultuur (en Kunst). Lokale partijen besteden gemiddeld 1,96 procent aan dit thema, terwijl dit bij de landelijke partijen gemiddeld 3,16 procent is. Wonderbaarlijk genoeg blijkt uit de kernwoordenlijst dat het de partijen D66, VVD en CDA zijn die meer over Cultuur spreken dan GroenLinks, SP en PvdA. Het woord wordt namelijk 74 om 42 maal gebruikt. Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen Kunst nauwelijks een rol lijkt te spelen. Terwijl landelijke partijen Cultuur en Kunst vaak in één of meerdere alinea’s sámen bespreken, schrijven lokale partijen over het algemeen enkel over Cultuur zonder daarbij in te gaan op Kunst. Dit verschil kan niet cijfermatig ondersteund worden, maar is een constatering van de onderzoeker op basis van het lezen van de verschillende verkiezingsprogramma’s. Milieu Een ander woord uit de kernwoordenlijst dat een verschil in de inhoudsanalyse ondersteunt is ‘Duurzame’. Het woord ‘Duurzame’ dient in verband gebracht te worden met het thema Milieu in de inhoudsanalyse. Het woord staat bij de kernwoordenlijst van de landelijke partijen op een 72e plek, terwijl het woord ontbreekt op de kernwoordenlijst van de lokale partijen. Ook dit verschil tussen de kernwoordenlijsten ondersteunt het verschil in de inhoudsanalyse tussen de lokale en landelijke partijen bij het thema Milieu. Het verschil bij het thema Milieu is daarmee ook het meest opvallende verschil tussen de lokale en landelijke partijen. Daar waar de landelijke partijen 8,03 procent van hun tekst over het thema Milieu laten gaan, is dit bij de lokale partijen slechts 3,85 procent. Er is een verschil van meer dan honderdvijf procent tussen het gemiddelde van de landelijke partijen en de lokale partijen. Een van de verklaringen voor dit grote verschil is, zoals gezegd, de deelname van GroenLinks in de groep van landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt zonder de vier gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu, niet van de overige thema’s) dan zou het thema Milieu uitkomen op een gemiddelde van 5,79 procent. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan het geval is bij de lokale partijen. Ook uit de kernwoordenlijst blijkt dat de landelijke partijen onderling verschillen. Het woord ‘Duurzame’ wordt door het CDA slechts 11 maal genoemd. GroenLinks noemt het daarentegen 34 maal (op een totaal van 120). Sport Evenals de woorden Cultuur en Duurzame, ondersteunt het woord Sport de inhoudsanalyse. Het woord sport is zowel bij de lokale als de landelijke kernwoordenlijst terug te vinden op een 66e plaats. Er is slechts een verschil van 2 in de 81 frequentie: namelijk 123 bij lokale partijen en 125 bij landelijke partijen. Dat Sport op beide kernwoordenlijsten op dezelfde plek staat, is een opvallende overeenkomst met de inhoudsanalyse, waar Sport het enige subthema is dat bij zowel de landelijke als lokale partijen op een zelfde plaats staat (zie figuur op pagina 56). Weliswaar is er een klein verschil in procentpunten. Ondernemen en Economie Op beide woordenlijsten kan het woord ‘Ondernemers’ teruggevonden worden: bij de lokale partijen op een 55e plaats en bij de landelijke partijen op een 25e plek. Daarnaast komt op beide lijsten het woord ‘Bedrijven’ voor. Beide woorden dienen in verband gebracht te worden met het thema Werkgelegenheid en Economie. Bij de inhoudsanalyse is al gebleken dat landelijke partijen meer aandacht aan dit thema besteden (gemiddeld 11,61 procent van hun tekst, tegenover gemiddelde 8,45 procent voor lokale partijen) en ook de kernwoordenlijsten wijzen op dit verschil. Dit verschil is vooral te danken aan de VVD en D66 die samen 128 keer het woord Ondernemers voor hun rekening nemen op een totaal van 207 woorden. Groenlinks gebruikt het woord slechts 17 keer. Jongeren en ouderen Jongeren nemen op beide lijsten een opvallende plek in. Lokale partijen schrijven het woord 210 keer op en landelijke partijen zelfs 221. Het contrast met ‘Ouderen’ is groot: lokale partijen noemen het woord slechts 121 keer, landelijke partijen nog minder: 106 keer. Met een 69e en 92e plek lijken ouderen het onderspit te moeten delven in de verkiezingsprogramma’s ten faveure van de jongeren, welke op een respectievelijke 22 e en 18e plek staan op beide lijsten. In de kernwoordenlijst van de lokale partijen komt ook nog het woord ‘Jeugd’ voor op een 92e plek. De verwachting is dat ook op de kernwoordenlijst van de landelijke partijen ‘Jeugd’ kort volgt op de eerste honderd woorden. Het grote verschil tussen Jongeren en Ouderen in de verkiezingsprogramma’s is in de inhoudsanalyse niet zo naar voren gekomen. Dit ligt waarschijnlijk aan het feit dat er bijvoorbeeld binnen de categorie Zorg en Welzijn geen onderscheid is gemaakt tussen jongeren en ouderen. Daarnaast zijn er meer thema’s waar over jongeren gesproken wordt, bijvoorbeeld Onderwijs en Veiligheid. Zowel ouderen als jongeren worden genoemd in thema’s als Wonen en groenvoorzieningen (bijvoorbeeld als het gaat om specifieke woningen voor beide doelgroepen) en Werkgelegenheid en Economie (bijvoorbeeld voor oplossingen bij werkloosheid voor beide doelgroepen). Binnen het thema Zorg en Welzijn valt ook het onderwerp jeugdzorg dat bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (samen met andere decentralisaties in het sociale domein) een belangrijk issue was. Opvallend is daarnaast dat de vier onderzochte lokale CDA-afdelingen 74 keer (op een totaal van 221) het woord ‘Jongeren’ gebruikten. Dit is een derde van het totale aantal. 82 (Kwaliteit van de) Leefomgeving Naast de inhoudsanalyse (zie paragraaf 3.2), komt ook in de kernwoordenlijst van de lokale partijen het woord ‘Leefbaarheid’ naar voren. In de kernwoordenlijst van de landelijke partijen komt Leefbaarheid niet voor in de top 100. Dit kan gezien worden als een bevestiging van wat er in de inhoudsanalyse ook voor het voetlicht is gebracht: lokale partijen besteden meer aandacht aan het subthema (Kwaliteit van de leefomgeving) dan de landelijke partijen. Binnen dit subthema is het begrip Leefbaarheid namelijk een vaak terugkerend onderwerp. Zonder een definitie te willen geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die is ondergebracht bij dit subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het woonklimaat in een buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad. Politieke partijen kiezen voor verschillende woorden en verschijningsvormen om het begrip ‘kwaliteit van de leefomgeving’ te omschrijven, maar deze woorden worden zelden eenduidig gebruikt. Begrippen als leefbaarheid, leefkwaliteit, leefmilieu, (woon)beleving, waardering van de woon- of leefomgeving, kwaliteit van leven en duurzaamheid hebben raakvlakken en worden soms als synoniem gebruikt maar conflicteren ook regelmatig met elkaar. Dit kan steeds per partij verschillen. Het CDA lijkt bij de landelijke partijen de grootste invloed te hebben op de aandacht voor Leefbaarheid. Daar waar alle landelijke partijen gezamenlijk gemiddeld 0,8283 procent van de tekst besteden aan het subthema Kwaliteit van de Leefomgeving, daalt dit gemiddelde naar 0,3525 procent als het CDA buiten de berekening wordt gelaten. De deelname van het CDA in dit onderzoek zorgt er dus voor dat het gemiddelde hoger komt te liggen. Uit analyse van de kernwoordenlijst komt verder naar voren dat het CDA ook het woord ‘verenigingen’ vaak op papier zet. Door alle landelijke partijen wordt het woord 101 keer gebruikt, het CDA neemt hiervan 46 maal voor haar rekening (45,5%). Burgerparticipatie Zoals in paragraaf 5.5 al werd gesteld, beginnen de verkiezingsprogramma’s van lokale partijen over het algemeen met teksten over het openbaar bestuur, wonen en financiën. Opvallend is echter dat ook het onderwerp burgerparticipatie een aantal keren aan het begin van de verkiezingsprogramma’s wordt teruggevonden. Dit is bij lokale partijen het geval. Toch wordt in slechts 7 van de 25 ‘lokale’ verkiezingsprogramma’s het woord ‘burgerparticipatie’ gebruikt. Bij landelijke partijen is dit het geval bij 5 van de 24 programma’s. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat van deze 5 slechts één partij dieper ingaat op het onderwerp. De overige partijen gebruiken het woord terloops in hun tekst. Bij 5 van de 7 lokale partijen wordt er iets meer aandacht besteed aan dit onderwerp. Deze vijf partijen behandelen het onderwerp in een of meerdere alinea’s. De andere twee partijen houden het na een of twee zinnen voor gezien wat betreft het onderwerp burgerparticipatie. Hieronder volgen de belangrijkste passages over burgerparticipatie in de lokale verkiezingsprogramma’s: 83 Fractie Franssen (Gulpen-Wittem) koppelt burgerparticipatie aan vrijwilligerswerk. Fractie Franssen schrijft: “Naar de toekomst toe kan burgerparticipatie hand in hand met vrijwilligerswerk mogelijk uitgebreid worden naar lokale coöperaties. Waarin actieve burgers zich verenigingen om zichzelf en hun medeburgers kleine hulp en handen spandiensten te leveren, het opzetten van een dorpswinkel, collectieve inkoop van duurzame energie of huishoudelijke en medische zorg leveren.” (Fractie Franssen, 2014: 4) Tevens wil Fractie Franssen de betrokkenheid van burgers bij hun dagelijkse leefomgeving blijven vergroten door middel van zelfsturing. ”Zelfsturing betekent ook dorpsgenoten stimuleren om zelf vraagstukken op te pakken. Ook zien wij in de toekomst dat taken worden overgedragen om burgers betrokken te houden bij de ontwikkeling van hun leefomgeving” (Fractie Franssen, 2014: 4). Alle Kernen Troef (Woensdrecht) wil “daadwerkelijk invulling gaan geven aan het stimuleren van burgerparticipatie omdat we erin geloven dat een juiste invulling daarvan leidt tot: meer onderling begrip tussen inwoners en de gemeentelijke organisatie; meer betrokkenheid van inwoners en ambtenaren bij het wel en wee van de gemeente; reductie van kosten; verbetering van de dienstverlening” (AlleKernenTroef.nl, 2014). WaterlandNatuurlijk (Waterland) streeft naar ‘burgerparticipatie in alle kernen’: “Afgelopen periode is er een begin gemaakt met bezoeken van de raadsleden aan alle kernen van Waterland. WaterlandNatuurlijk is hier een groot voorstander van. Vele wensen van de dorpskernen zijn op deze manier in vervulling gegaan. O.a. op Marken een monument, een visie op Broek, een “u rijdt te hard” paal vanuit Uitdam, die op meerdere plekken inzetbaar is. Er is ook een begin gemaakt met het beschikbaar stellen van budgetten om ideeën die leven bij onze inwoners invulling te geven. Na een eerste aarzeling is dit een groot succes geworden. WaterlandNatuurlijk wil hier mee doorgaan” (WaterlandNatuurlijk.nl, 2014). Ook de Stadspartij Den Helder heeft burgerparticipatie ‘hoog in haar vaandel staan’. “Burgerparticipatie is niet ‘namens’ de burgers bedenken wat hun belangen zijn.” Voor de Stadspartij Den Helder is “burgerparticipatie (…) een middel om de burger meer te betrekken bij een gedegen besluitvorming en om feeling te houden met wat er leeft in de wijken” (Stadspartij Den Helder, 2014). De partij wil dit bereiken door het mogelijk maken van een burgerbegroting. Daarnaast zegt de Stadspartij Den Helder blij te zijn met het feit dat “het referendum mogelijk is gemaakt, om de burgerparticipatie bij belangrijke en ingrijpende beslissingen als beslissingsinstrument te kunnen gebruiken” (Stadspartij Den Helder, 2014). 84 Gemeentebelangen De Wolden geeft te kennen dat burgerparticipatie een prominent thema in het vorige programma was. Vroeg in de daaropvolgende raadsperiode heeft dit geresulteerd in de nota Burgerparticipatie. Gemeentebelangen De Wolden stelt dat men in de gemeente nu de stap moet zetten naar overheidsparticipatie. Overheidsparticipatie betekent volgens Gemeentebelangen De Wolden dat “de gemeente mee gaat helpen om plannen, die door de inwoners bedacht zijn, mogelijk te maken” (Gemeentebelangen De Wolden, 2014). Bij de landelijke partijen is het de lokale afdeling van D66 in Capelle die zich het meest uitspreekt over burgerparticipatie. De D66-afdeling wil een actieve participatie van burgers in het Capelse bestuur en de eigen buurt omdat bij inwoners een enorm potentieel aan kennis en capaciteit aanwezig is. De afdeling vindt dat burgerparticipatie, zoals bijvoorbeeld besturen van WOP’s en de Capelse Jeugdraad, in principe democratisch georganiseerd moet worden. Verder schrijft de partij: “Bij het ontwikkelen van nieuw beleid, belangrijke beleidswijzigingen en belangrijke ruimtelijke ontwikkelingen worden burgers en organisaties betrokken. Naast WOP en diverse cliëntenraden zijn afgelopen periode ook burgerpanel, burgerjury, Expert Team Capelle en digitale ideeënbus geïntroduceerd. D66 wil deze nieuwe burgerparticipatievormen evalueren op de bijdrage aan burgerparticipatie en kwaliteit van besluiten. Daarnaast vindt D66 dat deze vormen van burgerparticipatie instrumenten zijn voor college én raad. Communicatie over de uitkomsten van deze vormen van burgerparticipatie, evenals beleidswijzigingen die daar uit voortvloeien, gaan altijd via de gemeenteraad” (D66 Capelle aan den IJssel, 2014). Met deze zes voorbeelden is de belangrijkste aandacht voor burgerparticipatie eigenlijk in kaart gebracht. Sommige partijen spreken zich ook nog uit over het houden van een referendum. Hier komt eenzelfde beeld uit naar voren als het geval is bij de bespreking van het onderwerp burgerparticipatie. Landelijke partijen die überhaupt spreken over een referendum, hebben het meestal over een raadgevend referendum of een referendum bij grote en belangrijke beslissingen. Een VVD-afdeling stelt tegen referenda te zijn. Lokale partijen spreken zich iets vaker uit voor een referendum in het algemeen, ongeacht het daarbij gaat om grote of kleine, moeilijke of makkelijke beslissingen. Al met al kan gesteld worden dat het onderwerp over het algemeen dus niet bijzonder leeft onder politieke partijen. Het zijn daarbij de lokale partijen die vaker grotere aandacht vragen voor burgerparticipatie. Zes voorbeelden op een totaal van negenveertig onderzochte verkiezingsprogramma’s is echter niet bijster veel. Onderzoek naar hoe burgerparticipatie leeft onder lokale partijen zou een interessante vraag zijn voor een andere scriptie of ander onderzoek. Dit onderzoek is hier echter niet op gericht en daarom zal het onderwerp burgerparticipatie in verkiezingsprogramma’s niet groter gemaakt worden dan dat het klaarblijkelijk is. 85 Voor wie? Het is tot slot opmerkelijk om te zien dat lokale partijen in hun verkiezingsprogramma’s over het algemeen het woord ‘inwoners’ gebruiken in plaats van het woord ‘mensen’ (respectievelijk 441 en 227 keer). Bij de landelijke partijen is juist het omgekeerde het geval: zij verkiezen over het algemeen ‘mensen’ boven ‘inwoners’ (respectievelijk 456 en 256 keer). Het tekent wellicht het doel van lokale partijen: zij zetten zich primair in voor de inwoners van hun gemeente. Het aanspreken van de kiezers met ‘mensen’ in plaats van ‘inwoners’ neigt naar de stelling dat landelijke partijen, meer dan lokale, de mogelijkheid openhouden om zich ook in te zetten voor anderen dan inwoners van de gemeente. Daar zit natuurlijk een kern van waarheid in. De VVD in Eindhoven zal bij wijze van voorbeeld niet zomaar kunnen voorstellen om Eindhoven Airport uit te breiden zonder daarbij de buren van VVD Veldhoven voor het hoofd te stoten. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld de PvdA in Ubbergen die wil fuseren met de gemeenten Groesbeek en Millingen, terwijl de PvdA-fractie in Groesbeek hier geen brood in ziet. De standpuntbepaling van landelijke partijen is hiermee afhankelijk van andere ‘mensen’, terwijl de standpuntbepaling van lokale partijen hoofdzakelijk afhankelijk is van de ‘inwoners’ van de eigen gemeente. In feite komt dit dus neer op de eerste intrinsieke reden voor lokale partijen om los te werken van nationale politieke partijen, zoals Boogers en Voerman (2010: 79) die beschrijven (zie hoofdstuk 2). Lokale partijen zouden hiermee beter in staat zijn om zich te richten op lokale kwesties. Bij de twee bovenstaande fictieve voorbeelden wordt duidelijk dat eigenlijk één belangrijke factor van belang is bij de bepaling van het doel van een partij. De vraag die partijen zich daarbij kunnen stellen is: Voor wie bedrijven wij politiek? Een algemeen beeld dat naar voren komt bij het lezen van de vijfentwintig verkiezingsprogramma’s van lokale partijen en de vierentwintig verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen, kan hierop een antwoord geven. Het beeld dat naar voren komt in de benadering van veel lokale partijen is dat zij hun politiek bedrijven voor de inwoners van hùn gemeente. De meeste lokale partijen beperken hun visie op veel onderwerpen tot de gemeentegrenzen en tot wat de inwoners van hun gemeente aangaat. Landelijke partijen daarentegen lijken meer geneigd te zijn om zich te richten op een regio en de inwoners van die regio. Natuurlijk brengen ook deze partijen lokale kwesties voor het voetlicht, maar zij lijken daarbij meer rekening te houden met de omliggende gemeenten. Ook lijken zij de kwesties in een grotere context te plaatsen. Lokale partijen lijken zich eerder primair te richten op wat zich binnen de gemeentegrenzen dient af te spelen en hoe de eigen burgers daarvan kunnen profiteren of juist nadeel daarvan zouden kunnen ondervinden. Landelijke partijen lijken meer een totaal overzicht te hebben naar plaats en ruimte. Daartegenover staat dat landelijke partijen vaak dergelijke kwesties binnen een bepaalde ideologie proberen te plaatsen en ook via deze ideologie benaderen. 86 Op de volgende pagina volgt ten slotte een overzicht van alle besproken onderwerpen in dit hoofdstuk. Per onderwerp of thema is aangegeven waarom er in dit hoofdstuk ingegaan is op dit onderwerp/thema en door wie er meer of minder aandacht aan besteed wordt in de verkiezingsprogramma’s. Aandacht voor..: Samenwerking Waarom? Modewoord. Onderwijs Staat opvallend hoog i.t.t. wat uit de inhoudsanalyse blijkt. Kunst Constatering onderzoeker. Cultuur Bevestigt de inhoudsanalyse. Milieu Bevestigt de inhoudsanalyse. Sport Bevestigt de inhoudsanalyse. Ondernemen en Economie Bevestigt de inhoudsanalyse. Jongeren en Ouderen Leefomgeving / Leefbaarheid Burgerparticipatie Kwam niet naar voren in de inhoudsanalyse Bevestigt de inhoudsanalyse. Naast andere onderwerpen vaak vooraan in het programma besproken. Wie? Lokale partijen geven iets minder aandacht dan landelijke partijen. Rechts weer vaker dan links. Landelijke partijen besteden iets meer aandacht dan lokale partijen. Kunst krijgt minder aandacht van lokale partijen. Landelijke partijen geven meer aandacht aan Cultuur. Meer aandacht van rechts dan van links. Landelijke partijen besteden meer aandacht aan Milieu. Verschil vooral te danken aan GroenLinks. Lokale en landelijke partijen geven vrijwel even veel aandacht aan Sport. Landelijke partijen besteden meer aandacht aan Ondernemen en Economie. Verschil vooral te danken aan VVD en D66. Veel aandacht voor jongeren van zowel lokale als landelijke partijen. Meer aandacht van de lokale partijen. Bij landelijke partijen voor door CDA. Lokale partijen besteden vaker aandacht aan dit onderwerp dan landelijke partijen. TABEL 41 OVERZICHT BESPROKEN THEMA'S/ONDERWERPEN IN DIT HOOFDSTUK 87 HOOFDSTUK 7 - KROUWEL VS. PENNINX De politicoloog Krouwel heeft ook de verkiezingsprogramma’s van de laatste gemeenteraadsverkiezingen onderzocht. Voor zijn kwantitatieve analyse werd gebruikt gemaakt van het computerprogramma AmCAT. Dit computerprogramma is speciaal ontwikkeld om grote tekstbestanden te analyseren. Hieronder wordt Krouwels analyse gespiegeld aan dit onderzoek. Zodoende kunnen overeenkomsten en verschillen gevonden worden tussen beide onderzoeken. Ook kan er hierdoor mogelijk specifieker naar onderwerpen gekeken worden. 7.1 LANDELIJKE PARTIJEN De partijprogramma’s van partijen bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen laten volgens Krouwel (2014a) twee grote verschuivingen zien. Zo heeft de jeugdzorg ruim twee keer zoveel aandacht gekregen als vier jaar eerder; immigratie en integratie raakten daarentegen op de achtergrond bij de meeste landelijke partijen met lokale afdelingen. Toch blijven er nog veel verschillen bestaan, die alles te maken hebben met de verschillende politiek-ideologische stromingen (Krouwel, 2014a). Daarnaast gaven veel partijprogramma’s blijk van zorg gerelateerde onderwerpen. Dit is volgens Krouwel (2014a) logisch; er komen voor de gemeenten veel zorgtaken bij. De jeugdzorg, die in 2015 overgaat van de provincies naar de gemeenten, is de opvallende stijger. De zorg voor langdurig zieken krijgt ‘iets’ meer ruimte in de programma’s, maar dit komt volgens Krouwel (2014a) doordat het onderwerp vier jaar geleden ook al hoog in de belangstelling stond bij de gemeenteraadsverkiezingen. Kort daarvoor – in 2007 – was immers de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. De nieuwste versie van de Wmo moet nog door de Tweede Kamer worden behandeld en wellicht om die reden zijn de meeste programma’s op dit punt nog niet erg concreet. In veel programma’s wordt gesteld dat ‘de zorg toegankelijk moet blijven’ en dat er ‘zorg op maat moet komen’ en ‘dicht bij de mensen’. De aandacht voor immigratie en integratie is in vergelijking met 2010 afgenomen. In dat jaar scoorden deze onderwerpen zowel bij de gemeenteraadsverkiezingen als bij de Tweede Kamerverkiezingen hoog. Geert Wilders en zijn PVV hadden het onderwerp op de agenda gezet, maar al tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van september 2012 ebde de aandacht weg. Het ging inmiddels meer over de economische en financiële crisis. Op lokaal niveau ziet Krouwel (2014a) die trend terug. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 werden immigratie en integratie in 55 procent van alle programma’s besproken, maar in 2014 is dat slechts 44 procent. Er is ook iets minder vaak aandacht voor het milieu, het openbaar vervoer en de veiligheid, maar de verschillen zijn niet groot in vergelijking met 2010. Krouwel heeft ook per (landelijke) partij onderzocht welke onderwerpen het meest besproken werden. 88 Krouwel: PvdA De Partij van de Arbeid (PvdA) komt voort uit de klassenstrijd en het is volgens Krouwel (2014a) dus niet raar dat tijdens een crisis de economische thema’s bij de PvdA meer domineren dan bij andere partijen (Krouwel, 2014b). De partij spreekt veelvuldig van het beschermen van de sociaal zwakkeren in de samenleving. Ze wil hiervoor meer middelen vrijmaken om te voorkomen dat deze groep de kosten van de crisis voor haar kiezen krijgt. De nationale slogan van de Partij van de Arbeid – ‘De sterkste schouders dragen de zwaarste lasten’ – is in veel lokale programma’s terug te lezen (Krouwel, 2014b). Ook het ‘eerlijke verhaal’ van partijleider Diederik Samsom komt volgens het onderzoek van Krouwel (2014b) in veel lokale verkiezingsprogramma’s terug. Onder het motto dat harde keuzes noodzakelijk zijn en dat je niet alle idealen kunt verwezenlijken, komen lokale PvdA’ers met concrete beleidsvoorstellen. In 2010 waren ze veel minder specifiek. Daarnaast valt het Krouwel (2014b) op dat vrij veel wordt gesproken over samenwerking met ‘buurgemeenten’. De lokale PvdA-afdelingen lopen al vooruit op de opschaling naar grotere gemeenten en regionale samenwerking bij de invoering van het nieuwe zorgstelsel (Krouwel, 2014b). Onderzoek: PvdA Krouwel (2014b) geeft in zijn bijdrage twee belangrijke PvdA-punten aan. Allereerst schrijft hij dat de PvdA zich heeft gericht op economische thema’s. Hoewel er natuurlijk slechts vier PvdA-afdelingen zijn meegeteld in dit onderzoek, wijkt dit enigszins af van het beeld dat in dit onderzoek naar voren komt. In tabel 20 behoort de PvdA namelijk tot de middenmoot als het gaat om het thema Werkgelegenheid en Economie. Toch, als gericht gekeken wordt naar de twee subthema’s binnen het thema Werkgelegenheid en Economie, dan richt de PvdA, zoals verwacht mag worden, meer op Re-integratie en Bijstand dan op Ondernemen en Economie. Zij besteden volgens het onderzoek meer dan gemiddeld aandacht aan eerstgenoemd subthema en minder dan gemiddeld aan het andere subthema. Ook Krouwels bewering dat de PvdA zich vrij veel uitspreekt over samenwerking met buurgemeenten komt niet naar voren in dit onderzoek. Weliswaar is samenwerking over het algemeen een populair onderwerp, toch zijn het vooral de rechtse partijen die zich hier (afgaande op de kernwoordenlijsten) op richten. Krouwel: SP Krouwel (2014b) stelt dat er bij de SP in 2010 veel nadruk lag op de thema’s als wonen en zorg. Dat is volgens hem niet onlogisch omdat het belangrijkste belastinggebied van gemeenten is gebaseerd op de waarde van woningen. Verschillen tussen wijken maken bovendien de kloof tussen arm en rijk zichtbaar. In vergelijking met andere partijen pleit de SP in 2014 (net als in 2010) vaak voor het bouwen van goedkope sociale huurwoningen en het stoppen van sloop of verkoop van woningen door corporaties. De SP vindt dat renovatie prioriteit moet krijgen boven sloop om zo de sociale woningvoorraad op peil te houden (Krouwel, 2014b). 89 Net als in 2010 staan de SP-programma’s vol met zorg. Vooral het tegengaan van de marktwerking in de thuiszorg en de aanbesteding van zorg komt veelvuldig terug. De SP pleit overal voor zorg dichter bij de mensen, vooral in de vorm van wijkverpleegkundigen. Eveneens zijn er veel verwijzingen naar winst, prijs en kosten: de SP is volgens Krouwel (2014b) een partij die zich duidelijk profileert op de economische links-rechts scheidslijn in de Nederlandse samenleving. De partij is daarin consistent en blijft deze thema’s ook in 2014 trouw (Krouwel, 2014b). Onderzoek: SP Hoewel procentueel gezien de SP-programma’s volgens dit onderzoek juist het minst bijdragen aan de totale tekst over Zorg en Welzijn, begint de partij zijn verkiezingsprogramma’s over het algemeen wel met dit onderwerp. Afgaande op de cijfers die gepresenteerd zijn in tabel 20, zou het juist de PvdA moeten zijn die procentueel aandacht geeft aan Zorg en Welzijn. Het feit dat volgens Krouwel (2014b) de SP zich richt op het thema Wonen, klopt eveneens niet met wat er in dit onderzoek naar voren komt. De SP is samen met de PvdA de partij die hier juist minder aandacht aan geeft. Krouwel: VVD In 2010 kwam de VVD overduidelijk als een liberale partij uit de bus, aldus Krouwel (2014b). Zo moest de betutteling worden teruggedrongen, moesten ondernemers meer ruimte krijgen en zelf kunnen beslissen wanneer hun winkels open zijn. Op deze manier paste de lokale VVD in het nationale profiel, waarbij ze een kleinere overheid voor ogen heeft, door bijvoorbeeld welstandscommissies af te schaffen en belastingen te verlagen. Opvallend is dat de VVD in vergelijking met 2010 meer nadruk is gaan leggen op ordehandhaving (Krouwel 2014b). Die trend was ook al zichtbaar tijdens de campagne voor de Tweede Kamerverkiezingen en in recente voorstellen van VVD-bewindslieden Opstelten en Teeven op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De VVD zet zich ook lokaal overduidelijk neer als ‘crimefighter’. Opvallend is de invalshoek op het lokale niveau. Hier staat niet de strafmaat (strenger straffen) centraal, maar vooral de ‘schade’ en het ‘slachtoffer’ (Krouwel, 2014b). Op het gebied van de zorg heeft de VVD veel oog voor kosten (het verschil met de SP zit hem in het feit dat de SP de ‘prijs’ benadrukt en de VVD het over de kosten heeft). De liberalen spreken in gemeenten over een efficiëntieslag in de jeugdzorg. VVD-afdelingen spreken bovengemiddeld vaak over het terugdringen van de bureaucratie, veelal met verwijzingen naar woorden als ‘regels’, ‘leges’ en ‘vergunningen’ (Krouwel, 2014b). Onderzoek: VVD Het algemene beeld van de VVD dat Krouwel (2014b) schetst, komt overeen met wat er in dit onderzoek is gelezen in de VVD-programma’s. Echter enkel het thema ordehandhaving dat Krouwel naar voren brengt, kan ondersteund worden met gegevens en deze stroken met wat er in dit onderzoek naar voren is gekomen: de VVD is de partij die zich het meest richt op het thema Veiligheid. 90 Bij het thema Zorg en Welzijn belandt de VVD op basis van de cijfers in de middenmoot. De partij richt zich daarentegen wel weer meer op Dienstverlening. Onder dit thema vallen over het algemeen de verwijzingen naar het terugdringen van bureaucratie. Krouwel: CDA Het CDA is op lokaal niveau sterk ideologisch georiënteerd met veelvuldige verwijzingen naar traditionele christendemocratische kernwaarden als rentmeesterschap, solidariteit tussen generaties en gerechtigheid (Krouwel, 2014b). Verder is er veel aandacht voor armoede en ondersteuning van gezinnen met een laag inkomen. Zo zijn er verschillende CDA-afdelingen die sport gratis willen maken voor kinderen uit gezinnen met een minimuminkomen. Ook is er veel aandacht voor maatschappelijke participatie, vrijwilligerswerk en het maatschappelijke middenveld (Krouwel, 2014b). Volgens Krouwel (2014b) heeft het CDA traditioneel veel aandacht voor onderwijs en dat is volgens hem terug te zien in de lokale programma’s waarin concrete voorstellen voor bijvoorbeeld buitenschoolse opvang besproken worden. Ook de boeren mogen zich traditiegetrouw in de gunst van het CDA verheugen. Verder willen CDA’ers de leegloop van kleine gemeenten en dorpskernen keren en deze kernen bereikbaar houden (Krouwel, 2014b). Onderzoek: CDA Krouwels bewering dat het CDA zich zou richten op Onderwijs, komt niet naar voren in de cijfers behorende bij dit onderzoek. Sterker nog: het CDA richt zich het minst op Onderwijs van alle landelijke partijen. Wat betreft de armoedebestrijding wijkt het CDA weinig af van het gemiddelde. De partij zit hiermee in de middenmoot. Volgens de gegevens uit tabel 20 zou de partij zich juist richten op de thema’s Dienstverlening en Openbaar Bestuur. Uit de gegevens die verzameld zijn bij dit onderzoek, valt wel op dat het CDA meer dan andere landelijke partijen aandacht heeft voor het subthema Kwaliteit van de Leefomgeving. Onderwerpen binnen dit thema zijn bijvoorbeeld vormen van vrijwilligerswerk en van maatschappelijke participatie. Hoewel slechts over vier programma’s genomen, is het gemiddelde bij dit subthema 3,21 procent. Dit is vele malen hoger dan het geval is bij andere landelijke partijen bij dit subthema. Mogelijk is er overlap in de aandacht voor vrijwilligers en participatie in wat Krouwel (2014b) beschrijft en in wat dit onderzoek heeft gecategoriseerd. Krouwel: D66 Bij D66 is volgens Krouwel (2014b) veel progressiviteit terug te zien in de verkiezingsprogramma’s. Veel terugkerende begrippen zijn ‘vernieuwen’, ‘veranderen’ en ‘ontplooien’. Opvallend is ook de veelgebruikte term ‘richtingwijzers’ die verwijst naar de pijlers van het gedachtegoed van D66. Deze uitgangspunten vertalen zich in voorstellen voor legale wietteelt en vrije openingstijden voor de horeca (Krouwel, 2014b). 91 Traditioneel hebben D66’ers ook een aversie tegen al te veel overheidsinmengingen in het private domein (Krouwel, 2014b). Daarnaast staat bij D66 privacy hoog in het vaandel. Zo wil de partij cameratoezicht beperken tot een minimum en het oude kroonjuweel van een meer transparante en democratische overheid is regelmatig terug te vinden in de programma’s van D66 (Krouwel, 2014b). In vergelijking met het verleden valt op dat D66 zich meer een profiel aanmeet van een ‘groene’ partij. Milieuissues nemen een belangrijkere plek in dan in 2010. Zo zien we de begrippen ‘buitenruimte’, ‘schoner’ en ‘ecologisch’ nu sterk figureren in het gedachtegoed van D66. Tegelijkertijd richt de partij zich op economische ontwikkeling, via onderwijs en hoogwaardige technologie en een internationale oriëntatie. Veel aandacht is er ook voor ondernemers, vooral zzp’ers en het midden- en kleinbedrijf (Krouwel, 2014b). Onderzoek: D66 Het is moeilijk om D66 het predicaat groene partij mee te geven. Toch leidt de partij samen met de PvdA de groep landelijke partijen die alle op ruime afstand staan van GroenLinks. Op basis van de cijfers van dit onderzoek zou er geen misverstand hoeven ontstaan over wie de groene partij is: bij uitstek blijft dit GroenLinks. D66 richt zich daarentegen weer meer dan andere partijen op de financiële huishouding van de gemeente. Het beeld van ‘onderwijspartij’ wordt niet geheel ondersteund door de cijfers van dit onderzoek: D66 is hierbij terug te vinden in de middenmoot. Ook op het gebied van Openbaar Bestuur komt de partij in de buurt van het gemiddelde cijfer. Krouwel: GroenLinks GroenLinks is consequent in zijn aandacht voor het milieu. Termen als ‘ecologisch’, ‘milieuvriendelijk’, ‘afvalscheiding’ en ‘klimaat’ komen zowel in 2010 als in 2014 veelvuldig in de verkiezingsprogramma’s voor (Krouwel, 2014b). GroenLinks zet in veel gemeenten sterk in op afval als nieuwe grond- en brandstof, het bevorderen van energiebesparende maatregelen en het stimuleren van fietsverkeer boven autoverkeer. Volgens Krouwel (2014b) zijn sommige milieuvoorstellen strijdig met andere uitgangspunten van GroenLinks. Zo leveren windmolens weliswaar groene stroom, maar vervuilen ze tegelijkertijd het landschap en de horizon (Krouwel, 2014b). GroenLinks heeft traditioneel veel aandacht voor ‘dier’ en ‘dierenwelzijn’. Het gaat daarbij in rurale gebieden vaak over de behandeling van dieren in de voedselketen en in grote steden over huisdieren en circusdieren. Behalve deze thema’s heeft GroenLinks in gemeenten veel aandacht voor sociale woningbouw, armoedebestrijding en inkomensondersteuning van mensen met een minimuminkomen. Maar het is op lokaal niveau toch vooral het groene profiel dat overheerst boven het linkse economische gedachtegoed (Krouwel, 2014b). Onderzoek: GroenLinks De cijfers die in tabel 20 naar voren zijn gebracht, liegen er niet om. GroenLinks is veruit de grootste partij als het gaat om milieu en duurzaamheid. De vijf ander landelijke partijen volgen op grote afstand van GroenLinks. In alle verkiezingsprogramma’s van 92 GroenLinks die in dit onderzoek zijn meegenomen, mag met recht gesteld worden dat het groene karakter (erg) overheersend is. Ook bij het thema Wonen staat GroenLinks op nummer 1. Bij het thema Armoedebestrijding is GroenLinks terug te vinden in de middenmoot. 7.2 LOKALE PARTIJEN Krouwel: lokale partijen Zoals al gesteld werd, blijkt uit de analyse van Krouwel (2014b) dat traditionele verschillen tussen partijen nog altijd een rol spelen in het politieke spectrum, ook op lokaal niveau. Veel landelijke partijen met lokale afdelingen zijn gemakkelijk op de scheidslijnen links-rechts en progressief-conservatief te plaatsen. Voor kiezers van lokale partijen is dit lastig. Toch heeft ook Krouwel (2014c) hier onderzoek naar gedaan. Uit zijn onderzoek blijkt dat lokale partijen kiezers trekken uit het gehele ideologische politieke spectrum. Maar naarmate een kiezer rechtser is, stijgt de kans dat hij of zij op een lokale partij stemt (Krouwel, 2014c). Voor lokale partijen is de scheidslijn tussen links en rechts van relatief geringe betekenis. Zij moeten het eerder hebben van het verschil tussen progressief en conservatief, zo blijkt uit een indeling die Krouwel (2014c) maakte van de bezoekers van Kieskompas. Krouwel onderscheidde vier categorieën: zeer conservatief, gematigd conservatief, gematigd progressief en zeer progressief. Naarmate kiezers conservatiever zijn, is de kans groter dat ze op een lokale partij stemmen. Zeer conservatieve kiezers geven lokale partijen gemiddeld ruim een punt hogere stemkans dan de meest progressieve kiezers. In hun profiel lijken de kiezers van lokale partijen het meest op die van VVD, PVV en CDA. In de opvattingen over specifieke issues ziet Krouwel (2014c) een duidelijk patroon bij kiezers met een grote voorkeur voor lokale partijen. Sympathisanten van lokale partijen zijn vaker tegenstander van belastingverhoging en voorstander van bezuinigingen op cultuur. Verder zijn ze doorgaans voor het aanleggen en verbreden van wegen. De meesten vinden ook dat meer koopwoningen moeten worden gebouwd in plaats van huurwoningen en dat financiële steun aan arme gezinnen niet nodig is (Krouwel, 2014c). In cultureel-moreel opzicht is het profiel van de sympathisanten van lokale partijen nog consistenter en scherper. Zo vindt de doorsnee kiezer van een lokale partij dat de overheid harder moet optreden bij ordehandhaving en het straffen van vandalen en wetsovertreders. Verder vinden deze kiezers dat er meer cameratoezicht moet komen, blowen op straat moet worden verboden, coffeeshops moeten worden gesloten en dat de politie burgers strenger mag controleren. In enkele gemeenten heeft Krouwel (2014c) gevraagd naar opvattingen over asielzoekers, de bouw van moskeeën, het dragen van boerka’s en islamitische scholen. Overduidelijk blijkt dat sympathisanten van lokale partijen hier weinig van moeten hebben ( 2014c). 93 Onderzoek: lokale partijen Er zullen nu enkele kernmerken van lokale kiezers (volgens Krouwel, 2014b) uitgelicht worden die gekoppeld kunnen worden aan data die uit dit onderzoek naar voren zijn gekomen. Dat lokale kiezers weinig op hebben met cultuur wordt in dit onderzoek duidelijk door het geringe aantal woorden dat lokale partijen aan Cultuur en Kunst besteden. Landelijke partijen spreken bijna dubbel zoveel over cultuur als lokale partijen dat doen. De beweringen dat lokale kiezers vaker tegenstander zijn van belastingverhogingen, dat ze doorgaans voor het aanleggen en verbreden van wegen zijn en dat er koopwoningen in plaats van huurwoningen gebouwd dienen te worden, kunnen moeilijk gekoppeld en geverifieerd worden met de data uit dit onderzoek. Wel is het zo dat lokale partijen minder tekst besteden aan armoedebestrijding. Landelijke partijen hebben het vaker over financiële steun aan arme gezinnen dan lokale partijen. Daarbij dient in het midden gelaten te worden of deze steun als positief of negatief wordt gezien; het gaat enkel om de aandacht voor het onderwerp. Het feit dat de doorsnee kiezer van een lokale partij vindt dat de overheid harder moet optreden bij ordehandhaving en het straffen van vandalen en wetsovertreders is moeilijk af te leiden uit de data van dit onderzoek. Wel kan gesteld worden dat lokale partijen minder aandacht besteden aan het thema Veiligheid dan het geval is bij landelijke partijen. Over integratievraagstukken wordt door lokale partijen iets minder gesproken dan door landelijke partijen, maar wat de houding van deze partijen daarbij is, kan niet uit de data afgeleid worden. In onderzoek Krouwel: In onderzoek Penninx: Komt overeen: PvdA: Aandacht voor economie PvdA: Aandacht voor samenwerking SP: Aandacht voor zorg en welzijn SP: Aandacht voor wonen VVD: Aandacht voor ordehandhaving VVD: Aandacht voor terugdringen bureaucratie VVD: Aandacht voor kleinere overheid CDA: Aandacht voor onderwijs CDA: Aandacht voor armoedebestrijding D66: Aandacht voor onderwijs D66: Aandacht voor milieu D66: Aandacht voor transparante overheid GL: Aandacht voor milieu GL: Aandacht voor sociale woningbouw GL: Aandacht voor armoedebestrijding Thema Werkg. & Economie Kernwoordenlijst Thema Zorg en Welzijn Thema Wonen & groenv. Thema Veiligheid Thema Dienstverlening Thema Onderwijs Thema Armoedebestrijding Thema Onderwijs Thema Milieu Thema Openbaar Bestuur Thema Milieu Thema Wonen & groenv. Thema Armoedebestrijding V X X X V V ? X X X V X V V X TABEL 42 OVERZICHT BEWERINGEN KROUWEL EN DAARBIJBEHORENDE THEMA'S IN ONDERZOEK PENNINX. 94 HOOFDSTUK 8 - CONCLUSIE Als het spel tussen politieke partijen en hun kiezers gezien wordt als een marktmechanisme dan zijn de kiezers de vragers en de politieke partijen aanbieders. Het aanbod wordt onder andere aan de vragers gepresenteerd middels een verkiezingsprogramma. Het verkiezingsprogramma heeft hiermee een externe werking. Ongeacht de externe werking van verkiezingsprogramma’s heeft een verkiezingsprogramma ook een interne werking. De partij maakt aan zichzelf duidelijk wat zij eigenlijk wil bereiken, de komende vier jaren, mocht zij in het college komen. En wanneer collegedeelname niet wordt bewerkstelligd, of soms niet eens wordt nagestreefd, dan wordt het programma beschouwd als handvat voor de standpuntenbepaling tijdens de komende raadsperiode (Rosema & Boedeltje, 2011: 17). Het geeft als het ware de koers weer die de partij de komende tijd wil volgen. Vaak is het verkiezingsprogramma het enige document dat ter goedkeuring aan de partijleden wordt voorgelegd. Anders dan geldt voor uitspraken van politici in de media, is de inhoud van het verkiezingsprogramma gelegitimeerd bij de achterban en zodoende geven deze documenten de breedst gedragen koers binnen een partij weer. De inhoudsanalyse die in dit onderzoek gemaakt is, geeft een beeld van het aanbod dat politieke partijen bieden aan de ‘afnemers’: de kiezers. Terwijl er talloze voorbeelden van kiezersonderzoek te vinden zijn, is het onderzoek dat gericht is op politieke partijen beperkt. Als het gaat om de inhoud geven verschillende onderzoeken aan, aan welke onderwerpen of thema’s de kiezers de meeste behoefte hebben of welke thema’s het meest populair zijn bij de verkiezingen. Zo onderzochten onder andere TNS-NIPO (2014) en Boogers & Salome (2014) de behoefte van kiezers. De onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014) wijzen beide op drie belangrijke beleidsterreinen: Zorg & Welzijn, Werkgelegenheid en Veiligheid staan met stip op plaats een, twee en drie. Onderwijs, Verkeer en Armoede(bestrijding) zijn ook thema’s die in beide lijstjes voorkomen. Dienstverlening en Integratie zijn echter beleidsterreinen die in het lijstje van TNS NIPO ontbreken, maar wel door Boogers en Salome (2014) genoemd worden. Betaalbare woningen en Onderhoud van de leefomgeving (Boogers & Salome, 2014) zijn beleidsterreinen die binnen het thema Wonen en Groenvoorziening van TNS NIPO zouden kunnen passen. Milieu, ouderen- en gehandicaptenvoorzieningen en gemeentebelastingen zijn daarentegen weer thema’s die niet in de lijst van Boogers en Salome (2014) voorkomen, maar wel bij TNS NIPO (2014). De vraag is of politieke partijen zich ook massaal op deze onderwerpen en thema’s werpen, naar gelang de behoefte van de kiezers. Of er daarbij verschillen zijn tussen lokale partijen en landelijke partijen met een lokale afdeling is een interessante vraag gezien de opkomende populariteit van de lokale partijen in Nederland. Het uitgevoerde onderzoek heeft getracht deze mogelijke verschillen en overeenkomsten bloot te leggen. 95 Statistische analyse heeft uitgewezen dat enkel bij het thema Milieu een significant verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor alle andere thema’s is dit significante verschil niet gevonden. Met een significantie van respectievelijk 0,072 en 0,112 zijn ‘Werkgelegenheid en Economie’ en ‘Dienstverlening’ de thema’s die het dichtst in de buurt van een significantie van 0,05 komen. Met een significantie van 0,008 voldoet het thema Milieu hier wel aan. De deelname van GroenLinks in de groep landelijke partijen heeft ongetwijfeld een rol gespeeld bij de totstandkoming van het significante verschil, maar ook zonder de deelname van deze partij in dit onderzoek ligt het percentage tekst dat door de overige landelijke partijen aan dit thema besteed wordt hoger dan dat van de lokale partijen. Hoewel het dus statistisch niet acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het thema ‘Werkgelegenheid en Economie’ significant verschillend te noemen, komt het hier dichtbij in de buurt. Het procentuele verschil van een dikke 37 procent tussen de percentages van landelijke en lokale partijen wees al enigszins in deze richting. Ook bij het thema Dienstverlening is er onderling een procentueel verschil van 40 procent tussen de lokale en landelijke partijen. Als de subthema’s ook in ogenschouw genomen worden dan zijn er significante verschillen bij de subthema’s ‘WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’, ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en voorschoolse educatie’. Dicht in de buurt van een significant verschil komen ‘Leerplicht’ en ‘Cultuur en Kunst’. Met de wetenschap dat de aandacht van lokale en landelijke partijen alleen voor het hoofdthema Milieu en de subthema’s WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’, ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en voorschoolse educatie’ significant verschilt, kan geconcludeerd worden dat er tussen lokale en landelijke partijen weinig verschil is in de aandacht voor de thema’s. Wel is de aandacht voor thema’s over het geheel genomen iets anders verdeeld dan waar kiezers om vragen. Daar waar kiezers vooral vragen om aandacht voor werkgelegenheid, zorg en veiligheid, gaat veruit de meeste aandacht bij politieke partijen uit naar de woonomgeving en onderwerpen die daar bij komen kijken, zoals woningbouw, groen, gebiedsindeling, et cetera. Daarnaast wijzen de onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014) op Onderwijs, Verkeer en Armoede(bestrijding) als thema’s die kiezers van belang vinden. Dienstverlening en Integratie zijn beleidsterreinen die in het lijstje van TNS NIPO ontbreken, maar door Boogers en Salome (2014) wel weer genoemd worden. Politieke partijen besteden echter weinig tot geen aandacht aan de thema’s armoedebestrijding en integratie. Onderwijs is daarnaast over het algemeen ook geen hoogvlieger als het om aandacht gaat. De aandacht voor verkeerszaken is onder politieke partijen daarentegen weer groter dan de aandacht voor veiligheid. De twee thema’s die niet vooraf vastgesteld waren, Gemeentelijk Financiën en Openbaar Bestuur, krijgen opvallend veel aandacht in verkiezingsprogramma’s. Dit is uiteraard ook de reden geweest om ze gedurende het onderzoek als extra thema aan te merken. Beide thema’s eindigen weliswaar ‘in de middenmoot’, maar houden desalniettemin 96 thema’s die voor kiezers van belang zijn (Armoedebestrijding, Integratie, Onderwijs, Dienstverlening en bij landelijke partijen ook Veiligheid) achter zich. Wel nu, wat zeggen deze gegevens over de programmatische functie die politieke partijen hebben? Hoewel Rosema en Boedeltje (2011: 17) aangeven dat een verkiezingsprogramma er nu eenmaal bij hoort en het zelfs van belang is om te vermijden dat je als partij geen programma hebt, (dat zou namelijk kunnen suggereren dat je nergens voor staat of niet serieus bent) heeft een verkiezingsprogramma meer functies dan alleen het informeren van de kiezer. De inhoud van een verkiezingsprogramma is wat een politieke partij wil verkopen aan haar kiezers. Issues die minder goed liggen omdat de partij electoraal kwetsbaar is, kunnen daarbij weggelaten worden, maar het (externe) doel van een verkiezingsprogramma is voor alle politieke partijen hetzelfde: de inhoud moet stemmen opleveren, ongeacht of daarin het hele verhaal of slechts een deel verteld wordt. Vanuit deze gedachtegang zouden partijen er dan ook goed aan doen om juist electoraal onderzoek in ogenschouw te nemen. Deze onderzoeken kunnen partijen inzicht geven in de thema’s die kiezers van belang vinden. Op basis van het onderzoek dat is verricht, kan gesteld worden dat de politieke marketing op lokaal niveau dan ook nog niet geheel is doorgedrongen. Wonderlijk genoeg zijn het daarbij ook nog eens de landelijke partijen die flinke aandacht besteden aan een thema als milieu, dat op basis van kiezersonderzoek niet bepaald bovenaan het wensenlijstje van kiezers staat. En hoewel thema’s als werkgelegenheid en zorg bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 de ‘hot issues’ blijken te zijn onder kiezers, gaat de meeste aandacht bij politieke partijen uit naar de woonomgeving en onderwerpen die daar bij komen kijken, zoals woningbouw, groen en gebiedsindeling. Aandacht voor armoedebestrijding is daarentegen weer marginaal, terwijl kiezers aangeven aandacht voor dit thema van belang te vinden in de bepaling van hun keuze. Lokale partijen besteden hieraan minder aandacht, terwijl landelijke partijen hier duidelijk meer aandacht aan geven. Er lijken weinig inhoudelijke verschillen te zijn wat betreft aandacht voor bepaalde thema’s tussen lokale en landelijke partijen. Aangezien deze thema’s ook nog niet altijd overeenkomen met wat kiezers van belang vinden bij het maken van hun keuze voor een partij, moeten kiezers blijkbaar andere beweegredenen hebben om steeds vaker een lokale partij te verkiezen boven een landelijke partij dan de inhoud die zij representeren. Er zal dan ook niet zozeer naar de motieven voor het innemen van een onafhankelijke positie van lokale partijen gekeken moeten worden zoals in dit onderzoek aan de hand van Boogers & Voerman (2010: 78-80) is gedaan. Om deze beweegredenen te achterhalen zal er juist teruggevallen moeten worden op kiezersonderzoek. Wanneer de inhoudelijke aandacht van lokale partijen niet strookt met de inhoudelijke thema’s die kiezers graag terugzien in de lokale politiek (zoals kiezersonderzoek uit kan 97 wijzen) dan wijst dit er mogelijk op dat lokale partijen door kiezers niet beoordeeld worden op enkel de aandacht voor bepaalde thema’s. De inhoudelijke representatie lijkt in dat geval slechts een beperkte rol te hebben. De vraag is op basis waarvan de kiezer zijn keuze maakt? Ten tijde van de nationalisering van de lokale politiek lijkt het antwoord voor de hand te liggen, zeker als lokale partijen landelijk gezien ook nog eens blijken te groeien. De ontevredenheid over de landelijke politiek speelt hierin parten. Om dat vast te stellen is echter kiezersonderzoek nodig en geen inhoudsanalyse. Dit onderzoek geeft echter wel een duwtje in die richting. Tevens dienen andere factoren niet uitgesloten te worden. Middels de kandidaatstellingsfunctie en mobilisatiefunctie van politieke partijen kunnen personen zich kandidaat stellen voor politieke posities en voor de mobilisatiefunctie geldt dat, nadat partijen hun programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zij hiervoor steun bij de kiezers moeten verwerven. Hoe partijen hun boodschap verkondigen en wat daarbij effectief is, valt moeilijk te zeggen. Wellicht helpt het om kiezers aan te spreken als ‘inwoners’ zoals lokale partijen vooral blijken te doen. Ook voor kandidaatstelling en mobilisatie geldt, evenals voor het programma, dat hiermee kiezers gewonnen kunnen worden of dat zijn hierdoor juist kunnen afhaken. Programma / Inhoudelijk Politieke keuze Kandidaatstelling / Personen Mobilisatie / Boodschap overbrengen Onderzoeksdoel Dit onderzoek heeft als doel gehad om middels een inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s inzicht te geven in de thema’s waar lokale partijen zich op richtten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Op deze manier zou duidelijk moeten worden of lokale partijen in tijden van nationalisering van de lokale politiek nog altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of dat zij meebewegen met de politieke nationaliseringstrend waar zij mogelijk van profiteren. Op basis van dit onderzoek blijkt het lastig om aan te geven of lokale partijen blijven staan voor hun lokale thema’s of juist profiteren van de nationaliseringstrend. Enerzijds 98 blijken er weinig verschillen te bestaan tussen de aandacht die enerzijds lokale partijen en anderzijds landelijke partijen geven aan bepaalde thema’s. Dat uit kiezersonderzoek van Boogers, Van Ostaaijen & Slagter (2010) blijkt dat lokale partijen zich meestal wat gemakkelijker kunnen profileren op lokale thema’s, omdat ze veel minder dan landelijke partijen te maken hebben met een partijpolitiek-ideologisch profiel dat de aandacht van die thema’s afleidt, (Boogers, Van Ostaaijen & Slagter, 2010) is hiermee dan ook niet bewezen. Anderzijds kan niet zonder slag of stoot vastgesteld worden dat lokale partijen meebewegen met de politieke nationaliseringstrend en daar mogelijk ook van profiteren. Landelijke partijen geven namelijk dezelfde aandacht aan de thema’s die onderzocht zijn in dit onderzoek. Als lokale en landelijke partijen zich op totaal andere thema’s hadden gericht dan zou het gerechtvaardigd kunnen zijn om te stellen dat landelijke partijen zich op ‘verkeerde’ thema’s zouden richten. Hier is echter geen sprake van: zowel landelijke als lokale partijen vestigen de aandacht op dezelfde thema’s. Het is goed mogelijk dat verschillen tussen landelijke en lokale partijen op microniveau en niet op macroniveau, zoals in dit onderzoek, gezocht moeten worden. Onderzoek op microniveau kan inzoomen op de keuzes die lokale en landelijke partijen maken. Dit onderzoek op microniveau zou dan echter wel op grote schaal moeten plaatsvinden om echt iets te kunnen zeggen over de keuzes die landelijke en lokale partijen maken. Met de cijfers die gebruikt zijn voor dit onderzoek is het lastig om uitspraken te doen over hoe politieke partijen aandacht besteden aan de thema’s. De politieke stellingname kan hierdoor niet goed uitgelicht worden. Gelet op het feit dat ook de kiezersonderzoeken van TNS-NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014) zich hier niet op richten, doet dit niets af aan het doel van de hoofdvraag, namelijk de vraag aan welke politieke thema’s de meeste aandacht werd geschonken bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Daarnaast moeten, naast de programmatische functie, natuurlijk ook de kandidaatstellingsfunctie en mobilisatiefunctie van politieke partijen niet vergeten worden. Middels deze eerste functie kunnen personen zich kandidaat stellen voor politieke posities en voor de mobilisatiefunctie geldt dat, nadat partijen hun programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zij hiervoor steun bij de kiezers moeten verwerven. Om de programmatische functie tot zijn recht te laten komen, zal deze door kandidaten verkocht moeten worden om zo kiezers te mobiliseren. Het is daarom voor vervolgonderzoek ook aardig om eens vanuit een marketingperspectief te kijken naar de verschillen tussen landelijke en lokale partijen. Daarmee komt dit onderzoek in een andere licht te staan en kan het wellicht een aanzet zijn voor onderzoek naar politieke marketing. Vervolgonderzoek Vanuit een marketingperspectief zouden de wensen en behoeften van de klant centraal moeten staan. De goederen of diensten waar de consument behoefte aan heeft, worden 99 aangeboden door de aanbieder. Dat zou moeten betekenen dat de aanbieder doorlopend probeert vanuit het perspectief van de markt naar zijn eigen product te kijken. Dit kan dus door middel van electoraal onderzoek. In principe kan dit marketingperspectief ook toegepast worden op een electorale markt. Op de kiezersmarkt bestaat het aanbod echter niet uit concrete producten, maar uit diensten die door partijen en politici worden aangeboden. De kern van de aangeboden diensten bestaat uit beleidsvoornemens, die worden vervat in verkiezingsprogramma’s. Relevantie Dit onderzoek biedt toekomstige kiezers bij lokale verkiezingen inzicht en stof tot nadenken waarom ze op een lokale partij of landelijke partij zouden moeten stemmen. Gezien het feit dat er weinig inhoudelijke verschillen zijn wat betreft aandacht voor de onderzochte thema’s en dat deze thema’s niet altijd overeenkomen met wat kiezers van belang vinden, moeten kiezers blijkbaar andere beweegredenen hebben om op een lokale partij te stemmen dan de inhoud die zij representeren. Wanneer de inhoudelijke profilering van lokale partijen niet strookt met de inhoudelijke thema’s die kiezers graag terug zien in de lokale politiek (zoals kiezersonderzoek uit kan wijzen) dan wijst dit er mogelijk op dat lokale partijen door kiezers niet beoordeeld worden op hun inhoud. De inhoudelijke representatie lijkt in dat geval dus beperkt te zijn. Tevens vult dit onderzoek de nog weinig gedetailleerde literatuur over de inhoudelijke profilering van lokale partijen aan. Eerdere onderzoeken gingen voornamelijk in op de ideologische inhoud van lokale partijen (Derksen, 1998; Boogers, Lucardie & Voerman, 2006), terwijl er in dit onderzoek juist thematisch gekeken is naar de inhoud. Tot slot levert dit onderzoek ook inzicht in de verhouding tussen de programmatische functie van politieke partijen en de andere functies: de kandidaatstellingsfunctie en de mobilisatiefunctie. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijk dat deze twee functies op lokaal niveau niet onderbelicht dienen te worden in vergelijking met de programmatische functie, die over het algemeen juist een kleine rol lijkt te spelen bij het maken van de lokale politieke keuze, zeker in tijden van nationalisering van lokale politiek. 100 LITERATUUR Alle Kernen Troef. (2014). Verkiezingsprogramma Alle Kernen Troef. Retrieved December 8, 2014 from http://www.allekernentroef.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=97&It emid=69 Boogers M. (2006). De lokale politiek van Nederland. Den Haag: Lemma. Boogers, M. & Van Ostaaijen, J. (2011). Lokale kiezers, lokale keuzes? Onderzoek naar de achtergronden en de betekenis van het stemgedrag bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Bestuurswetenschappen, nr. 6. Boogers, M. & Voerman, G. (2010). 'Independent Local Political Parties in the Netherlands', Local Government Studies, 36: 1, 75 – 90. Boogers, M. (2010). Lokale politiek in Nederland. Den Haag: Lemma Boogers, M., Lucardie, P., & Voerman, G. (2006). Lokale politieke groeperingen belangenbehartiging, protest en lokalisme. Retrieved February 05, 2014, from http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/pubs/lokalisme/lokalisme.pdf Boogers, M., Ostaaijen, J.J.C. van, & Slagter, L. (2010). Lokale kiezers: lokale keuzes? Onder- zoek naar de achtergronden en betekenis van het stemgedrag bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Tilburg: Universiteit van Tilburg. Boogers, M & Salome L. (2014). Gemeenteraadsverkiezingen 2014. Wie stemt wat en waarom? Retrieved May 03, 2014, from http://www.bmc.nl/Dossiers/samenwerking/mediatheek/bmc-onderzoeksrapportgemeenteraadsverkiezingen-2014-wie-stemt-wat-en-waarom/ Boogers, M., R. Weterings, Het gebeurde in Rotterdam, Hilversum en Drimmelen, in: Beleid en Maatschappij, nr. 3, pg. 169-171. 2002 Broeksteeg, H. (2014). De provincie als geketende reus. Over de vorming van landsdelen en het sluiten van de huishouding. Ars Aequi, p. 101-109 CBS.nl (2014) Gemeenten alfabetisch 2014. Retrieved April 30, 2014, from http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/classificaties/overzicht/gemeentelijkeindeling/2014/2014-gemeenten-alfabetisch.htm 101 Derksen, W. (2001). Lokale partijen, een andere politiek: een onderzoek naar de lokale partijen bij de gemeenteraadsver-kiezingen van 1998. Jaarboek DNPP, 117–141. Retrieved from http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jb-dnpp/jb2001/derksen.pdf Derksen. W. (1998). Lokale partijen, een andere politiek. Een onderzoek naar de lokale partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1998. DNPP jaarboek, p. 117- 141. Dittrich, K.L.L.M., Partij-politieke verhoudingen in Nederlandse gemeenten, een analyse van de gemeenteraadsverkiezingen 1962-1974, Leiden: 1978, 105-122 Euser, B. (2009). Lokale leiders: de opkomst Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Augustus. van de geuzendemocratie. Fast, T. (2005). Mogelijkheden en bevoegdheden van gemeenten en provincies op het terrein van milieu en gezondheid. Retrieved April 30, 2014, from http://www.bwtinfo.nl/upload/document/715//rap_mogelijkheden_bevoegdheden_mi lieu_gezondheid.pdf Fractie Franssen (2014). Verkiezingsprogramma 2014-2018. Retrieved on December 8, 2014 from http://www.fractiefranssen.nl/Wordpress/wp-content/uploads/2014/01/2014Partijprogramma.pdf Gemeentebelangen De Wolden. (2014). De burger is meester! Retrieved December 8, 2014 from http://gbdewolden.nl/occmscontent/userfiles/Verkiezingen%202014/DBIM2014.pdf Gemeenteloket.minSZW.nl (2014a). Re-integratie. Retrieved April 9, 2014, from http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-en-inkomen/reintegratie/gemeentelijke-taken.html Gemeenteloket.minSZW.nl (2014c). Armoedebestrijding - intstrumenten. Retrieved April 9, 2014, from http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/armoedebestrijding/instrumenten.html Gemeenteloket.minSZW.nl (2014e). Integratie: gemeentelijke taken. Retrieved May 5, 2014, from http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/integratie/gemeentelijke-taken.html Gemeenteloket.minSZW.nl (2014f). Inburgering: gemeentelijke taken. Retrieved May 5, 2014, from http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/inburgering/gemeentelijke-taken.html 102 Gemeenteraadheerenveen.nl (2014). Bijlage 6 Wettelijke kaders, gemeentelijke taken en nieuwe ontwikkelingen. Retrieved April 22, 2014, from http://www.gemeenteraadheerenveen.nl/nc/vergaderingen/document/document/07_ Bijlage_6_Wettelijke_taken_gemeentelijke_taken_ontwikkelingen_def.pdf/via/itemattach mentlocal%3A2097.html Hennekens, H.Ph.J.A.M., ‘Gesloten huishouding van de provincie’, TvCR 2010, p. 404. Hennekens, H.Ph.J.A.M., van Geest, H.J.A.M. & Fernhout, R. (1995). Decentralisatie, Nijmegen: Ars Aequi Libri, p. 13. Infopunt Veiligheid. (2014). Taak en invloed gemeenteraad op (fysieke) veiligheid. De thema’s, risico’s, relevante organisaties en tips. Arnhem: IFV. Janssen, J., & Korsten, A. (2002). De wederopstanding van lokale lijsten. Bestuurswetenschappen, 3883029(2). Retrieved from http://arnokorsten.nl/PDF/Gemeente/De wederopstanding van lokale lijsten.pdf Kortmann, C.A.J.M. (2012). Constitutioneel recht, Deventer: Kluwer, p. 519-520 Krippendorff, K. (2004). Content analysis: An introduction to its methodology. Second Edition. Thousand Oaks, CA: Sage. Krouwel, A. (2014a). Column: Partijprogramma. Retrieved April 17, 2014, from http://www.vngmagazine.nl/weblog/5423/column-partijprogramma Krouwel, A. (2014b). Analyse partijprogramma’s gemeenteraadsverkiezingen: Jeugdzorg stijgt met stip. Retrieved May 3, 2014, from http://www.vngmagazine.nl/archief/15607/analyse-partijprogramma%E2%80%99sraadsverkiezingen-jeugdzorg-stijgt-met-stip Krouwel, A. (2014c). Lokale partijen concurreren vooral met VVD. Retrieved May 3, 2014, from http://www.vngmagazine.nl/archief/15406/lokale-partijen-concurrerenvooral-met-vvd Kummeling, H.R.B.M. & Van der Kolk, H. (2002). Lokale kiesstelsels vergeleken. Over de vormgeving, het gebruik en de consequenties van lokale kiesstelsels. Den Haag: VNG Uitgeverij L1.nl. (2014a). Lokalen grijpen de macht in Limburg. Retrieved March 20, 2014 from http://www.l1.nl/nieuws/248162-lokalen-grijpen-macht-limburg 103 Loketgezondleven.nl (2014). Wettelijke kaders gezondheidsbeleid. Retrieved April 9, 2014, from http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezondegemeente/gezondheidsbeleid-maken/wettelijk-kader/ Middelburg.nl (2014). Wat is een bestemmingsplan? Retrieved April 15, 2014, from https://www.middelburg.nl/Wonen_en_ver_bouwen/Bestemmingsplannen/Wat_is_een _bestemmingsplan NOS.nl. (2014a). Top 5 verkiezingsweetjes. Retrieved March 20, 2014, from http://nos.nl/artikel/625689-top5-verkiezingsweetjes.html NOS.nl. (2014b). Lokale partijen in trek. Retrieved March 20, 2014, from http://nos.nl/artikel/625685-lokale-partijen-in-trek.html NRC.nl (2014). Grootste partij per gemeente in 2014. Retrieved April 16, 2014, from http://www.nrc.nl/verkiezingen/kaart-grv2014-2/ Pennings, P. & Keman, J.E. (1994). ‘Links’ en ‘rechts’ in de Nederlandse politiek. Retrieved October 25, 2014 from http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jbdnpp/jb93/penning.pdf ProDemos.nl. (2014) Wat doet de gemeente? Retrieved April 9, 2014, from http://prodemos.nl/Kenniscentrum/Informatie-over-politiek/De-gemeente/Wat-doetde-gemeente Raven, J.P. (2009) Bevorderen van duurzame energie door gemeenten : een verkennende studie naar de rol van gemeenten bij het bevorderen van duurzame energie binnen de Nederlandse energievoorziening. Retrieved April 30, 2014, from http://essay.utwente.nl/60368/ Rijksoverheid.nl (2014a). Welke belastingen heft de gemeente? Retrieved April 9, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/vraag-en-antwoord/welkebelastingen-heft-de-gemeente.html Rijksoverheid.nl (2014c). Hulp en ondersteuning WMO. Retrieved April 9, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuningwmo/hulp-en-ondersteuning-wmo Rijksoverheid.nl (2014d). Ruimtelijke ordeningen en gebiedsontwikkeling. Retrieved April 15, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ordeningen-gebiedsontwikkeling/vraag-en-antwoord/wat-is-een-bestemmingsplan-en-wanneerkan-ik-bezwaar-maken-tegen-een-bestemmingsplan.html 104 Rijksoverheid.nl (2014e). Decentralisatie van overheidsaken naar gemeenten. Retrieved April 30, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/decentralisatie-vanoverheidstaken-naar-gemeenten Rijksoverheid.nl (2014f). Vestigingsklimaat. Retrieved May 5, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/buitenlandseinvesteerders-aantrekken/vestigingsklimaat Robson, C. (2002). Real World Research. Oxford: Blackwell Publishing. Rosema, M. & Boedeltje, M. (2011). Gemeenteraadsverkiezingen 2010: Een blik achter de schermen. Retrieved November 15, 2015 from http://doc.utwente.nl/77531/1/Rapport_Gemeenteraadsverkiezingen_2010_(Rosema_e n_Boedeltje).pdf RTLnieuws.nl. (2014). ‘Het zijn toch lokale verkiezingen? Retrieved April 6, 2014, from http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/special/column/plein-17/het-zijn-toch-lokaleverkiezingen Stadspartij Den Helder. (2014). Verkiezingsprogramma 2014-2018. Retrieved December 8, 2014 from: http://stadspartijdenhelder.nl/wp-content/uploads/2014/01/Verkiezingsprogramma2014.pdf Tilburg, M., & Tops, P. (1990). Partijen en lijsten in Nederlandse gemeenten (19461986). Jaarboek DNPP, 73–91. Retrieved from http://pub.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/DNPPjaarboeken/1989/Partijenenlijsteni/?pLang uage=en&pFullItemRecord=ON TNS-NIPO.nl (2014). ‘Gemeenteraadsverkiezingen teveel door landelijke kwesties gedomineerd’. Retrieved March 24, 2014, from http://www.tnsnipo.com/kenniscentrum/nieuws/%E2%80%98gemeenteraadsverkiezingen-teveeldoor-landelijke/?feed=Nieuws Van der Eijk, C. & Schild, G. (1992). `Het landelijk kompas van de provinciale kiezer', in: Van der Eijk et al., Verkiezingen zonder mandaat: politieke communicatie en provinciale verkiezingen, SDU, Den Haag, pp. 93-103. Van der Kolk, H. (1997). Electorale controle. Lokale verkiezingen en responsiviteit van politici, Enschede: Twente University Press 105 Van Thiel, S. (2007), Bestuurskundig Onderzoek. Een methodologische inleiding. Bussum: Coutinho. VNG (2008). Spoorboekje voor maatschappelijke voorzieningen. In uw gemeente, wijk of kern. Retrieved November 16, 2014 from http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/spoorboekje_digitalelinks.pdf VNG (2010). Kernbeleid Veiligheid. Handreiking voor gemeenten. Den Haag: VNG VNG (2011). Burgerzaken en dienstverlening: Een agenda voor een dialoog. Den Haag: VNG VNG.nl (2014a). Beleid, wet- en regelgeving. Retrieved April 9, 2014, from http://www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/leerlingenvervoer/beleid-wet-enregelgeving VNG.nl (2014b). Wegenverkeerswet. Retrieved April 9, 2014, from http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/wegenverkeerswet VNG.nl (2014c). Verantwoordelijk OV. Retrieved April 9, 2014, from http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/openbaar-vervoer VNG.nl (2014d). Parkeerbeleid. Retrieved April 9, 2014, from http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/parkeren Waterlandnatuurlijk.nl (2014). Nu wij, de locale partij! Retrieved December 9, 2014 from http://waterlandnatuurlijk.nl/?page_id=560 Zouridis, S., & Tops, P. (1993). Wij zijn een partij voor normaal denken: stadspartijen en hun betekenis voor de lokale democratie. Retrieved February 05, 2014, from http://pub.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/DNPPjaarboeken/1993/Wijzijneenpartijvo/?pLa nguage=en&pFullItemRecord=ON 106 BIJLAGE I: STAPPENPLAN INHOUDSANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S Om een afspiegeling te krijgen van de thema’s die centraal staan in verkiezingsprogramma’s van enerzijds lokale en anderzijds landelijke partijen, zullen alle 49 (25 lokale en 24 landelijke) verkiezingsprogramma’s worden onderworpen aan een inhoudsanalyse. Bij de analyse van een verkiezingsprogramma wordt elk tekstdeel (waar mogelijk alinea’s, maar soms ook zinnen of zinsdelen) ondergebracht bij een thema of subthema. Technisch gezien gaat dit als volgt in zijn werk: 1. Alle verkiezingsprogramma’s worden omgezet naar Kladblok-bestanden (.txt). 2. Alle bestanden worden ontdaan van kop- en voetteksten, inhoudsopgave, kandidatenlijst en colofon. 3. De Kladblok-bestanden worden geladen in het gratis computerprogramma Weft QDA (linkerkolom bovenaan, zie figuur 4). 4. In Weft QDA worden de 11 thema’s en eventuele subthema’s aangemaakt (linkerkolom onderaan, zie figuur 4). 5. Teksten uit verkiezingsprogramma’s worden geselecteerd en toegewezen aan een thema (rechterkolom , zie figuur 4). 6. Nadat dit bij elk verkiezingsprogramma is gebeurd, wordt de output van elk (sub)thema stuk voor stuk in Word geladen (zie figuur 5). 7. Tekst wordt per gemeente selecteert en de telfunctie van Word laat zien om hoeveel woorden het gaat (linksonder in figuur 5). 8. Het aantal woorden wordt per (sub)thema en per partij in een Excel-bestand gezet (geel, zie figuur 6). 9. Het aantal woorden wordt afgezet tegen het aantal woorden van het verkiezingsprogramma, zodat een percentage ontstaat (rood, zie figuur 6). 10. Alle percentages worden overgezet naar SPSS, waarbij alle lokale partijen de code 1 meekrijgen en alle landelijke partijen de code 2 (figuur 7). 11. Vervolgens wordt de hypothese opgesteld: H0: Er is geen verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst behorende bij thema X. H1: Er is wel verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst behorende bij thema X. Er wordt geen richting gegeven aan de hypothese, dus toetsen tweezijdig moeten met 95% (standaard) zekerheid kunnen zeggen dat we de nul hypothese moeten verwerpen willen we de alternatieve hypothese aannemen (onafhankelijke t-toets). 12. Vervolgens wordt gekeken naar de Levene’s test. Deze laat zien of er gelijkheid in variantie bestaat tussen lokale en landelijke partijen. We nemen pas aan dat er GEEN gelijkheid in variantie (dus de varianties verschillen) is indien de Levene’s test significant is en dat is bij een sig. kleiner dan .05. 13. Indien de varianties gelijk zijn, zal gekeken moeten worden in de regel ‘equal variances assumed’ om de significantie te achterhalen. Wanneer de varianties ongelijk zijn, moet gekeken worden in de rij ‘equal variances not assumed’. Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan gekeken worden of de verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant verschillen. Er is een significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid gezegd kan worden. 107 FIGUUR 4 HET COMPUTERPROGRAMMA WEFT QDA FIGUUR 5 WOORDEN SELECTEREN EN TELLEN IN MICROSOFT WORD 108 FIGUUR 6 HET AANTAL WOORDEN EN BIJBEHORENDE PERCENTAGES WORDEN PER ONDERWERP EN PER VERKIEZINGSPROGRAMMA IN EXCEL GEZET FIGUUR 7 VOORBEELD VAN DE MOGELIJKE INVOER IN SPSS 109 BIJLAGE II: OUTPUT ANALYSE SPSS HOOFDTHEMA’S Group Statistics LokaalLandelijk Zorg Werk Veiligheid Wonen Onderwijs Verkeer Armoede Milieu Integratie Dienstverlening OpenbaarBestuur Financien N Mean Std. Deviation Std. Error Mean 1 25 13,320196118 7,6329233665 1,5265846733 2 24 12,061080714 6,4109672249 1,3086332049 1 25 8,451570584 6,3700500132 1,2740100026 2 24 11,608012366 5,6010949328 1,1433187155 1 25 4,882059393 4,5399067654 ,9079813531 2 24 5,505738584 3,0410715318 ,6207561270 1 25 24,884468712 7,5302831952 1,5060566390 2 24 22,637272851 8,0169600424 1,6364551160 1 25 4,079884341 3,1674531918 ,6334906384 2 24 5,031223002 2,9685101661 ,6059446003 1 25 6,721305286 3,7416769626 ,7483353925 2 24 6,187984594 3,7503327184 ,7655334605 1 25 1,053606278 1,5418281277 ,3083656255 2 24 1,944411977 2,4559930034 ,5013274725 1 25 3,852322096 2,8100691414 ,5620138283 2 24 8,029503563 6,6590984644 1,3592827821 1 25 ,473863193 1,3401167137 ,2680233427 2 24 ,702079284 1,3835446376 ,2824148665 1 25 3,557845597 3,8530748773 ,7706149755 2 24 2,128564981 2,0071934276 ,4097166427 1 25 4,724793343 4,4148091552 ,8829618310 2 24 6,042474744 5,3117084786 1,0842479529 1 25 4,824179148 3,5281293910 ,7056258782 110 2 24 5,032427808 3,7828978014 ,7721807802 Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means Sig. (2- F Zorg Equal variances assumed Sig. ,341 t ,562 Equal variances not assumed Werk Equal variances assumed ,265 ,609 Equal variances not assumed Veiligheid Equal variances assumed 1,257 ,268 Equal variances not assumed Wonen Equal variances assumed ,039 ,844 Equal variances not assumed Onderwijs Equal variances assumed ,227 ,636 Equal variances not assumed Verkeer Equal variances assumed Equal variances not assumed ,063 ,802 df tailed) ,624 47 ,536 ,626 46,200 ,534 -1,839 47 ,072 -1,844 46,650 ,072 -,563 47 ,576 -,567 42,085 ,574 1,012 47 ,317 1,010 46,496 ,318 -1,084 47 ,284 -1,085 46,975 ,283 ,498 47 ,621 ,498 46,909 ,621 111 Armoede Equal variances assumed 3,346 ,074 Equal variances not assumed Milieu Equal variances assumed 7,348 ,009 Equal variances not assumed Integratie Equal variances assumed ,626 ,433 Equal variances not assumed Dienstverlening Equal variances assumed 3,802 ,057 Equal variances not assumed OpenbaarBestuu Equal variances r assumed ,149 ,701 Equal variances not assumed Financien Equal variances assumed Equal variances not assumed ,022 ,882 -1,527 47 ,133 -1,513 38,425 ,138 -2,882 47 ,006 -2,840 30,677 ,008 -,587 47 ,560 -,586 46,747 ,561 1,618 47 ,112 1,638 36,447 ,110 -,946 47 ,349 -,942 44,757 ,351 -,199 47 ,843 -,199 46,426 ,843 112 BIJLAGE III: OUTPUT ANALYSE SPSS SUBTHEMA’S Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means 95% Confidence Mean Std. Interval of the Error Difference Sig. (2- Differen Differen F Sig. Gezondheids Equal zorg variances df ,389 ,536 1,13 assumed 5 Equal 1,13 assumed 8 Equal variances tailed) - variances not WMO t 7,927 ,007 assumed Equal variances not assumed 2,37 0 variances ,023 ,881 47 ,262 46,6 54 47 38,7 5 65 ,261 47 variances not ,309 assumed Economie Equal variances ,022 ,022 ,759 ,319 ,575 1,41 8 Equal - assumed 95 ,759 - assumed variances not 46,9 1,41 2 1,8444 586837 assumed Equal 1,8444 586837 2,39 ,308 ce - Decentralisati Equal es ce 2,8696 ,163 10 302836 1,2107 5,1144 275380 5,1063 901885 ,43397 1,4255 101707 1,4174 728211 5,3053 2,8696 ,44550 1,1982 653712 480264 ,23390 ,75847 87103 74407 ,23390 ,75765 87103 65638 2,2258 ,165 1,6211 - 52731 554692 782349 44,5 426612 Upper 653712 377077 47 1,6254 Lower 2,2258 782349 1,5697 510975 1,5761 651324 5,2938 94254 213170 1,2919 510859 1,2903 039687 5,3838 101141 5,4014 020151 1,7597 685064 1,7581 213892 ,93205 36444 ,94964 55453 113 Bijstand Equal variances 1,500 ,227 assumed 9 Equal - variances not 1,09 assumed 8 VeiLeefomge Equal ving 1,08 variances ,691 ,410 assumed Equal variances not assumed VeiBedrijvigh Equal eid variances ,665 ,419 ,446 47 41,8 87 ,278 35487 47 ,658 ,449 54 ,435 assumed VeiJeugd Equal variances ,649 ,424 assumed Equal variances not assumed VeiFysiek ,779 47 ,656 46,7 59 ,420 ,520 ,666 ,665 47 ,440 ,772 32 47 assumed Equal variances not ,248 assumed VeiIntegriteit Equal variances assumed Equal variances not assumed ,763 ,387 ,457 43,2 45 ,806 ,650 38,0 ,452 56 04997 60474 58575 ,30052 ,30052 ,38568 95534 ,38936 40958 ,07583 ,30825 00681 72744 ,07583 ,30611 00681 83863 ,06539 ,653 ,87679 ,13772 12915 - 36586 ,05997 47 ,88259 11107 25002 ,807 50244 60474 ,445 ,84751 ,13805 25002 37,8 63167 ,05997 - - ,246 ,39357 15154 Equal variances ,39357 15154 assumed variances not ,93056 - 43,6 Equal ,93056 35487 - ,434 ,282 ,85439 ,06539 12915 ,14317 65942 ,14451 77622 2,6493 872338 2,6410 546180 2,1691 209356 2,1610 222911 ,21774 69650 ,21713 02715 1,0764 298005 1,0888 636700 ,54430 35795 ,54141 51615 ,35342 54467 ,35793 81747 ,78826 01364 ,77992 75206 1,3819 779049 1,3738 792603 ,33769 90597 ,33708 23663 ,47538 48002 ,48781 86697 ,69596 37156 ,69307 52977 ,22264 28637 ,22715 55917 114 Woningbouw Equal variances ,537 ,467 ,686 47 ,496 assumed Equal variances not ,688 assumed Voorzieninge Equal n variances ,054 ,818 assumed Equal variances not assumed Leefomgevin Equal g variances 13,254 ,001 assumed Equal variances not assumed Recreatie ,421 46,8 15 47 ,421 50 47 4,35 35,2 5 14 ,676 1,229 ,273 ,948 ,000 47 ,348 assumed Equal variances not ,956 assumed Cultuur Equal variances ,571 1,65 assumed 1 Equal - variances not 1,65 assumed Sport 1 Equal variances assumed Equal variances not assumed 41,3 66 ,345 ,325 ,083 ,774 ,170 ,39511 ,39511 69083 ,000 ,105 80 46,9 ,170 89 2,2822 798854 2,2844 209455 1,4920 460688 1,4941 871289 32346 926865 171863 ,93135 ,98233 15972 28888 ,93135 ,97402 15972 78979 1,1936 1,1936 ,13511 ,13511 53622 ,72307 63844 ,72276 16110 ,79397 17693 ,79353 02280 1,7576 236276 049364 ,866 787492 3,8391 ,75860 53622 - 1,8835 3,3034 398265 ,866 32968 - 572312 90146 860950 237779 47 ,93895 123528 3,8450 049364 ,105 47488 1,8895 ,76834 398265 46,9 ,93807 - 3,3034 47 1,4221 24392 775378 - Equal variances ,97777 69083 46,6 9 ,676 1,4252 24392 756618 - - 4,29 ,495 ,97777 1,7636 1,0448 472732 1,0352 096857 2,6482 818834 2,6476 652435 1,7323 805372 1,7315 017458 4,8491 4,8431 2,9075 504676 2,8979 128800 ,26100 22305 ,26038 55906 1,4621 498129 1,4612 710215 115 Groen Equal variances 4,295 ,044 1,28 assumed 0 Equal - variances not 1,26 assumed 4 47 ,207 610145 33,8 65 ,215 variances 2,699 ,107 ,867 47 ,390 assumed Equal variances not ,876 assumed OndLeerlinge Equal nvervoer variances 2,086 ,155 assumed Equal variances not assumed OndLeerplich Equal t variances 11,911 ,001 assumed Equal variances not assumed OndVroegenv Equal oorschools variances ,691 2 30,9 3 26 26,911 ,000 3,00 2,95 assumed Equal variances not assumed ,503 7 ,544 ,464 ,459 20891 ,26276 ,30007 90547 60928 ,04117 ,04117 08525 ,053 ,053 ,004 47 ,20152 ,10010 78353 77193 ,70692 ,70692 21825 ,648 ,27543 81125 - 43,1 ,462 08 ,646 45427 67772 47 ,06059 78353 ,006 65193 ,10168 21825 30,5 ,05954 ,20152 47 83363 90547 - - variances not assumed 47 2,01 - variances ,493 ,98213 ,30303 08525 06 Equal n 47 ,679 1,98 ,386 82352 ,26276 - 26,9 1 Equal 74 - assumed OndAlgemee 39,5 1,2414 610145 OndHuisvesti Equal ng 1,2414 ,97016 ,27543 81125 ,23556 86463 ,23904 32447 ,59982 90096 ,59559 56548 3,1931 877585 3,2376 989449 ,34685 28760 ,34391 06929 ,16096 29978 ,16552 09389 ,00303 95741 ,00266 29400 ,71026 57294 ,75477 69158 ,87239 09853 ,86944 88022 ,07862 12928 ,08317 92338 ,40609 52447 ,40571 86106 - - 1,1808 ,23301 251721 91929 - - 1,1947 ,21909 471048 72602 1,4821 384325 1,4764 842629 ,93126 22075 ,92560 80379 116 OndOrganisa Equal tie variances ,348 ,558 assumed Equal variances not assumed WegenVerke Equal er variances 1,231 ,273 ,883 47 46,0 ,881 98 47 ,383 variances not ,897 assumed OV Equal variances ,377 1,011 ,320 4 Equal 1,28 assumed 7 Equal 2,514 ,120 assumed Equal variances not assumed Armoede Equal variances 1,19 2 22 47 7 69 3,346 ,074 1,52 Equal 1,51 assumed 3 Equal 7,348 ,009 2,88 assumed 2 Equal - assumed 43,2 46,0 7 variances not ,202 2,84 0 54455 ,78163 ,87108 82040 88061 ,51698 ,51698 40930 ,239 ,238 ,133 25 ,26866 ,22449 65805 42537 ,89080 ,89080 56995 ,006 4,1771 814671 30,6 77 ,008 79560 28549 47 ,40172 65805 ,138 56561 ,22535 56995 38,4 ,39959 ,26866 47 06365 82040 ,205 ,44504 ,87551 40930 1,19 assumed variances 47 85079 ,78163 - - variances not Milieu 1,29 assumed variances 45 ,374 - variances not Parkeren 45,1 ,39210 44029 assumed Equal ,39210 44029 - ,893 ,382 ,44412 4,1771 814671 ,58326 48479 ,58857 33546 1,4496 453364 1,4708 872237 1,2855 757157 1,2878 735365 ,97967 16882 ,97266 90018 1,3208 668635 1,3270 252100 ,18468 48875 ,18319 85334 2,0641 832243 2,0818 774725 ,50136 69098 ,50366 47306 2,5429 480962 2,5359 454099 ,28689 86776 ,29305 70241 ,72201 80485 ,72053 16944 ,28257 18253 ,30026 60735 - - 7,0934 1,2608 917209 712134 - - 7,1783 1,1760 572798 056545 117 Integratie Equal variances ,626 ,433 assumed Equal variances not assumed Dienstverleni Equal ning variances 3,802 ,057 assumed Equal variances not assumed OpenbaarBes Equal tuur variances ,149 ,701 assumed Equal variances not assumed Financien Equal variances assumed Equal variances not assumed ,022 ,882 ,587 47 46,7 ,586 47 8 47 1,63 36,4 8 47 ,946 47 ,561 ,22821 60910 ,112 ,110 ,349 ,942 57 83775 1,4292 ,87276 806157 29505 1,3176 1,3176 814008 ,843 ,20824 86599 - 46,4 ,199 26 ,843 16009 806157 47 ,38935 ,88324 ,351 29663 1,4292 814008 44,7 ,199 - - - - ,22821 60910 - 1,61 ,560 ,38909 ,20824 86599 1,3929 703354 1,3982 901053 1,0445 097522 1,0460 263081 1,0109 701749 1,0116 023426 ,34758 59290 ,34001 07222 4,1199 762590 4,1344 038070 2,3095 312454 2,3132 691639 ,55453 79928 ,55517 01606 3,2061 471604 3,1985 719536 1,4846 134574 1,4990 410053 1,8930 339255 1,8967 718440 118 BIJLAGE IV: OUTPUT ANALYSE SPSS SUBTHEMA’S COALITIE-OPPOSITIE Group Statistics COAOPPO Gezondheid Werk Veiligheid Wonen Onderwijs Verkeer Armoede Milieu Integratie Dienstverlening Opnebaarbestuur GemFinancien N Mean Std. Deviation Std. Error Mean 1 21 11,747201356 3,9696351423 ,8662454058 2 28 13,420700415 8,6372008439 1,6322775326 1 21 10,419496348 6,9227337898 1,5106643623 2 28 9,681147788 5,6187307593 1,0618403052 1 21 6,331504494 4,8758913916 1,0640067325 2 28 4,329557731 2,6425849631 ,4994016165 1 21 24,619717119 8,3384897134 1,8196076330 2 28 23,156864526 7,4154987427 1,4013975372 1 21 4,380458611 3,1333841551 ,6837604796 2 28 4,669886776 3,0862807579 ,5832522401 1 21 6,750213407 3,1326573766 ,6836018836 2 28 6,242492173 4,1437906487 ,7831028244 1 21 ,934895469 1,4022135461 ,3059880817 2 28 1,906187127 2,3948954911 ,4525927061 1 21 5,182335064 3,5663990308 ,7782520722 2 28 6,435253627 6,5258913872 1,2332775495 1 21 ,924129764 1,5443882096 ,3370131368 2 28 ,331777058 1,1523386250 ,2177715306 1 21 3,566808804 3,5265338673 ,7695527804 2 28 2,326025521 2,7674196737 ,5229931593 1 21 5,182948403 5,2198935691 1,1390741619 2 28 5,510618249 4,6814332767 ,8847077307 1 21 4,515698386 2,6130175084 ,5702071678 119 2 28 5,234038572 4,2411723573 ,8015062375 Independent Samples Test Levene's Test for Equality of Variances t-test for Equality of Means Sig. (2- F Gezondheid Equal variances assumed Sig. 5,335 t ,025 Equal variances not assumed Werk Equal variances assumed 2,513 ,120 Equal variances not assumed Veiligheid Equal variances assumed 3,385 ,072 Equal variances not assumed Wonen Equal variances assumed ,111 ,740 Equal variances not assumed Onderwijs Equal variances assumed ,035 ,853 Equal variances not assumed Verkeer Equal variances assumed Equal variances not assumed 2,103 ,154 df tailed) -,823 47 ,414 -,906 40,060 ,371 ,412 47 ,682 ,400 37,808 ,692 1,845 47 ,071 1,703 28,749 ,099 ,648 47 ,520 ,637 40,268 ,528 -,323 47 ,748 -,322 42,878 ,749 ,469 47 ,641 ,488 46,991 ,628 120 Armoede Equal variances assumed 4,441 ,040 Equal variances not assumed Milieu Equal variances assumed 2,049 ,159 Equal variances not assumed Integratie Equal variances assumed 6,458 ,014 Equal variances not assumed Dienstverlening Equal variances assumed ,532 ,469 Equal variances not assumed Opnebaarbestuu Equal variances r assumed ,025 ,875 Equal variances not assumed GemFinancien Equal variances assumed 2,145 ,150 Equal variances not assumed -1,655 47 ,105 -1,778 44,712 ,082 -,794 47 ,431 -,859 43,478 ,395 1,539 47 ,131 1,476 35,592 ,149 1,381 47 ,174 1,334 36,909 ,191 -,231 47 ,818 -,227 40,493 ,821 -,684 47 ,497 -,730 45,509 ,469 Independent Samples Test t-test for Equality of Means 95% Confidence Interval of the Difference Mean Std. Error Difference Difference Lower Upper 121 Gezondheid Equal variances assumed Equal variances not assumed Werk Equal variances assumed Equal variances not assumed Veiligheid Equal variances assumed Equal variances not assumed Wonen Equal variances assumed Equal variances not assumed Onderwijs Equal variances assumed Equal variances not assumed Verkeer Equal variances assumed Equal variances not assumed Armoede Equal variances assumed Equal variances not assumed Milieu Equal variances assumed Equal variances not assumed 1,6734990591 1,6734990591 2,0322722062 1,8478936784 ,7383485602 1,7918642561 ,7383485602 1,8465133764 5,7619033913 5,4080560686 2,8664173588 3,0003450308 2,4149052730 2,0610579504 4,3431144792 4,4770421512 2,0019467631 1,0850648165 -,1809220883 4,1848156145 2,0019467631 1,1753775144 -,4028819500 4,4067754761 1,4628525930 2,2578970938 1,4628525930 2,2967122143 -,2894281652 ,8967439189 -,2894281652 ,8987277503 ,5077212333 1,0816718329 ,5077212333 1,0395006343 -,9712916578 ,5867678261 -,9712916578 ,5463230397 1,2529185631 1,2529185631 1,5779059748 1,4583037414 3,0794504663 3,1780129602 2,0934442373 2,1020346266 1,6683218156 1,5834951802 2,1517162658 2,0718381492 4,4272559395 4,1929343024 6,0051556524 6,1037181462 1,5145879068 1,5231782962 2,6837642822 2,5989376468 ,2091329502 ,1292548336 1,9214188133 1,6870971763 122 Integratie Equal variances assumed Equal variances not assumed Dienstverlening Equal variances assumed Equal variances not assumed Opnebaarbestuur Equal variances assumed Equal variances not assumed GemFinancien Equal variances assumed Equal variances not assumed ,5923527056 ,3849002245 -,1819666698 1,3666720811 ,5923527056 ,4012509114 -,2217456266 1,4064510379 1,2407832831 ,8986902772 -,5671483568 3,0487149231 1,2407832831 ,9304479171 -,6446404209 3,1262069871 -,3276698458 1,4196398820 -,3276698458 1,4422890539 -,7183401858 1,0503468441 -,7183401858 ,9836404135 3,1836169114 3,2415401416 2,8313654856 2,6988821809 2,5282772199 2,5862004501 1,3946851140 1,2622018094 123 BIJLAGE V: KERNWOORDENLIJST LOKALE PARTIJEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 WORDEN GEMEENTE MOETEN KUNNEN WORDT INWONERS MOGELIJK HEEFT DIENT LEEFBAAR BLIJVEN ZEEWOLDE HEBBEN NIEUWE HELDER GOEDE WILLEN BELEID MENSEN MAKEN AANDACHT JONGEREN SAMENWERKING ANDERE SAMEN EIGEN SOCIALE BINNEN VINDT BELANGRIJK LOKALE NODIG ALLEEN KOMEN ZOALS SAMENLEVING STADSPARTIJ CAPELLE BELANG TUSSEN VOORZIENINGEN GROTE STAAT RUIMTE DIENEN HOUDEN BURGERS ZULLEN GEMEENTELIJKE ONDERWIJS GEBIED MOGELIJKHEDEN 1384 943 606 517 473 441 367 315 307 301 298 289 282 272 265 248 239 238 227 226 212 210 208 205 201 196 184 177 177 174 172 171 170 168 168 166 166 165 163 163 158 153 153 152 151 151 150 149 147 140 139 139 24 25 25 25 24 24 24 23 20 11 25 1 22 24 9 24 23 24 21 24 23 22 23 23 22 22 24 24 20 23 24 21 23 24 23 19 1 2 24 22 23 23 22 22 20 23 18 22 22 20 21 24 124 53 ONTWIKKELING 54 KRIJGEN 55 ONDERNEMERS 56 WAARBIJ 57 VEILIGHEID 58 VOLDOENDE 59 WERKEN 60 MINDER 61 ONDER 62 WONEN 63 KERNEN 64 DAARBIJ 65 KOMENDE 66 SPORT 67 BETER 68 HIERBIJ 69 OUDEREN 70 VINDEN 71 KWALITEIT 72 BEDRIJVEN 73 WIJKEN 74 BELANGRIJKE 75 CENTRUM 76 GROOT 77 DAAROM 78 JAREN 79 VERDER 80 BLIJFT 81 EXTRA 82 STEEDS 83 WONINGEN 84 GEMEENTEN 85 FINANCIËLE 86 GEVEN 87 HUIDIGE 88 OPENBARE 89 VOORAL 90 SCHOLEN 91 GEBRUIK 92 JEUGD 93 DAARNAAST 94 VANUIT 95 INWONERSBELANG 96 LEEFBAARHEID 97 OPENBAAR 98 ONDERSTEUNING 99 ORGANISATIE 100 ACTIVITEITEN 138 137 137 137 133 131 131 128 128 128 125 124 124 123 122 122 121 121 120 119 119 118 118 116 115 115 113 111 111 110 109 108 107 107 107 107 107 106 105 105 104 104 103 102 102 101 100 99 19 20 23 22 19 21 23 21 20 23 16 22 22 20 20 20 22 19 23 20 16 22 20 22 20 22 23 23 21 21 23 24 20 22 19 21 22 21 18 21 17 22 1 21 24 22 19 20 125 BIJLAGE VI: KERNWOORDENLIJST LANDELIJKE PARTIJEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 GEMEENTE WORDEN WORDT KUNNEN MENSEN MOETEN MOGELIJK HEEFT MAKEN GOEDE EIGEN HEBBEN INWONERS SAMENWERKING ANDERE ONDERWIJS SAMENLEVING JONGEREN WILLEN SOCIALE TUSSEN RUIMTE BLIJVEN NODIG ONDERNEMERS BINNEN KINDEREN NIEUWE SAMEN VINDT DAARBIJ BURGERS ALLEEN KOMEN GROENLINKS STAAT ZOALS BIJVOORBEELD IEDEREEN WATERLAND BELANGRIJK GEMEENTEN OVERHEID SCHOLEN HOUDEN KRIJGEN BEDRIJVEN LOKALE AANDACHT BELEID GEBIED KANSEN 1246 1149 679 565 452 432 403 323 282 269 265 263 256 248 242 238 237 221 218 217 216 212 209 208 207 201 200 195 194 194 190 186 185 182 170 170 168 167 166 166 163 163 163 157 155 155 154 154 144 143 143 143 24 24 24 24 24 24 24 23 23 24 23 23 24 23 23 22 23 21 23 23 23 21 24 24 23 24 23 23 22 22 23 22 22 23 4 23 22 22 22 1 22 22 22 23 24 23 23 21 23 22 22 18 126 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71 72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 MINDER VEILIGHEID STIMULEREN STEEDS GEBRUIK DAAROM VINDEN BELANG VOORZIENINGEN ELKAAR GEMEENTELIJKE ONDER WERKEN SPORT KOMENDE VOORSTANDER WONEN DIENT ACTIEF DUURZAME MOGELIJKHEDEN ONTWIKKELING VOORKOMEN CULTUUR KWALITEIT TEGEN BELANGRIJKE VOLDOENDE ONDERSTEUNING BETEKENT VERANTWOORDELIJKHEID STAAN VERVOER ZORGEN WAARBIJ BETER GEVEN GROTE WONINGEN NEMEN OUDEREN BEWONERS ZOVEEL HIERBIJ VANUIT VERENIGINGEN WOENSDRECHT INITIATIEVEN 143 141 140 137 135 134 132 131 130 128 126 126 126 125 123 123 123 122 121 120 119 118 118 116 116 116 115 115 114 113 111 110 110 110 108 107 107 107 107 106 106 104 104 102 102 101 101 100 21 22 22 23 21 21 23 21 23 19 22 22 22 22 20 19 22 20 20 20 22 21 18 21 19 21 21 21 21 20 21 24 18 23 19 23 23 23 20 22 20 21 21 21 21 16 1 20 127