Onderzoek naar verschillen en overeenkomsten tussen lokale en

advertisement
Zoveel hoofden, zoveel zinnen
LOEK
PENNINX
Onderzoek naar verschillen en overeenkomsten
tussen lokale en landelijke partijen op het gebied
van verkiezingsthematiek bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 2014.
Begeleider: dr. J.J.C. van Ostaaijen
Tweede en derde lezer: drs. B.G. Euser en S. Van Zuydam MSc
03-01-2015 | Bestuurskunde
570757 | Loek Penninx
1
VOORWOORD
Hoewel ik eerder nooit in aanraking ben gekomen met het Latijn, heb ik tijdens mijn
studie bestuurskunde toch hier en daar een woordje van deze taal op kunnen pikken.
Het begrip dat mij daarbij het meest is bijgebleven is ‘contradictio in terminis’. Dat begrip
geldt natuurlijk ook voor zoiets als een Voorwoord. Ik heb nooit helemaal begrepen
waarom iets dat je achteraf schrijft een Voorwoord heet. Wel nu, het Voorwoord staat
uiteraard vooraan en heet daarom Voorwoord, maar naar mijn mening kan een
dergelijke boodschap ook achter het daadwerkelijke verhaal staan.
Toch ben ik gezwicht voor deze formaliteit en vindt u het Voorwoord voorafgaand aan
mijn scriptie. De meeste Voorwoorden die ik gelezen heb zijn allemaal geschreven met
het idee om even iets speciaals te zeggen over een afgesloten periode in iemands leven
of om mensen te bedanken die hebben bijgedragen aan deze scriptie. De meeste
Voorwoorden bevatten dan ook een waslijst aan bedankjes richting bepaalde personen,
gevoelens die men tijdens het schrijven van zijn of haar scriptie heeft gehad of een
terugblik op de studieperiode die wordt afgesloten.
De sceptische ondertoon in het voorgaande moge duidelijk maken dat zo’n pathetisch
voorwoord niets voor mij is. Enige pathetische reactie mijnerzijds zal pas komen
wanneer mijn studie ècht achter de rug is. Dat wil zeggen: als deze scriptie beoordeeld is
en ik mijn diploma in ontvangst heb mogen nemen.
Want eerlijk is eerlijk: het heeft even geduurd. Bij het schrijven van mijn scriptie ging
eigenlijk niets zo snel als het schrijven van dit voorwoord. En dat zegt genoeg. Echter,
deze scriptie, waarmee ik mijn studie bestuurskunde afrond, is gebaseerd op niet
minder dan 49 verkiezingsprogramma’s die stuk voor stuk gecodeerd en geanalyseerd
werden. Alles bij elkaar zijn dit zo’n 800 pagina’s, wat neerkomt op 271.410 woorden.
Zie daar ook de titel van mijn afstudeerscriptie. ‘Zoveel zinnen, zoveel woorden’. Naast
de letterlijke betekenis die van toepassing is op dit onderzoek, heeft het spreekwoord
natuurlijk ook een figuurlijke betekenis. De vele meningen die er in een samenleving
zijn, worden opmerkelijk genoeg bij verkiezingen teruggebracht tot een select aantal.
Uitgedrukt in het aantal politieke partijen. Politiek gezien zou het dus beter zijn om te
spreken zo iets als ‘Zoveel hoofden, beperkte zinnen’.
Waar de ‘zinnen’ van de (lokale) politiek hoofdzakelijk op gevestigd zijn, leest u in deze
scriptie.
Ik wens u veel leesplezier toe.
Loek Penninx
Maastricht, 3 januari 2014
2
SAMENVATTING
Hoewel lokale verkiezingen steeds meer een nationaal karakter krijgen, worden lokale
partijen steeds groter. Hier lijkt een tegenstrijdigheid in te zitten. De keuze voor een
lokale partij kan echter vluchtgedrag betekenen, maar ook van inhoudelijke aard zijn.
Dit onderzoek heeft zich op dit laatste gericht. Aan de hand van een inhoudsanalyse bij
49 verkiezingsprogramma’s is getracht verschillen en overeenkomsten tussen landelijke
en lokale partijen te vinden die betrekking hebben op de aandacht voor bepaalde
thema’s. Op deze manier moet duidelijk worden of lokale partijen in tijden van
nationalisering van de lokale politiek nog altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of
dat zij meebewegen met de politieke nationaliseringstrend waar zij mogelijk juist van
profiteren.
Het uitgevoerde onderzoek heeft deze mogelijke verschillen en overeenkomsten bloot
willen leggen. Statistische analyse heeft daarbij uitgewezen dat enkel bij het thema
Milieu een significant verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor
alle andere thema’s is dit significante verschil niet gevonden. Hoewel het statistisch niet
acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het thema ‘Werkgelegenheid en
Economie’ significant verschillend te noemen, komt dit thema hier wel dicht bij in de
buurt. Met de wetenschap dat de aandacht van lokale en landelijke partijen alleen voor
het thema Milieu significant verschilt, kan geconcludeerd worden dat er tussen lokale en
landelijke partijen weinig verschillen bestaan in de aandacht voor de onderzochte
thema’s. Wel is de aandacht voor thema’s over het geheel genomen iets anders verdeeld
dan waar kiezers om vragen. Daar waar kiezers vooral vragen om aandacht voor
werkgelegenheid, zorg en veiligheid, gaat veruit de meeste aandacht bij politieke
partijen uit naar de woonomgeving en onderwerpen die daar bij komen kijken, zoals
woningbouw, groen, gebiedsindeling.
De weinige verschillen in aandacht wijzen er mogelijk op dat lokale partijen door kiezers
niet beoordeeld worden op enkel de aandacht voor bepaalde thema’s. De inhoudelijke
representatie lijkt in dat geval slechts een beperkte rol te hebben. De vraag is op basis
waarvan de kiezer dan zijn keuze maakt? Ten tijde van de nationalisering van de lokale
politiek lijkt het antwoord voor de hand te liggen, zeker als lokale partijen landelijk
gezien ook nog eens blijken te groeien: de ontevredenheid over de landelijke politiek
speelt hierin parten. Om dat vast te stellen is echter kiezersonderzoek nodig en geen
inhoudsanalyse. Dit onderzoek geeft echter wel een duwtje in die richting. Tevens
dienen andere factoren niet uitgesloten te worden: de kandidaatstellingsfunctie en de
mobilisatiefunctie van politieke partijen. Ook onderzoek op microniveau kan meer
duidelijkheid verschaffen.
3
4
INHOUD
Voorwoord ......................................................................................................................................................... 2
Samenvatting..................................................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 1 - Inleiding .................................................................................................................................. 7
1.1 Inleiding................................................................................................................................................... 7
1.2 Probleemstelling .................................................................................................................................. 8
1.2.1 Doelstelling..................................................................................................................................... 9
1.2.2 Vraagstelling .................................................................................................................................. 9
1.3 Onderzoeksaanpak ........................................................................................................................... 10
1.3.1 Thematiek verkiezingsprogramma’s: ............................................................................... 12
1.3.2 (Statistische) analyse .............................................................................................................. 12
1.3.3 Selectie thema’s ......................................................................................................................... 14
1.3.4 Operationalisering thema’s ................................................................................................... 15
1.3.5 Selectie gemeenten................................................................................................................... 21
1.4 Maatschappelijke relevantie......................................................................................................... 24
1.5 Wetenschappelijk relevantie ........................................................................................................ 24
Hoofdstuk 2 - Theoretisch kader ............................................................................................................ 25
2.1 Lokale politiek: lokale partijen en lokale lijsten ................................................................... 25
2.2 Lokale partijen: onafhankelijk van ideologie ......................................................................... 26
2.3 Landelijk partij lokaal actief: afhankelijk van ideologie .................................................... 29
2.4 Functies van verkiezingsprogramma........................................................................................ 29
Hoofdstuk 3 - Thematiek lokale partijen............................................................................................. 32
3.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 32
3.2 Analyse per thema ............................................................................................................................ 34
3.3 Overeenstemming in aandacht voor thema’s ........................................................................ 41
Hoofdstuk 4 - Thematiek landelijke partijen ..................................................................................... 44
4.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 44
4.2 Analyse per thema ............................................................................................................................ 47
4.3 Overeenstemming in aandacht voor thema’s ........................................................................ 54
Hoofdstuk 5 - Vergelijking Lokale & Landelijke partijn ................................................................ 57
5.1 Analyse verkiezingsprogramma’s .............................................................................................. 57
5.2 Analyse Subthema’s ......................................................................................................................... 58
5.2 Significante verschillen................................................................................................................... 63
5.3 Thema’s nader bekeken ................................................................................................................. 64
5.4 Overige data ........................................................................................................................................ 72
5
5.5 Vorm en Stijl ....................................................................................................................................... 73
Hoofdstuk 6 - Profilering in Lokale Politiek ....................................................................................... 76
Hoofdstuk 7 - Krouwel vs. Penninx ....................................................................................................... 88
7.1 Landelijke partijen ........................................................................................................................... 88
7.2 lokale partijen .................................................................................................................................... 93
Hoofdstuk 8 - Conclusie ............................................................................................................................. 95
Literatuur ......................................................................................................................................................101
Bijlage I: Stappenplan inhoudsanalyse verkiezingsprogramma’s ......................................107
Bijlage II: Output analyse SPSS hoofdthema’s.............................................................................110
Bijlage III: Output Analyse SPSS Subthema’s...............................................................................113
Bijlage IV: Output Analyse SPSS Subthema’s Coalitie-Oppositie .........................................119
Bijlage V: Kernwoordenlijst lokale partijen .................................................................................124
Bijlage VI: Kernwoordenlijst landelijke partijen .......................................................................126
6
HOOFDSTUK 1 - INLEIDING
1.1 INLEIDING
De uitslagen van de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 liegen er niet om: de lokale
partijen winnen vrijwel overal en de regeringspartijen VVD en PvdA worden afgestraft.
De constructieve partners van de regering – D66, Christenunie en de SGP – kunnen op
veel plekken gezien worden als winnaars van de verkiezingen. Daarnaast wint de SP
flink in de gemeenten waar deze partij meedoet (NOS.nl, 2014a). Erg opvallend is ook de
landelijke stijging van het percentage dat lokale partijen wisten te behalen. Dit
percentage komt uit rond de 30 procent (L1.nl, 2014a). In Limburg wisten de lokale
partijen zelfs 40 procent van de stemmen te halen (L1.nl, 2014a) en ook in NoordBrabant en het noordoosten van het land deden de lokale partijen het goed (NOS.nl
2014b).
FIGUUR 1 VERKIEZINGSUITSLAG GEMEENTERAADSVERKIEZINGEN 2014. DE KLEUR GEEFT DE
GROOTSTE PARTIJ PER GEMEENTE AAN (NRC.NL, 2014)
Volgens Janssen en Korsten (2002: 2) is er vanaf halverwege de jaren negentig veel te
doen geweest over het succes van `lokale lijsten' bij gemeenteraadsverkiezingen. De
belangstelling voor dit fenomeen is met name gegroeid toen deze lijsten in 1994 als
7
grote winnaars van de gemeenteraadsverkiezingen uit de stembus kwamen. Die winst
was opmerkelijk, omdat langzamerhand in Nederland de overtuiging had postgevat dat
lokale verkiezingen meer en meer het karakter droegen van quasinationale
verkiezingen. Het succes van lokale lijsten toentertijd suggereert dat dit beeld de nodige
nuancering behoeft. De trend naar verdere nationalisering leek doorbroken en het
eigenstandige, niet-nationale, lokale karakter van de gemeenteraadsverkiezingen leek
weer meer op de voorgrond te treden (Janssen en Korsten, 2002: 2).
Ook bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 is de ‘nationalisering van lokale
politiek’ – net als bij eerdere gemeenteraadsverkiezingen – een veel benoemde trend
geweest (RTLnieuws.nl, 2014; Boogers & Van Ostaaijen, 2011: 51; Kummeling & Van der
Kolk, 2002: 25). Toch lijkt er in 2014 in andere termen van nationalisering gesproken te
worden dan in de jaren negentig het geval was. De trend waar Janssen en Korsten (2002:
2) over spreken, is slechts ten dele verbroken; daar waar het in de jaren negentig ging
over het kwantitatieve succes van lokale partijen (hun aandeel was geslonken en nam
weer toe in de jaren negentig), gaat het in 2014 meer over het kwalitatieve verhaal
rondom verkiezingen. Lokale partijen zijn ook nu groot en lijken nog altijd groter te
worden, maar vanwaar dat succes? Van de enigszins utopische situatie van een
eigenstandig, niet-nationaal en lokaal karakter van gemeenteraadsverkiezingen waar
Janssen & Korsten (2002: 2) over spreken, lijkt bij de gemeenteraadsverkiezingen van
2014 juist nog geen sprake te zijn. Niet voor niets wordt aan politiek commentator Frits
Wester veelvuldig de vraag gesteld ‘Waarom laten jullie al die landelijke politici in jullie
uitzendingen aan het woord, het zijn toch lokale verkiezingen?’ Wester vindt het een
terechte vraag, want het gaat volgens hem inderdaad om de verkiezingen voor nieuwe
gemeenteraden (RTLnieuws.nl, 2014).
1.2 PROBLEEMSTELLING
Waar zou het in de lokale politiek dan over moeten gaan? Uit kiezersonderzoek van
onder andere TNS NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014) valt op te maken welke
onderwerpen of thema’s kiezers van belang vinden bij de keuze op wie of welke partij zij
hun stem uitbrengen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014.
Het is in tijden waarin de lokale politiek nationaliseert interessant om te bezien of er
verschillen bestaan tussen thema’s waar kiezers om vragen en thema’s waar partijen
zich op richten. Uit onderzoek van Boogers, Van Ostaaijen & Slagter (2010) blijkt
namelijk dat lokale partijen zich meestal wat gemakkelijker kunnen profileren op lokale
thema’s. Dat komt doordat ze veel minder dan landelijke partijen te maken hebben met
een partijpolitiek-ideologisch profiel dat de aandacht van die thema’s afleidt (Boogers,
Van Ostaaijen & Slagter, 2010). Als gevolg van de nationalisering van de lokale politiek
zou dit wel eens kunnen veranderen. Van der Kolk (1997: 140) wijst er daarnaast op dat
kiezers van lokale partijen hun stemgedrag meer baseren op lokale overwegingen dan
de kiezers van landelijke partijen en niet-stemmers dat doen (Van der Kolk, 1997: 140).
Idealiter zouden lokale partijen zich dan ook onthouden van het spreken in nationale
8
termen en zich dus juist richten op enkel de lokale politiek. De vraag is in hoeverre dit
het geval is in tijden waarin de strijd om de kiezersgunst primair gevoerd wordt in
termen van de nationale politiek. Van kiezers is bekend welke thema’s zij het
belangrijkste vinden in de gemeentepolitiek, of partijen zich ook op deze thema’s richten
is onduidelijk.
Aan welke politieke thema’s schonken lokale politieke groeperingen de meeste
aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en hoe verhoudt zich dit tot
thema’s die bij lokale afdelingen van landelijke politieke groeperingen centraal
stonden? Zegt de verhouding iets over de uitoefening van de programmatische
functie van politieke partijen?
1.2.1 DOELSTELLING
Middels een inhoudsanalyse van verkiezingsprogramma’s inzicht geven in de thema’s
waar lokale partijen zich op richtten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Op
deze manier moet duidelijk worden of lokale partijen in tijden van nationalisering van
de lokale politiek nog altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of dat zij meebewegen
met de politieke nationaliseringstrend waar zij mogelijk ook van profiteren.
1.2.2 VRAAGSTELLING
1.2.2.1 HOOFDVRAAG
Aan welke politieke thema’s schonken lokale politieke groeperingen de meeste aandacht
bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 en hoe verhoudt zich dit tot thema’s die bij
lokale afdelingen van landelijke politieke groeperingen centraal stonden? Zegt de
verhouding iets over de uitoefening van de programmatische functie van politieke
partijen?
1.2.2.2 DEELVRAGEN
-
Wat zijn lokale politieke groeperingen en wat zijn landelijke politieke
groeperingen op lokaal niveau?
Welke redenen zijn er om als lokale politieke groepering onafhankelijk te
opereren van landelijke politieke groeperingen?
Welke politieke functies hebben politieke groeperingen?
Aan welke thema’s schonken lokale, politieke groeperingen de meeste aandacht
bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014?
Aan welke thema’s schonken lokale afdelingen van landelijke politieke partijen
de meeste aandacht bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014?
Kunnen er specifieke onderwerpen aangewezen worden die zorgen voor
mogelijke verschillen en overeenkomsten in de aandacht voor bepaalde
thematiek?
9
1.3 ONDERZOEKSAANPAK
In dit onderzoek zullen de verkiezingsprogramma’s van politieke partijen die hebben
meegedaan aan de gemeenteraadsverkiezingen 2014 centraal staan. Uit deze
programma’s zullen thema’s onderscheiden worden waaraan politieke partijen geacht
worden aandacht aan te besteden. Het onderzoek bestaat uit twee groepen: de
verkiezingsprogramma’s van enerzijds lokale partijen en de verkiezingsprogramma’s
van anderzijds landelijke partijen. De opzet van de analyse van verkiezingsprogramma’s
krijgt de gedaante van een inhoudsanalyse. Krippendorff (2004) beschrijft in zijn boek
uitvoerig uit welke onderdelen een inhoudsanalyse bestaat. Kort samengevat zijn dat de
volgende onderdelen:






“Unitizing: relying on unitizing schemes
Sampling: relying on sampling plans
Recording / coding: relying on coding instructions
Reducing data to manageable representations: relying on established statistical
techniques or other methods for summarizing or simplifying data
Abductively inferring contextual phenomena: relying on analytical constructs or
models of the chosen context as warrants
Narrating the answer to the research question: relying on narrative traditions or
discursive conventions established within the discipline of the content analyst”
(Krippendorff, 2004: 83).
De eerste vier onderdelen worden ook wel ‘data making’ genoemd: het creëren van
gegevens. In de bètawetenschappen zijn deze vier onderdelen vervat in fysieke
meetinstrumenten. In de sociale wetenschappen is het gebruik van mechanische
apparaten echter minder gebruikelijk en vaak onmogelijk (Krippendorff, 2004: 83). Bij
dit onderzoek zal de data making tot stand komen door stukken tekst in te delen naar
thema. Deze thema’s zullen in paragraaf 1.3.3 verder uiteengezet worden. Per
verkiezingsprogramma zal het percentage tekst dat aan een bepaald thema wordt
besteed, als data genomen worden. De data komen tot stand door het coderen van alle
relevante tekst in de verkiezingsprogramma’s. Er is gekozen voor het uitdrukken in
percentages omdat het absolute aantal woorden niets zegt, vanwege de verschillende
lengtes van de verkiezingsprogramma’s.
De vijfde component, het abductief afleiden van contextuele verschijnselen, is volgens
Krippendorff (2014) uniek voor de inhoudsanalyse en gaat verder dan de
representatieve eigenschap van de cijfers. Bij het abductief afleiden van contextuele
verschijnselen van teksten treedt de analyse buiten de gegevens. Het wijst in het belang
van de onderzoeker op onopgemerkte fenomenen. In tegenstelling tot deductieve of
inductieve methoden zijn er waarborgen vereist, die op hun beurt worden ondersteund
door bewijs (Krippendorff, 2004: 85). Onopgemerkte fenomenen worden in dit
onderzoek voor het voetlicht gebracht door het gebruik van kernwoordenlijsten. Door
10
middel van deze lijsten wordt buiten de eerdere gecreëerde gegevens getreden en deze
dienen dus als aanvulling op het coderingsproces van de verkiezingsprogramma’s
Deze constructie garandeert de beoogde gevolgtrekkingen. Deze gevolgtrekkingen
moeten op hun beurt weer ondersteund worden door kennis van de context van de
geanalyseerde teksten (Krippendorff, 2004: 171). Kennis van de context van de
geanalyseerde teksten heeft de onderzoeker bij dit onderzoek verkregen door het lezen
en coderen van alle verkiezingsprogramma’s.
Schematisch ziet het onderzoek er als volgt uit:
Inhoudsanalyse
Unitizing, Sampling,
Coding, Reducing data
Abductive inferring
contextual phenomena
Verkiezingsprogramma's
Kernwoordenlijsten
FIGUUR 2 OVERZICHT VAN ONDERZOEKSOPZET AAN DE HAND VAN KRIPPENDORFFS STAPPEN
De elf thema’s waarmee gestart wordt bij de data making, komen voort uit twee
onderzoeken naar beleidsvoorkeuren en thema’s die voor kiezers meewegen bij het
maken van hun keuze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (Boogers en Salome,
2014 en TNS NIPO, 2014). Deze thema’s worden in paragraaf 1.3.3 verder uiteengezet.
Tekst uit de verkiezingsprogramma’s zal in eerste instantie worden ondergebracht
binnen deze elf thema’s. Wanneer blijkt dat met deze thema’s niet voldaan kan worden,
kunnen er andere thema’s onderscheiden worden. Tevens kunnen er binnen elk thema
subthema’s onderscheiden worden. In de hoofdstukken 3, 4 en 5 worden de data die
volgen uit het coderen van de verkiezingsprogramma’s besproken.
In hoofdstuk 6 zal het abductief afleiden van contextuele fenomenen plaatsvinden. Voor
het abductief afleiden van contextuele fenomenen zal gebruik gemaakt worden van
kernwoordenlijsten. Door middel van computerprogramma WordSmith kunnen de
honderd meest gebruikte woorden in verkiezingsprogramma’s worden gerangschikt
naar het aantal keren dat ze verschijnen. Naast de inhoudsanalyse dient de
kernwoordenlijst als extra check om de thematisering van verkiezingsprogramma’s
11
bloot te leggen. Aan de hand van de kennis van de context zal de onderzoeker woorden
uit de kernwoordenlijst verder uitdiepen indien de onderzoeker het noodzakelijk acht in
het licht van het onderzoek.
1.3.1 THEMATIEK VERKIEZINGSPROGRAMMA’S:
Een fundamentele vraag is die naar het belang van verkiezingsprogramma's. Pennings
en Keman (1994) stellen dat als een partij na (soms lange) voorstudies,
inspraakprocedures en afwegingen op bestuursniveau haar eigen op schrift gestelde
standpunten niet serieus neemt, of niet verwacht dat anderen (andere partijen, de
media, het electoraat) dat zullen doen, dat van cynisme getuigt. Dit cynisme doet
onvoldoende recht aan de politieke werkzaamheden van een partij.
Daarnaast speelt, afgezien van de directe invloed van een verkiezingsprogramma op het
gedrag van politieke actoren, een verkiezingsprogramma een rol als strategisch
instrument en als beleidsdocument. De inhoud is mede bepalend voor het gedrag van
andere partijen in de aanloop naar de verkiezingen en tijdens de coalitievorming
(Pennings en Keman, 1994).
Tot slot zijn verkiezingsprogramma’s in zekere zin ‘gelijk’ aan elkaar. Juist in een
onderzoek naar aandacht is het van belang om bronnen te vinden die met elkaar
vergeleken kunnen worden. Aandacht zou ook gemeten kunnen worden door
bijvoorbeeld media-aandacht in kaart te brengen. Echter, om als partij deze aandacht te
krijgen is het afhankelijk van diezelfde media. Bij verkiezingsprogramma’s is er geen
externe factor die aandacht kan muteren.
Door verkiezingsprogramma’s te analyseren op de mate van aandacht die een partij
besteedt aan bepaalde thema’s, kan een eerste selectie gemaakt worden van thema’s die
voor lokale partijen meer of minder meewegen in hun politieke visie en hun profilering.
Daarnaast zullen binnen de gebruikte thema’s onderscheiden worden gemaakt, zodat als
het ware een stamboom ontstaat die de thematische voedingsbodem van partijen
blootlegt.
1.3.2 (STATISTISCHE) ANALYSE
De mate van aandacht van de inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s wordt
gemeten door het aantal woorden, behorend bij bepaalde thema’s, af te zetten tegen het
totaal aantal woorden van het verkiezingsprogramma. Dit zal bij elk
verkiezingsprogramma gebeuren. De groep landelijke en de groep lokale partijen
kunnen vervolgens met elkaar per thema vergeleken worden. Hierbij horen de volgende
hypothesen:
 H0: Er is geen verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst
behorende bij thema X.
 H1: Er is wel verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst
behorende bij thema X.
12
Er wordt geen richting gegeven aan de hypothese, dus een tweezijdige toetsen moeten
met 95% (standaard) zekerheid kunnen zeggen dat de nulhypothese moet worden
verworpen, wil de alternatieve hypothese aangenomen worden (onafhankelijke t-toets).
Vervolgens wordt gekeken naar de Levene’s test. Deze laat zien of er gelijkheid in
variantie bestaat tussen lokale en landelijke partijen. Er wordt pas aangenomen dat er
geen gelijkheid in variantie (dus de varianties verschillen) is indien de Levene’s test
significant is en dat is bij een significantie kleiner dan 0.05. Bij een waarde groter dan
0,05 is er gelijkheid in variantie en verschillen de varianties niet. Indien de varianties
gelijk zijn, zal gekeken moeten worden in de regel ‘equal variances assumed’ om de
significantie te achterhalen. Wanneer de varianties ongelijk zijn, moet gekeken worden
in de rij ‘equal variances not assumed’.
Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan bezien worden of de
verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant verschillen. Er is een
significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid gezegd kan worden.
Een stapsgewijze uitleg van de gehele analyse is te lezen in Bijlage I.
Naast de statistische analyse, die enkel zal worden toegepast op vergelijkingen tussen
enerzijds de groep lokale partijen en anderzijds de landelijke partijen, wordt er ook een
getrimd gemiddelde berekend. Er bestaat namelijk enige vertekening aan een gemiddeld
percentage. Aan de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen kunnen zich
uitbijters voordoen. Dit zijn waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken
te passen. De waarnemingen liggen meestal ver van de overige waarden af. Wanneer een
gemiddelde getrimd wordt, vervalt er een x-aantal waarnemingen aan de boven- en
onderkant van de cijferreeks. In dit onderzoek wordt een met 25% getrimd gemiddelde
gehanteerd. Omwille van de symmetrie wordt het aantal waarden dat buiten de
berekening wordt gehouden afgerond naar beneden en naar even aantallen. Voor beide
groepen partijen vervallen er zes waarden uit de cijferreeks: drie aan de bovenkant en
drie aan de onderkant.
Tevens zal het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimd gemiddelde
berekend worden. Aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en
het getrimde gemiddelde kan bij elk (sub-)thema iets gezegd worden over de
overeenstemming tussen de partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s
met een laag procentueel verschil liggen de zes uitbijters minder ver van de overige
waarden. De vijfentwintig (vierentwintig bij groep landelijke partijen) verschillende
waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar.
Anders dan bij de standaarddeviatie worden politieke partijen, door de berekening van
het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde, ‘beloond’
voor het schrijven over een bepaald thema. Uitgangspunt is namelijk dat partijen juist
aandacht besteden aan de thema’s die kiezers van belang vinden (waarover meer in
paragraaf 1.3.3). Wanneer geen enkele of heel weinig partijen binnen een groep
aandacht besteden aan een thema zal de standaarddeviatie echter dicht bij de nul liggen.
Dit roept echter het beeld op dat alle waarden heel dicht bij elkaar liggen. In feite liggen
ze echter allemaal rond de nul of zijn nul.
13
Het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde geeft in
feite het omgekeerde weer: hoe vaker het cijfer nul in een cijferreeks voorkomt
(wanneer er dus geen aandacht is voor een thema) hoe hoger het procentuele verschil
tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde wordt. Het getrimde gemiddelde
wordt immers kleiner naarmate het getal nul vaker voorkomt met als gevolg een groter
procentueel verschil tussen het gemiddelde en dit getrimde gemiddelde.
1.3.3 SELECTIE THEMA’S
Recentelijk zijn er twee studies gedaan naar thema’s die voor kiezers het meest
meewegen bij het bepalen van hun stemkeuze en naar beleidsvoorkeuren van kiezers
(TNS-NIPO.nl, 2014; Boogers & Salome, 2014).
Lokaal
Gezondheidszorg
Werkgelegenheid
Veiligheid
Wonen en Groenvoorziening
Gemeentebelastingen
Onderwijs
Verkeer, OV, parkeren
Gehandicapten- en ouderenvoorzieningen
Armoedebestrijding
Milieu
Landelijk
Gezondheidszorg en welzijn
Sociale zekerheid
Economie
Onderwijs
Bestrijding criminaliteit/terrorisme
Overheidsdienstverlening
Ethische kwesties
EU (samenwerking/zeggenschap)
Milieu
Verkeer en vervoer
TABEL 1 MEEST BELANGRIJKE THEMA'S VOOR KIEZERS BIJ VERKIEZINGEN
(2014).
VOLGENS TNS-NIPO.NL
FIGUUR 3 BELANGRIJKE BELEIDSTERREINEN VOLGENS BOOGERS & SALOME (2014)
De onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014) wijzen beide op
drie populaire beleidsterreinen: Zorg en Welzijn / Gezondheidszorg, Werkgelegenheid
en Veiligheid staan met stip op plaats één, twee en drie. Onderwijs, Verkeer en
14
Armoede(bestrijding) zijn ook thema’s die in beide lijstjes voorkomen. Dienstverlening
en Integratie zijn echter beleidsterreinen die in het lijstje van TNS NIPO ontbreken,
terwijl Betaalbare woningen en Onderhoud van de leefomgeving (Boogers & Salone,
2014) beleidsterreinen zijn die binnen het thema Wonen en Groenvoorziening van TNS
NIPO zouden kunnen passen.
Milieu, ouderen- en gehandicaptenvoorzieningen en gemeentebelastingen zijn
daarentegen weer thema’s die niet in de lijst van Boogers en Salome (2014) voorkomen.
In dit onderzoek worden beide lijsten dan ook geïntegreerd. Dit leidt tot de volgende
lijst:
1
Onderzoek
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid
Veiligheid
Wonen en
Groenvoorziening
5
Gemeentebelastingen
6
Onderwijs
7
Verkeer
8
Armoede
9
Milieu
10 Integratie
11 Dienstverlening
2
3
4
Boogers & Salome (2014)
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid
Veiligheid
Betaalbare woningen
Onderhoud leefomgeving
Onderwijs
Verkeer
Armoede
Integratie
Dienstverlening
TNS NIPO (2014)
Gezondheidszorg
Gehandicapten- en
ouderenvoorzieningen
Werkgelegenheid
Veiligheid
Wonen en Groenvoorziening
Gemeentebelastingen
Onderwijs
Verkeer, OV, Parkeren
Armoedebestrijding
Milieu
-
TABEL 2 DE 11 THEMA'S DIE IN DIT ONDERZOEK WORDEN ONDERSCHEIDEN
1.3.4 OPERATIONALISERING THEMA’S
De thema’s en beleidsterreinen die door TNS NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014)
onderscheiden zijn, gelden in dit onderzoek als eerste leidraad. De elf thema’s vormen
een eerste indicatie van thema’s waarop partijen zich in hun verkiezingsprogramma
kunnen richten. Indien nodig zullen er gaandeweg het onderzoek ook nog thema’s
toegevoegd worden. Daarnaast zullen binnen enkele thema’s subthema’s onderscheiden
worden. Vanwege de breedte van een thema als ‘Wonen en Groenvoorzieningen’ kunnen
er gerichtere onderwerpen genoemd worden die onder de aandacht gebracht worden in
de verschillende verkiezingsprogramma’s. Hieronder volgen per thema onderwerpen
waar politieke partijen zich in een gemeente op kunnen richten. Het betreft slechts een
korte indicatie. Gemeenten (en provincies) hebben op grond van artikel 124 Grondwet
namelijk een open huishouding. Zij behartigen het algemeen belang. Dat houdt in dat zij
de belangen mogen behartigen, die zij willen behartigen (Broeksteeg, 2014: 104). In de
woorden van Hennekens (2010: 404):
15
‘Het provinciaal [en het gemeentelijk] bestuur is vrij in de keuze van het te
behartigen belang. Daarbij heeft het voorts de vrijheid te bepalen op welke wijze en
in welke mate dit belang behartigd zal worden. Ook het doel waartoe dat belang
behartigd wordt, is ter keuze van het provinciaal bestuur’ (Hennekens, 2010: 404).
Ook de gemeentelijke autonomie berust op artikel 124 lid 1 Grondwet: ‘Voor (…)
gemeenten wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake hun huishouding aan hun
besturen overgelaten’. Autonomie betekent dat provincies vrij zijn in de regeling en het
bestuur van hetgeen zij in het belang van hun huishouding nodig achten (Hennekens,
Van Geest & Fernhout, 1995: 13). De autonomie vindt dus haar grens in de huishouding
(Hennekens, 2010: 409). In een open huishouding gelden dan de grenzen die kenbaar
zijn van het leerstuk van de autonome verordeningsbevoegdheid: de gemeente mag niet
treden in de bijzondere belangen van de ingezetenen (de ondergrens) en zij heeft
rekening te houden met hogere regelgeving (de bovengrens) (Kortmann, 2012: 519520). In een open huishouding mag de provincie bijvoorbeeld monumentenbeleid
voeren, zolang zij niet treedt in de louter particuliere belangen van de burgers en
landelijke wetgeving daaromtrent in acht neemt. Een open huishouding betekent dus
niet dat een bepaald belang altijd geheel vrij is te behartigen (Broeksteeg, 2014: 105).
Zorg en Welzijn
De ruimte die gemeenten hebben om eigen gezondheidsbeleid te voeren, wordt bepaald
door wettelijke en financiële kaders. Voor gezondheidsbeleid is de Wet publieke
gezondheid (Wpg) het belangrijkste wettelijke kader. Publieke gezondheidszorg is op
grond van de Wpg een gezamenlijke verantwoordelijkheid van gemeenten en het Rijk.
Gemeenten en Rijk vervullen daarin zowel eigen als complementaire taken
(Loketgezondleven.nl, 2014). Publieke gezondheidszorg wordt in de Wpg omschreven
als 'gezondheidsbeschermende en gezondheidsbevorderende maatregelen voor de
bevolking of specifieke groepen daaruit, waaronder begrepen het voorkomen en het
vroegtijdig opsporen van ziekten'. De Wpg is vooral gericht op het bevorderen van de
algemene gezondheid en het voorkomen van ziekten bij risicogroepen: universele en
selectieve preventie (Loketgezondleven.nl, 2014).
De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt dat mensen met een beperking
ondersteuning kunnen krijgen. Voorbeelden van hulp en voorzieningen die onder de
Wmo vallen zijn: huishoudelijke hulp, aanpassingen in de woning, vervoer in de regio,
een rolstoel, maaltijdverzorging, maatschappelijke opvang, verhuiskostenvergoeding en
hulp aan buurthuizen en verenigingen (Rijksoverheid.nl, 2014c).
Gemeenten worden in 2015 verantwoordelijk voor jeugdzorg, werk en inkomen en zorg
aan langdurig zieken en ouderen. Een deel van deze taken hebben zij nu ook al, een deel
nemen zij over van de Rijksoverheid (Rijksoverheid.nl, 2014e). De gemeenten krijgen
het voortouw en een eigen verantwoordelijkheid bij decentralisatie van overheidstaken.
Het merendeel van deze taken zullen gemeenten op lokaal niveau uitvoeren. Andere
taken in het sociale domein zullen (boven)regionaal worden opgepakt (Rijksoverheid.nl,
2014e).
16
Werkgelegenheid
Het thema ‘werkgelegenheid’ en de taak die de overheid daarin heeft, valt erg lastig te
omschrijven. Een veel gehoorde (verkiezings-)slogan is dan ook dat ‘de overheid of
gemeente geen banen creëert’ en zodoende niet direct in werkgelegenheid kan voorzien.
Toch is de gemeente op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) verantwoordelijk
voor de re-integratie van mensen met een bijstandsuitkering, mensen met een uitkering
op grond van Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden die bij het
UWV staan geregistreerd als werkloze werkzoekenden. Gemeenten kunnen op basis van
de Wet participatiebudget ook re-integratie-instrumenten inzetten voor een brede
doelgroep van iedereen van 18 jaar en ouder (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014a).
Daarnaast kunnen gemeenten de lokale werkgelegenheid stimuleren door het
vestigingsklimaat voor ondernemingen zo goed mogelijk te maken. Dat kan bijvoorbeeld
door het realiseren en het in stand houden van locaties, het vergroten van de
bekendheid van de gemeente, het actief stimuleren van startende ondernemers of het
aangaan van samenwerkingsverbanden met het bedrijfsleven (Rijksoverheid.nl, 2014f).
Veiligheid
Gevaren of risico’s zijn te onderscheiden naar diverse deelonderwerpen c.q.
benaderingen. Zo bestaat er verschil tussen sociale veiligheid en fysieke veiligheid
(Infopunt Veiligheid, 2014). Het onderscheid van sociale en fysieke veiligheid is uit te
splitsen in diverse deelthema’s. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG)
onderscheidt vijf thema’s binnen de ‘integrale veiligheid’ in de gemeente (VNG, 2010):
1. Veilige woon- en leefomgeving: veiligheid en leefbaarheid in de wijk. De focus
ligt hier op criminaliteit, overlast en verloedering.
2. Bedrijvigheid en veiligheid: veiligheid bij recreatieve en economische
voorzieningen, zoals uitgaansgelegenheden, bedrijventerreinen en winkelcentra.
De focus richt zich op criminaliteit, diefstal, inbraak en geweld.
3. Jeugd en veiligheid: veiligheid gerelateerd aan jeugd met focus op overlast- en
probleemjongeren, jongeren en alcohol/drugs en veilig naar school.
4. Fysieke veiligheid: gevaarlijke stoffen, crisisbeheersing, rampenbestrijding en
brandveiligheid. Verkeersveiligheid wordt ondergebracht bij het thema ‘Verkeer’.
5. Integriteit en veiligheid: maatschappelijke integriteit en stabiliteit van de
samenleving. De focus ligt op: radicalisering en polarisatie, georganiseerde
criminaliteit en ambtelijke/bestuurlijke integriteit.
(VNG, 2010).
Wonen en groenvoorziening
Het thema ‘wonen’ wordt erg breed opgevat. Bouw, voorzieningen, het onderhoud van
de leefomgeving en de kwaliteit van wonen kunnen allemaal betrekking hebben op het
thema ‘wonen’.
Een bestemmingsplan bepaalt wat er in een gemeente met de ruimte mag gebeuren. Zo
wordt in dit plan voor elke bestemming aangegeven of en hoe er gebouwd mag worden
17
(Rijksoverheid, 2014d). Samen vormen de toelichting, de regels en de plankaart een
bestemmingsplan (Middelburg.nl, 2014).
Naast bouwgerelateerde onderwerpen houdt de gemeente zich ook bezig met diverse
andere gemeentelijke voorzieningen, bijvoorbeeld voor sport. De meeste
binnensportvoorzieningen zijn gebouwd in het kader van het basis- en voortgezet
onderwijs (VNG, 2008: 149). Buitensportaccommodaties zijn er in alle vormen en maten.
De meest bekende zijn de voetbal- en hockeyvelden. Deze voorzieningen worden in
meer of mindere mate gerealiseerd en geëxploiteerd met financiële steun van
gemeenten (VNG, 2008: 150).
Daarnaast richt de gemeente zich op culturele voorzieningen, waarvan de bibliotheek
het bekendste voorbeeld is. De bibliotheek is de meest laagdrempelige culturele
voorziening van ons land (VNG, 2008: 161). Tevens mag er in elke gemeente in principe
één publiek gefinancierde, lokale omroep zijn (VNG, 2008: 160).
Woningcorporaties zijn van oudsher als particuliere, non-profit organisaties actief op
het gebied van de volkshuisvesting. Ze moeten zich aan gemeenten verantwoorden voor
hun prestaties. Corporaties hebben primair de taak te zorgen voor huisvesting van
mensen die daar niet zelfstandig in kunnen voorzien. Activiteiten die zijn gericht op
verbetering van de leefbaarheid van wijken en dorpen horen ook bij het
activiteitenpakket van corporaties. Denk aan de aanstelling van huismeesters of
wijkbeheerders (VNG, 2008: 181).
Onderwijs
De belangrijkste gemeentelijke taak op het gebied van onderwijs is huisvesting van de
scholen. Daarnaast geven gemeenten geld uit aan leerlingen die extra begeleiding nodig
hebben. Ook houden zij toezicht op naleving van de Leerplichtwet (ProDemos.nl, 2014).
Daarbij is het leerlingenvervoer gedecentraliseerd in 1987. Gemeenten zijn sindsdien
verplicht een regeling vast te stellen op basis waarvan ouders van leerlingen - onder
bepaalde voorwaarden - aanspraak kunnen maken op bekostiging van de vervoerkosten
van en naar school (VNG.nl, 2014a).
De gemeente heeft op het terrein van onderwijs dus een wettelijke taak en
verantwoordelijkheid voor:
 Onderwijshuisvesting, waaronder nieuwbouw, vervanging, renovatie en groot
onderhoud;
 Leerlingenvervoer
En daarnaast ook voor:
 Leerplicht (Leerplichtwet 1969/kwalificatieplicht 2007): Regionale Meld- en
Coördinatiefunctie (RMC) voorkoming voortijdig schoolverlaten (gemeentelijke
registratieplicht van voortijdig schoolverlaters tot 23 jaar);
 Voor- en vroegschoolse educatie (Wet Ontwikkelingskansen door Kwaliteit en
Educatie (Wet OKE) per 1 augustus 2010).
(gemeenteraadheerenveen.nl, 2014)
18
Gemeentebelastingen
De gemeente mag alleen die belastingen heffen die zijn genoemd in de wet. Zo mag de
gemeente hondenbelasting heffen, omdat deze is opgenomen in de Gemeentewet.
Kattenbelasting staat in geen enkele wet vermeld en daarom mag de gemeente deze
belasting ook niet heffen. De gemeenteraad stelt de hoogte van gemeentelijke
belastingen jaarlijks vast. De hoogte is per gemeente verschillend (Rijksoverheid.nl,
2014a).
Voorbeelden
van
veelvoorkomende
gemeentelijke
belastingen
zijn:
onroerendezaakbelasting (OZB), belasting van roerende woon- en bedrijfsruimten,
baatbelasting, forensenbelasting, toeristenbelasting, parkeerbelasting, hondenbelasting,
reclamebelasting,
precariobelasting,
rioolheffing,
reinigingsheffing,
leges
(Rijksoverheid.nl, 2014a).
Verkeer
Gemeenten zijn als wegbeheerder verantwoordelijk voor de doorstroming van het
verkeer, de leefbaarheid langs de lokale wegen en de verkeersveiligheid. De
Wegenverkeerswetgeving geeft gemeenten het juridische instrument om de
noodzakelijke maatregelen te nemen, bijvoorbeeld het nemen van verkeersbesluiten of
verkeersmaatregelen, het aanstellen van verkeersregelaars en het plaatsen van
bewegwijzering (VNG.nl, 2014b). De gemeente moet ook zorgen voor aanleg en
onderhoud. Om alle verkeer in goede banen te leiden, stellen veel gemeenten een
verkeer- en vervoerplan op. Daarin staat welke straten voor doorgaand verkeer zijn
bestemd, welke voor het lokale verkeer, enzovoort (ProDemos.nl, 2014).
Wat betreft openbaar vervoer hebben veel gemeenten contacten met NS en ProRail over
allerlei zaken rondom stations(locaties) en het spoor door hun gemeenten. Daarnaast
hebben alle gemeenten te maken met het openbaar vervoer via bus, tram, metro en/of
regionaal spoorvervoer (VNG.nl, 2014c).
Parkeerbeleid is een autonome taak van de gemeente, waaraan gemeenten zelf invulling
kunnen geven. Via parkeerbeleid kunnen gemeenten de verdeling van de vaak schaarse
parkeerruimte reguleren en overlast voorkomen (VNG.nl, 2014d).
Armoede
Gemeenten hebben een regiefunctie bij de aanpak van armoedeproblemen en
schuldhulpverlening.
De
gemeente
zorgt
voor
een
minimabeleid:
inkomensondersteuning aan mensen met een uitkering of laag inkomen, als zij met
onverwachte en/of onvermijdelijke kosten te maken krijgen, om zo armoede en
schulden te voorkomen (ProDemos.nl, 2014).
De gemeente kan in het kader van de bijzondere bijstand, categoriale bijzondere
bijstand verlenen in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering
(CAZ). Gemeenten kunnen ook bijstand in natura verlenen aan gezinnen met
(schoolgaande) kinderen, bijvoorbeeld in de vorm van computers, vervoer, sport en
cultuur. Voor mensen die slecht in staat zijn hun geld zelf te beheren kan de gemeente
bijvoorbeeld de huur van een woning of de premie voor de zorgverzekering rechtstreeks
19
aan de betreffende instantie betalen. Mensen die langere tijd van een laag inkomen
leven, kunnen in aanmerking komen voor langdurigheidstoeslag. Gemeenten kunnen
lokale heffingen voor mensen met een laag inkomen automatisch kwijtschelden
(Gemeenteloket.minszw.nl, 2014c).
Milieu
Een andere belangrijke landelijke wet is de Wet milieubeheer. Deze regelt onder meer
de gescheiden inzameling van huisvuil en de kwaliteit van de lucht. De gemeente zorgt
voor uitvoering en naleving van de wet. De gemeente geeft onder andere
milieuvergunningen uit aan bedrijven (ProDemos.nl, 2014). Daarnaast let de gemeente
op bodemverontreiniging, drinkwater, asbest, vervoer van gevaarlijke stoffen,
geluidshinder, stankoverlast (Fast, 2005).
Een gemeente heeft tegenwoordig veel handelingsruimte om duurzame energie te
bevorderen binnen de eigen gemeentelijke grenzen. De gemeente kan kiezen voor een
zeer ambitieuze aanpak of kan een meer afwachtende houding aannemen als het gaat
om het bevorderen van duurzame energie. De gemeente moet haar eigen ambities
vormgeven en kan daarbij gebruikmaken van nationale en internationale richtlijnen,
doelstellingen en subsidies. De instrumenten waarover een gemeente kan beschikken
zijn te verdelen in het streekplan, bestemmingsplan, het verlenen van bouw- en
milieuvergunningen en concessies. Gemeenten moeten hun handelingen alleen, of in
samenwerking met andere overheden of in samenwerkingsverbanden met private
bedrijven,
verrichten.
Deze
andere
overheden
zijn
gemeentelijke
samenwerkingsverbanden, provincie en rijk (Raven, 2009: 29).
Integratie
Gemeenten kunnen op verschillende manieren het brede thema ‘integratie’ stimuleren.
Het kabinet heeft in de Agenda Integratie de belangrijkste inzet van het kabinet op het
terrein van integratie vastgelegd. Deze agenda is opgesteld langs de hoofdlijnen:
Omgang met anderen en verinnerlijken van waarden, grenzen stellen en opvoeden,
meedoen en zelfredzaam zijn.
Binnen het thema ‘integratie’ vallen participatieovereenkomsten voor nieuwkomers, de
aanpak van huwelijksdwang, horecadiscriminatie, het bevorderen van homoacceptatie,
de vroegsignalering van maatschappelijke spanningen, de arbeidsparticipatie van
migranten, tijdelijke immigratie binnen de EU, de verantwoordelijkheid van ouders bij
opvoeden en de oververtegenwoordiging van bevolkingsgroepen in criminaliteit en
overlast (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014e).
In het kader van het overgangsrecht heeft de gemeente nog een belangrijke taak in de
handhaving van inburgeraars die voor 1 januari 2013 inburgeringsplichtig werden en
nog niet hebben voldaan aan hun inburgeringsplicht (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014f).
De gemeente heeft ook een taak op het gebied van de maatschappelijke begeleiding van
asielgerechtigden (Gemeenteloket.minszw.nl, 2014f).
20
Dienstverlening
Publieke dienstverlening is gemeentebreed en overheidsbreed en heeft betrekking op
alle vormen van informatievoorziening, producten en diensten voor burgers en
bedrijven. De ontwikkeling van publieke dienstverlening leidt tot een nieuw
bedrijfsmodel, waarin de verbinding tussen de vragen en behoeften van burgers en
bedrijven en de vakgebieden van de overheid wordt vormgegeven door zogenoemde
‘frontoffices’, ‘midoffices’ en ‘backoffices’. Binnen de gemeentelijke organisatie wordt
aan de voorkant een frontoffice ingericht en worden producten, diensten en afdelingen
samengebracht en afgestemd op de vragen en behoeften van de klant (VNG, 2011: 16).
1.3.5 SELECTIE GEMEENTEN
De selectie van de gemeenten en partijen in dit onderzoek is random. Er is gebruik
gemaakt van een lijst van het CBS (2014) waarin alle gemeenten in Nederland opgesomd
zijn. Door middel van het computerprogramma Random 2.0 (te downloaden via:
http://datatrieve.nl/wp-content/uploads/2010/07/random.pdf) zijn 25 nummers
getrokken tussen de 1 en 404 (het aantal gemeenten). Daarnaast zijn er 5 reservegetallen getrokken. De getrokken nummers corresponderen met de nummers en de
gemeenten op de CBS-lijst.
Vervolgens is er per gemeente bekeken hoeveel lokale partijen er deelnamen aan de
gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Daarna is op dezelfde manier (met
computerprogramma Random 2.0) bepaald welke partij uit de betreffende gemeente
meegenomen wordt in dit onderzoek (in dit geval worden er nummers getrokken tussen
de 1 en 2, 3, 4 of 5, afhankelijk van het aantal deelnemende lokale partijen in de
gemeente. Partij nummer 1 is steeds de grootste partij).
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
LotingsNr.
12
66
73
85
90
100
127
134
148
150
170
205
209
222
Gemeente
Alphen aan den Rijn
Capelle a.d. IJssel
Dalfsen
Dordrecht
Duiven
Emmen
Gulpen-Wittem
Hardenberg
Den Helder
Hellevoetsluis
Kaag en Braassem
Maasdonk
Maastricht
Moerdijk
Aantal
lokale
partijen
2
1
3
2
4
2
2
4
1
2
5
2
Lotingsnr.
1
1
1
2
1
1
2
2
1
2
4
2
Partij
Leefbaar Capelle
Gemeentebelangen
Beter voor Dordt
Pro Duiven
Wakker Emmen
Fractie Franssen
Liberaal Hardenberg
Helder Onafhankelijk
Inwonersbelang Hellevoetsluis
Samen voor Kaag en Braassem
Stadsbelangen Mestreech
Burger Belangen Moerdijk
%
32.8
36.9
33.1
5.5
36.2
35.2
3.7
8.0
43.1
22.2
4.4
7.2
21
12
241
260
281
287
304
316
346
362
382
384
393
Noordwijkerhout
Oss
Rijnwaarden
Roosendaal
Sittard-Geleen
Steenbergen
Veghel
Waalwijk
Woensdrecht
De Wolden
Zeewolde
1
2
5
3
3
4
2
2
2
3
1
2
3
1
2
2
1
2
1
1
NZLokaal
Lijst Lobith Tolkamer
Nieuwe Democraten
G.O.B.
De Volkspartij
Hart voor Veghel
LokaalBelang
Alle Kernen Troef
Gemeentebelangen De Wolden
Leefbaar Zeewolde
25.5
22.4
6.1
20.6
16.5
17.1
29.1
10.8
37.3
27.3
24
87
180
240
333
366
Drimmelen
Landerd
Noordwijk
Ubbergen
Waterland
2
3
3
1
2
3
1
1
Combinatie Algemeen Belang
DS97
Puur Noordwijk
Waterland Natuurlijk!
16.7
18.9
32.8
9.0
25
117
Goes
1
1
Partij voor Goes
9.5
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
TABEL 3 DE ONDERZOCHTE GEMEENTEN EN PARTIJEN NA LOTING
Na een eerste selectie is gebleken dat er in de gemeenten Alphen aan den Rijn,
Maasdonk, Oss en Ubbergen in 2014 geen gemeenteraadsverkiezingen hebben
plaatsgevonden. Daarnaast had de partij Liberaal Hardenberg uit Hardenberg geen
duidelijk verkiezingsprogramma beschikbaar en bleek de partij Hart voor Veghel uit
Veghel een combinatie van landelijke partijen te zijn (zie paragraaf 2.1) waarin
GroenLinks, D66 en de PvdA verenigd zijn. Om deze redenen zijn er nieuwe gemeenten
aan de lijst toegevoegd ter vervanging van de genoemde zes.
De selectie van landelijke partijen met een lokale afdeling is een afgeleide van
bovenstaande selectiemethode. De gemeenten zijn dezelfde gemeenten als bij de lokale
partijen. Uit elke gemeente zal een landelijke partij geselecteerd worden. Aangezien
sommige partijen niet in elke gemeente meedoen aan gemeenteraadsverkiezingen, zijn
de SP, GroenLinks en D66 als eerste gekoppeld aan een gemeente. Vervolgens zijn CDA,
VVD en de PvdA willekeurig gekoppeld aan de overige gemeenten. ChristenUnie en de
SGP worden buiten beschouwing gelaten, omdat zij in een beperkt aantal gemeenten
meedoen. Daarnaast doen ChristenUnie en SGP vaak als combinatie mee aan
verkiezingen. Dit maakt een eventuele analyse per partij erg lastig. Van elke partij
worden 4 lokale partijprogramma’s geselecteerd. Met zes partijen maakt dit in totaal 24
partijprogramma’s. De gemeente Landerd wordt in dit deel van het onderzoek niet
meegenomen omdat er zowel van de VVD als het CDA (de enige landelijke partijen die
actief zijn in deze gemeente) geen verkiezingsprogramma beschikbaar is.
22
Gemeente
Rijnwaarden
Kaag en Braassem
Hellevoetsluis
Sittard-Geleen
Zeewolde
Noordwijk
Dalfsen
Capelle aan den IJssel
Gulpen-Wittem
De Wolden
Moerdijk
Roosendaal
Inwoneraantal
10968
25745
39086
94024
21262
25671
27674
66178
14484
23761
36625
77155
Partij
CDA
CDA
CDA
CDA
D66
D66
D66
D66
GL
GL
GL
GL
Gemeente
Drimmelen
Steenbergen
Den Helder
Maastricht
Waterland
Duiven
Goes
Dordrecht
Noordwijkerhout
Woensdrecht
Waalwijk
Emmen
Inwoneraantal
26737
23400
56597
121819
17091
25609
36971
118691
15740
21648
46438
108052
Partij
PvdA
PvdA
PvdA
PvdA
SP
SP
SP
SP
VVD
VVD
VVD
VVD
TABEL 4 LANDELIJKE PARTIJEN VERDEELD OVER GEMEENTEN
23
1.4 MAATSCHAPPELIJKE RELEVANTIE
Hoewel het antwoord op de hoofdvraag van dit onderzoek te laat komt om van de kennis
gebruik te maken bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014, is het voor politieke
partijen en lijsten van belang om te weten hoe zij zich inhoudelijk profileren ten
opzichte van hun kiezers in de gemeente. Uit politiek tactische overwegingen is het goed
om te weten aan welke thematiek je als partij meer aandacht zou moeten geven om de
aandacht van de kiezer te trekken. Daarbij kan de politiek gebruik maken van
belangrijke kennis die mogelijke voortkomt uit deze scriptie: de kiezer kan om thema A
vragen, maar daar thema B voor terugkrijgen van de lokale partij.
Daarnaast hoop ik met deze scriptie iets te zeggen over de toegevoegde waarde aan de
representatiefunctie van politieke partijen. Wanneer de inhoudelijke profilering van
lokale partijen en lokale afdelingen niet strookt met de inhoudelijke thema’s die kiezers
graag terugzien in de lokale politiek (namelijk: gezondheidszorg, werkgelegenheid,
veiligheid, wonen en groenvoorzieningen, gemeentebelastingen, onderwijs, verkeer-OVparkeren, gehandicapten- en ouderenvoorzieningen, armoedebestrijding en milieu, zie
tabel 5 verderop) dan wijst dit er mogelijk op dat lokale partijen niet de juiste thematiek
vertegenwoordigen. De inhoudelijke representatie lijkt in dat geval tekort te schieten.
Dit kan mogelijk komen door de nationaliseringstrend in de lokale politiek. Zodoende is
er meer aandacht voor landelijke thema’s dan voor lokale thema’s.
Tot slot biedt het toekomstige stemmers bij lokale verkiezingen inzicht en stof tot
nadenken waarom ze op een lokale partij zouden moeten stemmen. Deze bewering heeft
ook waarde als er weinig inhoudelijke verschillen zijn tussen de thematiek die kiezers
aanspreekt en de thematiek waarmee de lokale partij zich profileert. In dat geval heeft
de stemmer blijkbaar andere beweegredenen om op een lokale partij te stemmen dan
enkel de inhoud die zij representeert.
1.5 WETENSCHAPPELIJK RELEVANTIE
Hoewel er steeds meer academische literatuur geschreven wordt over lokale partijen, de
opkomst van deze partijen en hun profilering (zie bijv. Boogers, 2006; Janssen &
Korsten, 2002; Boogers, Lucardie & Voerman, 2006; Euser 2010), zijn er nog weinig
verbanden gelegd tussen de nationalisering van de lokale politiek en de steun aan lokale
partijen ten tijde van deze nationaliseringstrend (RTLnieuws.nl, 2014; Boogers & Van
Ostaaijen, 2011: 51; Kummeling & Van der Kolk, 2002: 25). De wetenschappelijke
relevantie van deze scriptie richt zich op het feit dat er nog weinig gedetailleerd
onderzoek is gedaan naar de inhoudelijke profilering van lokale partijen. Vooralsnog zijn
er wel op grotere schaal onderzoeken gedaan, maar daarbij werd niet gekeken naar
concrete inhoudelijke aspecten. Deze onderzoeken betroffen voornamelijk de
ideologische inhoud van lokale partijen (Derksen, 1998; Boogers, Lucardie & Voerman,
2006).
24
HOOFDSTUK 2 - THEORETISCH KADER
2.1 LOKALE POLITIEK: LOKALE PARTIJEN EN LOKALE LIJSTEN
Volgens Derksen (2001: 119) heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) reeds
lang een probleem met de rubricering van alle partijen die niet meteen landelijk
herkenbaar zijn. Dat het CBS moeite heeft met de rubricering van ‘andere dan landelijke’
partijen is volgens hem begrijpelijk, aangezien op basis van een naam niet meteen de
aard van een partij kan worden vastgesteld. Volgens Derksen (2001: 119) is een partij
pas een ‘lokale partij’ als zij slechts in één gemeente aan de verkiezingen deelneemt.
Daarnaast mag men volgens Derksen (2001: 119) van een lokale partij eisen dat zij geen
formele binding heeft met een landelijke partij. Het komt immers voor dat landelijke
partijen onder lokale vlag (dus met een lokale naam) aan de verkiezingen meedoen.
Deze ‘landelijk-lokale partijen' laten zich niet altijd eenvoudig onderscheiden van lokale
partijen, omdat de aard van de binding met de landelijke partij erg divers kan zijn. Het
komt voor dat PvdA-leden samen een lokale partij optrekken, omdat de PvdA ter plaatse
niet meer aan de verkiezingen meedoet. Ook gaan de PvdA en D66 wel eens samen
onder een lokale naam de gemeenteraadsverkiezingen in. Derksen (2001: 119) wijst dan
ook op het bestaan van een landelijk-lokale partij. Er is dan een formele band met een
landelijke partij. Een landelijk-lokale partij heeft bovendien een lokaal kenmerk: er is
een specifiek lokale naam. Zo vormen combinaties van GPV, RPF en SGP bij lokale
verkiezingen een aparte categorie: de combinatie van landelijke partijen (Derksen,
2001: 119). Anno 2014 is de combinatie SGP-Christenunie de belangrijkste. In deze
scriptie worden landelijke-lokale partijen èn combinaties van landelijke partijen echter
niet gezien als lokale partij.
In navolging van Van Tilburg en Tops (1990: 73) wordt aangegeven dat in Nederlandse
gemeenten sprake is van twee soorten politieke actoren, namelijk actoren die een
officiële binding hebben met een landelijke partijorganisatie (CDA, VVD, PvdA en
dergelijke) en actoren die niet zo’n binding hebben. Soortgelijk onderscheid werd ook al
door Derksen (2001) gemaakt, zij het met andere benamingen. De eerste soort wordt
door Van Tilburg en Tops aangeduid als lokale partij, de tweede soort als lokale lijst
(Van Tilburg & Tops, 1990). Verder maken Van Tilburg en Tops (1990: 73) een
onderscheid tussen gemeenten waar de lokale lijsten de dienst uitmaken (communale
gemeenten) en gemeenten waar de lokale partijen de dienst uitmaken (nationale
gemeenten).
Tops en Zouridis (1993: 76) onderscheiden daarnaast nog de ‘stadspartijen’ (hoewel
‘stadslijsten’ een betere term zou zijn gezien de hiervoor gebruikte terminologie).
Stadspartijen worden door Tops en Zouridis (1993: 76) gedefinieerd als “lokale lijsten in
gemeenten met meer dan 50.000 inwoners. Deze gemeenten worden gekenmerkt door een
'nationaal partijsysteem'. In tegenstelling tot de communale partijsystemen, waarin de
25
gemeenteraad wordt gedomineerd door lokale lijsten, zijn in de gemeenten met meer dan
50.000 inwoners de lokale partijen dominant. Stadspartijen functioneren dus in een
partijsysteem dat sterk wordt beïnvloed door partijen met een landelijke binding” (Tops en
Zouridis, 1993: 76).
2.2 LOKALE PARTIJEN: ONAFHANKELIJK VAN IDEOLOGIE
Het is volgens Van Tilburg en Tops (1990: 74) met name Dittrich (1978) geweest, die er
op heeft gewezen dat naast de drie ’nationale’ politieke blokken van progressieven,
liberalen en confessionelen in de gemeentepolitiek nog een vierde blok moet worden
onderscheiden, de lokale of ’communale’ lijsten. Deze lokale lijsten kwamen in
Nederland vooral voor in gemeenten met een sterk katholieke traditie. Dit betrof vooral
de provincies Noord-Brabant en Limburg en daarnaast ook de katholieke delen van de
provincies Zeeland, Gelderland, Overijssel en Noord-Holland. Als verklaring hiervoor
geeft Dittrich de samenhang tussen katholicisme en communalisme. Vanwege deze
samenhang ontbrak de noodzaak tot verzuiling, in dit geval door de allesoverheersende
koepel van het katholicisme. Zodoende konden andere tegenstellingen dan nationale
tegenstellingen inzet van de lokale politiek worden (Van Tilburg en Tops, 1990: 74).
Derksen (2001: 117) stelt dat er bij lokale lijsten ten opzichte van lokale partijen een
kennisachterstand is. Ook dit heeft te maken met het feit dat lokale lijsten van oudsher
sterk waren in vooral Noord-Brabant en Limburg. Na de ontzuiling werden de lokale
lijsten dan ook gezien als een achterhaald fenomeen. Daarnaast is er in Nederland lange
tijd een gangbare gedachte geweest dat het bij politiek moet gaan om politieke
meningsverschillen of zelfs om ideologische verschillen. In dat kader zijn lokale lijsten
niet of moeilijk te plaatsen en er wordt dan ook gemakkelijk in negatieve termen over
lokale lijsten gesproken (Derksen, 2001: 118).
In de literatuur kunnen een aantal motieven gevonden worden voor het innemen van
een onafhankelijke positie van lokale lijsten in de zin dat zij zich niet willen verbinden
aan een partij die ook op landelijke niveau actief is. Deze worden door Boogers &
Voerman (2010: 78-80) uiteengezet.
De eerste intrinsieke reden voor lokale lijsten om los te werken van nationale politieke
partijen is dat zij op deze manier beter in staat zijn om zich te richten op lokale
kwesties. Vanuit deze visie gezien zorgen nationale partijen voor een ondermijning van
de lokale issues doordat deze issues binnen een bepaalde ideologie of partijstandpunten
moeten passen. Omgekeerd kan er ook gesteld worden dat lokale lijsten vaak zaken tot
een speerpunt maken die niet erg relevant zijn vanuit een partij-ideologisch oogpunt.
Daarom wordt er van lokale lijsten vaak gezegd dat zij meer reageren op lokale zaken
die voor ‘gewone mensen’ van belang zijn (Boogers & Voerman, 2010: 79 zoals geciteerd
in Janssen & Korsten, 2004). De onafhankelijkheid van een nationale politieke partij
biedt ook de mogelijkheid voor lokale lijsten om zich toe te leggen op een specifieke
zaak. Nederlandse voorbeelden hiervan zouden de stadspartijen kunnen zijn. Zij
26
proberen de belangen van een of meerdere dorpen te bevorderen binnen een gemeente
(Boogers & Voerman, 2010: 79).
Een tweede reden voor het spelen van een onpartijdige rol door de lokale lijsten is dat
partijpolitieke tegenstellingen niet relevant zijn in de lokale politiek. Vanuit deze
optiek is de lokale politiek een kwestie van pragmatisme en gemeenschapsgevoel,
waarbij politiek getouwtrek niet op zijn plaats is. In Nederland zijn het vooral lokale
lijsten die onder de noemer 'algemeen belang' of 'gemeentelijk belang' meedoen. Zij
profileren zich met een apolitieke boodschap (Boogers & Voerman, 2010: 79).
Een minder gedefinieerde grond om als lokale lijst te opereren is een algemene
ontevredenheid met de politiek. Hierbij wordt weinig onderscheid gemaakt tussen
nationale en lokale politiek. De ontevredenheid is voornamelijk gericht op nationale
politieke partijen die worden beschuldigd van het links laten liggen van problemen en
belangen van ‘gewone burgers’. In deze visie zijn lokale lijsten een teken van protest
tegen de politiek in het algemeen en een poging om de politiek te veranderen door
burgers meer inspraak te geven in beslissingen die hen aangaan (Boogers & Voerman,
2010: 79). Belangrijke voorbeelden van lijsten die zich profileren met dit populistische
motief zijn de 'Leefbaar'-partijen en andere nieuwe lokale politieke partijen die
aardverschuivingen
teweegbrachten
bij
de
voor
hen
succesvolle
gemeenteraadsverkiezingen van 2002. Deze vonden plaats in het kielzog van de
politieke ontevredenheid die gemobiliseerd werd door Pim Fortuyn (Boogers &
Voerman, 2010: 79-80 zoals geciteerd in Boogers & Weterings, 2002).
De laatste grond voor het innemen van een niet-partijgebonden positie is dat dit voor
lokale lijsten de weg opent om niet mee te hoeven gaan met nationale politieke
trends. Doordat lokale lijsten zich presenteren als onafhankelijke partijen, voorkomen
ze dat ze afgerekend worden op het beleid van de nationale politiek. In de Nederlandse
politieke kringen – met name die van de Partij van de Arbeid (PvdA) en GroenLinks –
pleiten sommigen voor het toestaan van splinterpartijen: zij nemen deel aan
gemeenteraadsverkiezingen onder een andere naam dan de nationale partijnaam. Dit is
echter slechts in uitzonderlijke gevallen toegestaan. In de praktijk opereren er meestal
samenwerkingsverbanden van nationale partijen (meestal progressieve of christelijke
partijen). De partijen zijn in deze gemeenten vaak te klein om zelfstandig deel te nemen
aan gemeenteraadsverkiezingen (Boogers & Voerman, 2010: 80). Ook wordt de
onafhankelijkheid van landelijke en provinciale politiek vaak als reden genoemd om als
lokale lijst aan de politiek deel te nemen. Via deze weg hoeft men zich niks aan te
trekken van wat partijgenoten op andere bestuursniveaus vinden en kunnen zij zich
focussen op het lokale belang (Boogers, 2010: 71).
Aan de hand van enkele onderzoeken kunnen lokale lijsten worden ingedeeld in drie
verschillende typen.
27
1. Lokalistische partijen: Deze vorm van lokale lijsten onderscheidt zich door een
algemene focus op de kwaliteit van het gemeentebestuur en de lokale democratie. Het
karakter van deze categorie lijsten is tamelijk apolitiek. Qua inhoud is het enkele punt
waarop dit soort lijsten zich onderscheidt het behoud van het eigen karakter van de
gemeente. Ongeveer de helft van alle lijsten valt onder deze categorie en ze hebben vaak
naamsaanduidingen als Algemeen Belang en Gemeentebelangen (Boogers et. al. 2006 :
20). Zij benadrukken de tegenstelling tussen aan de ene kant het gemeentebelang en aan
de andere kant het regionale, provinciale of landsbelang. Zij focussen erop dat
raadsleden van lijsten beter in staat zijn om plaatselijke belangen te behartigen dan
raadsleden van partijen met een landelijke binding die zich sneller onder druk zouden
laten zetten door hun medepartijleden van hogere bestuursniveaus (Boogers, 2006 :
97).
2. Protestpartijen: Dit type bestaat uit lijsten die zich vooral laten leiden door hun verzet
tegen een gemeentelijk plan of hun onvrede over het gemeentebestuur en het
functioneren daarvan. Ongeveer een kwart van de lijsten valt in deze categorie. Vaak zijn
dit jonge partijen die te naam staan als leefbaarpartij, onafhankelijke burgerpartij of
ideologische partij (Boogers et. al. 2006: 20-21). Zij stellen de gebrekkige responsiviteit
van gevestigde bestuurderspartijen aan de kaak (meestal raadsleden van de lokale
partijen). Deze partijen zien een scheidslijn tussen ‘establishment en anti-establishment’
(Boogers, 2006: 97).
3. Belangenpartijen: Dit laatste type bestaat uit lijsten die zich sterk maken voor de
belangen van specifieke groepen, zoals ouderen of jongeren. Bijna een kwart van de
lokale lijsten valt onder deze categorie. Dorpslijsten, senioren- en jongerenpartijen en
persoonslijsten vallen onder deze categorie (Boogers et. al. 2006 : 21). De laatste lokale
scheidslijn die Boogers noemt is de gedachte dat lokale partijen vaak voorbijgaan aan
plaatselijke belangentegenstellingen. Deze scheidslijn profileert zich met name bij
belangenpartijen die geografische en demografische tegenstellingen tussen wijken,
buurten, en dorpskernen of tussen jongeren en ouderen benadrukken (Boogers, 2006:
97).
‘Reactiepartij?’
Euser (2009) komt in zijn boek Lokale leiders: De opkomst van de geuzendemocratie
met een viertal redenen waarom lokale partijen zich aandienen. Euser (2009) stelt dat
een reden de onvrede over de kwaliteit van het door landelijke partijen gevormde lokale
bestuur is. Daarnaast stelt hij dat onvermogen van het bestuur om met burgers te
communiceren, megalomane plannen waar burgers nooit om hebben gevraagd en
klachten over de kwaliteit van de gemeentelijke dienstverlening redenen zijn voor het
ontstaan van lokale partijen. De eerstgenoemde reden kan geplaatst worden onder de
noemer ‘lokalistische partij’ zoals Boogers (2006: 97) deze beschrijft. De drie andere
redenen zijn lastiger te plaatsen bij de overige twee soorten lijsten, eens temeer omdat
deze volgens Euser (2009) niet meteen als protestpartij aangemerkt kunnen worden.
28
Deze partijen danken hun succes juist aan het feit dat ze ook als ombudspartij (kunnen)
opereren en heel direct en open communiceren met burgers. Gelet op de door Euser
(2009) genoemde redenen zou een term als ‘reactiepartij’ hier wellicht op zijn plaats
zijn.
2.3 LANDELIJK PARTIJ LOKAAL ACTIEF: AFHANKELIJK VAN IDEOLOGIE
Politieke partijen op lokaal niveau kunnen volgens Boogers (2006) twee rollen
vervullen. Als eerste functioneren zij als lokale politieke partijen die streven naar
vertegenwoordiging in het gemeentebestuur. Dit is gelijk aan wat landelijke partijen op
nationaal niveau doen, maar ze kunnen qua organisatie anders zijn dan de landelijke
partijen en geen band hebben met een landelijke partij. Daarnaast kunnen politieke
partijen zich lokaal vestigen als lokale afdeling van een landelijk gevestigde partij. Dit
hoeft niet te betekenen dat deze afdelingen zich meteen met lokale politiek
bezighouden; ze kunnen ook de landelijk gevestigde partij lokaal ondersteunen door
bijvoorbeeld campagnes te organiseren. Vaak gebeurt beide: zowel het ondersteunen
van de landelijke partij, als het bezighouden met de lokale politiek door te streven naar
een vertegenwoordiging in het gemeentebestuur. Dit is echter niet het geval bij
onafhankelijke lokale politieke partijen: zij hebben geen band met de landelijke politieke
partijen (Boogers, 2006 : 82).
Landelijke partijen hebben vaak een lokale afdeling. Vaak zijn deze lokale afdelingen van
lokale partijen ook politiek actief op lokaal niveau. Een landelijke partij heeft
verschillende redenen om lokaal actief te zijn. Zo vormt de lokale politiek een
kweekvijver voor nieuw talent, kunnen de landelijke partijen hierdoor over lokale
kennis en leerervaringen beschikken, is plaatselijk de toegang tot de politiek
laagdrempelig, kan de lokale partij daar voorzien in lokale marketing en campagnes
voor de landelijke partij en vertalen de lokale afdelingen de ideologie van de landelijke
partij in concrete acties (Boogers, 2006 : 82-83).
2.4 FUNCTIES VAN VERKIEZINGSPROGRAMMA
Boogers, Lucardie en Voerman (2006: 11-12) onderscheiden een drietal functies van
politieke partijen. Om te beginnen bespreken zij de programmatische functie. Het draait
hierbij om het formuleren van politieke standpunten wat normaal gesproken in
samenspraak met de ledenachterban gebeurt. Dit zou moeten uitmonden in een
verkiezingsprogramma of partijprogramma. (Boogers, Lucardie en Voerman, 2006: 1112).
Volgens Krouwel, (2014a) is de belangrijkste functie van een partijprogramma om aan
kiezers – en aan journalisten – te laten zien waar de partij voor staat. Bij gevestigde
partijen met een lange traditie is het daarom van belang een aantal issues en
standpunten te benadrukken waar de partij aan wordt herkend door kiezers.
29
Verkiezingsprogramma’s moeten volgens Krouwel door de jaren heen een zekere
continuïteit en consistentie hebben zodat het kernelectoraat van de partij kan zien dat
de partij nog steeds staat voor de dingen waar die ooit voor was opgericht (Krouwel,
2014a).
Rosema en Boedeltje (2011: 17) zien het feit dat het er nu eenmaal bij hoort als de
belangrijkste reden dat verkiezingsprogramma’s worden opgesteld. Het is zelfs van
belang om te vermijden dat je als partij geen programma hebt, want dat zou kunnen
suggereren dat je nergens voor staat of niet serieus bent. Daarbij gaat geen enkele
politicus ervan uit dat verkiezingsprogramma’s ook daadwerkelijk gelezen worden
(Rosema & Boedeltje, 2011: 17).
Een andere reden voor de geringe populariteit van verkiezingsprogramma’s kan volgens
Rosema en Boedeltje (2011: 18) zijn dat de inhoud achterhaald is. Daarmee bedoelen zij
niet dat de problemen die worden besproken zijn opgelost of de standpunten van
partijen zijn veranderd, maar dat het programma geen houvast biedt voor het
belangrijkste thema van de campagne. Soms wil een partij nog wel aangeven waar niet
op bezuinigd mag worden, maar waar precies het geld vandaan moet worden gehaald
laat men in het midden. Zo verliest het verkiezingsprogramma zijn mogelijke functie in
het inhoudelijke debat tijdens de campagne (Rosema en Boedeltje, 2011: 18).
De meest genoemde functie is het bieden van een uitgangspunt voor eventuele
coalitiebesprekingen na de verkiezingen voor de vorming van het nieuwe college. Die
functie is vooral intern gericht: de partij maakt aan zichzelf duidelijk wat zij eigenlijk wil
de komende vier jaren, mocht zij in het college komen. Wanneer collegedeelname niet
wordt bewerkstelligd, soms wordt dit niet eens nagestreefd, dan wordt het programma
beschouwd als handvat voor de standpuntenbepaling tijdens de komende raadsperiode
(Rosema & Boedeltje, 2011: 17). Ook Krouwel (2014a) benadrukt de interne functie van
een verkiezingsprogramma. Volgens hem moet een verkiezingsprogramma ook nieuwe
ideeën en innovatieve oplossingen voor recente problemen bevatten. “Politieke partijen
kunnen immers alleen overleven als zij zich aanpassen” (Krouwel, 2014a). Nieuwe
partijen moeten duidelijk maken wat zij eigenlijk toevoegen aan het politieke landschap
(Krouwel, 2014a).
Een verkiezingsprogramma is dus ook belangrijk voor het interne partijleven. Het kan
ervoor zorgen dat iedereen in de partij zich weer even kan focussen op waar men als
partij voor staat en heeft dus – als het goed is – een verbindende en enthousiasmerende
werking op partijactivisten. Het kan natuurlijk ook misgaan: als een partij intern
verdeeld is dan kan de vorming van een programma leiden tot conflicten of zelfs tot
interne scheuring in de partij. Een programma maken is dus ook een lakmoesproef voor
de interne cohesie van een partij. Omdat het schrijven van een verkiezingsprogramma
meestal gepaard gaat met het opstellen van een nieuwe kandidatenlijst is dit eveneens
het moment voor een partij om de juiste gezichten (en hersenen) bij het verhaal te
vinden (Krouwel, 2014a).
30
Daarnaast heeft het partijprogramma ook nog een externe functie naar de andere
partijen in het partijstelsel en naar de kiezers. De concurrenten kunnen dan zien op
welke punten een partij bereid is tot concessies en compromissen. Een partijprogramma
toont dus ook de koalitionsfähigkeit van een politieke partij. Vaak worden
beleidsvoorstellen opzettelijk vaag gehouden of zelfs helemaal geëlimineerd om
potentiële coalitiepartners niet af te schrikken, of worden juist beleidsstandpunten sterk
benadrukt om wisselgeld te creëren bij de onvermijdelijke coalitieonderhandelingen
(Krouwel, 2014a).
Tenslotte is een verkiezingsprogramma ook een strategisch document naar kiezers toe
die niet tot het kernelectoraat behoren. Die wisselende kiezers kunnen worden
aangetrokken door bepaalde issues sterk te benadrukken of juist heel voorzichtig te zijn
(Krouwel, 2014a).
Naast de programmatische functie onderscheiden Boogers et al. (2006: 12) de
kandidaatstellingsfunctie. Middels deze functie kunnen personen zich kandidaat stellen
voor politieke posities. Daarbij gaat het om de rekrutering van raads- en
wethouderskandidaten, hun begeleiding en ondersteuning en de wijze waarop zij in de
raad of het college functioneren.
Tot slot onderscheiden Boogers et al. (2006: 12) de mobilisatiefunctie. Nadat partijen
hun programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zullen zij hiervoor steun bij de
kiezers moeten verwerven (in de vorm van stemmen, partijlidmaatschap en donaties).
Bij deze mobilisatiefunctie gaat het vooral om de maatschappelijke en organisatorische
worteling van de lokale groepering in de lokale gemeenschap: dat wil enerzijds zeggen
de sociale en politieke kenmerken van haar leden- en kiezersaanhang en anderzijds de
wijze waarop zij zich heeft georganiseerd (partijstructuur, relaties met
belangengroepen).
31
HOOFDSTUK 3 - THEMATIEK LOKALE PARTIJEN
3.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S
In dit hoofdstuk zullen de resultaten van de inhoudsanalyse van de
verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen beschreven worden. Zoals in hoofdstuk 1
al geschreven is, zijn er vooraf een elftal thema’s vastgesteld. Dit zijn thema’s die voor
kiezers het meest meewegen bij het bepalen van hun stemkeuze en de
beleidsvoorkeuren van kiezers. Het gaat om onderstaande thema’s met daarbij de latere
toevoegingen en veranderingen.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Thema (opzet)
Zorg & Welzijn
Werkgelegenheid
Veiligheid
Wonen en Groenvoorziening
Gemeentebelastingen
Onderwijs
Verkeer
Armoede
Milieu
Integratie
Dienstverlening
Thema (uitwerking)
Zorg & Welzijn
Werkgelegenheid & Economie
Veiligheid
Wonen en (Groen)voorzieningen
Gemeentelijke Financiën
Onderwijs
Verkeer
Armoede
Milieu
Integratie
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
TABEL 5 THEMA'S VOLGENS DE ONDERZOEKSOPZET (LINKS) EN IN DE UITWERKING (RECHTS)
Gaandeweg het onderzoek is het noodzakelijk gebleken om enkele aanpassingen te doen
aan de breedte van de thema’s. Zo wordt aan het thema ‘Werkgelegenheid’ ook
‘Economie’ toegevoegd, omdat bleek dat deze twee begrippen voor overlap zorgden of
juist in elkaars verlengde lagen. Daarnaast is het thema ‘Gemeentebelastingen’ komen te
vervallen. Dit thema is vervangen door het thema ‘Gemeentelijke Financiën’. Reden voor
deze vervanging is de beperktheid van het begrip ‘Gemeentebelastingen’. Onder het
thema ‘Gemeentelijke Financiën’ vallen zowel de gemeentebelastingen als de overige
tekst die betrekking heeft op de financiële huishouding van de gemeente. Tot slot is ook
het thema ‘Openbaar Bestuur’ toegevoegd aan de lijst met thema’s. Erg veel partijen
spreken in hun verkiezingsprogramma over hoe het gemeentebestuur dient te
functioneren, hoe de ambtelijke organisatie eruit dient te zien en over samenwerking
met andere gemeenten of gemeentelijke herindeling. Deze zaken zijn ondergebracht bij
het thema ‘Openbaar Bestuur’. Gezien de relatief hoge percentages tekst die aan dit
onderwerp zijn besteed, zou het zonde zijn om deze tekst niet te categoriseren.
32
Thema
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Wonen en (Groen)voorzieningen
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Economie
Verkeer, OV, Parkeren
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Openbaar Bestuur
Onderwijs
Milieu
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddeld
Standaard
aantal tekst deviatie
per thema in
procenten
24.88
13.32
8.45
6.72
4.88
4.82
4.72
4.08
3.85
3.56
1.05
0.47
7.53
7.63
6.37
3.74
4.54
3.52
4.41
3.16
2.81
3.85
1.54
1.34
TABEL 6 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST
In tabel 6 waarin alle thema’s gerangschikt zijn naar het percentage tekst dat besteed is
aan elk thema, komen de thema’s ‘Gemeentelijke Financiën’ en ‘Openbaar Bestuur’ dan
ook niet voor niets op een zesde en zevende plek te staan met een aandeel van
respectievelijk 4,8 en 4,7 procent.
Meest in het oog springend is echter het thema ‘Wonen en Groenvoorzieningen’ dat
ruimschoots bovenaan het lijstje staat met een percentage van bijna 24,9 procent. Bij
alle onderzochte lokale partijen komt wel tekst voor die valt onder het thema ‘Wonen en
Groenvoorzieningen’. Wel lopen de percentages uiteen. Zo heeft Lijst Lobith Tolkamer
uit Rijnwaarden zo’n 40 procent van haar tekst nodig om uit te wijden over dit thema,
terwijl WaterlandNatuurlijk 13,7 procent afdoende vindt. In absolute getallen vallen
Leefbaar Zeewolde (4726 woorden) en Burger Belangen Moerdijk (26 woorden) op,
waarbij vermeld dient te worden dat het geanalyseerde verkiezingsprogramma van
Burger Belangen Moerdijk slechts uit 181 woorden bestaat tegenover 12692 woorden
bij Leefbaar Zeewolde.
Er zal uiteraard enige vertekening zijn bij een gemiddeld percentage. Zo kunnen zich aan
de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen uitbijters voordoen. Dit zijn
waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken te passen. De waarnemingen
liggen meestal ver van de overige waarden af. Een gemiddelde kan echter getrimd
worden. In tabel 7 staan de met 25% getrimde gemiddelden per thema. Omwille van de
symmetrie wordt het aantal waarden dat buiten de berekening wordt gehouden
afgerond naar beneden en naar even getallen. Bij 25 verkiezingsprogramma’s en een
trimpercentage van 25% betekent dit een waarde van 6,25. Er worden dus aan de
boven- en onderkant van de getallenreeks drie getallen weggelaten.
33
Thema
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Wonen en groenvoorzieningen
Zorg & Welzijn
Werkgelegenheid & Economie
Verkeer, OV, Parkeren
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Openbaar Bestuur
Onderwijs
Milieu
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddeld
aantal tekst
per thema in
%
24.88
13.32
8.45
6.72
4.88
4.82
4.72
4.08
3.85
3.56
1.05
0.47
Met 25%
getrimde
gemiddeld
aantal tekst
per thema
in %
Verschil in
%
24.47
12.30
7.65
6.65
4.26
4.55
4.15
3.94
3.70
2.81
0.70
0.07
1.69
8.28
10.45
1.05
14.64
6.09
13.91
3.63
4.22
26.84
50.30
578.20
TABEL 7 THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDEN, GETRIMDE GEMIDDELDEN EN DE
PROCENTUELE VERSCHILLEN TUSSEN HET GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE
Uit tabel 7 valt op te maken dat, uitgaande van een met 25% getrimd gemiddelde, de
percentages iets omlaag gaan. De procentuele verandering van het thema ‘Verkeer, OV,
Parkeren’ is het geringst, wat erop duidt dat bij dit thema de laagste uitbijters
voorkomen. Bij het thema ‘Integratie’ liggen de verschillende cijfers het meest uiteen. Dit
komt doordat de meeste partijen geen enkel woord besteedden aan het thema
‘Integratie’.
Zoals in bovenstaande tabel af te lezen valt, wordt er over een aantal thema’s niet alleen
veel geschreven, maar lopen ook de cijfers binnen dit thema het minst uiteen. De
thema’s die bij de meeste partijen een constante factor vormen, zijn hiermee Wonen en
Groenvoorzieningen en Verkeer, OV, Parkeren.
3.2 ANALYSE PER THEMA
Naarmate het onderzoek vorderde, zijn er binnen deze thema’s subthema’s ontstaan
waarmee het mogelijk is om meer inzicht te krijgen in de belangrijkste
beleidsvoorkeuren binnen verkiezingsprogramma’s.
Wonen en (Groen)voorzieningen
Verder inzoomend op het thema ‘Wonen en (Groen)voorzieningen’ steekt vooral het
subthema ‘Woningbouw/Gebiedsontwikkeling’ met kop en schouders boven de andere
subthema’s uit. Politieke partijen spreken bij dit subthema vooral over plannen die
34
verband houden met de ruimtelijke ordening zoals bestemmingsplannen,
centrumplannen en de ontwikkeling van buitengebieden. Daarnaast zijn woningbouw,
de woningmarkt (sociale huurwoningen, leegstand, nieuwbouw) en monumentenbeheer
belangrijke onderwerpen die in dit subthema zijn ondergebracht. Lokale partijen
spreken zeer constant over dit subthema aangezien het procentuele verschil tussen het
gemiddelde en het getrimde gemiddelde slechts 1,4 procent is. Dit betekent dat de
uitbijters in de range van vijfentwintig gemiddelden het minst hoog zijn voor dit
subthema.
Dit geldt in mindere mate ook voor het subthema ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’.
Binnen dit subthema is het begrip leefbaarheid een vaak terugkerend onderwerp.
Zonder een definitie te willen geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die
is ondergebracht bij dit subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het
woonklimaat in een buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad.
Sport is ook een onderwerp dat door relatief veel lokale partijen wordt besproken. Toch
zijn er bij dit onderwerp negen partijen die niet over sport spreken. Als gevolg daarvan
loopt het cijfer dat het verschil aanduidt tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde op naar bijna 24 procent. Desondanks spreken er meer partijen over sport
dan over cultuur en kunst. Elf partijen spreken in hun verkiezingsprogramma niet over
cultuur of kunst.
Het onderwerp ‘voorzieningen’ dient breed opgevat te worden. De voorzieningen die
vooral besproken worden door de lokale partijen zijn bibliotheken, snel internet,
sportaccommodaties, speelvoorzieningen en de aan- of afwezigheid van winkels.
Wonen en Groenvoorzieningen
Gemiddelde
(%)
Getrimd
(%)
Verschil Standaard
in %
deviatie
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Voorzieningen
(Kwaliteit van de)Leefomgeving
Recreatie en Toerisme
Cultuur en Kunst
Sport
Natuur en Groen
8.92
2.75
4.13
2.86
1.96
2.64
1.62
8.80
2.05
3.73
2.03
1.40
2.13
1.14
1.36
33.69
10.76
41.47
39.68
23.94
42.28
5.24
3.21
3.39
4.06
2.56
2.81
2.19
TABEL 8 CIJFERS VOOR HET THEMA WONEN EN GROENVOORZIENINGEN
Zorg en Welzijn
Binnen het subthema Zorg en Welzijn zijn een drietal subthema’s ontstaan. Het
onderwerp dat zich op de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) en verschillende
doelgroepen richt, wordt door de meeste lokale partijen aangehaald en is daarmee ook
het onderwerp met het grootste aandeel binnen het subthema Zorg en Welzijn.
Welzijnsbeleid dat gericht is op ouderen is een populair topic binnen dit onderwerp.
Hierbij valt te denken aan langer thuis wonen en hulp aan ouderen. Evenals aan het
welzijnsbeleid dat op ouderen gericht is, wordt er veel aandacht besteed aan het welzijn
35
van jongeren. Hierbij valt te denken aan opvoedkundige aspecten, jongerenparticipatie
en jongerenwerk.
Gelet op het geringe procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde bij dit onderwerp, kan gesteld worden dat over dit onderwerp de lokale
politieke partijen in gelijke mate berichten. Voor de onderwerpen Gezondheidsbeleid en
Decentralisaties is dit minder het geval. Hoewel we later zullen zien dat de procentuele
verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde ook in honderdtallen en
zelfs duizendtallen kunnen lopen, gelden voor de onderwerpen Gezondheidsbeleid en
Decentralisaties toch procentuele verschillen van respectievelijk bijna 36 procent en
bijna 28 procent. De mate van aandacht is in het geval van deze onderwerpen dus
minder in overeenkomst met elkaar, dan het geval is bij het onderwerp WMO, Ouderen,
Gehandicapten, Jongeren.
Zorg en Welzijn
Gemiddelde Getrimd Verschil Standaard
(%)
(%)
in %
deviatie
Gezondheidsbeleid
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
Decentralisaties
4.502
6.46
2.36
3.31
6.08
1.85
35.99
6.22
27.82
6.03
5.16
2.72
TABEL 9 CIJFERS VOOR HET THEMA ZORG EN WELZIJN
Werkgelegenheid en Economie
Vrijwel elke lokale politieke partij spreekt zich uit over de economische situatie in de
gemeente. De partijen richten zich daarbij vooral op de economische posities van lokale
ondernemers en het vestigingsklimaat in de betreffende gemeenten. Ook het
aanbestedingsbeleid ten faveure van lokale ondernemers wordt meermaals aangehaald
door de lokale partijen. Politieke partijen uit ruraal gelegen gemeenten bespreken vaak
ook de agrarische sector (soms uitgebreid) in hun verkiezingsprogramma’s.
Bedrijventerreinen en winkelcentra lijken daarnaast weer populairder bij de stedelijke
gemeenten. Tot slot spreken lokale partijen zich meermaals uit over de zondagsopening
van winkels.
In tegenstelling tot wat bij het onderwerp Economie en Ondernemen gebeurt, spreken
lokale partijen zich in mindere mate uit over het onderwerp Re-integratie en Bijstand.
Slechts dertien van de vijfentwintig partijen leveren een noemenswaardige bijdrage aan
dit onderwerp, terwijl dit bij het onderwerp Economie en Ondernemen bij vierentwintig
van de vijfentwintig partijen het geval is.
Werkgelegenheid en Economie
Gemiddelde Getrimd
(%)
(%)
Verschil Standaard
in %
deviatie
Economie en Ondernemen
Re-integratie en Bijstand
6.30
2.15
12.63
79.53
5.59
1.20
4.94
3.51
TABEL 10 CIJFERS VOOR HET THEMA WERKGELEGENHEID EN ECONOMIE
36
Veiligheid
Binnen het thema Veiligheid zijn een aantal subthema’s ontstaan die in de lijn liggen van
de operationalisering van het thema Veiligheid in hoofdstuk 1. Veruit het grootste
gedeelte van de tekst die onder het thema Veiligheid valt, is toebedeeld aan het
subthema Woon- en leefomgeving. Vergeleken met de overige vier subthema’s is dit het
meest algemene thema. De onderzochte politieke partijen spreken zich slechts in
beperkte mate uit over de overige subthema’s. In het geval van Jeugd en Veiligheid zijn
het slechts acht partijen die hierover schrijven in hun verkiezingsprogramma’s. Het
betreft dan vaak drugsoverlast. Fysieke veiligheid is een subthema dat nog minder vaak
aangekaart wordt door lokale partijen. Slechts vijf van de vijfentwintig partijen noemt
deze vorm van veiligheid in hun programma. Het gaat in deze gevallen bijvoorbeeld om
het transport van gevaarlijke stoffen, vuurwerk en de risico’s van hoogwater.
Het subthema Integriteit en Veiligheid is slechts in één verkiezingsprogramma genoemd.
Dit zorgt ervoor dat er geen getrimd gemiddelde gegeven kan worden voor dit
subthema.
Veiligheid
Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil
in %
Woon-en leefomgeving
Bedrijvigheid en veiligheid
Jeugd en veiligheid
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
3.74
0.19
0.47
0.41
0.07
3.21
0.04
0.17
0.03
0
16.30
392.48
169.96
1145.39
X
Standaard
deviatie
3.53
0.51
1.00
1.24
0.37
TABEL 11 CIJFERS VOOR HET THEMA VEILIGHEID
Onderwijs
Onderwijs is een thema waarvan op voorhand verwacht zou kunnen worden dat er
weinig over geschreven zou worden. Het algemene onderwijsbeleid ligt voornamelijk in
handen van de Rijksoverheid. Toch is het juist het subthema Algemeen Onderwijsbeleid
dat binnen het thema Onderwijs de grootste aandacht krijgt. Politieke partijen schrijven
vaak over de ontwikkeling van het kind, talentontwikkeling, de aanwezigheid van
vervolgopleidingen, (herinvoering van het) zwemonderwijs en het middelbaar
onderwijs.
Daarnaast is het subthema ‘Organisatie van het onderwijs’ ontstaan. Hierbij draait het
voor de meeste partijen vaak om een goede afstemming tussen het reguliere onderwijs
en het passend onderwijs, de link tussen het onderwijs en het bedrijfsleven,
maatschappelijke stages en de zogenaamde Brede Scholen. Ten dele vallen deze Brede
Scholen ook binnen het subthema Vroeg- en voorschoolse educatie, maar dit is vaak erg
contextafhankelijk.
Zoals in de operationalisering van het thema Onderwijs al naar voren kwam, was er de
verwachting dat Huisvesting en Leerlingenvervoer mogelijke subthema’s zouden
kunnen zijn binnen het thema Onderwijs. In het geval van Huisvesting is deze
37
verwachting uitgekomen. Menig lokale partij spreekt over de huisvesting van scholen
binnen de betreffende gemeenten. Tegenover het feit dat Huisvesting door dertien
partijen genoemd wordt, staat dat Leerlingenvervoer slechts door één partij genoemd
wordt in het verkiezingsprogramma.
Onderwijs
Gemiddelde (%)
Getrimd (%)
Verschil
in %
Huisvesting
Leerlingenvervoer
Leerplicht
Vroeg en voorschoolse educatie
Algemeen onderwijsbeleid
Organisatie van het onderwijs
0.82
0.02
0.28
0.21
1.69
1.06
0.49
0
0.17
0.09
1.11
0.69
68.21
X
71.05
140.88
51.72
53.99
Standaard
deviatie
1.28
0.08
0.47
0.45
2.42
1.48
TABEL 12 CIJFERS VOOR HET THEMA ONDERWIJS
Verkeer, OV en Parkeren
Zoals in tabel 13 valt af te lezen, is het verschil tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde bij het thema Verkeer, OV en Parkeren slechts één procent. Hiermee is de
mate van aandacht voor dit thema meest gelijk verdeeld onder de lokale politieke
partijen. Het thema Verkeer, OV en Parkeren is bij de onderverdeling in subthema’s
onderverdeeld in deze drie componenten. Hierbij is Weg en Verkeer het subthema waar
de onderzochte lokale partijen veruit de meeste aandacht aan besteden. Bijna vijf
procent van de tekst in de lokale verkiezingsprogramma’s gaat over onderwerpen als de
aanleg
van
wegen,
verkeersveiligheid,
wegenonderhoud,
fietspaden
en
ontsluitingsproblematiek. Waterwegen zijn ook opgenomen binnen het subthema Weg
en Verkeer.
Slechts één procent van alle geanalyseerde tekst heeft betrekking op het onderwerp
Openbaar Vervoer. De verschillende gemiddelden van de onderzochte partijen lopen
uiteen van geen enkele aandacht (0 procent) tot bijna 4 procent van de tekst. Hiermee
blijft het onderwerp OV vóór het onderwerp Parkeren, dat slechts driekwart procent
van het gemiddelde verkiezingsprogramma beslaat. Wel berichten lokale partijen qua
hoeveelheid tekst in gelijkere mate over Parkeren dan over Openbaar Vervoer.
Verkeer, OV, Parkeren
Gemiddelde (%) Getrimd (%) Verschil Standaard
in %
deviatie
Weg en Verkeer
Openbaar Vervoer (OV)
Parkeren
4.91
1.06
0.75
4.72
0.82
0.61
3.89
29.00
24.20
3.40
1.21
0.86
TABEL 13 CIJFERS VOOR HET THEMA VERKEER, OV, PARKEREN
38
Overige thema’s
Naast de zes thema’s die zijn onderverdeeld in twee of meerdere subthema’s, is er ook
een zestal thema’s dat niet is onderverdeeld in subthema’s. Op voorhand, of gedurende
het onderzoek, bleken er niet genoeg aanknopingspunten te zijn om binnen deze
thema’s subthema’s te onderscheiden.
Meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts vier van de vijfentwintig partijen
schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden onder het
thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van 578 procent op tussen het
gemiddelde en getrimde gemiddelde. Voor de thema’s Milieu en Gemeentelijke
Financiën geldt juist het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele
verschil juist erg klein: respectievelijk 4,22 procent en 6,09 procent.
Hoewel het thema Milieu zeer breed kan zijn, is de keuze gemaakt om binnen het thema
Milieu geen subthema’s te onderscheiden. Reden hiervoor is juist de breedte van het
thema. Enerzijds zijn er veel onderwerpen die in veel verkiezingsprogramma’s
terugkomen, zoals afvalinzameling, zwerfvuil en geluidsoverlast. Anderzijds is er een
veelheid aan ideeën rondom het begrip duurzaamheid. Hierbij valt te denken aan
duurzame energiewinning, duurzame ecologie, duurzame bouweisen en duurzame
mobiliteit. Door deze ideeën uit te splitsen in subthema’s zouden er allemaal kleine
subthema’s ontstaan, hetgeen mogelijk het overzicht niet ten goede zou komen.
Evenals voor het thema Milieu geldt voor Gemeentelijke Financiën dat er geen
subthema’s onderscheiden zijn. Vrijwel alle tekst heeft te maken met het financiële
beleid van de gemeente en de visie van de betreffende partij daarop. De teksten vormen
vaak een samenhangend geheel dat door de meeste partijen onder één kopje of
hoofdstuk behandeld wordt.
Iets minder dan de helft van de onderzochte partijen spreekt in hun
verkiezingsprogramma over armoede en de bestrijding daarvan. Bij deze twaalf (van de
vijfentwintig) partijen zijn er geen vooruitgeschoven onderwerpen die binnen het thema
Armoedebestrijding boven andere onderwerpen uitspringen en zodoende het creëren
van een subthema zouden rechtvaardigen.
Binnen het later toegevoegde thema Openbaar Bestuur draait het vooral om
onderwerpen als de functie van dorps-/wijkraden, de functionering en inrichting van
het ambtenarenapparaat, de bestuursstijl van het College van B en W en over
raadsleden. Gemiddeld gaat bijna vijf procent van alle tekst in een
verkiezingsprogramma in op het thema Openbaar Bestuur. De percentages van
afzonderlijke partijen lopen uiteen van 0 procent tot bijna 15 procent.
Dezelfde percentages gelden voor het thema Dienstverlening; ook hier lopen de
percentages van afzonderlijke partijen uiteen van 0 tot iets meer dan 15 procent. Tekst
die is ondergebracht bij het thema Dienstverlening richt zich voornamelijk op
onderwerpen als deregulering, bureaucratische issues, automatisering, informatisering
en communicatie tussen burgers en overheid.
39
Thema
Gemiddelde Getrimd
(%)
(%)
Verschil Standaard
in %
deviatie
Armoedebestrijding
Milieu
Integratie
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
1.05
3.85
0.47
3.56
4.7
4.82
50.30
4.22
578.20
26.84
13.91
6.09
0.70
3.70
0.07
2.81
4.15
4.55
1.54
2.81
1.34
3.85
4.41
3.53
TABEL 14 CIJFERS VOOR DE OVERIGE HOOFDTHEMA'S
Als de genoemde subthema’s en de thema’s die geen subthema’s kennen, op een hoop
gegooid worden, ziet de lijst met gemiddelden (van hoog naar laag) er als volgt uit:
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
(Sub)thema
Getrimde
gemiddelde
Gemiddelde (%) (%)
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
Ondernemen en Economie
Weg en Verkeer
Gemeentelijke Financiën
Openbaar Bestuur
Gezondheidsbeleid
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Milieu
Woon-en leefomgeving (veiligheid)
Dienstverlening
Recreatie en Toerisme
Voorzieningen
Sport
Decentralisaties
Re-Integratie en Bijstand
Cultuur en Kunst
Algemeen onderwijsbeleid
Natuur en Groen
Organisatie van het onderwijs
OV
Armoedebestrijding
Huisvesting (onderwijs
Parkeren
8.95
6.46
6.30
4.91
4.82
4.72
4.50
4.13
3.85
3.74
3.56
2.86
2.75
2.64
2.36
2.15
1.96
1.69
1.62
1.06
1.06
1.05
0.81
0.75
8.80
6.08
5.59
4.72
4.55
4.15
3.31
3.73
3.70
3.21
2.81
2.03
2.05
2.13
1.85
1.20
1.40
1.11
1.14
0.69
0.82
0.70
0.49
0.61
40
25
26
27
28
29
30
31
32
Integratie
Jeugd en veiligheid
Fysieke veiligheid
Leerplicht
Vroeg en voorschoolse educatie
Bedrijvigheid en veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
0.47
0.47
0.41
0.28
0.21
0.19
0.07
0.02
0.07
0.17
0.03
0.17
0.09
0.04
0
0
TABEL 15 CIJFERS VOOR ALLE SUBTHEMA'S EN DE HOOFDTHEMA'S DIE GEEN SUBTHEMA'S HEBBEN
De vier subthema’s die bovenaan de lijst staan, zijn ook de subthema’s die binnen hun
hoofdthema zorgen voor het hoge gemiddelde van dat hoofdthema.
3.3 OVEREENSTEMMING IN AANDACHT VOOR THEMA’S
Aan de hand van het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde bij elk (sub)thema kan iets gezegd worden over de overeenstemming tussen
de lokale partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag
procentueel verschil liggen de uitbijters minder ver van de overige waarden. De
vijfentwintig verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De
gemiddelden van het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling liggen dus het
dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst staan enkele subthema’s waarvan de waarden heel
ver uiteen liggen. Van twee subthema’s kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend
worden en zodoende dus ook geen verschil met het gemiddelde van deze subthema’s.
(Sub)thema
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Weg en Verkeer
Milieu
Gemeentelijke Financiën
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
(Kwaliteit van de)Leefomgeving
Ondernemen en Economie
Openbaar Bestuur
Woon- en leefomgeving (Veiligheid)
Sport
Parkeren
Dienstverlening
Decentralisaties
OV
Procentuele verschil
gemiddelde en
getrimde gemiddelde
1.36
3.89
4.21
6.09
6.22
10.76
12.63
13.91
16.30
23.94
24.20
26.84
27.82
29.00
41
Voorzieningen
Gezondheidsbeleid
Cultuur en Kunst
Recreatie en Toerisme
Armoedebestrijding
Algemeen onderwijsbeleid
Organisatie van het onderwijs
Huisvesting (onderwijs)
Leerplicht
Re-Integratie/WWB
Vroeg- en voorschoolse educatie
Jeugd en veiligheid
Groen
Bedrijvigheid en veiligheid
Integratie
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
33.69
35.99
39.68
41.47
50.30
51.72
53.99
68.21
71.05
79.53
140.86
169.97
341.08
392.48
578.20
1145.39
x
x
TABEL 16 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER
(SUB)THEMA
Als de hoofdthema’s nader bekeken worden, blijkt dat bij het thema Verkeer, OV,
Parkeren het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde
slechts een procent is. De uitbijters zijn bij dit thema dus het minst groot ten opzichte
van de andere gemiddelde waarden. De gemiddelden liggen bij dit thema dus het dichtst
bij elkaar. Hiermee is dit thema het thema waarbij de meeste overeenstemming is over
de aandacht die besteed dient te worden aan het thema.
Het meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts vier van de
vijfentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht
kan worden onder het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van 578
procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. De overeenstemming tussen
de vijfentwintig onderzochte partijen om over dit thema te schrijven is hiermee het
laagst van alle thema’s.
Voor de thema’s Onderwijs, Milieu en Gemeentelijke Financiën geldt weer het
tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist erg klein:
respectievelijk 3,63 procent, 4,22 procent en 6,09 procent. De overeenstemming om
over deze thema’s te schrijven is weliswaar kleiner dan bij het thema Verkeer, OV,
Parkeren het geval is, maar is nog altijd vrij groot vergeleken met de andere thema’s.
42
Thema
Verkeer, OV, Parkeren
Onderwijs
Milieu
Gemeentelijke Financiën
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Economie
Openbaar Bestuur
Veiligheid
Wonen en (Groen)voorz.
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddelde
(%)
6.72
4.08
3.85
4.82
13.32
8.45
4.72
4.88
24.88
3.56
1.05
0.47
Getrimd
(%)
6.65
3.94
3.70
4.55
12.30
7.65
4.15
4.26
24.47
2.81
0.70
0.07
Procentuele verschil
gemiddelde en
getrimde gemiddelde
1.05
3.63
4.22
6.09
8.28
10.45
13.91
14.64
15.11
26.84
50.30
578.20
TABEL 17 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER THEMA
(VAN LAAG NAAR HOOG)
43
HOOFDSTUK 4 - THEMATIEK LANDELIJKE PARTIJEN
4.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S
Nadat in hoofdstuk 3 uitgebreid is ingegaan op de verkiezingsprogramma’s behorende
bij de lokale politieke partijen, zullen in dit hoofdstuk de landelijke partijen centraal
staan. In tabel 18 staan de thema’s gerangschikt naar de gemiddelde hoeveelheid tekst
(in procenten) die besteed is aan elk thema. Teksten behorende bij de eerste drie
thema’s ‘Wonen en Groenvoorzieningen’, ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Werkgelegenheid en
Economie’ komen bij de onderzochte landelijke partijen in elk verkiezingsprogramma
aan bod. De hoge positie van het thema ‘Milieu’ is vooral te danken aan GroenLinks. Met
behulp van tabel 20 zal dit later verder verduidelijkt worden. De thema’s die onderaan
de ranglijst staan, komen overeen met de rangschikking bij de lokale partijen. De
posities tussen de eerste drie thema’s en de laatste drie thema’s verschillen onderling
tussen de lokale en landelijke partijen.
Aangezien er van elke landelijke partij slechts vier lokale afdelingen zijn meegenomen in
dit onderzoek is het vanuit wetenschappelijk oogpunt niet betrouwbaar om strikte
uitspraken te doen over verschillen en overeenkomsten tussen deze lokale afdelingen.
Waar nodig zullen opvallende verschillen en overeenkomsten genoemd en kort
beschreven worden, maar omwille van de beperkte mate waarin verdere uitspraken
gegeneraliseerd kunnen worden, zal niet elk verschil uitgediept worden.
Thema
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Wonen en groenvoorzieningen
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Economie
Milieu
Verkeer, OV, Parkeren
Openbaar Bestuur
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Onderwijs
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddeld
Standaard
aantal tekst deviatie
per thema in
procenten
22.64
12.06
11.61
8.03
6.19
6.04
5.51
5.03
5.03
2.13
1.94
0.70
8.02
6.41
5.60
6.66
3.75
5.31
3.04
3.78
2.97
2.01
2.46
1.38
TABEL 18 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST
44
‘Wonen en Groenvoorzieningen’ steekt met een gemiddeld percentage van 22,63
procent met kop en schouders boven de andere thema’s uit. De percentages lopen echter
wel uiteen van 39,1 procent bij het CDA Sittard-Geleen tot 6,9 procent bij de SP Goes.
Zoals in hoofdstuk 3 al werd geschreven bestaat er enige vertekening bij een gemiddeld
percentage. Zo kunnen zich aan de bovenkant en aan de onderkant van cijferreeksen
uitbijters voordoen. Dit zijn waarnemingen die niet bij de overige waarnemingen lijken
te passen. De waarnemingen liggen meestal ver van de overige waarden af. Een
gemiddelde kan dus getrimd worden. In tabel 19 staan de met 25% getrimde
gemiddelden per thema. Omwille van de symmetrie wordt het aantal waarden dat
buiten de berekening wordt gehouden afgerond naar beneden en naar even getallen. Bij
24 verkiezingsprogramma’s en een trimpercentage van 25% betekent dit een waarde
van 6 voor de landelijke partijen. Er worden dus aan de boven- en onderkant van de
getallenreeks drie getallen weggelaten.
Thema
Wonen en groenvoorz.
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Economie
Milieu
Verkeer, OV, Parkeren
Openbaar Bestuur
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Onderwijs
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddeld
aantal tekst
per thema
in %
22.64
12.06
11.61
8.03
6.19
6.04
5.51
5.03
5.03
2.13
1.94
0.70
Met 25%
getrimde
gemiddeld
aantal tekst
per thema
in %
23.38
11.42
11.06
6.93
6.14
5.24
5.67
4.65
5.10
1.91
1.41
0.28
Verschil
in %
-3.20
5.59
4.98
15.92
0.75
15.21
-2.97
8.25
-1.34
11.54
38.15
154.97
TABEL 19 DE VERSCHILLENDE THEMA'S MET BIJBEHORENDE GEMIDDELDE PERCENTAGES TEKST, HET
GETRIMD GEMIDDELDE EN HET PROCENTUELE VERSCHIL TUSSEN DEZE TWEE
Wat opvalt aan de getrimde gemiddelden is dat enkele hoger uitvallen dan het ‘normale’
gemiddelde. Deze verandering is nog niet eerder voorgekomen in de reeds besproken
getallen uit het vorige hoofdstuk. Een hoger getrimd gemiddelde is het gevolg van een
grotere afstand van de laagste drie getallen (die wegvallen bij het berekenen van het
getrimde gemiddelde) tot de overige getallen in de range van vierentwintig getallen. De
hoogste drie getallen die wegvallen bij de berekening van het getrimde gemiddelde
staan dichter bij de overige getallen in de range van vierentwintig getallen dan het geval
45
is bij de laagste drie getallen. Het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde valt hierdoor dan ook negatief uit.
Door het berekenen van het getrimde gemiddelde ontstaat er een grotere afstand tussen
het thema Wonen en Groenvoorzieningen en de rest van de thema’s. Het thema Wonen
en Groenvoorzieningen staat hierdoor met afstand ver boven de andere thema’s.
Het thema Milieu moet een dik procentpunt inleveren, maar kan zijn vierde plek op de
lijst behouden als er gekeken wordt naar het getrimde gemiddelde in plaats van het
gemiddelde. De thema’s Openbaar Bestuur en Veiligheid zouden met elkaar van plek
wisselen als er niet gekeken wordt naar het gemiddelde, maar naar het getrimde
gemiddelde. Hetzelfde geldt voor de thema’s Gemeentelijke Financiën en Onderwijs.
Hierbij dient opgetekend te worden dat de gemiddelden slechts miniem van elkaar
verschillen. De getrimde gemiddelden verschillen meer van elkaar.
Zoals in de eerste alinea van dit hoofdstuk al werd geschreven, kunnen percentages van
afzonderlijke verkiezingsprogramma’s erg uiteen lopen. Anders dan bij lokale partijen,
bestaat de groep van landelijke partijen uit zes groepen partijen: de Partij van de Arbeid,
het CDA, de VVD, GroenLinks, de SP en D66.
De hoge positie van het thema Milieu heeft vooral te maken met de deelname van
GroenLinks in dit onderzoek. Zo valt uit onderstaande tabel 20 af te lezen dat het
gemiddelde, zonder de deelname van GroenLinks, beduidend lager zou liggen dan nu het
geval is. Het gemiddelde zou dan niet 8,03 procent, maar 5,79 procent zijn. Bij de SP
geldt voor dit thema het tegenovergestelde: als de SP niet meegerekend zou worden, ligt
het gemiddelde niet op 8,03 procent maar op 8,95 procent. De SP haalt in dit geval het
daadwerkelijke gemiddelde dus naar beneden.
In onderstaande tabel staan alle gemiddelden per thema berekend voor wanneer de
desbetreffende partij niet zou zijn opgenomen in het onderzoek. Grijs gemarkeerd staan
de hoogste of laagste gemiddelden voor elk thema. Deze hoogste en laagste gemiddelden
zijn over het algemeen verdeeld over alle partijen: elke partij zorgt er vier keer voor dat
het gemiddelde cijfer omhoog of omlaag gaat. Uitzonderingen hierop zijn het CDA en
D66.
46
Thema
Gemiddeld
aantal tekst
per thema in
procenten
Zonder
PvdA
Zonder
CDA
Zonder
VVD
Zonder
GroenLinks
Zonder
SP
Zonder
D66
Wonen en Groenvo.
22.63727
23.38
22.63
22.63
21.91
23.11
22.16
Zorg en Welzijn
12.06108
10.97
12.32
12.25
11.81
12.81
12.21
Werkgel. en Econ.
11.60801
11.78
10.594
10.90
12.03
12.25
12.10
Milieu
8.029504
8.03
8.73
8.546
5.79
8.95
8.14
Verkeer, OV, Parke.
6.187985
6.38
6.60
5.79
6.29
6.04
6.02
Openbaar Bestuur
6.042475
6.23
5.45
6.06
6.89
5.78
5.85
Veiligheid
5.505739
5.34
5.88
5.02
5.39
5.70
5.70
Gem. Financiën
5.032428
4.81
4.88
5.13
5.83
5.18
4.36
Onderwijs
5.031223
5.27
5.32
4.60
5.03
5.00
4.97
Dienstverlening
2.128565
2.45
1.62
1.75
2.35
2.37
2.23
Armoedebestrijding
1.944412
1.54
2.08
2.18
1.88
1.71
2.28
Integratie
0.702079
0.84
0.81
0.33
0.65
0.82
0.76
TABEL 20 AFWIJKENDE GEMIDDELDEN PER THEMA BIJ HET NIET MEEBEREKENEN VAN
BOVENSTAANDE PARTIJEN
Het CDA neemt zesmaal het hoogste/laagste cijfer voor haar rekening, terwijl dit bij D66
maar in twee gevallen zo is. Op deze manier haalt D66 het gemiddelde voor het thema
Gemeentelijke Financiën omhoog en het gemiddelde voor het thema
Armoedebestrijding omlaag. Voor tabel 20 geldt dus: is het cijfer dat bij de partij hoort
lager dan het gemiddelde, dan besteedt deze partij méér aandacht aan het thema en is
het cijfer dat bij de partij hoort hoger dan het gemiddelde, dan besteedt deze partij juist
minder aandacht aan het thema.
4.2 ANALYSE PER THEMA
Wonen en (Groen)voorzieningen
Evenals bij de lokale partijen steekt bij het thema ‘Wonen en (Groen)voorzieningen’
vooral het subthema ‘Woningbouw/Gebiedsontwikkeling’ met kop en schouders boven
de andere subthema’s uit. Lokale partijen spreken zeer constant over dit subthema,
aangezien het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde
slechts 5,1 procent is. Dit betekent dat zich weinig grote uitbijters voordoen in de range
gemiddelden van de vierentwintig onderzochte partijen.
Dit geldt in meerdere mate ook voor het subthema Cultuur en Kunst. Het verschil tussen
het gemiddelde en getrimde gemiddelde is zo’n vier procent. Daarnaast wordt in
negentien van de vierentwintig verkiezingsprogramma’s aandacht besteed aan het
subthema Cultuur en Kunst. Sport is tevens een onderwerp dat door relatief veel
landelijke partijen wordt besproken. Twintig van de vierentwintig landelijke partijen
47
bespreken het onderwerp Sport. De uitbijters zijn bij dit thema echter hoger dan het
geval is bij Woningbouw en Gebiedsontwikkeling en Cultuur en Kunst. Als gevolg
daarvan loopt het cijfer dat het verschil aanduidt tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde op naar bijna 19 procent.
De onderwerpen Voorzieningen, Recreatie en Toerisme en Natuur en Groen kennen in
meerdere mate grotere uitbijters waardoor het verschil tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde verder oploopt. Dit geldt helemaal voor het subthema (Kwaliteit
van de) Leefomgeving.
Wonen en Groenvoorzieningen
Gemiddelde Getrimd
(%)
(%)
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Voorzieningen
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Recreatie en Toerisme
Cultuur en Kunst
Sport
Natuur en Groen
7.95
3.14
0.83
1.93
3.15
2.77
2.86
Verschil Standaard
in %
deviatie
7.56
2.52
0.38
1.36
3.03
2.34
1.73
5.14
24.75
116.58
41.74
4.08
18.75
65.58
4.71
3.36
1.66
2.63
2.50
2.74
4.30
TABEL 21 CIJFERS VOOR HET THEMA WONEN EN GROENVOORZIENINGEN
Zorg en Welzijn
Binnen het subthema Zorg en Welzijn is een drietal subthema’s ontstaan. Onderwerpen
die zich richten op het algemeen Gezondheidsbeleid, worden door de meeste lokale
partijen aangehaald en Gezondheidsbeleid is daarmee ook het subthema met het
hoogste aandeel binnen het thema Zorg en Welzijn. Binnen het thema Zorg en Welzijn
komt het subthema WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren op een tweede plek.
Zoals in hoofdstuk 3 al aangegeven werd, gaat het in dit subthema om welzijnsbeleid dat
gericht is op ouderen, waarbij langer thuis wonen en hulp aan ouderen belangrijke
onderwerpen zijn. Evenals aan het welzijnsbeleid dat op ouderen gericht is, wordt er
ook veel aandacht besteed aan het welzijn van jongeren. Dit is onder andere gericht op
opvoedkundige aspecten, jongerenparticipatie en jongerenwerk. Binnen het thema Zorg
en Welzijn kent het subthema WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren de kleinste
uitbijters in de range van vierentwintig gemiddelden. Het subthema Decentralisaties
kent naast het laagste percentage binnen het thema Zorg en Welzijn ook de grootste
uitbijters in de range gemiddelden.
Zorg en Welzijn
Gemiddelde Getrimd
(%)
(%)
Gezondheidsbeleid
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
Decentralisaties
6.35
3.59
2.13
5.75
3.36
1.66
Verschil Standaard
in %
deviatie
10.46
6.86
27.68
5.31
2.99
2.58
TABEL 22 CIJFERS VOOR HET THEMA ZORG EN WELZIJN
48
Werkgelegenheid en Economie
Elke landelijke politieke partij schrijft in zijn verkiezingsprogramma over de
economische situatie in de gemeente. Slechts twee partijen schrijven in hun
verkiezingsprogramma niets over het subthema Re-integratie en Bijstand. Over het
andere subthema Economie en Ondernemen wordt zelfs door elke partij geschreven. Dit
laatstgenoemde subthema steekt qua hoeveelheid tekst ook met kop en schouders
boven het andere subthema uit. Gemiddeld gaat bij landelijke partijen 8,5 procent van de
tekst over Economie en Ondernemen. Worden de percentages van de VVD echter
weggelaten dan zakt het gemiddelde naar 7,7 procent. De VVD draagt dus wat betreft
tekst zeker bij aan dit subthema. Dat geldt niet voor GroenLinks en de SP. Wanneer hun
gemiddelden afzonderlijk worden weggelaten stijgt het percentage naar respectievelijk
9 en 9,5 procent.
Het omgekeerde geldt, weliswaar in minder mate, voor het subthema Re-integratie en
Bijstand. Als de waarden van de VVD weggelaten worden, stijgt het gemiddelde naar 3,2
procent. De VVD besteedt hier dus minder aandacht aan dan gemiddeld. Bij het weglaten
van de percentages van de SP zakt het gemiddelde juist weer naar 2,75 procent. De SP
draagt dus meer dan gemiddeld bij aan dit subthema.
Werkgelegenheid en Economie
Economie en Ondernemen
Re-integratie en Bijstand
Gemiddelde Getrimd
(%)
(%)
8.53
3.08
7.74
2.84
Verschil Standaard
in %
deviatie
10.13
8.43
6.02
2.33
TABEL 23 CIJFERS VOOR HET THEMA WERKGELEGENHEID EN ECONOMIE
Veiligheid
Zoals in het vorige hoofdstuk ook al verduidelijkt werd, zijn binnen het thema Veiligheid
een aantal subthema’s ontstaan die in de lijn liggen van de operationalisering van het
thema Veiligheid. Veruit het grootste gedeelte van de tekst die onder het thema
Veiligheid valt, is toebedeeld aan het subthema Woon- en leefomgeving. Vergeleken met
de overige vier subthema’s is dit het meest algemene thema. De onderzochte politieke
partijen spreken zich slechts in beperkte mate uit over de overige subthema’s. In het
geval van Jeugd en Veiligheid zijn het slechts tien partijen die hierover schrijven in hun
verkiezingsprogramma’s. Het betreft dan vaak drugsoverlast. Fysieke veiligheid is een
subthema dat nog minder vaak aangekaart wordt door lokale partijen. Slechts zes van de
vierentwintig partijen noemen deze vorm van veiligheid in hun programma. Het gaat in
deze gevallen om bijvoorbeeld het transport van gevaarlijke stoffen. De subthema’s
Integriteit en Veiligheid en Bedrijvigheid en Veiligheid komen in slechts respectievelijk
twee en drie verkiezingsprogramma’s voor. Dit zorgt ervoor dat er geen getrimd
gemiddelde gegeven kan worden voor deze subthema’s.
De VVD levert een flinke bijdrage aan het subthema Woon-en leefomgeving. Als de
percentages worden weggelaten bij het berekenen van het gemiddelde, ontstaat er een
nieuw getal van 3,47 procent. De VVD zorgt er dus voor dat het algehele percentage
stijgt. De SP besteedt daarentegen weer minder aandacht aan de veiligheid in de woon49
en leefomgeving. Zonder de SP komt het nieuwe percentage uit op 4,42 procent. De SP
haalt hiermee dus het daadwerkelijk percentage naar beneden (naar 4,13 procent).
Veiligheid
Gemiddelde
(%)
Woon- en leefomgeving
Bedrijvigheid en veiligheid
Jeugd en veiligheid
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
4.13
0.13
0.77
0.34
0.14
Getrimd
(%)
4.11
0
0.39
0.07
0
Verschil
in %
0.56
X
96.39
417.32
X
Standaard
deviatie
2.54
0.45
1.64
0.88
0.61
TABEL 24 CIJFERS VOOR HET THEMA VEILIGHEID
Onderwijs
Zoals in hoofdstuk 3 al eerder werd gesteld, is onderwijs een thema waarvan op
voorhand verwacht zou kunnen worden dat er weinig over geschreven wordt. Het
algemene onderwijsbeleid ligt voornamelijk in handen van de Rijksoverheid. Toch is het
juist het subthema Algemeen Onderwijsbeleid dat binnen het thema Onderwijs de
grootste aandacht krijgt. Bijna twee procent van alle tekst gaat over de ontwikkeling van
het kind, talentontwikkeling, de aanwezigheid van vervolgopleidingen, (herinvoering
van het) zwemonderwijs en het middelbaar onderwijs.
Daarnaast gaat gemiddeld bijna 1,5 procent van de tekst over de ‘Organisatie van het
onderwijs’. Hierbij draait het voor de meeste partijen vaak om een goede afstemming
tussen het reguliere onderwijs en het passend onderwijs, de link tussen het onderwijs
en het bedrijfsleven, maatschappelijke stages en de zogenaamde Brede Scholen. Ten dele
vallen deze Brede Scholen ook binnen het subthema Vroeg- en voorschoolse educatie,
maar dit is vaak erg contextafhankelijk. Dit laatste subthema is goed voor gemiddeld
bijna één procent van de tekst van een landelijk verkiezingsprogramma.
Zoals in de operationalisering van het thema Onderwijs al naar voren kwam, was er de
verwachting dat Huisvesting en Leerlingenvervoer mogelijke subthema’s zouden
kunnen zijn binnen het thema Onderwijs. In het geval van Huisvesting is deze
verwachting uitgekomen. Menig lokale partij spreekt over de huisvesting van scholen
binnen de betreffende gemeenten. Tegenover het feit dat Huisvesting door twaalf van de
vierentwintig partijen genoemd wordt, staat dat Leerlingenvervoer slechts door één
partij genoemd wordt in het verkiezingsprogramma.
50
Onderwijs
Gemiddelde Getrimd Verschil Standaard
(%)
(%)
in %
deviatie
Huisvesting
Leerlingenvervoer
Leerplicht
Vroeg en voorschoolse educatie, Brede Sch.
Algemeen onderwijsbeleid
Organisatie van het onderwijs
0.55
0.06
0.08
0.92
1.97
1.45
0.41
0
0.03
0.75
1.85
1.17
34.11
X
186.99
23.27
6.21
24.44
0.77
0.28
0.18
1.08
1.70
1.63
TABEL 25 CIJFERS VOOR HET THEMA ONDERWIJS
Verkeer, OV en Parkeren
Zoals in tabel 19 valt af te lezen, is het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde bij het thema Verkeer, OV en Parkeren slechts 0,75 procent.
Hiermee is de mate van aandacht voor dit thema de op één na hoogste onder de
landelijke politieke partijen. Het thema Verkeer, OV en Parkeren is bij de onderverdeling
in subthema’s onderverdeeld in deze drie componenten. Hierbij is Weg en Verkeer het
subthema waar de onderzochte lokale partijen veruit de meeste aandacht aan besteden.
Ruim vier procent van de tekst in de verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen
gaat over onderwerpen als de aanleg van wegen, verkeersveiligheid, wegenonderhoud,
fietspaden en ontsluitingsproblematiek. Slechts anderhalve procent van alle
geanalyseerde tekst heeft betrekking op het onderwerp Openbaar Vervoer. Hiermee
blijft het onderwerp OV vóór het onderwerp Parkeren dat slechts een kleine halve
procent van het gemiddelde verkiezingsprogramma beslaat.
Verkeer, Ov, Parkeren
Weg en Verkeer
Openbaar Vervoer (OV)
Parkeren
Gemiddelde
(%)
Getrimd (%)
4.13
1.58
0.49
4.00
1.33
0.31
Verschil
in %
3.11
18.95
58.43
Standaard
deviatie
2.66
1.57
0.71
TABEL 26 CIJFERS VOOR HET THEMA VERKEER, OV, PARKEREN
Overige thema’s
Naast de zes thema’s die zijn onderverdeeld in twee of meerdere subthema’s, is er ook
een zestal thema’s dat niet is onderverdeeld in subthema’s. Op voorhand, of gedurende
het onderzoek, bleken er niet genoeg aanknopingspunten te zijn om binnen deze
thema’s subthema’s te onderscheiden.
Meest opvallend is het hoge procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde behorende bij het thema Integratie. Slechts zeven van de vierentwintig
partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die ondergebracht kan worden bij
het thema Integratie. Dit levert een procentueel verschil van bijna 155 procent op tussen
het gemiddelde en getrimde gemiddelde.
51
Voor de thema’s Dienstverlening en Gemeentelijke Financiën geldt juist het
tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist klein
vergeleken met Integratie: respectievelijk 11,54 procent en 8,25 procent.
Voor het thema Gemeentelijke Financiën geldt dat er geen subthema’s onderscheiden
zijn. Vrijwel alle tekst heeft te maken met het financiële beleid van de gemeente en de
visie van de betreffende partij daarop. De teksten vormen vaak een samenhangend
geheel dat door de meeste partijen onder één kopje of hoofdstuk behandeld wordt.
Tekst die is ondergebracht bij het thema Dienstverlening richt zich voornamelijk op
onderwerpen als deregulering, bureaucratische issues, automatisering, informatisering
en communicatie tussen burgers en overheid. Zeventien van de vierentwintig landelijke
partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma tekst die te plaatsen valt onder het
thema Dienstverlening. Voor het thema Gemeentelijke Financiën is dit zelfs
tweeëntwintig van de vierentwintig.
Het thema Milieu wordt door slechts één partij niet benoemd in haar
verkiezingsprogramma. Toch bestaat er al een procentueel verschil van bijna zestien
procent tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij dit thema. Dit
verschil is vooral te wijten aan de deelname van GroenLinks in dit onderzoek. Deze
partij zorgt ervoor dat de getallen verder uit elkaar liggen. Hoewel het thema Milieu zeer
breed kan zijn, is de keuze gemaakt om binnen het thema Milieu geen subthema’s te
onderscheiden. Reden hiervoor is juist de breedte van het thema. Enerzijds zijn er veel
onderwerpen die in veel verkiezingsprogramma’s terugkomen, zoals afvalinzameling,
zwerfvuil en geluidsoverlast, anderzijds is er juist een veelheid aan ideeën rondom het
begrip duurzaamheid. Hierbij valt te denken aan duurzame energiewinning, duurzame
ecologie, duurzame bouweisen en duurzame mobiliteit.
Negen van de vierentwintig onderzochte partijen spreken in hun verkiezingsprogramma
over armoede en de bestrijding daarvan. Opvallend is dat de SP de enige partij is die in al
haar verkiezingsprogramma’s dit thema benoemt. Bij de overige partijen zijn er één of
twee partijen die het thema onaangeroerd laten.
Met een aandeel van zo’n zes procent komt het thema Openbaar op een zesde plek bij de
landelijke partijen. Binnen het later toegevoegde thema Openbaar Bestuur draait het
vooral om onderwerpen als de functie van dorps-/wijkraden, de functionering en
inrichting van het ambtenarenapparaat, de bestuursstijl van het College van B en W en
raadsleden.
52
Thema
Armoedebestrijding
Milieu
Integratie
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
Gemiddelde
(%)
Getrimd
(%)
1.94
8.03
0.70
2.13
6.04
5.03
Verschil in
%
1.41
6.93
80.28
1.91
5.24
4.65
Standaard
deviatie
38.15
15.92
154.97
11.54
15.21
8.25
2.46
6.66
1.38
2.01
5.31
3.78
TABEL 27 CIJFERS VOOR DE OVERIGE HOOFDTHEMA'S
Als de genoemde subthema’s en de thema’s die geen subthema’s kennen, op een hoop
gegooid worden, ziet de lijst met gemiddelden (van hoog naar laag) er als volgt uit:
(Sub)thema
Ondernemen en Economie
Milieu
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Gezondheidsbeleid
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
Woon- en leefomgeving (Veiligheid)
Verkeer, OV, Parkeren
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
Cultuur en Kunst
Voorzieningen
Re-Integratie en Bijstand
Groen en Natuur
Sport
Dienstverlening
Decentralisaties
Algemeen onderwijsbeleid
Armoedebestrijding
Recreatie en Toerisme
OV
Organisatie van het onderwijs
Vroeg en voorschoolse educatie
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Jeugd en veiligheid
Integratie
Huisvesting (onderwijs)
Parkeren
Gemiddelde Getrimd
(%)
gemiddelde (%)
8.53
8.03
7.95
6.35
6.04
5.032
4.130
4.13
3.59
3.15
3.14
3.08
2.86
2.78
2.13
2.13
1.97
1.94
1.93
1.58
1.45
0.92
0.83
0.77
0.70
0.55
0.49
7.74
6.93
7.56
5.75
5.24
4.65
4.11
4.00
3.36
3.03
2.52
2.84
1.73
2.34
1.91
1.66
1.85
1.41
1.36
1.33
1.17
0.75
0.38
0.39
0.28
0.41
0.31
53
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Leerplicht
Leerlingenvervoer
0.34
0.14
0.13
0.08
0.06
0.07
0
0
0.03
0
TABEL 28 CIJFERS VOOR ALLE SUBTHEMA'S EN DE HOOFDTHEMA'S DIE GEEN SUBTHEMA’S HEBBEN
4.3 OVEREENSTEMMING IN AANDACHT VOOR THEMA’S
Evenals in het voorgaande hoofdstuk zal er naar het procentuele verschil tussen het
gemiddelde en het getrimde gemiddelde gekeken worden. Aan de hand van het
procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde kan bij elk
(sub)thema iets gezegd worden over de overeenstemming tussen de lokale partijen wat
betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag procentueel verschil liggen
de uitbijters minder ver van de overige waarden. De vierentwintig verschillende
waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De gemiddelden van het subthema
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling liggen dus het dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst
staan enkele subthema’s waarvan de waarden heel ver uiteen liggen. Van drie
subthema’s kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend worden en zodoende dus ook
geen verschil tussen de gemiddeldes van deze subthema’s.
Subthema
Woon-en leefomgeving (veiligheid)
Weg en Verkeer
Cultuur en Kunst
Woningbouw/Gebiedsontwikkeling
Algemeen onderwijsbeleid
WMO, Ouderen, Gehandicapten, ..
Gemeentelijke Financiën
Re-Integratie en Bijstand
Ondernemen en Economie
Gezondheidsbeleid
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
Milieu
Sport
OV
Vroeg en voorschoolse edu.
Organisatie van het onderwijs
Voorzieningen
Decentralisaties
Huisvesting
Procentueel verschil
gemiddelde en getrimd
gemiddelde
0.56
3.11
4.08
5.13
6.21
6.86
8.25
8.43
10.13
10.46
11.54
15.21
15.92
18.75
18.95
23.27
24.44
24.75
27.68
34.11
54
Armoedebestrijding
Recreatie en Toerisme
Parkeren
Groen
Jeugd en veiligheid
Kwaliteit van de Leefomgeving
Integratie
Leerplicht
Fysieke veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
38.15
41.74
58.43
65.58
96.39
116.58
154.97
186.99
417.32
x
x
x
TABEL 29 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER
(SUB)THEMA
Als de hoofdthema’s nader bekeken worden, blijkt dat bij het thema Verkeer, OV,
Parkeren het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde
slechts driekwart procent is. De uitbijters zijn bij dit thema dus het minst groot ten
opzichte van de andere gemiddelde waarden. De gemiddelden liggen bij dit thema dus
het dichtst bij elkaar. Hiermee is dit thema het thema waarbij de meeste
overeenstemming is over de aandacht die besteed dient te worden aan het thema.
Zoals eerder al behandeld werd, is het meest opvallend het hoge procentuele verschil
tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde behorende bij het thema Integratie.
Slechts zeven van de vierentwintig partijen schrijven in hun verkiezingsprogramma
tekst die ondergebracht kan worden bij het thema Integratie. Dit levert een procentueel
verschil van bijna 155 procent op tussen het gemiddelde en getrimde gemiddelde. De
overeenstemming tussen de vijfentwintig onderzochte partijen om over dit thema te
schrijven is bij de landelijke partijen hiermee het laagst van alle thema’s.
Voor de thema’s Onderwijs, Veiligheid en Wonen en Groenvoorzieningen geldt juist
weer het tegenovergestelde. In deze twee gevallen is het procentuele verschil juist erg
klein: respectievelijk 1,34 procent, 2,97 procent en 3,20 procent. De overeenstemming
om over deze thema’s te schrijven is weliswaar kleiner dan bij het thema Verkeer, OV,
Parkeren het geval is, maar is nog altijd vrij groot vergeleken met de andere thema’s.
Opvallend is dat de procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het getrimde
gemiddelde negatief uitvallen voor deze drie thema’s. Dit komt doordat het getrimde
gemiddelde hoger uitviel dan het gemiddelde. Een hoger getrimd gemiddelde is het
gevolg van een grotere afstand van de laagste drie getallen (die wegvallen bij het
berekenen van het getrimde gemiddelde) tot de overige getallen in de range van
vierentwintig getallen. De hoogste drie getallen die wegvallen bij de berekening van het
getrimde gemiddelde staan dichter bij de overige getallen in de range van vierentwintig
getallen dan het geval is bij de laagste drie getallen. Het procentuele verschil tussen het
gemiddelde en het getrimde gemiddelde valt hierdoor dan ook negatief uit.
55
Thema
Verkeer, OV, Parkeren
Onderwijs
Veiligheid
Wonen en groenvoorzieningen
Werkgelegenheid en Economie
Zorg en Welzijn
Gemeentelijke Financiën
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
Milieu
Armoedebestrijding
Integratie
Gemiddelde
Getrimd
(in %) gemiddelde
(in%)
6.19
6.14
5.03
5.10
5.51
5.67
22.64
23.38
11.61
11.06
12.06
11.42
5.03
4.65
2.13
1.91
6.04
5.24
8.03
6.92
1.94
1.41
0.70
0.28
Procentuele verschil
gemiddelde en
getrimd gemiddelde
0.75
-1.34
-2.97
-3.20
4.98
5.59
8.25
11.54
15.21
15.92
38.15
154.97
TABEL 30 PROCENTUEEL VERSCHIL TUSSEN GEMIDDELDE EN GETRIMDE GEMIDDELDE PER THEMA
(VAN LAAG NAAR HOOG)
56
HOOFDSTUK 5 - VERGELIJKING LOKALE & LANDELIJKE PARTIJN
5.1 ANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S
De voorgaande hoofdstukken (3 en 4), waarin de cijfers van de lokale partijen en de
landelijke partijen onder de loep genomen werden, hadden een iets andere structuur.
Allereerst worden de cijfers van beide groepen aan elkaar gekoppeld. De kolom met
lokale partijen wordt gekenmerkt door het volgende teken: (*), de kolom van de
landelijke partijen door (**). Daarnaast worden enkele gegevens gepresenteerd die uit
de 49 verkiezingsprogramma’s zijn gehaald maar nog niet eerder aan bod gekomen zijn.
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Thema
Gemiddeld
aantal tekst
per thema in
procenten *
Wonen & (Groen)voorz.
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid & Ec.
Milieu
Verkeer, OV, Parkeren
Openbaar Bestuur
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Onderwijs
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
24.88 (7,53)
13.32 (7,63)
8.45 (6,37)
3.85 (2,81)
6.72 (3,74)
4.72 (4,41)
4.88 (4,54)
4.82 (3,53)
4.08 (3,17)
3.56 (3,85)
1.05 (1,54)
0.47 (1,34)
Gemiddeld
aantal tekst
per thema in
procenten
**
22.64 (8,02)
12.06 (6,41)
11.61 (5,60)
8.03 (6,66)
6.19 (3,75)
6.04 (5,31)
5.51 (3,04)
5.03 (3,78)
5.03 (2,97)
2.13 (2,00)
1.94 (2,46)
0.70 (1,38)
=
=
=
+5
-1
+1
-2
-2
-1
=
=
=
Verschil in
procentpunten
Verschil in
procenten
-2.25
-1.26
3.16
4.18
-0.53
1.32
0.62
0.21
0.95
-1.43
0.89
0.23
-9.03
-9.45
37.35
108.43
-7.93
27.89
12.77
4.32
23.32
-40.17
84.55
48.17
TABEL 31 DE GEMIDDELDEN VOOR LOKALE (*) EN LANDELIJKE (**) PARTIJEN, HET AANTAL PLAATSEN
DAT DE THEMA'S STIJGEN BIJ DE LANDELIJKE PARTIJEN T.O.V. DE LOKALE PARTIJEN, DE VERSCHILLEN
IN PROCENTPUNTEN EN HET PROCENTUELE VERSCHIL TUSSEN DE BEIDE GEMIDDELDEN. TUSSEN
HAAKJES STAAT DE STANDAARDDEVIATIE AAGEGEVEN.
Er zijn een aantal verschillen zichtbaar tussen de gemiddelden die berekend zijn voor de
landelijke en lokale partijen. Om te beginnen blijft de ‘Top 3’ echter ongewijzigd. Er zijn
kleine verschillen zichtbaar in de gemiddelden van de thema’s Wonen en
(Groen)voorzieningen, Zorg en Welzijn en Werkgelegenheid en Economie. Landelijke
partijen besteden iets minder aandacht aan de eerste twee thema’s, maar dit lijkt
gecompenseerd te worden door de aandacht voor het thema Werkgelegenheid en
Economie.
De meest opvallende verschuiving is echter het thema Milieu. Dit thema staat bij de
landelijke partijen op een stevige vierde plek, terwijl het thema bij de lokale partijen
slechts op een negende plek staat. Procentueel is er dan ook een verschil van meer dan
honderdacht procent tussen het gemiddelde van de landelijke partijen en de lokale
partijen. Een van de verklaringen voor dit grote verschil is de deelname van GroenLinks
in de groep van landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt
57
zonder de vier gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu,
niet voor de overige thema’s) dan zou het thema Milieu met een gemiddelde van 5,79
procent zakken naar een zesde plek. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan
het geval is bij de lokale partijen.
Het thema Milieu is bepalend voor de rest van de verschillen tussen de lijstjes van lokale
en landelijke partijen. In feite schuiven alle thema’s een plekje op in de lijst van
landelijke partijen ten opzichte van de lijst van de lokale partijen. Het thema Verkeer,
OV, Parkeren zakt één plek en Veiligheid en Gemeentelijke Financiën zelfs twee plekken.
Dit komt doordat aan het thema Openbaar Bestuur gemiddeld meer aandacht besteed
wordt door landelijke partijen dan door lokale partijen. Ook dit thema schuift in de lijst
van landelijke partijen dus iets omhoog.
Wanneer de getrimde gemiddelden in een lijst van hoog naar laag onder elkaar worden
gezet, zijn er enkele verschuivingen ten opzichte van de gemiddelden die in tabel 31 van
hoog naar laag werden gepresenteerd. Zo wisselen de thema’s Veiligheid en Openbaar
Bestuur met elkaar van plek. Hetzelfde geldt voor de thema’s Onderwijs en
Gemeentelijke Financiën. De grote van de uitbijters is hierbij bepalend en zorgt ervoor
dat deze thema’s onderling van positie wisselen ten opzichte van tabel 31 met de
gemiddelden.
Thema
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
Wonen en Groenvoorz.
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Ec.
Milieu
Verkeer, OV, Parkeren
Veiligheid
Openbaar Bestuur
Onderwijs
Gemeentelijke Financiën
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Met 25%
getrimde
gemiddeld
aantal
tekst per
thema in
%*
24.47
12.30
7.65
3.70
6.65
4.26
4.15
3.94
4.55
2.81
0.70
0.07
Met 25%
getrimde
gemiddeld
aantal
tekst per
thema in
% **
23.38
11.42
11.06
6.93
6.14
5.67
5.24
5.10
4.65
1.91
1.41
0.28
Verschil in
procentpunten
Verschil in
procenten tussen
getrimde
gemiddelde lokale
en landelijke
partijen
-1.09
-0.88
3.41
3.23
-0.51
1.42
1.10
1.16
0.10
-0.90
0.71
0.21
-4.44
-7.15
44.50
87.39
-7.67
33.24
26.45
29.53
2.24
-31.97
100.78
294.10
TABEL 32 GETRIMDE GEMIDDELDEN VAN ZOWEL LOKALE PARTIJEN (*) ALS LANDELIJKE PARTIJEN (**)
5.2 ANALYSE SUBTHEMA’S
Als – net als in de hoofdstukken 3 en 4 – de cijfers die bij de verschillende subthema’s
behoren bekeken worden, zijn er over het algemeen veel kleine verschuivingen
58
zichtbaar. Het thema Milieu stijgt zeven plekken op de lijst bij de landelijke partijen (**)
ten opzichte van de lijst die samengesteld is van de lokale partijen (*). Hetzelfde geldt
voor het subthema Cultuur en Kunst waar door de landelijke partijen meer over
geschreven wordt dan door de lokale partijen. Daarentegen zakken de subthema’s
‘WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren’ en ‘Recreatie en Toerisme’ zeven plekken op
de lijst van de landelijke partijen ten opzichte van de lijst die behoort bij de lokale
partijen. Aan Natuur en Groen wordt door landelijke partijen weer meer aandacht
besteed in hun verkiezingsprogramma’s vergeleken met de verkiezingsprogramma’s van
de lokale partijen.
De meest opvallende verandering is het subthema ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’. Dit
subthema zakt maar liefst vijftien plekken op de lijst van de landelijke partijen ten
opzichte van de lijst van de lokale partijen.
(Sub)thema
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
Ondernemen & Economie
Milieu
Woningbouw en Gebiedsontw.
Gezondheidsbeleid
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
Woon-en leefomgeving
Weg en Verkeer
WMO, Ouderen, Gehandi.,…
Cultuur en Kunst
Voorzieningen
Re-Integratie en Bijstand
Natuur en Groen
Sport
Dienstverlening
Decentralisaties
Algemeen Onderwijsbeleid
Armoedebestrijding
Recreatie en Toerisme
OV
Organisatie van het Onderwijs
Vroeg en voorschoolse edu.
(Kwaliteit v.d.) Leefomgeving
Gemiddeld
aantal tekst
per thema in
procenten*
Gemiddeld
aantal tekst
per
subthema
in
procenten**
6.30
3.85
8.92
4.50
4.72
4.82
3.73
4.91
6.46
1.96
2.75
2.15
1.62
2.64
3.56
2.36
1.69
1.05
2.86
1.06
1.06
0.21
4.13
8.53
8.03
7.95
6.35
6.04
5.03
4.13
4.13
3.59
3.15
3.14
3.08
2.86
2.77
2.13
2.13
1.97
1.94
1.93
1.58
1.45
0.92
0.83
+2
+7
-2
+3
+1
-1
+3
-4
-7
+7
+2
+4
+6
=
-4
-1
+1
+4
-7
+1
-1
+7
-15
Verschil
in
procentpunten
Verschil in
procenten
2.23
4.18
-0.98
1.84
1.32
0.21
0.39
-0.78
-2.87
1.19
0.40
0.93
1.24
0.14
-1.43
-0.23
0.28
0.89
-0.93
0.52
0.39
0.71
-3.30
35.34
108.43
-10.96
40.97
27.89
4.32
10.53
-15.93
-44.43
60.97
14.39
43.23
76.78
5.11
-40.17
-9.91
16.30
84.55
-32.51
48.80
36.98
333.89
-79.95
59
24
25
26
27
28
29
30
31
32
Jeugd en veiligheid
Integratie
Huisvesting onderwijs
Parkeren
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Leerplicht
Leerlingenvervoer
0.47
0.47
0.82
0.75
0.41
0.07
0.19
0.28
0.02
0.77
0.70
0.55
0.49
0.34
0.14
0.13
0.08
0.06
-2
=
-3
-3
-1
+2
=
-3
=
0.30
0.23
-0.26
-0.27
-0.08
0.07
-0.06
-0.20
0.04
64.23
48.16
-32.17
-35.61
-18.28
87.36
-32.04
-70.95
242.29
TABEL 33 GEMIDDELDEN VAN LOKALE (*) EN LANDELIJKE (**) PARTIJEN.
In de figuur op pagina 61 zijn de gemiddelden van zowel de lokale als de landelijke
partijen weergegeven. De verschillende subthema’s zijn met elkaar verbonden door
lijntjes om de onderlinge verschillen tussen de lokale en landelijk partijen beter weer te
geven. De oranje lijnen geven verschillen van minder dan drie plekken aan. De blauwe
lijnen geven de grotere verschillen weer.
Evenals in het vorige hoofdstuk het geval was, zal aan de hand van het procentuele
verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde bij elk (sub)thema gekeken
worden naar de overeenstemming tussen enerzijds de lokale partijen en anderzijds de
landelijke partijen wat betreft de aandacht voor thema’s. Bij thema’s met een laag
procentueel verschil liggen de uitbijters minder ver van de overige waarden. De
verschillende waarden liggen in dat geval dus dicht bij elkaar. De gemiddelden van
enerzijds het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling en anderzijds Woon-en
Leefomgeving (Veiligheid) liggen dus het dichtst bij elkaar. Onderaan de lijst staan
enkele subthema’s waarvan de waarden heel ver uiteen liggen. Van enkele subthema’s
kon zelfs geen getrimd gemiddelde berekend worden en zodoende dus ook geen verschil
met het gemiddelden van deze subthema’s.
In de figuur op pagina 62 zijn de procentuele verschillen tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde van zowel de lokale als de landelijke partijen weergegeven. De
verschillende subthema’s zijn met elkaar verbonden door lijntjes om de onderlinge
verschillen tussen de lokale en landelijke partijen beter weer te geven. De oranje lijnen
geven verschillen van minder dan drie plekken aan. De blauwe lijnen geven de grotere
verschillen weer.
Globaal kunnen er drie groepen subthema’s gecreëerd worden. De lijntjes die de
verbindingen tussen de landelijke en lokale partijen weergeven, blijven over het
algemeen binnen elk van deze groepen. Drie subthema’s vormen hier een uitzondering
op. Bij deze drie valt het betreffende subthema bij de landelijke partijen niet in dezelfde
groep subthema’s als bij lokale partijen, en andersom. In paragraaf 5.3 zullen de thema’s
per groep nader bekeken worden.
60
Gemiddelde
(in%)
8.92
6.46
6.30
4.91
4.82
4.72
4.50
4.13
3.85
3.74
3.56
2.86
2.75
2.64
2.36
2.15
1.96
1.69
1.62
1.06
1.06
1.05
0.81
0.75
0.47
0.47
0.41
0.28
0.21
0.19
0.07
0.02
(Sub)thema
(lokale partijen)
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
WMO, Ouderen, Gehandicapten, …
Ondernemen en Economie
Weg en Verkeer
Gemeentelijke Financiën
Openbaar Bestuur
Gezondheidsbeleid
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Milieu
Woon-en leefomgeving (veiligheid)
Dienstverlening
Recreatie en Toerisme
Voorzieningen
Sport
Decentralisaties
Re-Integratie en Bijstand
Cultuur en Kunst
Algemeen onderwijsbeleid
Groen en Natuur
Organisatie van het onderwijs
OV
Armoedebestrijding
Huisvesting
Parkeren
Integratie
Jeugd en veiligheid
Fysieke veiligheid
Leerplicht
Vroeg en voorschoolse educatie
Bedrijvigheid en veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
(Sub)thema
(landelijke partijen)
Gemiddelde
(in%)
Ondernemen en Economie
Milieu
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Gezondheidsbeleid
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
Woon-en leefomgeving (veiligheid)
Weg en Verkeer
WMO, Ouderen, Gehandicapten
Cultuur en Kunst
Voorzieningen
Re-Integratie en Bijstand
Groen en Natuur
Sport
Dienstverlening
Decentralisaties
Algemeen Onderwijsbeleid
Armoedebestrijding
Recreatie en Toerisme
OV
Organisatie van het onderwijs
Vroeg en voorschoolse educatie
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Jeugd en veiligheid
Integratie
Huisvesting
Parkeren
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Leerplicht
Leerlingenvervoer
8.53
8.03
7.94
6.35
6.04
5.03
4.13
4.13
3.59
3.15
3.14
3.08
2.86
2.78
2.13
2.13
1.7
1.94
1.93
1.58
1.45
0.92
0.83
0.77
0.70
0.55
0.49
0.34
0.14
0.13
0.08
0.06
61
Verschil gem. en
getr. gem. in %
1.36
3.89
4.22
6.09
6.22
10.76
12.63
13.91
16.30
23.94
24.20
26.84
27.82
29.00
33.69
35.99
39.68
41.28
41.47
50.30
51.72
53.99
68.21
71.05
79.53
140.88
169.97
392.48
578.20
1145.39
x
x
(Sub)thema
(lokale partijen)
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Weg en Verkeer
Milieu
Gemeentelijke Financiën
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jong..
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Ondernemen en Economie
Openbaar Bestuur
Woon-en leef omgeving (Veiligheid)
Sport
Parkeren
Dienstverlening
Decentralisaties
OV
Voorzieningen
Gezondheidsbeleid
Cultuur en Kunst
Groen en Natuur
Recreatie en Toerisme
Armoedebestrijding
Algemeen onderwijsbeleid
Organisatie van het onderwijs
Huisvesting (onderwijs)
Leerplicht
Re-Integratie en Bijstand
Vroeg & voorschoolse educatie
Jeugd en veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Integratie
Fysieke veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
(Sub)thema
(landelijke partijen)
Woon-en leefomgeving (Veiligheid)
Weg en Verkeer
Cultuur en Kunst
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Algemeen onderwijsbeleid
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jong..
Gemeentelijke Financiën
Re-Integratie en Bijstand
Ondernemen en Economie
Gezondheidsbeleid
Dienstverlening
Openbaar Bestuur
Milieu
Sport
OV
Vroeg & voorschoolse educatie
Organisatie van het onderwijs
Voorzieningen
Decentralisaties
Huisvesting (onderwijs)
Armoedebestrijding
Recreatie en Toerisme
Parkeren
Groen en Natuur
Jeugd en veiligheid
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Integratie
Leerplicht
Fysieke veiligheid
Bedrijvigheid en veiligheid
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
Verschil gem. en
getr. gem. in %
0.56
3.11
4.08
5.14
6.21
6.86
8.25
8.43
10.13
10.46
11.54
15.21
15.92
18.75
18.95
23.27
24.44
24.75
27.68
34.11
38.15
41.74
58.43
65.58
96.39
116.58
154.97
186.99
417.32
x
x
x
62
5.2 SIGNIFICANTE VERSCHILLEN
Statistische analyse heeft uitgewezen dat enkel bij het thema Milieu een significant
verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor alle andere thema’s
is dit significante verschil niet gevonden. Met een significantie van respectievelijk 0,072
en 0,112 zijn ‘Werkgelegenheid en Economie’ en ‘Dienstverlening’ de thema’s die het
dichtst in de buurt van een significantie van 0,05 komen. Met een significantie van 0,008
voldoet het thema Milieu hier wel aan. De deelname van GroenLinks in de groep
landelijke partijen zal ongetwijfeld een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van
het significante verschil, maar ook zonder de deelname van deze partij in dit onderzoek
ligt het percentage tekst dat door de overige landelijke partijen aan dit thema besteed
wordt hoger dan dat van de lokale partijen. In de figuur op pagina 61 waar alle
percentages met elkaar verbonden zijn door middel van blauwe en oranje lijnen, is al
duidelijk te zien dat er een groot verschil bestaat tussen het gemiddelde percentage
tekst bij lokale partijen en het gemiddelde percentage tekst bij landelijke partijen.
De statistische analyse is als volgt tot stand gekomen. Om te beginnen dient men te
kijken naar de Levene’s test. Deze geeft aan of er gelijkheid in variantie bestaat tussen
twee groepen. Aangenomen kan worden dat er géén gelijkheid in variantie bestaat (dus
de varianties verschillen) indien de Levene’s test significant is en dat is bij een
significantie kleiner dan 0.05. Bij een waarde groter dan 0,05 is er gelijkheid in variantie
en verschillen de varianties niet. Indien de varianties gelijk zijn, zal gekeken moeten
worden in de ‘equal variances assumed’ om de significantie te achterhalen. Wanneer de
varianties ongelijk zijn, moet gekeken worden in de rij ‘equal variances not assumed’.
Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan gekeken worden of
de verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant verschillen. Er is
een significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid gezegd kan worden. Dat
is het geval als onder significantie een waarde staat van 0.05 (5% foutkans) of lager. In
bijlage II en III staat de gehele analyse die met behulp van SPSS tot stand is gekomen. De
significante verschillen zijn geel gemarkeerd.
Hoewel het dus statistisch niet acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het
thema ‘Werkgelegenheid en Economie’ significant verschillend te noemen, komt het hier
wel dichtbij in de buurt. Het procentuele verschil van een dikke 37 procent tussen de
percentages van landelijke en lokale partijen wees al enigszins in deze richting. Ook bij
het thema Dienstverlening is er een onderling verschil van 40 procent tussen de lokale
en landelijke partijen.
Als de subthema’s ook in ogenschouw genomen worden dan zijn er significante
verschillen bij de subthema’s ‘WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’, ‘(Kwaliteit
van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en voorschoolse educatie’. Dicht in de buurt van een
significant verschil komen ‘Leerplicht’ en ‘Cultuur en Kunst’. Met uitzondering van
Leerplicht zijn deze verschillen ook duidelijk te zien in de tabel op pagina 62 waar de
blauwe lijnen al duiden op een groot verschil tussen beide groepen partijen.
63
5.3 THEMA’S NADER BEKEKEN
Zoals in paragraaf 5.1 al aangekondigd werd, worden in deze paragraaf de thema’s nader
bekeken. Dit gebeurt per groep thema’s zoals die uit de tabel op pagina 61 naar voren
komen, om te beginnen de bovenste groep. Dit is de groep met subthema’s waar partijen
de meeste aandacht aan geven.
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
Het thema Woning en Gebiedsontwikkeling mag zich met recht een van de meest
populaire subthema’s noemen. Landelijke partijen besteden gemiddeld 7,95 procent van
hun tekst aan dit thema, lokale partijen gemiddeld zelfs 8,92 procent. Deze hoge
aantallen zijn gelegen in het feit dat dit subthema wellicht een van de breedste thema’s
is. Het betreft vooral planologische aspecten binnen gemeenten. De onderwerpen
kunnen uiteenlopen van centrumplannen tot plannen in het agrarische buitengebied en
van nieuw te bouwen wijken tot aan te wijzen sociale huurwoningen.
Naast het feit dat dit thema qua aandacht het ‘grootste’ thema blijkt te zijn, is er ook nog
eens veel overeenstemming in de aandacht voor het thema. De procentuele verschillen
tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde zijn bij zowel de lokale als de
landelijke partijen dusdanig laag, dat gesteld kan worden dat vrijwel elke partij de
meeste aandacht besteedt aan het thema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling. Dit
geldt iets meer voor lokale partijen dan voor landelijke partijen, maar de verschillen zijn
klein.
De punten die binnen het subthema gemaakt worden zijn van uiteenlopende aard.
Zodoende kunnen er geen opvallende verschillen en overeenkomsten van kwalitatieve
aard tussen lokale en landelijke partijen genoemd worden.
Ondernemen en Economie
Daar waar het subthema Woningbouw en Gebiedsontwikkeling bij de landelijke partijen
op een derde plek en bij de lokale partijen op een eerste plek staat, is dit bij het
subthema Ondernemen en Economie omgedraaid. Gemiddeld 8,53 procent van de tekst
in de verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen gaat in op onderwerpen die met
dit thema te maken hebben. Daar tegenover staat gemiddeld 6,30 procent bij lokale
partijen. Onderwerpen die binnen dit subthema aan bod komen zijn vooral gericht op de
lokale middenstand, het ondernemersklimaat en andere voorkomendheden rondom het
bedrijfsleven.
Anders dan bij Woningbouw en Gebiedsontwikkeling is de overeenstemming om
aandacht te besteden aan dit onderwerp groter onder landelijke partijen dan onder
lokale partijen. Bij lokale partijen blijken de uitbijters iets hoger te zijn dan het geval is
bij landelijke partijen, waardoor het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het
getrimde gemiddelde groter is.
Kwalitatief gezien lijken lokale partijen zich vaker rechtstreeks te richten op de lokale
ondernemers. Dit geldt ook voor vooral de VVD, D66 en het CDA. De SP en PvdA spreken
vaker over een algemeen beleid met betrekking tot ondernemerschap. Tevens is het
64
opvallend dat de SP en PvdA het over het algemeen hebben over ‘het stimuleren van’
bijvoorbeeld een ondernemersklimaat, terwijl lokale partijen, en voornamelijk de VVD
en D66, het hebben over ‘het creëren van’ een ondernemersklimaat.
Weg en Verkeer
Het subthema Weg en Verkeer is het thema waar het verschil tussen het gemiddelde en
het getrimde gemiddelde bij de landelijke en lokale partijen nagenoeg even klein is. Het
subthema staat in het lijstje van subthema’s in beide gevallen op een tweede plek.
Hieruit kan opgemaakt worden dat de uitbijters bij dit subthema het op één na laagst
zijn. Er is dus een overeenstemming bij zowel landelijke als lokale partijen in de
aandacht die uitgaat naar dit subthema. Aan aandacht heeft dit thema daarnaast ook
geen gebrek: lokale partijen besteden gemiddeld 4,91 procent van hun tekst aan Weg en
Verkeer, terwijl landelijke partijen ook zo’n gemiddeld 4,13 procent van hun tekst aan
dit thema besteden. Hiermee moet het bij landelijke partijen zeven andere thema’s voor
zich dulden, bij lokale partijen zelfs maar drie andere thema’s. Onderwerpen die binnen
dit subthema horen, zijn veelal van praktische aard. Zo schrijven veel partijen over de
aanleg van nieuwe wegen, het oplossen van verkeersproblemen en de bereikbaarheid in
de gemeente.
Binnen het thema Weg en Verkeer is het moeilijk om kwalitatieve verschillen aan te
merken tussen lokale en landelijke partijen. Het subthema heeft bij de meeste partijen
een pragmatische insteek. Hierdoor leent het subthema zich niet voor een ideologische
insteek, ook niet voor landelijke partijen,
Gemeentelijke Financiën
Dezelfde conclusies als over het thema Weg en Verkeer kunnen getrokken worden bij
het thema Gemeentelijke Financiën. Dit thema neemt bij lokale partijen gemiddeld 4,82
procent van de tekst in een verkiezingsprogramma in beslag. Bij landelijke partijen is dit
zelfs een klein beetje meer: gemiddeld 5,03 procent.
Daarnaast geldt dat zich bij zowel de lokale als de landelijke partijen relatief kleine
uitbijters voordoen bij de onderzochte partijen. De procentuele verschillen tussen het
gemiddelde en getrimde gemiddelde ten opzichte van het subthema Weg en Verkeer zijn
weliswaar iets groter, maar nog altijd relatief klein: respectievelijk 6,09 en 8,25 procent.
Het thema Gemeentelijke Financiën bevat veel teksten die ingaan op de financiële
huishouding van de betreffende gemeente. De onderwerpen zijn divers:
subsidieverstrekking, gemeentelijke heffingen en belastingen, onroerendzaakbelasting,
de gemeentelijke begroting en jaarrekening en woonlasten.
Evenals voor het eerder besproken subthema Ondernemen en Economie geldt voor het
thema Gemeentelijke Financiën dat lokale partijen vooral overeenkomsten hebben met
D66, de VVD en het CDA. Tegenstellingen zijn er vooral met GroenLinks, PvdA en de SP.
Evenals lokale partijen spreken de VVD, het CDA en D66 zich vaker uit tegen
lastenverhogingen. Linkse partijen lijken daarentegen weer meer bereid te zijn tot, en
voorbereid te zijn op, bezuinigingen. Ook de lokale partijen zijn over het algemeen tegen
lastenverhoging. Toch zijn er ook lokale partijen die zich openlijk en duidelijker dan
65
linkse landelijke partijen uitspreken voor een mogelijkheid tot lastenverhoging. Enkele
lokale partijen geven ook aan dat de lasten mogen meestijgen aan de hand van de
inflatiecorrectie.
WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren
Zoals in de vorige paragraaf al naar voren kwam, verschillen lokale en landelijke partijen
significant van elkaar bij de aandacht die uitgaat naar het subthema ‘WMO, Ouderen,
Gehandicapten en Jongeren’. Lokale partijen besteden gemiddeld 6,46 procent van hun
verkiezingsprogramma aan dit subthema. Voor de landelijke partijen is dit gemiddeld
slechts 3,59 procent. Er doen zich binnen beide groepen partijen geen grote uitbijters
voor; het procentuele verschil tussen het gemiddelde en het getrimde gemiddelde is
respectievelijk 6,22 en 6,86. In hoofdstuk 6 wordt nader ingegaan op dit subthema en
worden ook enkele kwalitatieve verschillen beschreven.
Milieu
Zoals eerder in dit hoofdstuk al werd gesteld is er het meest opvallende verschil bij het
thema Milieu. Landelijke partijen besteden in hun verkiezingsprogramma’s gemiddeld
anderhalf keer meer tekst aan het thema Milieu dan lokale partijen. Lokale partijen
besteden gemiddeld 3,85 procent aan dit thema, landelijke partijen liefst 8,03 procent.
Een van de verklaringen voor dit grote verschil is de deelname van GroenLinks in de
groep van landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt zonder
de vier gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu, niet van de
overige thema’s) dan zou het thema Milieu met een gemiddelde van 5,79 procent zakken
naar een zesde plek. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan het geval is bij de
lokale partijen.
De creativiteit binnen het thema Milieu komt voornamelijk van GroenLinks. De partij
weet, meer dan de overige landelijke partijen, het thema te betrekken op een veelvoud
aan beleidsterreinen. Zo komt de partij met een aantal voorstellen die mensen
rechtstreeks lijken te raken in de persoonlijke levenssfeer. Ook komen er creatieve
ideeën naar voren die betrekking hebben op bijvoorbeeld afvalinzameling of duurzame
energie. Lokale partijen staan over het algemeen positief tegenover milieumaatregelen.
Enkele partijen gaan daarin verder dan menig landelijke partij (met uitzondering van
GroenLinks). Opvallend is dat er in enkele gevallen sceptisch geschreven wordt over
maatregelen en veranderingen die van hogerhand (provincie of Rijk) komen. Hierbij valt
te denken aan het plaatsen van windmolens en subsidieverstrekking voor zonnepanelen.
Het thema Milieu zal in hoofdstuk 6 nog kort terugkomen.
Openbaar Bestuur
Het thema Openbaar Bestuur is, evenals het thema Gemeentelijke Financiën, niet als
zodanig opgenomen in de thema’s die vooraf vastgesteld zijn. Tijdens het lezen is het
noodzakelijk gebleken om het thema Openbaar Bestuur aan de al bestaande thema’s toe
te voegen. Deze toevoeging lijkt terecht gezien de hoge plek die het thema inneemt ten
66
opzichte van de andere subthema’s. Lokale partijen besteden gemiddeld 4,72 procent
van de tekst aan Openbaar Bestuur. Bij landelijke partijen is dit zelfs 6,04 procent.
Onderwerpen die binnen het thema Openbaar Bestuur vallen, hebben bijvoorbeeld
betrekking op het ambtenarenapparaat, de (transparante) besluitvorming en de
kwaliteit van het bestuur en het functioneren van het bestuur.
Tussen landelijke en lokale partijen bestaat relatieve overeenstemming om dit thema te
behandelen in de verkiezingsprogramma’s. De uitbijters zijn bij beide groepen van
dezelfde spreiding.
In kwalitatief opzicht zijn het vooral D66, GroenLinks en iets minder vaak de SP, die
inzetten op het beter betrekken van de burger bij de besluitvorming. Veel van deze
partijen komen met plannen of ideeën om de inspraak van burgers te regelen. De VVD
wil daarentegen vaak een sterk en relatief geconcentreerd bestuur. Daarnaast zetten de
VVD-afdelingen zich in voor een kleine overheid.
Veiligheid: Woon-en Leefomgeving
Het subthema Woon-en Leefomgeving (Veiligheid) gaat in de meest algemene zin in op
veiligheid gerelateerde onderwerpen. Anders dan bij de overige vier subthema’s die
binnen het thema Veiligheid zijn onderscheiden, is de aandacht voor het subthema
Woon-en Leefomgeving (Veiligheid) veruit het grootst. Landelijke partijen besteden
gemiddeld 4,13 procent van de tekst in hun verkiezingsprogramma aan dit subthema.
Voor lokale partijen is dit gemiddeld 3,74 procent.
Opvallend is dat zich bij dit subthema de minst grote uitbijters voordoen in vergelijking
met alle andere subthema’s. De onderzochte verkiezingsprogramma’s van de landelijke
partijen liggen dus allemaal erg dicht bij het gemiddelde van 4,13 procent. Bij lokale
partijen is dit niet het geval: de verschillende getallen van de onderzochte lokale partijen
liggen verder uiteen.
Voor zowel landelijke als lokale partijen is het moeilijk om te bepalen welke
standpunten de partijen verdedigen en welk beleid ten aanzien van veiligheid ze willen
voeren. De onderwerpen lopen ook nog eens erg uiteen en de meeste partijen bespreken
veel onderwerpen binnen dit subthema.
De hiervoor genoemde thema’s en subthema’s behoren vrijwel allemaal tot de bovenste
groep, zoals die in de tabel op pagina 61 is weergegeven. Hieronder volgen de meest
opvallende thema’s en subthema’s uit de middelste en onderste groep. Dit zijn de
groepen waar over het algemeen minder aandacht naar uitgaat bij zowel landelijke en
lokale partijen. Uitzonderingen hierop zullen echter ook benoemd worden.
Cultuur en Kunst
Uit de inhoudsanalyse blijkt dat de landelijke partijen meer aandacht besteden aan het
subthema Cultuur en Kunst dan lokale partijen. Lokale partijen besteden gemiddeld 1,96
procent aan dit thema, terwijl dit bij de landelijke partijen gemiddeld 3,16 procent is.
Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen Kunst nauwelijks
een rol lijkt te spelen. Terwijl landelijke partijen Cultuur en Kunst vaak in één of
67
meerdere alinea’s sámen bespreken, schrijven lokale partijen over het algemeen enkel
over Cultuur zonder daarbij in te gaan op Kunst. Dit verschil kan niet cijfermatig
ondersteund worden aangezien Cultuur en Kunst eenzelfde subthema is. Het betreft
echter een constatering van de onderzoeker op basis van het lezen van de verschillende
verkiezingsprogramma’s. Het verschil tussen de twee gemiddelden bestaat
hoogstwaarschijnlijk dan ook voor een groot deel uit tekst over het onderwerp Kunst.
Ook bij het subthema Cultuur en Kunst is bij de landelijke partijen de ideologische
stroming terug te vinden in de aandacht voor het subthema. Opvallend is daarbij dat de
drie VVD-afdelingen die het subthema bespreken het woord ‘regierol’ gebruiken bij de
beschrijving van de rol van de gemeente inzake kunst en cultuur. Tevens spreken
meerdere VVD-afdelingen over het behoud van culturele en historische evenementen.
De VVD lijkt hier binnen de landelijke partijen alleen in te staan. De overige vijf partijen
spreken zich over het algemeen uit voor een zo breed mogelijk cultureel en kunstzinnig
aanbod, met mogelijke ondersteuning van de gemeente. Daarnaast staat voor deze
partijen de toegankelijkheid van kunstzinnige en culturele activiteiten hoog in het
vaandel. Deze dienen voor een brede groep mensen toegankelijk te zijn. Lokale partijen
lijken een middenweg te zoeken tussen beide standpunten.
Re-integratie en Bijstand
Er bestaat een verschil tussen de hoeveelheid tekst die landelijke partijen besteden aan
het subthema Re-integratie en Bijstand en de hoeveelheid tekst van lokale partijen bij
dit thema. Het verschil is echter minder groot dan bij het subthema Cultuur en Kunst dat
hiervoor besproken is. De gemiddelde hoeveelheid tekst bij landelijke partijen ligt op
3,08 procent en bij lokale partijen 2,15 procent.
Ook zijn er meer landelijke partijen die rond het gemiddelde van 3,08 procent liggen. De
gemiddelde aantallen van lokale partijen lopen echter nogal uiteen. Er zijn daarom dus
flink grotere uitbijters in de reeks getallen van de lokale partijen dan dat het geval is bij
de landelijke partijen.
Wat betreft de kwalitatieve aandacht lijken lokale partijen wat striktere regels te willen
hanteren bij de re-integratie op de arbeidsmarkt en bij het verstrekken van uitkeringen.
Zij lijken hiermee de lijn van de rechtse landelijke partijen te volgen. Toch sluiten veel
lokale partijen de ogen niet voor de financiële crisis en de consequenties hiervan voor de
arbeidsmarkt. Lokale partijen willen hulp bieden bij de re-integratie. Het is vooral de SP
die zich uitspreekt tegen het doen van vrijwilligerswerk bij het hebben van een
uitkering. De PvdA, GroenLinks, het CDA, de VVD en D66 zijn hier juist vóór. Lokale
partijen die zich over dit onderwerp uitspreken sluiten zich aan bij deze meerderheid
van landelijke partijen. Een enkele lokale partij noemt het de ‘sociale dienstplicht’.
Groen en Natuur
Ook bij het subthema Groen en Natuur lopen de verschillende gemiddelden van de
verschillende partijen fors uiteen. Dit is in meerdere mate het geval bij landelijke
partijen dan bij lokale partijen, maar vergeleken met andere subthema’s geldt voor
beide groepen dat de verschillenden gemiddelden ver uiteen lopen.
68
Onderwerpen binnen dit subthema lopen uiteen van het natuurlijke buitengebied van
een gemeente, het onderhoud van groen in wijken en het wieden van onkruid door de
gemeente. Ook waterkwaliteit valt onder dit subthema.
Over het algemeen besteden landelijke partijen iets meer aandacht aan deze
onderwerpen: gemiddeld 2,86 procent. Lokale partijen besteden gemiddeld 1,62
procent aan deze onderwerpen en dit subthema. Zowel bij landelijke als lokale partijen
doen zich echter vrij grote uitbijters voor. Deze uitbijters zijn voor wat betreft de
landelijke partijen vooral te danken aan GroenLinks. Deze partij lijkt meer dan andere
partijen aandacht te besteden aan groen en natuur in de gemeente. Bij lokale partijen is
er geen patroon te herkennen in de keuzes die gemaakt worden bij het subthema Groen
en Natuur.
Dienstverlening
Na drie subthema’s besproken te hebben waar landelijke partijen meer aandacht aan
besteden, is bij de volgende drie subthema’s het omgekeerde het geval. Aan het eerste
daarvan, het thema Dienstverlening, wordt bij lokale partijen gemiddeld 3,56 procent
van zijn verkiezingsprogramma besteed aan dit thema. Bij landelijke partijen ligt het
gemiddelde echter bijna anderhalve procent lager: op 2,13 procent.
Een veel genoemd onderwerp binnen dit subthema is deregulering. Daarnaast zijn
allerlei vormen van bureaucratie onderwerpen die vaak door partijen genoemd worden.
Serviceverlening, dienstbaarheid, openingstijden en digitale voorzieningen zijn tevens
issues waar verschillende partijen hun aandacht op vestigen.
Bij lokale partijen doen zich veel grote uitbijters voor als de getallen van de vijfentwintig
verkiezingsprogramma’s naast elkaar gelegd worden. Dit is in veel minder mate het
geval bij landelijke partijen. Toch zijn er binnen de groep landelijke partijen wat
kwalitatieve verschillen te vinden. Het belangrijkste verschil is daarbij de aandacht die
zich bij de VVD vooral richt op het verlagen van de regeldruk. Dit geldt in mindere mate
ook voor D66 en het CDA. Deze laatste twee partijen en de linkse partijen richten zich
echter meer op het verbeteren van de communicatie tussen burgers en gemeente en de
informatievoorziening van de gemeente. Bij lokale partijen komen beide onderwerpen
terug in de verkiezingsprogramma’s. Het ene onderwerp is net iets meer van belang
voor de ene partij, het andere onderwerp weer net iets meer voor de andere partij.
Recreatie en Toerisme
Ook voor het subthema Recreatie en Toerisme is er meer aandacht van lokale partijen
dan van landelijke partijen. Gemiddeld besteden lokale partijen 2,87 procent van de
tekst in hun verkiezingsprogramma aan dit subthema. Bij landelijke partijen is dit
gemiddeld 1,93 procent.
Evenals voor de subthema’s Re-integratie en Bijstand en Groen en Natuur, geldt dat de
verschillende gemiddelden van de partijen ver uiteen lopen. Het verschil tussen het
berekende gemiddelde en het berekende getrimd gemiddelde is bij zowel de landelijke
partijen als de lokale partijen hoog.
69
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Binnen dit subthema is het begrip Leefbaarheid een vaak terugkerend onderwerp.
Zonder een definitie te willen geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die
is ondergebracht bij dit subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het
woonklimaat in een buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad. In
sommige gevallen behoort ook inspraak van burgers over de leefomgeving tot dit
subthema.
Er bestaat een opvallend groot verschil tussen de gemiddelde hoeveelheid tekst die
lokale partijen besteden aan dit subthema en de gemiddelde hoeveelheid tekst die
landelijke partijen hieraan besteden. Terwijl landelijke partijen 0,83 procent van hun
tekst hieraan besteden, is dit bij lokale partijen liefst 4,13 procent. In de statistische
analyse was al naar voren gekomen dat de twee groepen partijen dan ook significant van
elkaar verschillen.
Het CDA lijkt bij de landelijke partijen nog de grootste invloed te hebben op de aandacht
voor dit subthema. Daar waar alle landelijke partijen gezamenlijk gemiddeld 0,8283
procent van de tekst besteden aan het subthema Kwaliteit van de Leefomgeving, daalt
dit gemiddelde naar 0,3525 procent als het CDA buiten de berekening wordt gelaten. De
deelname van het CDA in dit onderzoek zorgt er dus voor dat het gemiddelde flink hoger
komt te liggen. Het procentuele verschil tussen het berekende gemiddelde en het
getrimde gemiddelde ligt bij landelijke partijen dan ook veel hoger dan bij lokale
partijen het geval is. Lokale partijen richten zich binnen dit subthema voornamelijk op
drie onderwerpen: leefbaarheid, het onderhoud van de leefomgeving en
bewonersparticipatie. Meestal wordt per verkiezingsprogramma slechts een van deze
onderwerpen besproken. Sommige partijen richten zich daarmee op leefbaarheid,
andere partijen weer iets meer op bewonersparticipatie. Burger- of
bewonersparticipatie zal ook nog terugkomen in hoofdstuk 6.
Integratie
Het thema Integratie beperkt zich niet tot onderwerpen als de integratie van
allochtonen. Ook inburgering, arbeidsmigranten en discriminatie op basis van
bijvoorbeeld geaardheid behoren tot het thema.
Het thema is nauwelijks bepalend in de verkiezingsprogramma’s van zowel lokale
partijen als landelijke partijen. Gemiddeld gaat slechts 0,47 procent van de tekst in de
verkiezingsprogramma’s van lokale partijen over dit thema. Bij landelijke partijen is dit
iets meer: 0,70 procent. Het enorme verschil tussen het gemiddelde en getrimd
gemiddelde wijst er echter al op dat het in beide groepen slechts een handvol partijen
zijn die überhaupt aandacht besteden aan het thema. Bij de landelijke partijen is het
vooral de VVD die aandacht besteedt aan het thema. De VVD stelt dat immigranten de
Nederlandse taal zo snel mogelijk dienen te beheersen. De stellingname van andere
partijen loopt uiteen. De VVD besteedt geen aandacht aan discriminatie van
‘andersdenkenden’, enkele andere partijen hebben hier weer wel oog voor. Lokale
partijen spreken zich vrij weinig uit over integratiekwesties. Wanneer zij dit wel doen
dan gaat het over de integratie van migranten.
70
Vroeg- en voorschoolse educatie
Tot slot het subthema Vroeg- en Voorschoolse Educatie. Evenals het voorgaande
subthema is het verschil tussen het getrimde gemiddelde en het gemiddelde groot. Dit
geldt echter alleen voor de groep met lokale partijen. Ten eerste is het aantal landelijke
partijen dat aandacht geeft aan het thema groter en ten tweede besteden zij ook méér
aandacht aan het thema: gemiddeld 0,92 procent. Bij lokale partijen is dit gemiddeld
slechts 0,21 procent. Dit subthema is dan ook het laatste van de drie subthema’s waar de
groepen van landelijke partijen en lokale partijen significant van elkaar verschillen.
Lokale partijen
Landelijke partijen
Woningbouw en Gebiedsontwikkeling
WMO, Ouderen, Gehandicapten, Jongeren
Weg en Verkeer
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Dienstverlening
Recreatie en Toerisme
Decentralisaties
Onderwijs: Huisvesting
Parkeren
Fysieke veiligheid
Leerplicht
Bedrijvigheid en veiligheid
Ondernemen en Economie
Milieu
Gezondheidsbeleid
Openbaar Bestuur
Gemeentelijke Financiën
Veiligheid (Woon-en leefomgeving)
Cultuur en Kunst
Voorzieningen
Groen en Natuur
Sport
Algemeen onderwijsbeleid
Armoedebestrijding
Re-integratie en Bijstand
OV
Organisatie van het onderwijs
Vroeg- en voorschoolse educatie
Jeugd en Veiligheid
Integratie
Integriteit en veiligheid
Leerlingenvervoer
TABEL 34 SUBTHEMA’S UITGESPLITST NAAR OVERWICHT VAN OFWEL LOKALE OF LANDELIJKE PARTIJ.
IN KLEUR IS WEERGEGEVEN WELKE SUBTHEMA’S SIGNIFICANT GROTER ZIJN (GROEN) EN WELKE
SUBTHEMA’S IN DE BUURT VAN HET SIGNIFICANTIENIVEAU KOMEN (ORANJE). DE KLEUR (WIT) GEEFT
SUBTHEMA’S KLEINER DAN 1 PROCENT AAN.
In bovenstaande tabel zijn uiteindelijk de subthema’s uitgesplitst naar partijsoort
(lokaal of landelijk). In de linkerkolom staan de subthema’s waarbij lokale partijen een
overwicht hebben en in de rechterkolom geldt hetzelfde voor de landelijke partijen.
71
5.4 OVERIGE DATA
Uit de gegevens die voortkomen uit de inhoudsanalyse kunnen nog wat meer
mogelijkheden gehaald worden. Zo kan er een onderscheid gemaakt worden tussen
coalitie- en oppositiepartijen. In de tabellen 34 en 35 worden verschillende cijfers
behorende bij de hoofdthema’s en de subthema’s uiteengezet. Het gaat daarbij om de
situatie zoals die was vóór de verkiezingen van maart 2014 wat betreft oppositie of
coalitie.
Bij veel hoofdthema’s vallen de gemiddelden van de coalitiepartijen en de
oppositiepartijen precies tussen de gemiddelden die al eerder gepresenteerd werden:
die van de landelijke en lokale partijen. Er zijn kleine uitzonderingen hierop. Zo
besteden coalitiepartijen gemiddeld iets meer aandacht dan de oppositiepartijen aan het
thema Veiligheid. Minder aandacht is er dan weer voor het thema Zorg en Welzijn. Er
zijn echter geen thema’s waarin coalitiepartijen significant verschillen van
oppositiepartijen.
Ook bij de subthema’s zijn er weinig opmerkelijke verschuivingen. De gemiddelden van
coalitie- en oppositiepartijen zitten meestal tussen de gemiddelden van lokale en
landelijke partijen in. Dit wijkt af bij bijvoorbeeld het subthema Recreatie en Toerisme,
waar coalitiepartijen relatief meer aandacht aan besteden ten opzichte van
oppositiepartijen.
Thema
Wonen en groenvoorz.
Zorg en Welzijn
Werkgelegenheid en Economie
Verkeer, OV, Parkeren
Veiligheid
Gemeentelijke Financiën
Openbaar Bestuur
Onderwijs
Milieu
Dienstverlening
Armoedebestrijding
Integratie
Coalitie (21) Oppositie
Lokaal (25) Landelijk
(28)
(24)
24.62 (8,34)
23.16 (7,42) 24.88 (7,53) 22.64 (8,02)
11.75 (3,97)
13.42 (8,64) 13.32 (7,63) 12.06 (6,41)
10.42 (6,92)
9.68 (5,62)
8.45 (6,37) 11.61 (5,60)
6.75 (3,13)
6.24 (4,14)
6.72 (3,74)
6.19 (1,54)
6.33 (4,88)
4.33 (2,64)
4.88 (5,54)
5.51 (3,04)
4.52 (2,61)
5.23 (4,24)
4.82 (3,52)
5.03 (3,78)
5.18 (5,22)
5.51 (4,68)
4.72 (4,41)
6.04 (5,31)
4.38 (3,13)
4.67 (3,09)
4.08 (3,17)
5.03 (3,97)
5.18 (3,57)
6.44 (6,53)
3.85 (2,81)
8.03 (6,66)
3.57 (3,53)
2.33 (2,77)
3.56 (3,85)
2.13 (2,01)
0.93 (1,40)
1.91 (2,39)
1.05 (1,54)
1.94 (2,46)
0.92 (1,54)
0.33 (1,15)
0.47 (1,34)
0.70 (1,38)
TABEL 35 GEMIDDELDEN BEHORENDE BIJ COALITIE- EN OPPOSITIEPARTIJEN. TUSSEN HAAKJES IS DE
STANDAARDDEVIATIE AANGEGEVEN.
Significante verschillen tussen oppositiepartijen en coalitiepartijen zijn er op basis van
de hoofdthema’s echter niet. Het thema dat het meest in de buurt komt van een
significant verschil is Veiligheid met een sigma van 0,071. Dit getal is echter groter dan
0,05 en is daarom niet significant. In bovenstaande tabel 35 zijn alle percentages
behorende bij elk thema te zien, uitgesplitst naar coalitie- en oppositiepartijen.
72
5.5 VORM EN STIJL
De programma’s liepen wat betreft vorm en stijl nogal uiteen. Wat opvalt is de
beschikbaarheid in pdf-formaat. Alle verkiezingsprogramma’s van de onderzochte
landelijke politieke partijen zijn in pdf-formaat op de website van de betreffende
afdeling te vinden. Van de landelijke partijen in de gemeente Waterland kon echter geen
enkel verkiezingsprogramma gevonden worden. Om deze reden zijn er in dit onderzoek
dan ook vierentwintig in plaats van vijfentwintig landelijke partijen onderzocht. Het
aantal van vierentwintig zorgde er daarentegen wel voor dat er een evenredige
verdeling over de verschillende landelijke partijen plaats heeft gevonden. De
verkiezingsprogramma’s van de onderzochte lokale partijen zijn over het algemeen ook
in pdf-formaat te vinden, maar dit was in enkele gevallen niet het geval. Deze
programma’s worden integraal op de website van de partij aangeboden.
Afdelingen van landelijke partijen poogden in hun verkiezingsprogramma’s de huisstijl
van de moederpartij te implementeren. In slechts een aantal gevallen is dit gelukt en ziet
het programma er gelikt uit (bijvoorbeeld D66 Capelle aan den IJssel en D66 Dalfsen). In
de meeste gevallen worden slechts het logo en de kleuren van de partij overgenomen en
is er gekozen voor een willekeurige opmaak. Dit laatste geldt over het algemeen ook
voor de lokale partijen; ook bij deze partijen is het programma vaak overduidelijk in
‘Word-stijl’ opgebouwd. Evenals bij de landelijke partijen kennen de lokale partijen
uitzonderingen hierop, zo zijn de verkiezingsprogramma’s van Beter voor Dordt en Puur
Noordwijk professioneler vormgegeven dan menig ander verkiezingsprogramma.
Voor de meest ludieke titel moet ook het verkiezingsprogramma van Beter voor Dordt
bekeken worden. Met ‘Hoe dichter bij Dordt, hoe Beter het wordt’ wist de partij veruit
de grootste partij in de Dordtse gemeenteraad te worden.
Bij de landelijke partijen ontbreekt het over het algemeen aan creativiteit wat betreft de
titel van de verkiezingsprogramma’s. De VVD in Emmen is nog het meest dubbelzinnig
met de titel ‘Werk maken van Emmen’ en ook de VVD in Waalwijk maakt duidelijk waar
de prioriteiten liggen: ‘Meer burger, minder gemeente!’.
De programma’s onderscheiden zich ook van elkaar door hun opbouw. Bij de landelijke
partijen zijn veelal de ideologische speerpunten verwerkt in de eerste hoofdstukken.
Vooral bij GroenLinks komen de groene en duurzame speerpunten uitvoerig aan bod in
de eerste hoofdstukken. Bij D66 en de VVD gaan de eerste hoofdstukken vooral in op de
plaatselijke economie en het openbaar bestuur. Bij het CDA is het vooral de
leefomgeving die in de eerste hoofdstukken aan bod komt. De SP start na de inleiding
meestal met Zorg en Welzijn en bij de PvdA lijkt het vaak Werk en Inkomen te zijn wat
als eerste aan bod komt.
Een groot deel van de onderzochte lokale partijen begint het verkiezingsprogramma met
ofwel onderwerpen die betrekking hebben op het openbaar bestuur ofwel op de woonen leefomgeving van hun inwoners. Een kleine aantal partijen begint het
verkiezingsprogramma met de economische situatie in de gemeente of het financiële
73
beleid van de gemeente. Daarnaast valt op dat regelmatig ook burgerparticipatie, en
onderwerpen hieromtrent, worden aangesneden in het begin van de
verkiezingsprogramma’s van lokale partijen. Het onderwerp burgerparticipatie zal
terugkomen aan het eind van hoofdstuk 6.
Het aantal woorden van de 25 onderzochte verkiezingsprogramma’s van de lokale
partijen loopt uiteen van 181 tot een dikke zestienduizend woorden. Gemiddeld
genomen bestaat een verkiezingsprogramma van een lokale partij zodoende uit 5335
woorden.
Gemeente
Den Helder
Zeewolde
Hellevoetsluis
Waalwijk
Capelle a/d IJssel
Dordrecht
Gulpen-Wittem
Dalfsen
Steenbergen
Duiven
Sittard-Geleen
Drimmelen
De Wolden
Woorden
16158
12692
11751
8736
7962
7642
7358
7188
7062
5905
5644
5526
4194
Gemeente
Woensdrecht
Maastricht
Noordwijkerhout
Goes
Noordwijk
Emmen
Landerd
Waterland
Roosendaal
Kaag & Braasem
Rijnwaarden
Moerdijk
Woorden
3792
3738
3610
2480
2103
1964
1904
1705
1518
1395
1187
181
TABEL 36 AANTAL WOORDEN LOKALE PARTIJEN
Het aantal woorden van de 24 onderzochte verkiezingsprogramma’s van de landelijke
partijen loopt uiteen van 1298 tot bijna dertienduizend woorden. Gemiddeld genomen
bestaat een verkiezingsprogramma van een lokale partij zodoende uit 5750 woorden.
Gemeente
Woorden
Gemeente
Woorden
Capelle a/d IJssel
Emmen
Sittard-Geleen
Noordwijk
Hellevoetsluis
Gulpen-Wittem
Waterland
Drimmelen
Noordwijkerhout
Woensdrecht
Roosendaal
Moerdijk
12696
12077
10953
10382
10330
7949
7107
6706
5731
5408
5072
4969
Dordrecht
Dalfsen
Den Helder
Duiven
Waalwijk
Rijnwaarden
Maastricht
Steenbergen
Goes
Zeewolde
De Wolden
Kaag & Braassem
4870
4834
4172
4124
3752
3700
2857
2677
2565
1901
1885
1298
TABEL 37 AANTAL WOORDEN LANDELIJKE PARTIJEN
74
De onderzochte verkiezingsprogramma’s van de lokale en landelijke partijen verschillen
zo gemiddeld een dikke vierhonderd woorden van elkaar. Focussend op de landelijke
partijen, valt op dat de meest linkse partijen onder het gemiddelde van 5750 woorden
zitten en de partijen die zich aan de rechterkant van het politieke spectrum bevinden,
gemiddeld meer woorden nodig hebben voor hun partijprogramma. Hierbij dient
opgemerkt te worden dat van elke partij slechts vier programma’s meegenomen zijn.
Voor zowel het CDA als D66 geldt dat zij in dit onderzoek zowel de langste als de kortste
verkiezingsprogramma’s voor hun rekening nemen.
Als de twee groepen van landelijke en lokale partijen op een hoop worden gegooid,
bestaat een gemiddeld verkiezingsprogramma uit 5539 woorden. Landelijke partijen
zitten hier dus gemiddeld 211 woorden boven en lokale partijen zitten hier gemiddeld
204 woorden onder,
In aantal
woorden
SP
PvdA
GL
D66
CDA
VVD
Programma 1
Programma 2
Programma 3
Programma 4
Gemiddeld
4870
4124
2565
7107
4666.5
4172
6706
2857
2677
4103
1885
7949
4969
5072
4968.75
12696
4834
10382
1901
7453.25
10330
1298
3700
10953
6570.25
12077
5731
3752
5408
6742
TABEL 38 AANTAL WOORDEN LANDELIJKE PARTIJEN PER PARTIJ
75
HOOFDSTUK 6 - PROFILERING IN LOKALE POLITIEK
Tijd voor een korte tussenbalans. De eerste vier onderdelen die Krippendorff (2004) in
zijn beschrijving van een inhoudsanalyse noemt, worden ook wel data making genoemd:
het creëren van berekenbare gegevens (Krippendorff, 2004: 83). Het vijfde en zesde
onderdeel omschrijft Krippendorff (2004: 83 als volgt:
 Abductively inferring contextual phenomena: relying on analytical constructs or
models of the chosen context as warrants
 Narrating the answer to the research question: relying on narrative traditions or
discursive conventions established within the discipline of the content analyst”
(Krippendorff, 2004: 83).
De vijfde component, het abductief afleiden van contextuele verschijnselen, is uniek voor
de inhoudsanalyse en gaat verder dan de representatieve eigenschap van de cijfers. Bij
het abductief afleiden van contextuele verschijnselen van teksten treedt de analyse
buiten de gegevens. Het wijst in het belang van de onderzoeker op onopgemerkte
fenomenen (Krippendorff, 2004: 85). Zoals in paragraaf 1.3 al aan de orde kwam,
worden onopgemerkte fenomenen in dit onderzoek voor het voetlicht gebracht door het
gebruik van kernwoordenlijsten. Door middel van deze lijsten wordt buiten de eerdere
gecreëerde gegevens getreden en dit dient dus als aanvulling op het coderingsproces
van de verkiezingsprogramma’s.
Deze constructie garandeert vervolgens de beoogde gevolgtrekkingen. Tevens moeten
deze gevolgtrekkingen op hun beurt weer ondersteund worden door kennis van de
context van de geanalyseerde teksten (Krippendorff, 2004: 171). Kennis van de context
van de geanalyseerde teksten heeft de onderzoeker bij dit onderzoek verkregen door het
lezen en coderen van alle verkiezingsprogramma’s. Aan de hand van de kennis van de
context kan de onderzoeker woorden uit de kernwoordenlijst verder uitdiepen, indien
de onderzoeker het noodzakelijk acht in het licht van het onderzoek.
Het abductief afleiden van contextuele verschijnselen zal in dit hoofdstuk gebeuren. Aan
de hand van een tweetal kernwoordenlijsten zal verder worden ingegaan op een aantal
thema’s of subthema’s zoals die in de voorgaande hoofdstukken gepresenteerd werden.
De kernwoordenlijsten dienen ter aanvulling op het eerste deel van de reeds besproken
inhoudsanalyse van de verkiezingsprogramma’s. In de kernwoordenlijsten zijn de
honderd meest gebruikte woorden die langer zijn dan vier karakters opgenomen.
Weggelaten in de lijsten zijn werkwoorden, partijnamen en plaatsnamen. De volledige
lijsten zijn te vinden in bijlage V en VI. De eerste lijst betreft de kernwoorden van de
vijfentwintig lokale partijen. De tweede lijst betreft de kernwoorden van de
vierentwintig landelijke partijen.
76
Nr.
Woord Freq. Tekst
2
GEMEENTE
6
INWONERS
7
MOGELIJK
10
LEEFBAAR
14
NIEUWE
16
GOEDE
18
BELEID
19
MENSEN
21
AANDACHT
22
JONGEREN
23 SAMENWERKING
24
ANDERE
25
SAMEN
26
EIGEN
27
SOCIALE
28
BINNEN
30
BELANGRIJK
31
LOKALE
32
NODIG
33
ALLEEN
35
ZOALS
36
SAMENLEVING
39
BELANG
40
TUSSEN
41 VOORZIENINGEN
42
GROTE
43
STAAT
44
RUIMTE
47
BURGERS
49 GEMEENTELIJKE
50
ONDERWIJS
51
GEBIED
52 MOGELIJKHEDEN
53 ONTWIKKELING
55
ONDERNEMERS
56
WAARBIJ
57
VEILIGHEID
943
441
367
301
272
248
238
227
212
210
208
205
201
196
184
177
174
172
171
170
168
166
163
163
158
153
153
152
150
147
140
139
139
138
137
137
133
25
24
24
11
24
24
24
21
23
22
23
23
22
22
24
24
23
24
21
23
23
19
24
22
23
23
22
22
18
22
20
21
24
19
23
22
19
Nr.
Woord Freq. Tekst
58
VOLDOENDE
60
MINDER
61
ONDER
63
KERNEN
64
DAARBIJ
65
KOMENDE
66
SPORT
67
BETER
68
HIERBIJ
69
OUDEREN
71
KWALITEIT
72
BEDRIJVEN
73
WIJKEN
74
BELANGRIJKE
75
CENTRUM
76
GROOT
77
DAAROM
78
JAREN
79
VERDER
81
EXTRA
82
STEEDS
83
WONINGEN
84
GEMEENTEN
85
FINANCIËLE
87
HUIDIGE
88
OPENBARE
89
VOORAL
90
SCHOLEN
91
GEBRUIK
92
JEUGD
93
DAARNAAST
94
VANUIT
96
LEEFBAARHEID
97
OPENBAAR
98 ONDERSTEUNING
99
ORGANISATIE
100
ACTIVITEITEN
131
128
128
125
124
124
123
122
122
121
120
119
119
118
118
116
115
115
113
111
110
109
108
107
107
107
107
106
105
105
104
104
102
102
101
100
99
21
21
20
16
22
22
20
20
20
22
23
20
16
22
20
22
20
22
23
21
21
23
24
20
19
21
22
21
18
21
17
22
21
24
22
19
20
TABEL 39 KERNWOORDENLIJST LOKALE PARTIJEN
77
Nr.
Woord Freq. Tekst
1
GEMEENTE
5
MENSEN
7
MOGELIJK
10
GOEDE
EIGEN
11
13
INWONERS
14 SAMENWERKING
15
ANDERE
ONDERWIJS
16
17
SAMENLEVING
18
JONGEREN
20
SOCIALE
21
TUSSEN
22
RUIMTE
24
NODIG
25 ONDERNEMERS
26
BINNEN
27
KINDEREN
28
NIEUWE
SAMEN
30
31
DAARBIJ
32
BURGERS
33
ALLEEN
STAAT
35
37
ZOALS
38
BIJVOORBEELD
40
IEDEREEN
41
OVERHEID
42
GEMEENTEN
43
BELANGRIJK
44
SCHOLEN
47
LOKALE
48
BEDRIJVEN
49
AANDACHT
MINDER
50
51
KANSEN
52
GEBIED
53
BELEID
1246
452
403
269
265
256
248
242
238
237
221
217
216
212
208
207
201
200
195
194
190
186
185
170
168
167
166
163
163
163
157
154
154
144
143
143
143
143
24
24
24
24
23
24
23
23
22
23
21
23
23
21
24
23
24
23
23
22
23
22
22
23
22
22
22
22
22
22
23
21
23
23
21
18
22
22
Nr.
Woord Freq.
54
VEILIGHEID
56
STEEDS
57
GEBRUIK
58
DAAROM
60
BELANG
61
VOORZIENINGEN
62
ELKAAR
64
ONDER
65
GEMEENTELIJKE
66
SPORT
68
VOORSTANDER
69
KOMENDE
70
DIENT
71
ACTIEF
72
DUURZAME
73
MOGELIJKHEDEN
75
ONTWIKKELING
76
TEGEN
77
KWALITEIT
78
CULTUUR
79
VOLDOENDE
80
BELANGRIJKE
81
ONDERSTEUNING
83 VERANTWOORDELIJKHEID
85
VERVOER
86
STAAN
87
WAARBIJ
88
WONINGEN
89
GROTE
91
BETER
92
OUDEREN
94
ZOVEEL
95
BEWONERS
96
VANUIT
97
HIERBIJ
99
VERENIGINGEN
100
OMGEVING
141
137
135
134
131
130
128
126
126
125
123
123
122
121
120
119
118
116
116
116
115
115
114
111
110
110
108
107
107
107
106
104
104
102
102
101
100
Tekst
22
23
21
21
21
23
19
22
22
22
19
20
20
20
20
22
21
21
19
21
21
21
21
21
18
24
19
20
23
23
20
21
21
21
21
16
21
TABEL 40 KERNWOORDENLIJST LANDELIJKE PARTIJEN
78
Om te beginnen dient de volgende notitie gemaakt te worden bij beide
kernwoordenlijsten: de werkwoorden zijn uit de lijst geschrapt, met uitzondering van de
woorden ‘staat’ en ‘gebruik’. Deze werkwoorden kunnen ook zelfstandige naamwoorden
zijn en blijven zodoende gehandhaafd in beide lijsten. Daarnaast komt op de
kernwoordenlijst van de lokale partijen het woord ‘leefbaar’ voor. Opgemerkt dient te
worden dat twee partijen in het onderzoek het woord Leefbaar in hun namen dragen.
Het woord heeft hierdoor een ‘kunstmatig’ hoge positie op de lijst. Vrijwel alle keren dat
het woord leefbaar door deze partijen gebruikt wordt, gaat het om de naamsaanduiding
van de partij. Zonder de naamsaanduiding van de Leefbaar-partijen, zou het woord
‘leefbaar’ niet in de top-100 van meest gebruikte woorden terechtkomen.
Met de kennis van de context van de negenenveertig verkiezingsprogramma’s zal een
aantal van de woorden uit de kernwoordenlijsten gelicht worden om op deze manier
andere verschillen en overeenkomsten in aandacht tussen lokale en landelijke partijen
te vinden. Om te beginnen is dit het woord ‘samenwerking’ (respectievelijk plek 23 en
14) en daarmee samenhangend het woord ‘samen’ (respectievelijk plek 25 en 30).
Samen en samenwerking
Zoals in de eerste paragraaf van hoofdstuk 3 al werd aangegeven, spreken erg veel
partijen in hun verkiezingsprogramma over hoe het gemeentebestuur dient te
functioneren, hoe de ambtelijke organisatie eruit dient te zien en over samenwerking
met andere gemeenten of gemeentelijke herindeling. Deze zaken zijn ondergebracht bij
het thema ‘Openbaar Bestuur’, dat pas gedurende het onderzoek is ontstaan. Gezien de
relatief hoge percentages tekst die aan dit onderwerp zijn besteed, zou het namelijk
zonde zijn om deze tekst niet te categoriseren.
Binnen het thema ‘Openbaar Bestuur’ is samenwerking een terugkerend begrip bij
zowel lokale en landelijke partijen. Gelet op de overige woorden die hoger staan in de
kernwoordenlijsten, zou zelfs gesteld kunnen worden dat ‘samenwerking’ het
modewoord van de gemeenteraadsverkiezingen zou kunnen zijn. Naast de bijvoeglijke
naamwoorden die vóór ‘samenwerking’ geplaatst kunnen worden en die onder het
thema Openbaar Bestuur vallen (ambtelijke samenwerking, bovenlokale samenwerking,
bestuurlijke samenwerking, (eu)regionale samenwerking), zijn er ook tal van
voorbeelden te vinden van samenwerking die onder de overige thema’s geplaatst dienen
te worden: samenwerking met bedrijfsleven, samenwerking met/tussen scholen en
samenwerking met/tussen zorginstellingen.
Aanjager van de aandacht voor samenwerking lijken de decentralisaties in het sociale
domein te zijn. Gemeenten zien vanuit de landelijke overheid steeds meer taken hun
kant opkomen (participatiewet, AWBZ en jeugdzorg) waardoor kleinere gemeenten in
de problemen kunnen komen als het gaat om geld en kennis. In veel gemeenten wordt
gedacht dat wanneer de krachten gebundeld worden, men sterker staat en er geen
verlies van kennis is. Tegelijkertijd wordt er meermaals geschreven dat deze
samenwerking niet ten koste mag gaan van de democratische regels in ons openbaar
79
bestuur en dat er een goed controlemechanisme dient te zijn op de verschillende
samenwerking.
Naast de samenwerking die gericht is op het thema Openbaar bestuur stellen partijen
ook dat samenwerking veel kansen biedt om economische samenwerking met
buurgemeenten en regio’s tot stand te brengen. Naast economische samenwerking zien
partijen ook kansen voor samenwerking op andere terreinen. Deze samenwerkingen
zouden vanuit het oogpunt van effectiviteit, efficiency en het uitwisselen van kennis en
ervaringen tot stand moeten komen.
Opvallend genoeg lijken vooral D66, VVD en het CDA de aandacht te willen vestigen op
samenwerkingsvormen in het openbaar bestuur. Van de 248 keer dat het woord
‘samenwerking’ genoemd wordt, betreft het namelijk 177 keer de
verkiezingsprogramma’s van deze drie partijen. Bij de lokale partijen is het lastig om een
patroon vast te stellen in de roep naar samenwerking.
In een aantal gevallen wordt tekst over (gemeentelijke) samenwerking gevolgd door
verwijzingen naar gemeentelijke herindeling. Verschillende partijen staan als gevolg van
de toenemende taken van de gemeenten open voor gemeentelijke herindeling. Andere
partijen wijzen herindelingsplannen op voorhand resoluut af.
Zeven lokale partijen spreken in hun programma over herindeling. Drie van deze
partijen zijn tegen herindeling (Dordrecht, Hellevoetsluis, De Wolden), twee partijen
vóór (Duiven, Rijnwaarden), één partij ziet het als reële optie binnen tien jaar (Den
Helder) en één partij geeft aan dat herindeling op termijn plaats zou moeten vinden
(Landerd).
Vier landelijke partijen schrijven over herindelingsplannen. De SP in Dordrecht en de SP
in Duiven zijn tegen. Het CDA in Rijnwaarden is vóór herindeling en D66 in Noordwijk
laat zijn standpunt in het midden.
Onderwijs
Naast ‘samenwerking’ zijn er twee andere woorden die opvallen door de hoge score die
ze halen in de kernwoordenlijsten: ‘onderwijs’ en ‘scholen’ (respectievelijk plek 50 en 90
bij lokale partijen en plek 16 en 44 bij landelijke partijen). Gezien het feit dat bij de
inhoudsanalyse het thema onderwijs geen hoogvlieger blijkt te zijn, is het des te
opvallender dat dit thema in de kernwoordenlijsten wel relatief hoog staat genoteerd.
Een mogelijke verklaring voor de hoge positie van de woorden ‘onderwijs’ en ‘scholen’ is
gelegen in het feit dat ook in andere thema’s soms verwezen wordt naar deze twee
woorden. Zo wordt er soms ook gesproken over bijvoorbeeld een verbinding tussen het
bedrijfsleven en het onderwijs. Afhankelijk van de context kan een dergelijke tekst bij
het thema Werkgelegenheid en Economie terecht zijn gekomen.
Daarnaast bevestigen de onderling verschillende plekken op de kernwoordenlijst wel
het verschil tussen lokale en landelijke partijen, zoals dat ook al bij de inhoudsanalyse
naar voren kwam. Landelijke partijen geven in hun verkiezingsprogramma iets meer
aandacht aan het thema onderwijs en onderwerpen die hieraan gerelateerd zijn.
80
Cultuur en kunst
‘Cultuur’ komt op de kernwoordenlijst van de landelijke partijen wèl voor, terwijl het
woord op de kernwoordenlijst van de lokale partijen ontbreekt. Dit verschil komt
overeen met de inhoudsanalyse. In de inhoudsanalyse komt naar voren dat de landelijke
partijen inderdaad meer aandacht besteden aan het subthema Cultuur (en Kunst).
Lokale partijen besteden gemiddeld 1,96 procent aan dit thema, terwijl dit bij de
landelijke partijen gemiddeld 3,16 procent is. Wonderbaarlijk genoeg blijkt uit de
kernwoordenlijst dat het de partijen D66, VVD en CDA zijn die meer over Cultuur
spreken dan GroenLinks, SP en PvdA. Het woord wordt namelijk 74 om 42 maal
gebruikt.
Opvallend is dat in de verkiezingsprogramma’s van de lokale partijen Kunst nauwelijks
een rol lijkt te spelen. Terwijl landelijke partijen Cultuur en Kunst vaak in één of
meerdere alinea’s sámen bespreken, schrijven lokale partijen over het algemeen enkel
over Cultuur zonder daarbij in te gaan op Kunst. Dit verschil kan niet cijfermatig
ondersteund worden, maar is een constatering van de onderzoeker op basis van het
lezen van de verschillende verkiezingsprogramma’s.
Milieu
Een ander woord uit de kernwoordenlijst dat een verschil in de inhoudsanalyse
ondersteunt is ‘Duurzame’. Het woord ‘Duurzame’ dient in verband gebracht te worden
met het thema Milieu in de inhoudsanalyse. Het woord staat bij de kernwoordenlijst van
de landelijke partijen op een 72e plek, terwijl het woord ontbreekt op de
kernwoordenlijst van de lokale partijen. Ook dit verschil tussen de kernwoordenlijsten
ondersteunt het verschil in de inhoudsanalyse tussen de lokale en landelijke partijen bij
het thema Milieu. Het verschil bij het thema Milieu is daarmee ook het meest opvallende
verschil tussen de lokale en landelijke partijen. Daar waar de landelijke partijen 8,03
procent van hun tekst over het thema Milieu laten gaan, is dit bij de lokale partijen
slechts 3,85 procent. Er is een verschil van meer dan honderdvijf procent tussen het
gemiddelde van de landelijke partijen en de lokale partijen. Een van de verklaringen
voor dit grote verschil is, zoals gezegd, de deelname van GroenLinks in de groep van
landelijke partijen. Wanneer het gemiddelde opnieuw berekend wordt zonder de vier
gemiddelden behorende bij GroenLinks (enkel voor het thema Milieu, niet van de
overige thema’s) dan zou het thema Milieu uitkomen op een gemiddelde van 5,79
procent. Dit is echter nog altijd een hoger gemiddelde dan het geval is bij de lokale
partijen.
Ook uit de kernwoordenlijst blijkt dat de landelijke partijen onderling verschillen. Het
woord ‘Duurzame’ wordt door het CDA slechts 11 maal genoemd. GroenLinks noemt het
daarentegen 34 maal (op een totaal van 120).
Sport
Evenals de woorden Cultuur en Duurzame, ondersteunt het woord Sport de
inhoudsanalyse. Het woord sport is zowel bij de lokale als de landelijke
kernwoordenlijst terug te vinden op een 66e plaats. Er is slechts een verschil van 2 in de
81
frequentie: namelijk 123 bij lokale partijen en 125 bij landelijke partijen. Dat Sport op
beide kernwoordenlijsten op dezelfde plek staat, is een opvallende overeenkomst met
de inhoudsanalyse, waar Sport het enige subthema is dat bij zowel de landelijke als
lokale partijen op een zelfde plaats staat (zie figuur op pagina 56). Weliswaar is er een
klein verschil in procentpunten.
Ondernemen en Economie
Op beide woordenlijsten kan het woord ‘Ondernemers’ teruggevonden worden: bij de
lokale partijen op een 55e plaats en bij de landelijke partijen op een 25e plek. Daarnaast
komt op beide lijsten het woord ‘Bedrijven’ voor. Beide woorden dienen in verband
gebracht te worden met het thema Werkgelegenheid en Economie. Bij de
inhoudsanalyse is al gebleken dat landelijke partijen meer aandacht aan dit thema
besteden (gemiddeld 11,61 procent van hun tekst, tegenover gemiddelde 8,45 procent
voor lokale partijen) en ook de kernwoordenlijsten wijzen op dit verschil. Dit verschil is
vooral te danken aan de VVD en D66 die samen 128 keer het woord Ondernemers voor
hun rekening nemen op een totaal van 207 woorden. Groenlinks gebruikt het woord
slechts 17 keer.
Jongeren en ouderen
Jongeren nemen op beide lijsten een opvallende plek in. Lokale partijen schrijven het
woord 210 keer op en landelijke partijen zelfs 221. Het contrast met ‘Ouderen’ is groot:
lokale partijen noemen het woord slechts 121 keer, landelijke partijen nog minder: 106
keer. Met een 69e en 92e plek lijken ouderen het onderspit te moeten delven in de
verkiezingsprogramma’s ten faveure van de jongeren, welke op een respectievelijke 22 e
en 18e plek staan op beide lijsten. In de kernwoordenlijst van de lokale partijen komt
ook nog het woord ‘Jeugd’ voor op een 92e plek. De verwachting is dat ook op de
kernwoordenlijst van de landelijke partijen ‘Jeugd’ kort volgt op de eerste honderd
woorden.
Het grote verschil tussen Jongeren en Ouderen in de verkiezingsprogramma’s is in de
inhoudsanalyse niet zo naar voren gekomen. Dit ligt waarschijnlijk aan het feit dat er
bijvoorbeeld binnen de categorie Zorg en Welzijn geen onderscheid is gemaakt tussen
jongeren en ouderen. Daarnaast zijn er meer thema’s waar over jongeren gesproken
wordt, bijvoorbeeld Onderwijs en Veiligheid. Zowel ouderen als jongeren worden
genoemd in thema’s als Wonen en groenvoorzieningen (bijvoorbeeld als het gaat om
specifieke woningen voor beide doelgroepen) en Werkgelegenheid en Economie
(bijvoorbeeld voor oplossingen bij werkloosheid voor beide doelgroepen).
Binnen het thema Zorg en Welzijn valt ook het onderwerp jeugdzorg dat bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 2014 (samen met andere decentralisaties in het sociale
domein) een belangrijk issue was.
Opvallend is daarnaast dat de vier onderzochte lokale CDA-afdelingen 74 keer (op een
totaal van 221) het woord ‘Jongeren’ gebruikten. Dit is een derde van het totale aantal.
82
(Kwaliteit van de) Leefomgeving
Naast de inhoudsanalyse (zie paragraaf 3.2), komt ook in de kernwoordenlijst van de
lokale partijen het woord ‘Leefbaarheid’ naar voren. In de kernwoordenlijst van de
landelijke partijen komt Leefbaarheid niet voor in de top 100. Dit kan gezien worden als
een bevestiging van wat er in de inhoudsanalyse ook voor het voetlicht is gebracht:
lokale partijen besteden meer aandacht aan het subthema (Kwaliteit van de
leefomgeving) dan de landelijke partijen. Binnen dit subthema is het begrip
Leefbaarheid namelijk een vaak terugkerend onderwerp. Zonder een definitie te willen
geven van het begrip leefbaarheid gaat het in de tekst die is ondergebracht bij dit
subthema vaak over wensen en ergernissen van bewoners, het woonklimaat in een
buurt of wijk en het verenigingsleven van een dorp of stad.
Politieke partijen kiezen voor verschillende woorden en verschijningsvormen om het
begrip ‘kwaliteit van de leefomgeving’ te omschrijven, maar deze woorden worden
zelden eenduidig gebruikt. Begrippen als leefbaarheid, leefkwaliteit, leefmilieu,
(woon)beleving, waardering van de woon- of leefomgeving, kwaliteit van leven en
duurzaamheid hebben raakvlakken en worden soms als synoniem gebruikt maar
conflicteren ook regelmatig met elkaar. Dit kan steeds per partij verschillen.
Het CDA lijkt bij de landelijke partijen de grootste invloed te hebben op de aandacht
voor Leefbaarheid. Daar waar alle landelijke partijen gezamenlijk gemiddeld 0,8283
procent van de tekst besteden aan het subthema Kwaliteit van de Leefomgeving, daalt
dit gemiddelde naar 0,3525 procent als het CDA buiten de berekening wordt gelaten. De
deelname van het CDA in dit onderzoek zorgt er dus voor dat het gemiddelde hoger
komt te liggen. Uit analyse van de kernwoordenlijst komt verder naar voren dat het CDA
ook het woord ‘verenigingen’ vaak op papier zet. Door alle landelijke partijen wordt het
woord 101 keer gebruikt, het CDA neemt hiervan 46 maal voor haar rekening (45,5%).
Burgerparticipatie
Zoals in paragraaf 5.5 al werd gesteld, beginnen de verkiezingsprogramma’s van lokale
partijen over het algemeen met teksten over het openbaar bestuur, wonen en financiën.
Opvallend is echter dat ook het onderwerp burgerparticipatie een aantal keren aan het
begin van de verkiezingsprogramma’s wordt teruggevonden. Dit is bij lokale partijen het
geval. Toch wordt in slechts 7 van de 25 ‘lokale’ verkiezingsprogramma’s het woord
‘burgerparticipatie’ gebruikt. Bij landelijke partijen is dit het geval bij 5 van de 24
programma’s. Hierbij dient echter opgemerkt te worden dat van deze 5 slechts één partij
dieper ingaat op het onderwerp. De overige partijen gebruiken het woord terloops in
hun tekst.
Bij 5 van de 7 lokale partijen wordt er iets meer aandacht besteed aan dit onderwerp.
Deze vijf partijen behandelen het onderwerp in een of meerdere alinea’s. De andere
twee partijen houden het na een of twee zinnen voor gezien wat betreft het onderwerp
burgerparticipatie. Hieronder volgen de belangrijkste passages over burgerparticipatie
in de lokale verkiezingsprogramma’s:
83
Fractie Franssen (Gulpen-Wittem) koppelt burgerparticipatie aan vrijwilligerswerk.
Fractie Franssen schrijft:
“Naar de toekomst toe kan burgerparticipatie hand in hand met vrijwilligerswerk
mogelijk uitgebreid worden naar lokale coöperaties. Waarin actieve burgers zich
verenigingen om zichzelf en hun medeburgers kleine hulp en handen spandiensten
te leveren, het opzetten van een dorpswinkel, collectieve inkoop van duurzame
energie of huishoudelijke en medische zorg leveren.” (Fractie Franssen, 2014: 4)
Tevens wil Fractie Franssen de betrokkenheid van burgers bij hun dagelijkse
leefomgeving blijven vergroten door middel van zelfsturing. ”Zelfsturing betekent ook
dorpsgenoten stimuleren om zelf vraagstukken op te pakken. Ook zien wij in de toekomst
dat taken worden overgedragen om burgers betrokken te houden bij de ontwikkeling van
hun leefomgeving” (Fractie Franssen, 2014: 4).
Alle Kernen Troef (Woensdrecht) wil “daadwerkelijk invulling gaan geven aan het
stimuleren van burgerparticipatie omdat we erin geloven dat een juiste invulling daarvan
leidt tot:
 meer onderling begrip tussen inwoners en de gemeentelijke organisatie;
 meer betrokkenheid van inwoners en ambtenaren bij het wel en wee van de
gemeente;
 reductie van kosten;
 verbetering van de dienstverlening”
(AlleKernenTroef.nl, 2014).
WaterlandNatuurlijk (Waterland) streeft naar ‘burgerparticipatie in alle kernen’:
“Afgelopen periode is er een begin gemaakt met bezoeken van de raadsleden aan
alle kernen van Waterland. WaterlandNatuurlijk is hier een groot voorstander van.
Vele wensen van de dorpskernen zijn op deze manier in vervulling gegaan. O.a. op
Marken een monument, een visie op Broek, een “u rijdt te hard” paal vanuit Uitdam,
die op meerdere plekken inzetbaar is. Er is ook een begin gemaakt met het
beschikbaar stellen van budgetten om ideeën die leven bij onze inwoners invulling
te geven. Na een eerste aarzeling is dit een groot succes geworden.
WaterlandNatuurlijk wil hier mee doorgaan” (WaterlandNatuurlijk.nl, 2014).
Ook de Stadspartij Den Helder heeft burgerparticipatie ‘hoog in haar vaandel staan’.
“Burgerparticipatie is niet ‘namens’ de burgers bedenken wat hun belangen zijn.” Voor de
Stadspartij Den Helder is “burgerparticipatie (…) een middel om de burger meer te
betrekken bij een gedegen besluitvorming en om feeling te houden met wat er leeft in de
wijken” (Stadspartij Den Helder, 2014).
De partij wil dit bereiken door het mogelijk maken van een burgerbegroting. Daarnaast
zegt de Stadspartij Den Helder blij te zijn met het feit dat “het referendum mogelijk is
gemaakt, om de burgerparticipatie bij belangrijke en ingrijpende beslissingen als
beslissingsinstrument te kunnen gebruiken” (Stadspartij Den Helder, 2014).
84
Gemeentebelangen De Wolden geeft te kennen dat burgerparticipatie een prominent
thema in het vorige programma was. Vroeg in de daaropvolgende raadsperiode heeft dit
geresulteerd in de nota Burgerparticipatie. Gemeentebelangen De Wolden stelt dat men
in de gemeente nu de stap moet zetten naar overheidsparticipatie. Overheidsparticipatie
betekent volgens Gemeentebelangen De Wolden dat “de gemeente mee gaat helpen om
plannen, die door de inwoners bedacht zijn, mogelijk te maken” (Gemeentebelangen De
Wolden, 2014).
Bij de landelijke partijen is het de lokale afdeling van D66 in Capelle die zich het meest
uitspreekt over burgerparticipatie.
De D66-afdeling wil een actieve participatie van burgers in het Capelse bestuur en de
eigen buurt omdat bij inwoners een enorm potentieel aan kennis en capaciteit aanwezig
is. De afdeling vindt dat burgerparticipatie, zoals bijvoorbeeld besturen van WOP’s en de
Capelse Jeugdraad, in principe democratisch georganiseerd moet worden. Verder
schrijft de partij:
“Bij het ontwikkelen van nieuw beleid, belangrijke beleidswijzigingen en belangrijke
ruimtelijke ontwikkelingen worden burgers en organisaties betrokken. Naast WOP
en diverse cliëntenraden zijn afgelopen periode ook burgerpanel, burgerjury, Expert
Team Capelle en digitale ideeënbus geïntroduceerd.
D66 wil deze nieuwe burgerparticipatievormen evalueren op de bijdrage aan
burgerparticipatie en kwaliteit van besluiten.
Daarnaast vindt D66 dat deze vormen van burgerparticipatie instrumenten zijn
voor college én raad. Communicatie over de uitkomsten van deze vormen van
burgerparticipatie, evenals beleidswijzigingen die daar uit voortvloeien, gaan altijd
via de gemeenteraad” (D66 Capelle aan den IJssel, 2014).
Met deze zes voorbeelden is de belangrijkste aandacht voor burgerparticipatie eigenlijk
in kaart gebracht. Sommige partijen spreken zich ook nog uit over het houden van een
referendum. Hier komt eenzelfde beeld uit naar voren als het geval is bij de bespreking
van het onderwerp burgerparticipatie. Landelijke partijen die überhaupt spreken over
een referendum, hebben het meestal over een raadgevend referendum of een
referendum bij grote en belangrijke beslissingen. Een VVD-afdeling stelt tegen referenda
te zijn. Lokale partijen spreken zich iets vaker uit voor een referendum in het algemeen,
ongeacht het daarbij gaat om grote of kleine, moeilijke of makkelijke beslissingen.
Al met al kan gesteld worden dat het onderwerp over het algemeen dus niet bijzonder
leeft onder politieke partijen. Het zijn daarbij de lokale partijen die vaker grotere
aandacht vragen voor burgerparticipatie. Zes voorbeelden op een totaal van
negenveertig onderzochte verkiezingsprogramma’s is echter niet bijster veel. Onderzoek
naar hoe burgerparticipatie leeft onder lokale partijen zou een interessante vraag zijn
voor een andere scriptie of ander onderzoek. Dit onderzoek is hier echter niet op gericht
en daarom zal het onderwerp burgerparticipatie in verkiezingsprogramma’s niet groter
gemaakt worden dan dat het klaarblijkelijk is.
85
Voor wie?
Het is tot slot opmerkelijk om te zien dat lokale partijen in hun verkiezingsprogramma’s
over het algemeen het woord ‘inwoners’ gebruiken in plaats van het woord ‘mensen’
(respectievelijk 441 en 227 keer). Bij de landelijke partijen is juist het omgekeerde het
geval: zij verkiezen over het algemeen ‘mensen’ boven ‘inwoners’ (respectievelijk 456 en
256 keer). Het tekent wellicht het doel van lokale partijen: zij zetten zich primair in voor
de inwoners van hun gemeente. Het aanspreken van de kiezers met ‘mensen’ in plaats
van ‘inwoners’ neigt naar de stelling dat landelijke partijen, meer dan lokale, de
mogelijkheid openhouden om zich ook in te zetten voor anderen dan inwoners van de
gemeente.
Daar zit natuurlijk een kern van waarheid in. De VVD in Eindhoven zal bij wijze van
voorbeeld niet zomaar kunnen voorstellen om Eindhoven Airport uit te breiden zonder
daarbij de buren van VVD Veldhoven voor het hoofd te stoten. Hetzelfde geldt voor
bijvoorbeeld de PvdA in Ubbergen die wil fuseren met de gemeenten Groesbeek en
Millingen, terwijl de PvdA-fractie in Groesbeek hier geen brood in ziet. De
standpuntbepaling van landelijke partijen is hiermee afhankelijk van andere ‘mensen’,
terwijl de standpuntbepaling van lokale partijen hoofdzakelijk afhankelijk is van de
‘inwoners’ van de eigen gemeente. In feite komt dit dus neer op de eerste intrinsieke
reden voor lokale partijen om los te werken van nationale politieke partijen, zoals
Boogers en Voerman (2010: 79) die beschrijven (zie hoofdstuk 2). Lokale partijen
zouden hiermee beter in staat zijn om zich te richten op lokale kwesties.
Bij de twee bovenstaande fictieve voorbeelden wordt duidelijk dat eigenlijk één
belangrijke factor van belang is bij de bepaling van het doel van een partij. De vraag die
partijen zich daarbij kunnen stellen is: Voor wie bedrijven wij politiek?
Een algemeen beeld dat naar voren komt bij het lezen van de vijfentwintig
verkiezingsprogramma’s
van
lokale
partijen
en
de
vierentwintig
verkiezingsprogramma’s van landelijke partijen, kan hierop een antwoord geven. Het
beeld dat naar voren komt in de benadering van veel lokale partijen is dat zij hun
politiek bedrijven voor de inwoners van hùn gemeente. De meeste lokale partijen
beperken hun visie op veel onderwerpen tot de gemeentegrenzen en tot wat de
inwoners van hun gemeente aangaat. Landelijke partijen daarentegen lijken meer
geneigd te zijn om zich te richten op een regio en de inwoners van die regio. Natuurlijk
brengen ook deze partijen lokale kwesties voor het voetlicht, maar zij lijken daarbij
meer rekening te houden met de omliggende gemeenten. Ook lijken zij de kwesties in
een grotere context te plaatsen. Lokale partijen lijken zich eerder primair te richten op
wat zich binnen de gemeentegrenzen dient af te spelen en hoe de eigen burgers daarvan
kunnen profiteren of juist nadeel daarvan zouden kunnen ondervinden. Landelijke
partijen lijken meer een totaal overzicht te hebben naar plaats en ruimte. Daartegenover
staat dat landelijke partijen vaak dergelijke kwesties binnen een bepaalde ideologie
proberen te plaatsen en ook via deze ideologie benaderen.
86
Op de volgende pagina volgt ten slotte een overzicht van alle besproken onderwerpen in
dit hoofdstuk. Per onderwerp of thema is aangegeven waarom er in dit hoofdstuk
ingegaan is op dit onderwerp/thema en door wie er meer of minder aandacht aan
besteed wordt in de verkiezingsprogramma’s.
Aandacht voor..:
Samenwerking
Waarom?
Modewoord.
Onderwijs
Staat opvallend hoog i.t.t. wat
uit de inhoudsanalyse blijkt.
Kunst
Constatering onderzoeker.
Cultuur
Bevestigt de inhoudsanalyse.
Milieu
Bevestigt de inhoudsanalyse.
Sport
Bevestigt de inhoudsanalyse.
Ondernemen en
Economie
Bevestigt de inhoudsanalyse.
Jongeren en
Ouderen
Leefomgeving /
Leefbaarheid
Burgerparticipatie
Kwam niet naar voren in de
inhoudsanalyse
Bevestigt de inhoudsanalyse.
Naast andere onderwerpen
vaak vooraan in het
programma besproken.
Wie?
Lokale partijen geven iets minder aandacht
dan landelijke partijen. Rechts weer vaker
dan links.
Landelijke partijen besteden iets meer
aandacht dan lokale partijen.
Kunst krijgt minder aandacht van lokale
partijen.
Landelijke partijen geven meer aandacht aan
Cultuur. Meer aandacht van rechts dan van
links.
Landelijke partijen besteden meer aandacht
aan Milieu. Verschil vooral te danken aan
GroenLinks.
Lokale en landelijke partijen geven vrijwel
even veel aandacht aan Sport.
Landelijke partijen besteden meer aandacht
aan Ondernemen en Economie. Verschil
vooral te danken aan VVD en D66.
Veel aandacht voor jongeren van zowel
lokale als landelijke partijen.
Meer aandacht van de lokale partijen. Bij
landelijke partijen voor door CDA.
Lokale partijen besteden vaker aandacht aan
dit onderwerp dan landelijke partijen.
TABEL 41 OVERZICHT BESPROKEN THEMA'S/ONDERWERPEN IN DIT HOOFDSTUK
87
HOOFDSTUK 7 - KROUWEL VS. PENNINX
De politicoloog Krouwel heeft ook de verkiezingsprogramma’s van de laatste
gemeenteraadsverkiezingen onderzocht. Voor zijn kwantitatieve analyse werd gebruikt
gemaakt van het computerprogramma AmCAT. Dit computerprogramma is speciaal
ontwikkeld om grote tekstbestanden te analyseren. Hieronder wordt Krouwels analyse
gespiegeld aan dit onderzoek. Zodoende kunnen overeenkomsten en verschillen
gevonden worden tussen beide onderzoeken. Ook kan er hierdoor mogelijk specifieker
naar onderwerpen gekeken worden.
7.1 LANDELIJKE PARTIJEN
De partijprogramma’s van partijen bij de jongste gemeenteraadsverkiezingen laten
volgens Krouwel (2014a) twee grote verschuivingen zien. Zo heeft de jeugdzorg ruim
twee keer zoveel aandacht gekregen als vier jaar eerder; immigratie en integratie
raakten daarentegen op de achtergrond bij de meeste landelijke partijen met lokale
afdelingen. Toch blijven er nog veel verschillen bestaan, die alles te maken hebben met
de verschillende politiek-ideologische stromingen (Krouwel, 2014a).
Daarnaast gaven veel partijprogramma’s blijk van zorg gerelateerde onderwerpen. Dit is
volgens Krouwel (2014a) logisch; er komen voor de gemeenten veel zorgtaken bij. De
jeugdzorg, die in 2015 overgaat van de provincies naar de gemeenten, is de opvallende
stijger. De zorg voor langdurig zieken krijgt ‘iets’ meer ruimte in de programma’s, maar
dit komt volgens Krouwel (2014a) doordat het onderwerp vier jaar geleden ook al hoog
in de belangstelling stond bij de gemeenteraadsverkiezingen. Kort daarvoor – in 2007 –
was immers de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) ingevoerd. De nieuwste
versie van de Wmo moet nog door de Tweede Kamer worden behandeld en wellicht om
die reden zijn de meeste programma’s op dit punt nog niet erg concreet. In veel
programma’s wordt gesteld dat ‘de zorg toegankelijk moet blijven’ en dat er ‘zorg op
maat moet komen’ en ‘dicht bij de mensen’.
De aandacht voor immigratie en integratie is in vergelijking met 2010 afgenomen. In dat
jaar scoorden deze onderwerpen zowel bij de gemeenteraadsverkiezingen als bij de
Tweede Kamerverkiezingen hoog. Geert Wilders en zijn PVV hadden het onderwerp op
de agenda gezet, maar al tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van september 2012
ebde de aandacht weg. Het ging inmiddels meer over de economische en financiële
crisis.
Op lokaal niveau ziet Krouwel (2014a) die trend terug. Bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 2010 werden immigratie en integratie in 55 procent
van alle programma’s besproken, maar in 2014 is dat slechts 44 procent. Er is ook iets
minder vaak aandacht voor het milieu, het openbaar vervoer en de veiligheid, maar de
verschillen zijn niet groot in vergelijking met 2010. Krouwel heeft ook per (landelijke)
partij onderzocht welke onderwerpen het meest besproken werden.
88
Krouwel: PvdA
De Partij van de Arbeid (PvdA) komt voort uit de klassenstrijd en het is volgens Krouwel
(2014a) dus niet raar dat tijdens een crisis de economische thema’s bij de PvdA meer
domineren dan bij andere partijen (Krouwel, 2014b). De partij spreekt veelvuldig van
het beschermen van de sociaal zwakkeren in de samenleving. Ze wil hiervoor meer
middelen vrijmaken om te voorkomen dat deze groep de kosten van de crisis voor haar
kiezen krijgt. De nationale slogan van de Partij van de Arbeid – ‘De sterkste schouders
dragen de zwaarste lasten’ – is in veel lokale programma’s terug te lezen (Krouwel,
2014b).
Ook het ‘eerlijke verhaal’ van partijleider Diederik Samsom komt volgens het onderzoek
van Krouwel (2014b) in veel lokale verkiezingsprogramma’s terug. Onder het motto dat
harde keuzes noodzakelijk zijn en dat je niet alle idealen kunt verwezenlijken, komen
lokale PvdA’ers met concrete beleidsvoorstellen. In 2010 waren ze veel minder
specifiek. Daarnaast valt het Krouwel (2014b) op dat vrij veel wordt gesproken over
samenwerking met ‘buurgemeenten’. De lokale PvdA-afdelingen lopen al vooruit op de
opschaling naar grotere gemeenten en regionale samenwerking bij de invoering van het
nieuwe zorgstelsel (Krouwel, 2014b).
Onderzoek: PvdA
Krouwel (2014b) geeft in zijn bijdrage twee belangrijke PvdA-punten aan. Allereerst
schrijft hij dat de PvdA zich heeft gericht op economische thema’s. Hoewel er natuurlijk
slechts vier PvdA-afdelingen zijn meegeteld in dit onderzoek, wijkt dit enigszins af van
het beeld dat in dit onderzoek naar voren komt. In tabel 20 behoort de PvdA namelijk tot
de middenmoot als het gaat om het thema Werkgelegenheid en Economie. Toch, als
gericht gekeken wordt naar de twee subthema’s binnen het thema Werkgelegenheid en
Economie, dan richt de PvdA, zoals verwacht mag worden, meer op Re-integratie en
Bijstand dan op Ondernemen en Economie. Zij besteden volgens het onderzoek meer
dan gemiddeld aandacht aan eerstgenoemd subthema en minder dan gemiddeld aan het
andere subthema.
Ook Krouwels bewering dat de PvdA zich vrij veel uitspreekt over samenwerking met
buurgemeenten komt niet naar voren in dit onderzoek. Weliswaar is samenwerking
over het algemeen een populair onderwerp, toch zijn het vooral de rechtse partijen die
zich hier (afgaande op de kernwoordenlijsten) op richten.
Krouwel: SP
Krouwel (2014b) stelt dat er bij de SP in 2010 veel nadruk lag op de thema’s als wonen
en zorg. Dat is volgens hem niet onlogisch omdat het belangrijkste belastinggebied van
gemeenten is gebaseerd op de waarde van woningen. Verschillen tussen wijken maken
bovendien de kloof tussen arm en rijk zichtbaar. In vergelijking met andere partijen pleit
de SP in 2014 (net als in 2010) vaak voor het bouwen van goedkope sociale
huurwoningen en het stoppen van sloop of verkoop van woningen door corporaties. De
SP vindt dat renovatie prioriteit moet krijgen boven sloop om zo de sociale
woningvoorraad op peil te houden (Krouwel, 2014b).
89
Net als in 2010 staan de SP-programma’s vol met zorg. Vooral het tegengaan van de
marktwerking in de thuiszorg en de aanbesteding van zorg komt veelvuldig terug. De SP
pleit overal voor zorg dichter bij de mensen, vooral in de vorm van
wijkverpleegkundigen. Eveneens zijn er veel verwijzingen naar winst, prijs en kosten: de
SP is volgens Krouwel (2014b) een partij die zich duidelijk profileert op de economische
links-rechts scheidslijn in de Nederlandse samenleving. De partij is daarin consistent en
blijft deze thema’s ook in 2014 trouw (Krouwel, 2014b).
Onderzoek: SP
Hoewel procentueel gezien de SP-programma’s volgens dit onderzoek juist het minst
bijdragen aan de totale tekst over Zorg en Welzijn, begint de partij zijn
verkiezingsprogramma’s over het algemeen wel met dit onderwerp. Afgaande op de
cijfers die gepresenteerd zijn in tabel 20, zou het juist de PvdA moeten zijn die
procentueel aandacht geeft aan Zorg en Welzijn.
Het feit dat volgens Krouwel (2014b) de SP zich richt op het thema Wonen, klopt
eveneens niet met wat er in dit onderzoek naar voren komt. De SP is samen met de PvdA
de partij die hier juist minder aandacht aan geeft.
Krouwel: VVD
In 2010 kwam de VVD overduidelijk als een liberale partij uit de bus, aldus Krouwel
(2014b). Zo moest de betutteling worden teruggedrongen, moesten ondernemers meer
ruimte krijgen en zelf kunnen beslissen wanneer hun winkels open zijn. Op deze manier
paste de lokale VVD in het nationale profiel, waarbij ze een kleinere overheid voor ogen
heeft, door bijvoorbeeld welstandscommissies af te schaffen en belastingen te verlagen.
Opvallend is dat de VVD in vergelijking met 2010 meer nadruk is gaan leggen op
ordehandhaving (Krouwel 2014b). Die trend was ook al zichtbaar tijdens de campagne
voor de Tweede Kamerverkiezingen en in recente voorstellen van VVD-bewindslieden
Opstelten en Teeven op het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De VVD zet zich ook
lokaal overduidelijk neer als ‘crimefighter’. Opvallend is de invalshoek op het lokale
niveau. Hier staat niet de strafmaat (strenger straffen) centraal, maar vooral de ‘schade’
en het ‘slachtoffer’ (Krouwel, 2014b).
Op het gebied van de zorg heeft de VVD veel oog voor kosten (het verschil met de SP zit
hem in het feit dat de SP de ‘prijs’ benadrukt en de VVD het over de kosten heeft). De
liberalen spreken in gemeenten over een efficiëntieslag in de jeugdzorg. VVD-afdelingen
spreken bovengemiddeld vaak over het terugdringen van de bureaucratie, veelal met
verwijzingen naar woorden als ‘regels’, ‘leges’ en ‘vergunningen’ (Krouwel, 2014b).
Onderzoek: VVD
Het algemene beeld van de VVD dat Krouwel (2014b) schetst, komt overeen met wat er
in dit onderzoek is gelezen in de VVD-programma’s. Echter enkel het thema
ordehandhaving dat Krouwel naar voren brengt, kan ondersteund worden met gegevens
en deze stroken met wat er in dit onderzoek naar voren is gekomen: de VVD is de partij
die zich het meest richt op het thema Veiligheid.
90
Bij het thema Zorg en Welzijn belandt de VVD op basis van de cijfers in de middenmoot.
De partij richt zich daarentegen wel weer meer op Dienstverlening. Onder dit thema
vallen over het algemeen de verwijzingen naar het terugdringen van bureaucratie.
Krouwel: CDA
Het CDA is op lokaal niveau sterk ideologisch georiënteerd met veelvuldige verwijzingen
naar traditionele christendemocratische kernwaarden als rentmeesterschap, solidariteit
tussen generaties en gerechtigheid (Krouwel, 2014b). Verder is er veel aandacht voor
armoede en ondersteuning van gezinnen met een laag inkomen. Zo zijn er verschillende
CDA-afdelingen die sport gratis willen maken voor kinderen uit gezinnen met een
minimuminkomen. Ook is er veel aandacht voor maatschappelijke participatie,
vrijwilligerswerk en het maatschappelijke middenveld (Krouwel, 2014b).
Volgens Krouwel (2014b) heeft het CDA traditioneel veel aandacht voor onderwijs en
dat is volgens hem terug te zien in de lokale programma’s waarin concrete voorstellen
voor bijvoorbeeld buitenschoolse opvang besproken worden. Ook de boeren mogen zich
traditiegetrouw in de gunst van het CDA verheugen. Verder willen CDA’ers de leegloop
van kleine gemeenten en dorpskernen keren en deze kernen bereikbaar houden
(Krouwel, 2014b).
Onderzoek: CDA
Krouwels bewering dat het CDA zich zou richten op Onderwijs, komt niet naar voren in
de cijfers behorende bij dit onderzoek. Sterker nog: het CDA richt zich het minst op
Onderwijs van alle landelijke partijen. Wat betreft de armoedebestrijding wijkt het CDA
weinig af van het gemiddelde. De partij zit hiermee in de middenmoot. Volgens de
gegevens uit tabel 20 zou de partij zich juist richten op de thema’s Dienstverlening en
Openbaar Bestuur.
Uit de gegevens die verzameld zijn bij dit onderzoek, valt wel op dat het CDA meer dan
andere landelijke partijen aandacht heeft voor het subthema Kwaliteit van de
Leefomgeving. Onderwerpen binnen dit thema zijn bijvoorbeeld vormen van
vrijwilligerswerk en van maatschappelijke participatie. Hoewel slechts over vier
programma’s genomen, is het gemiddelde bij dit subthema 3,21 procent. Dit is vele
malen hoger dan het geval is bij andere landelijke partijen bij dit subthema. Mogelijk is
er overlap in de aandacht voor vrijwilligers en participatie in wat Krouwel (2014b)
beschrijft en in wat dit onderzoek heeft gecategoriseerd.
Krouwel: D66
Bij D66 is volgens Krouwel (2014b) veel progressiviteit terug te zien in de
verkiezingsprogramma’s. Veel terugkerende begrippen zijn ‘vernieuwen’, ‘veranderen’
en ‘ontplooien’. Opvallend is ook de veelgebruikte term ‘richtingwijzers’ die verwijst
naar de pijlers van het gedachtegoed van D66. Deze uitgangspunten vertalen zich in
voorstellen voor legale wietteelt en vrije openingstijden voor de horeca (Krouwel,
2014b).
91
Traditioneel hebben D66’ers ook een aversie tegen al te veel overheidsinmengingen in
het private domein (Krouwel, 2014b). Daarnaast staat bij D66 privacy hoog in het
vaandel. Zo wil de partij cameratoezicht beperken tot een minimum en het oude
kroonjuweel van een meer transparante en democratische overheid is regelmatig terug
te vinden in de programma’s van D66 (Krouwel, 2014b). In vergelijking met het
verleden valt op dat D66 zich meer een profiel aanmeet van een ‘groene’ partij. Milieuissues nemen een belangrijkere plek in dan in 2010. Zo zien we de begrippen
‘buitenruimte’, ‘schoner’ en ‘ecologisch’ nu sterk figureren in het gedachtegoed van D66.
Tegelijkertijd richt de partij zich op economische ontwikkeling, via onderwijs en
hoogwaardige technologie en een internationale oriëntatie. Veel aandacht is er ook voor
ondernemers, vooral zzp’ers en het midden- en kleinbedrijf (Krouwel, 2014b).
Onderzoek: D66
Het is moeilijk om D66 het predicaat groene partij mee te geven. Toch leidt de partij
samen met de PvdA de groep landelijke partijen die alle op ruime afstand staan van
GroenLinks. Op basis van de cijfers van dit onderzoek zou er geen misverstand hoeven
ontstaan over wie de groene partij is: bij uitstek blijft dit GroenLinks.
D66 richt zich daarentegen weer meer dan andere partijen op de financiële huishouding
van de gemeente. Het beeld van ‘onderwijspartij’ wordt niet geheel ondersteund door de
cijfers van dit onderzoek: D66 is hierbij terug te vinden in de middenmoot. Ook op het
gebied van Openbaar Bestuur komt de partij in de buurt van het gemiddelde cijfer.
Krouwel: GroenLinks
GroenLinks is consequent in zijn aandacht voor het milieu. Termen als ‘ecologisch’,
‘milieuvriendelijk’, ‘afvalscheiding’ en ‘klimaat’ komen zowel in 2010 als in 2014
veelvuldig in de verkiezingsprogramma’s voor (Krouwel, 2014b). GroenLinks zet in veel
gemeenten sterk in op afval als nieuwe grond- en brandstof, het bevorderen van
energiebesparende maatregelen en het stimuleren van fietsverkeer boven autoverkeer.
Volgens Krouwel (2014b) zijn sommige milieuvoorstellen strijdig met andere
uitgangspunten van GroenLinks. Zo leveren windmolens weliswaar groene stroom, maar
vervuilen ze tegelijkertijd het landschap en de horizon (Krouwel, 2014b).
GroenLinks heeft traditioneel veel aandacht voor ‘dier’ en ‘dierenwelzijn’. Het gaat
daarbij in rurale gebieden vaak over de behandeling van dieren in de voedselketen en in
grote steden over huisdieren en circusdieren. Behalve deze thema’s heeft GroenLinks in
gemeenten veel aandacht voor sociale woningbouw, armoedebestrijding en
inkomensondersteuning van mensen met een minimuminkomen. Maar het is op lokaal
niveau toch vooral het groene profiel dat overheerst boven het linkse economische
gedachtegoed (Krouwel, 2014b).
Onderzoek: GroenLinks
De cijfers die in tabel 20 naar voren zijn gebracht, liegen er niet om. GroenLinks is veruit
de grootste partij als het gaat om milieu en duurzaamheid. De vijf ander landelijke
partijen volgen op grote afstand van GroenLinks. In alle verkiezingsprogramma’s van
92
GroenLinks die in dit onderzoek zijn meegenomen, mag met recht gesteld worden dat
het groene karakter (erg) overheersend is. Ook bij het thema Wonen staat GroenLinks
op nummer 1. Bij het thema Armoedebestrijding is GroenLinks terug te vinden in de
middenmoot.
7.2 LOKALE PARTIJEN
Krouwel: lokale partijen
Zoals al gesteld werd, blijkt uit de analyse van Krouwel (2014b) dat traditionele
verschillen tussen partijen nog altijd een rol spelen in het politieke spectrum, ook op
lokaal niveau. Veel landelijke partijen met lokale afdelingen zijn gemakkelijk op de
scheidslijnen links-rechts en progressief-conservatief te plaatsen. Voor kiezers van
lokale partijen is dit lastig. Toch heeft ook Krouwel (2014c) hier onderzoek naar gedaan.
Uit zijn onderzoek blijkt dat lokale partijen kiezers trekken uit het gehele ideologische
politieke spectrum. Maar naarmate een kiezer rechtser is, stijgt de kans dat hij of zij op
een lokale partij stemt (Krouwel, 2014c).
Voor lokale partijen is de scheidslijn tussen links en rechts van relatief geringe
betekenis. Zij moeten het eerder hebben van het verschil tussen progressief en
conservatief, zo blijkt uit een indeling die Krouwel (2014c) maakte van de bezoekers van
Kieskompas. Krouwel onderscheidde vier categorieën: zeer conservatief, gematigd
conservatief, gematigd progressief en zeer progressief. Naarmate kiezers conservatiever
zijn, is de kans groter dat ze op een lokale partij stemmen. Zeer conservatieve kiezers
geven lokale partijen gemiddeld ruim een punt hogere stemkans dan de meest
progressieve kiezers. In hun profiel lijken de kiezers van lokale partijen het meest op die
van VVD, PVV en CDA.
In de opvattingen over specifieke issues ziet Krouwel (2014c) een duidelijk patroon bij
kiezers met een grote voorkeur voor lokale partijen. Sympathisanten van lokale partijen
zijn vaker tegenstander van belastingverhoging en voorstander van bezuinigingen op
cultuur. Verder zijn ze doorgaans voor het aanleggen en verbreden van wegen. De
meesten vinden ook dat meer koopwoningen moeten worden gebouwd in plaats van
huurwoningen en dat financiële steun aan arme gezinnen niet nodig is (Krouwel,
2014c).
In cultureel-moreel opzicht is het profiel van de sympathisanten van lokale partijen nog
consistenter en scherper. Zo vindt de doorsnee kiezer van een lokale partij dat de
overheid harder moet optreden bij ordehandhaving en het straffen van vandalen en
wetsovertreders. Verder vinden deze kiezers dat er meer cameratoezicht moet komen,
blowen op straat moet worden verboden, coffeeshops moeten worden gesloten en dat
de politie burgers strenger mag controleren. In enkele gemeenten heeft Krouwel
(2014c) gevraagd naar opvattingen over asielzoekers, de bouw van moskeeën, het
dragen van boerka’s en islamitische scholen. Overduidelijk blijkt dat sympathisanten
van lokale partijen hier weinig van moeten hebben ( 2014c).
93
Onderzoek: lokale partijen
Er zullen nu enkele kernmerken van lokale kiezers (volgens Krouwel, 2014b) uitgelicht
worden die gekoppeld kunnen worden aan data die uit dit onderzoek naar voren zijn
gekomen. Dat lokale kiezers weinig op hebben met cultuur wordt in dit onderzoek
duidelijk door het geringe aantal woorden dat lokale partijen aan Cultuur en Kunst
besteden. Landelijke partijen spreken bijna dubbel zoveel over cultuur als lokale
partijen dat doen.
De beweringen dat lokale kiezers vaker tegenstander zijn van belastingverhogingen, dat
ze doorgaans voor het aanleggen en verbreden van wegen zijn en dat er koopwoningen
in plaats van huurwoningen gebouwd dienen te worden, kunnen moeilijk gekoppeld en
geverifieerd worden met de data uit dit onderzoek. Wel is het zo dat lokale partijen
minder tekst besteden aan armoedebestrijding. Landelijke partijen hebben het vaker
over financiële steun aan arme gezinnen dan lokale partijen. Daarbij dient in het midden
gelaten te worden of deze steun als positief of negatief wordt gezien; het gaat enkel om
de aandacht voor het onderwerp.
Het feit dat de doorsnee kiezer van een lokale partij vindt dat de overheid harder moet
optreden bij ordehandhaving en het straffen van vandalen en wetsovertreders is
moeilijk af te leiden uit de data van dit onderzoek. Wel kan gesteld worden dat lokale
partijen minder aandacht besteden aan het thema Veiligheid dan het geval is bij
landelijke partijen. Over integratievraagstukken wordt door lokale partijen iets minder
gesproken dan door landelijke partijen, maar wat de houding van deze partijen daarbij
is, kan niet uit de data afgeleid worden.
In onderzoek Krouwel:
In onderzoek Penninx:
Komt
overeen:
PvdA: Aandacht voor economie
PvdA: Aandacht voor samenwerking
SP: Aandacht voor zorg en welzijn
SP: Aandacht voor wonen
VVD: Aandacht voor ordehandhaving
VVD: Aandacht voor terugdringen bureaucratie
VVD: Aandacht voor kleinere overheid
CDA: Aandacht voor onderwijs
CDA: Aandacht voor armoedebestrijding
D66: Aandacht voor onderwijs
D66: Aandacht voor milieu
D66: Aandacht voor transparante overheid
GL: Aandacht voor milieu
GL: Aandacht voor sociale woningbouw
GL: Aandacht voor armoedebestrijding
Thema Werkg. & Economie
Kernwoordenlijst
Thema Zorg en Welzijn
Thema Wonen & groenv.
Thema Veiligheid
Thema Dienstverlening
Thema Onderwijs
Thema Armoedebestrijding
Thema Onderwijs
Thema Milieu
Thema Openbaar Bestuur
Thema Milieu
Thema Wonen & groenv.
Thema Armoedebestrijding
V
X
X
X
V
V
?
X
X
X
V
X
V
V
X
TABEL 42 OVERZICHT BEWERINGEN KROUWEL EN DAARBIJBEHORENDE THEMA'S IN ONDERZOEK
PENNINX.
94
HOOFDSTUK 8 - CONCLUSIE
Als het spel tussen politieke partijen en hun kiezers gezien wordt als een
marktmechanisme dan zijn de kiezers de vragers en de politieke partijen aanbieders.
Het aanbod wordt onder andere aan de vragers gepresenteerd middels een
verkiezingsprogramma. Het verkiezingsprogramma heeft hiermee een externe werking.
Ongeacht de externe werking van verkiezingsprogramma’s heeft een
verkiezingsprogramma ook een interne werking. De partij maakt aan zichzelf duidelijk
wat zij eigenlijk wil bereiken, de komende vier jaren, mocht zij in het college komen. En
wanneer collegedeelname niet wordt bewerkstelligd, of soms niet eens wordt
nagestreefd, dan wordt het programma beschouwd als handvat voor de
standpuntenbepaling tijdens de komende raadsperiode (Rosema & Boedeltje, 2011: 17).
Het geeft als het ware de koers weer die de partij de komende tijd wil volgen. Vaak is het
verkiezingsprogramma het enige document dat ter goedkeuring aan de partijleden
wordt voorgelegd. Anders dan geldt voor uitspraken van politici in de media, is de
inhoud van het verkiezingsprogramma gelegitimeerd bij de achterban en zodoende
geven deze documenten de breedst gedragen koers binnen een partij weer. De
inhoudsanalyse die in dit onderzoek gemaakt is, geeft een beeld van het aanbod dat
politieke partijen bieden aan de ‘afnemers’: de kiezers.
Terwijl er talloze voorbeelden van kiezersonderzoek te vinden zijn, is het onderzoek dat
gericht is op politieke partijen beperkt. Als het gaat om de inhoud geven verschillende
onderzoeken aan, aan welke onderwerpen of thema’s de kiezers de meeste behoefte
hebben of welke thema’s het meest populair zijn bij de verkiezingen. Zo onderzochten
onder andere TNS-NIPO (2014) en Boogers & Salome (2014) de behoefte van kiezers.
De onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014) wijzen beide op
drie belangrijke beleidsterreinen: Zorg & Welzijn, Werkgelegenheid en Veiligheid staan
met stip op plaats een, twee en drie. Onderwijs, Verkeer en Armoede(bestrijding) zijn
ook thema’s die in beide lijstjes voorkomen. Dienstverlening en Integratie zijn echter
beleidsterreinen die in het lijstje van TNS NIPO ontbreken, maar wel door Boogers en
Salome (2014) genoemd worden. Betaalbare woningen en Onderhoud van de
leefomgeving (Boogers & Salome, 2014) zijn beleidsterreinen die binnen het thema
Wonen en Groenvoorziening van TNS NIPO zouden kunnen passen. Milieu, ouderen- en
gehandicaptenvoorzieningen en gemeentebelastingen zijn daarentegen weer thema’s
die niet in de lijst van Boogers en Salome (2014) voorkomen, maar wel bij TNS NIPO
(2014).
De vraag is of politieke partijen zich ook massaal op deze onderwerpen en thema’s
werpen, naar gelang de behoefte van de kiezers. Of er daarbij verschillen zijn tussen
lokale partijen en landelijke partijen met een lokale afdeling is een interessante vraag
gezien de opkomende populariteit van de lokale partijen in Nederland. Het uitgevoerde
onderzoek heeft getracht deze mogelijke verschillen en overeenkomsten bloot te leggen.
95
Statistische analyse heeft uitgewezen dat enkel bij het thema Milieu een significant
verschil is waar te nemen tussen lokale en landelijke partijen. Voor alle andere thema’s
is dit significante verschil niet gevonden. Met een significantie van respectievelijk 0,072
en 0,112 zijn ‘Werkgelegenheid en Economie’ en ‘Dienstverlening’ de thema’s die het
dichtst in de buurt van een significantie van 0,05 komen. Met een significantie van 0,008
voldoet het thema Milieu hier wel aan. De deelname van GroenLinks in de groep
landelijke partijen heeft ongetwijfeld een rol gespeeld bij de totstandkoming van het
significante verschil, maar ook zonder de deelname van deze partij in dit onderzoek ligt
het percentage tekst dat door de overige landelijke partijen aan dit thema besteed wordt
hoger dan dat van de lokale partijen.
Hoewel het dus statistisch niet acceptabel is om landelijke en lokale partijen ook op het
thema ‘Werkgelegenheid en Economie’ significant verschillend te noemen, komt het hier
dichtbij in de buurt. Het procentuele verschil van een dikke 37 procent tussen de
percentages van landelijke en lokale partijen wees al enigszins in deze richting. Ook bij
het thema Dienstverlening is er onderling een procentueel verschil van 40 procent
tussen de lokale en landelijke partijen. Als de subthema’s ook in ogenschouw genomen
worden dan zijn er significante verschillen bij de subthema’s ‘WMO, Ouderen,
Gehandicapten en Jongeren’, ‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en
voorschoolse educatie’. Dicht in de buurt van een significant verschil komen ‘Leerplicht’
en ‘Cultuur en Kunst’.
Met de wetenschap dat de aandacht van lokale en landelijke partijen alleen voor het
hoofdthema Milieu en de subthema’s WMO, Ouderen, Gehandicapten en Jongeren’,
‘(Kwaliteit van de) Leefomgeving’ en ‘Vroeg en voorschoolse educatie’ significant
verschilt, kan geconcludeerd worden dat er tussen lokale en landelijke partijen weinig
verschil is in de aandacht voor de thema’s. Wel is de aandacht voor thema’s over het
geheel genomen iets anders verdeeld dan waar kiezers om vragen. Daar waar kiezers
vooral vragen om aandacht voor werkgelegenheid, zorg en veiligheid, gaat veruit de
meeste aandacht bij politieke partijen uit naar de woonomgeving en onderwerpen die
daar bij komen kijken, zoals woningbouw, groen, gebiedsindeling, et cetera.
Daarnaast wijzen de onderzoeken van Boogers en Salome (2014) en TNS NIPO (2014)
op Onderwijs, Verkeer en Armoede(bestrijding) als thema’s die kiezers van belang
vinden. Dienstverlening en Integratie zijn beleidsterreinen die in het lijstje van TNS
NIPO ontbreken, maar door Boogers en Salome (2014) wel weer genoemd worden.
Politieke partijen besteden echter weinig tot geen aandacht aan de thema’s
armoedebestrijding en integratie. Onderwijs is daarnaast over het algemeen ook geen
hoogvlieger als het om aandacht gaat. De aandacht voor verkeerszaken is onder
politieke partijen daarentegen weer groter dan de aandacht voor veiligheid.
De twee thema’s die niet vooraf vastgesteld waren, Gemeentelijk Financiën en Openbaar
Bestuur, krijgen opvallend veel aandacht in verkiezingsprogramma’s. Dit is uiteraard
ook de reden geweest om ze gedurende het onderzoek als extra thema aan te merken.
Beide thema’s eindigen weliswaar ‘in de middenmoot’, maar houden desalniettemin
96
thema’s die voor kiezers van belang zijn (Armoedebestrijding, Integratie, Onderwijs,
Dienstverlening en bij landelijke partijen ook Veiligheid) achter zich.
Wel nu, wat zeggen deze gegevens over de programmatische functie die politieke
partijen hebben? Hoewel Rosema en Boedeltje (2011: 17) aangeven dat een
verkiezingsprogramma er nu eenmaal bij hoort en het zelfs van belang is om te
vermijden dat je als partij geen programma hebt, (dat zou namelijk kunnen suggereren
dat je nergens voor staat of niet serieus bent) heeft een verkiezingsprogramma meer
functies dan alleen het informeren van de kiezer.
De inhoud van een verkiezingsprogramma is wat een politieke partij wil verkopen aan
haar kiezers. Issues die minder goed liggen omdat de partij electoraal kwetsbaar is,
kunnen daarbij weggelaten worden, maar het (externe) doel van een
verkiezingsprogramma is voor alle politieke partijen hetzelfde: de inhoud moet
stemmen opleveren, ongeacht of daarin het hele verhaal of slechts een deel verteld
wordt.
Vanuit deze gedachtegang zouden partijen er dan ook goed aan doen om juist electoraal
onderzoek in ogenschouw te nemen. Deze onderzoeken kunnen partijen inzicht geven in
de thema’s die kiezers van belang vinden. Op basis van het onderzoek dat is verricht, kan
gesteld worden dat de politieke marketing op lokaal niveau dan ook nog niet geheel is
doorgedrongen. Wonderlijk genoeg zijn het daarbij ook nog eens de landelijke partijen
die flinke aandacht besteden aan een thema als milieu, dat op basis van
kiezersonderzoek niet bepaald bovenaan het wensenlijstje van kiezers staat. En hoewel
thema’s als werkgelegenheid en zorg bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014 de
‘hot issues’ blijken te zijn onder kiezers, gaat de meeste aandacht bij politieke partijen
uit naar de woonomgeving en onderwerpen die daar bij komen kijken, zoals
woningbouw, groen en gebiedsindeling. Aandacht voor armoedebestrijding is
daarentegen weer marginaal, terwijl kiezers aangeven aandacht voor dit thema van
belang te vinden in de bepaling van hun keuze. Lokale partijen besteden hieraan minder
aandacht, terwijl landelijke partijen hier duidelijk meer aandacht aan geven.
Er lijken weinig inhoudelijke verschillen te zijn wat betreft aandacht voor bepaalde
thema’s tussen lokale en landelijke partijen. Aangezien deze thema’s ook nog niet altijd
overeenkomen met wat kiezers van belang vinden bij het maken van hun keuze voor een
partij, moeten kiezers blijkbaar andere beweegredenen hebben om steeds vaker een
lokale partij te verkiezen boven een landelijke partij dan de inhoud die zij
representeren. Er zal dan ook niet zozeer naar de motieven voor het innemen van een
onafhankelijke positie van lokale partijen gekeken moeten worden zoals in dit
onderzoek aan de hand van Boogers & Voerman (2010: 78-80) is gedaan. Om deze
beweegredenen te achterhalen zal er juist teruggevallen moeten worden op
kiezersonderzoek.
Wanneer de inhoudelijke aandacht van lokale partijen niet strookt met de inhoudelijke
thema’s die kiezers graag terugzien in de lokale politiek (zoals kiezersonderzoek uit kan
97
wijzen) dan wijst dit er mogelijk op dat lokale partijen door kiezers niet beoordeeld
worden op enkel de aandacht voor bepaalde thema’s. De inhoudelijke representatie lijkt
in dat geval slechts een beperkte rol te hebben. De vraag is op basis waarvan de kiezer
zijn keuze maakt? Ten tijde van de nationalisering van de lokale politiek lijkt het
antwoord voor de hand te liggen, zeker als lokale partijen landelijk gezien ook nog eens
blijken te groeien. De ontevredenheid over de landelijke politiek speelt hierin parten.
Om dat vast te stellen is echter kiezersonderzoek nodig en geen inhoudsanalyse. Dit
onderzoek geeft echter wel een duwtje in die richting.
Tevens dienen andere factoren niet uitgesloten te worden. Middels de
kandidaatstellingsfunctie en mobilisatiefunctie van politieke partijen kunnen personen
zich kandidaat stellen voor politieke posities en voor de mobilisatiefunctie geldt dat,
nadat partijen hun programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zij hiervoor
steun bij de kiezers moeten verwerven. Hoe partijen hun boodschap verkondigen en wat
daarbij effectief is, valt moeilijk te zeggen. Wellicht helpt het om kiezers aan te spreken
als ‘inwoners’ zoals lokale partijen vooral blijken te doen. Ook voor kandidaatstelling en
mobilisatie geldt, evenals voor het programma, dat hiermee kiezers gewonnen kunnen
worden of dat zijn hierdoor juist kunnen afhaken.
Programma
/ Inhoudelijk
Politieke
keuze
Kandidaatstelling
/ Personen
Mobilisatie /
Boodschap
overbrengen
Onderzoeksdoel
Dit onderzoek heeft als doel
gehad om middels een inhoudsanalyse van
verkiezingsprogramma’s inzicht te geven in de thema’s waar lokale partijen zich op
richtten bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014. Op deze manier zou duidelijk
moeten worden of lokale partijen in tijden van nationalisering van de lokale politiek nog
altijd blijven staan voor hun lokale thema’s of dat zij meebewegen met de politieke
nationaliseringstrend waar zij mogelijk van profiteren.
Op basis van dit onderzoek blijkt het lastig om aan te geven of lokale partijen blijven
staan voor hun lokale thema’s of juist profiteren van de nationaliseringstrend. Enerzijds
98
blijken er weinig verschillen te bestaan tussen de aandacht die enerzijds lokale partijen
en anderzijds landelijke partijen geven aan bepaalde thema’s. Dat uit kiezersonderzoek
van Boogers, Van Ostaaijen & Slagter (2010) blijkt dat lokale partijen zich meestal wat
gemakkelijker kunnen profileren op lokale thema’s, omdat ze veel minder dan
landelijke partijen te maken hebben met een partijpolitiek-ideologisch profiel dat de
aandacht van die thema’s afleidt, (Boogers, Van Ostaaijen & Slagter, 2010) is hiermee
dan ook niet bewezen.
Anderzijds kan niet zonder slag of stoot vastgesteld worden dat lokale partijen
meebewegen met de politieke nationaliseringstrend en daar mogelijk ook van
profiteren. Landelijke partijen geven namelijk dezelfde aandacht aan de thema’s die
onderzocht zijn in dit onderzoek. Als lokale en landelijke partijen zich op totaal andere
thema’s hadden gericht dan zou het gerechtvaardigd kunnen zijn om te stellen dat
landelijke partijen zich op ‘verkeerde’ thema’s zouden richten. Hier is echter geen
sprake van: zowel landelijke als lokale partijen vestigen de aandacht op dezelfde
thema’s.
Het is goed mogelijk dat verschillen tussen landelijke en lokale partijen op microniveau
en niet op macroniveau, zoals in dit onderzoek, gezocht moeten worden. Onderzoek op
microniveau kan inzoomen op de keuzes die lokale en landelijke partijen maken. Dit
onderzoek op microniveau zou dan echter wel op grote schaal moeten plaatsvinden om
echt iets te kunnen zeggen over de keuzes die landelijke en lokale partijen maken. Met
de cijfers die gebruikt zijn voor dit onderzoek is het lastig om uitspraken te doen over
hoe politieke partijen aandacht besteden aan de thema’s. De politieke stellingname kan
hierdoor niet goed uitgelicht worden. Gelet op het feit dat ook de kiezersonderzoeken
van TNS-NIPO (2014) en Boogers en Salome (2014) zich hier niet op richten, doet dit
niets af aan het doel van de hoofdvraag, namelijk de vraag aan welke politieke thema’s
de meeste aandacht werd geschonken bij de gemeenteraadsverkiezingen van 2014.
Daarnaast moeten, naast de programmatische functie,
natuurlijk ook de
kandidaatstellingsfunctie en mobilisatiefunctie van politieke partijen niet vergeten
worden. Middels deze eerste functie kunnen personen zich kandidaat stellen voor
politieke posities en voor de mobilisatiefunctie geldt dat, nadat partijen hun
programma’s en kandidatenlijsten hebben opgesteld, zij hiervoor steun bij de kiezers
moeten verwerven. Om de programmatische functie tot zijn recht te laten komen, zal
deze door kandidaten verkocht moeten worden om zo kiezers te mobiliseren. Het is
daarom voor vervolgonderzoek ook aardig om eens vanuit een marketingperspectief te
kijken naar de verschillen tussen landelijke en lokale partijen. Daarmee komt dit
onderzoek in een andere licht te staan en kan het wellicht een aanzet zijn voor
onderzoek naar politieke marketing.
Vervolgonderzoek
Vanuit een marketingperspectief zouden de wensen en behoeften van de klant centraal
moeten staan. De goederen of diensten waar de consument behoefte aan heeft, worden
99
aangeboden door de aanbieder. Dat zou moeten betekenen dat de aanbieder doorlopend
probeert vanuit het perspectief van de markt naar zijn eigen product te kijken. Dit kan
dus door middel van electoraal onderzoek. In principe kan dit marketingperspectief ook
toegepast worden op een electorale markt. Op de kiezersmarkt bestaat het aanbod
echter niet uit concrete producten, maar uit diensten die door partijen en politici
worden aangeboden. De kern van de aangeboden diensten bestaat uit
beleidsvoornemens, die worden vervat in verkiezingsprogramma’s.
Relevantie
Dit onderzoek biedt toekomstige kiezers bij lokale verkiezingen inzicht en stof tot
nadenken waarom ze op een lokale partij of landelijke partij zouden moeten stemmen.
Gezien het feit dat er weinig inhoudelijke verschillen zijn wat betreft aandacht voor de
onderzochte thema’s en dat deze thema’s niet altijd overeenkomen met wat kiezers van
belang vinden, moeten kiezers blijkbaar andere beweegredenen hebben om op een
lokale partij te stemmen dan de inhoud die zij representeren. Wanneer de inhoudelijke
profilering van lokale partijen niet strookt met de inhoudelijke thema’s die kiezers graag
terug zien in de lokale politiek (zoals kiezersonderzoek uit kan wijzen) dan wijst dit er
mogelijk op dat lokale partijen door kiezers niet beoordeeld worden op hun inhoud. De
inhoudelijke representatie lijkt in dat geval dus beperkt te zijn.
Tevens vult dit onderzoek de nog weinig gedetailleerde literatuur over de inhoudelijke
profilering van lokale partijen aan. Eerdere onderzoeken gingen voornamelijk in op de
ideologische inhoud van lokale partijen (Derksen, 1998; Boogers, Lucardie & Voerman,
2006), terwijl er in dit onderzoek juist thematisch gekeken is naar de inhoud.
Tot slot levert dit onderzoek ook inzicht in de verhouding tussen de programmatische
functie van politieke partijen en de andere functies: de kandidaatstellingsfunctie en de
mobilisatiefunctie. Op basis van dit onderzoek wordt duidelijk dat deze twee functies op
lokaal niveau niet onderbelicht dienen te worden in vergelijking met de
programmatische functie, die over het algemeen juist een kleine rol lijkt te spelen bij het
maken van de lokale politieke keuze, zeker in tijden van nationalisering van lokale
politiek.
100
LITERATUUR
Alle Kernen Troef. (2014). Verkiezingsprogramma Alle Kernen Troef. Retrieved
December 8, 2014 from
http://www.allekernentroef.nl/index.php?option=com_content&view=article&id=97&It
emid=69
Boogers M. (2006). De lokale politiek van Nederland. Den Haag: Lemma.
Boogers, M. & Van Ostaaijen, J. (2011). Lokale kiezers, lokale keuzes? Onderzoek naar de
achtergronden en de betekenis van het stemgedrag bij de gemeenteraadsverkiezingen
van 2010. Bestuurswetenschappen, nr. 6.
Boogers, M. & Voerman, G. (2010). 'Independent Local Political Parties in the
Netherlands', Local Government Studies, 36: 1, 75 – 90.
Boogers, M. (2010). Lokale politiek in Nederland. Den Haag: Lemma
Boogers, M., Lucardie, P., & Voerman, G. (2006). Lokale politieke groeperingen
belangenbehartiging, protest en lokalisme. Retrieved February 05, 2014, from
http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/pubs/lokalisme/lokalisme.pdf
Boogers, M., Ostaaijen, J.J.C. van, & Slagter, L. (2010). Lokale kiezers: lokale keuzes?
Onder- zoek naar de achtergronden en betekenis van het stemgedrag bij de
gemeenteraadsverkiezingen van 2010. Tilburg: Universiteit van Tilburg.
Boogers, M & Salome L. (2014). Gemeenteraadsverkiezingen 2014. Wie stemt wat en
waarom?
Retrieved
May
03,
2014,
from
http://www.bmc.nl/Dossiers/samenwerking/mediatheek/bmc-onderzoeksrapportgemeenteraadsverkiezingen-2014-wie-stemt-wat-en-waarom/
Boogers, M., R. Weterings, Het gebeurde in Rotterdam, Hilversum en Drimmelen, in:
Beleid en Maatschappij, nr. 3, pg. 169-171. 2002
Broeksteeg, H. (2014). De provincie als geketende reus. Over de vorming van landsdelen
en het sluiten van de huishouding. Ars Aequi, p. 101-109
CBS.nl (2014) Gemeenten alfabetisch 2014. Retrieved April 30, 2014, from
http://www.cbs.nl/nl-NL/menu/methoden/classificaties/overzicht/gemeentelijkeindeling/2014/2014-gemeenten-alfabetisch.htm
101
Derksen, W. (2001). Lokale partijen, een andere politiek: een onderzoek naar de lokale
partijen bij de gemeenteraadsver-kiezingen van 1998. Jaarboek DNPP, 117–141.
Retrieved from http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jb-dnpp/jb2001/derksen.pdf
Derksen. W. (1998). Lokale partijen, een andere politiek. Een onderzoek naar de lokale
partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1998. DNPP jaarboek, p. 117- 141.
Dittrich, K.L.L.M., Partij-politieke verhoudingen in Nederlandse gemeenten, een analyse
van de gemeenteraadsverkiezingen 1962-1974, Leiden: 1978, 105-122
Euser, B. (2009). Lokale leiders: de opkomst
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Augustus.
van
de
geuzendemocratie.
Fast, T. (2005). Mogelijkheden en bevoegdheden van gemeenten en provincies op het
terrein van milieu en gezondheid. Retrieved April 30, 2014, from
http://www.bwtinfo.nl/upload/document/715//rap_mogelijkheden_bevoegdheden_mi
lieu_gezondheid.pdf
Fractie Franssen (2014). Verkiezingsprogramma 2014-2018. Retrieved on December 8,
2014 from
http://www.fractiefranssen.nl/Wordpress/wp-content/uploads/2014/01/2014Partijprogramma.pdf
Gemeentebelangen De Wolden. (2014). De burger is meester! Retrieved December 8,
2014 from
http://gbdewolden.nl/occmscontent/userfiles/Verkiezingen%202014/DBIM2014.pdf
Gemeenteloket.minSZW.nl (2014a). Re-integratie. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-en-inkomen/reintegratie/gemeentelijke-taken.html
Gemeenteloket.minSZW.nl (2014c). Armoedebestrijding - intstrumenten. Retrieved
April 9, 2014, from http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/armoedebestrijding/instrumenten.html
Gemeenteloket.minSZW.nl (2014e). Integratie: gemeentelijke taken. Retrieved May 5,
2014,
from
http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/integratie/gemeentelijke-taken.html
Gemeenteloket.minSZW.nl (2014f). Inburgering: gemeentelijke taken. Retrieved May 5,
2014,
from
http://www.gemeenteloket.minszw.nl/dossiers/werk-eninkomen/inburgering/gemeentelijke-taken.html
102
Gemeenteraadheerenveen.nl (2014). Bijlage 6 Wettelijke kaders, gemeentelijke taken en
nieuwe
ontwikkelingen.
Retrieved
April
22,
2014,
from
http://www.gemeenteraadheerenveen.nl/nc/vergaderingen/document/document/07_
Bijlage_6_Wettelijke_taken_gemeentelijke_taken_ontwikkelingen_def.pdf/via/itemattach
mentlocal%3A2097.html
Hennekens, H.Ph.J.A.M., ‘Gesloten huishouding van de provincie’, TvCR 2010, p. 404.
Hennekens, H.Ph.J.A.M., van Geest, H.J.A.M. & Fernhout, R. (1995). Decentralisatie,
Nijmegen: Ars Aequi Libri, p. 13.
Infopunt Veiligheid. (2014). Taak en invloed gemeenteraad op (fysieke) veiligheid. De
thema’s, risico’s, relevante organisaties en tips. Arnhem: IFV.
Janssen, J., & Korsten, A. (2002). De wederopstanding van lokale lijsten.
Bestuurswetenschappen,
3883029(2).
Retrieved
from
http://arnokorsten.nl/PDF/Gemeente/De wederopstanding van lokale lijsten.pdf
Kortmann, C.A.J.M. (2012). Constitutioneel recht, Deventer: Kluwer, p. 519-520
Krippendorff, K. (2004). Content analysis: An introduction to its methodology. Second
Edition. Thousand Oaks, CA: Sage.
Krouwel, A. (2014a). Column: Partijprogramma. Retrieved April 17, 2014, from
http://www.vngmagazine.nl/weblog/5423/column-partijprogramma
Krouwel, A. (2014b). Analyse partijprogramma’s gemeenteraadsverkiezingen: Jeugdzorg
stijgt
met
stip.
Retrieved
May
3,
2014,
from
http://www.vngmagazine.nl/archief/15607/analyse-partijprogramma%E2%80%99sraadsverkiezingen-jeugdzorg-stijgt-met-stip
Krouwel, A. (2014c). Lokale partijen concurreren vooral met VVD. Retrieved May 3,
2014, from http://www.vngmagazine.nl/archief/15406/lokale-partijen-concurrerenvooral-met-vvd
Kummeling, H.R.B.M. & Van der Kolk, H. (2002). Lokale kiesstelsels vergeleken. Over de
vormgeving, het gebruik en de consequenties van lokale kiesstelsels. Den Haag: VNG
Uitgeverij
L1.nl. (2014a). Lokalen grijpen de macht in Limburg. Retrieved March 20, 2014 from
http://www.l1.nl/nieuws/248162-lokalen-grijpen-macht-limburg
103
Loketgezondleven.nl (2014). Wettelijke kaders gezondheidsbeleid. Retrieved April 9,
2014,
from
http://www.loketgezondleven.nl/gemeente-en-wijk/gezondegemeente/gezondheidsbeleid-maken/wettelijk-kader/
Middelburg.nl (2014). Wat is een bestemmingsplan? Retrieved April 15, 2014, from
https://www.middelburg.nl/Wonen_en_ver_bouwen/Bestemmingsplannen/Wat_is_een
_bestemmingsplan
NOS.nl. (2014a). Top 5 verkiezingsweetjes. Retrieved March 20, 2014, from
http://nos.nl/artikel/625689-top5-verkiezingsweetjes.html
NOS.nl. (2014b). Lokale partijen in trek. Retrieved March 20, 2014, from
http://nos.nl/artikel/625685-lokale-partijen-in-trek.html
NRC.nl (2014). Grootste partij per gemeente in 2014. Retrieved April 16, 2014, from
http://www.nrc.nl/verkiezingen/kaart-grv2014-2/
Pennings, P. & Keman, J.E. (1994). ‘Links’ en ‘rechts’ in de Nederlandse politiek.
Retrieved October 25, 2014 from http://dnpp.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/jbdnpp/jb93/penning.pdf
ProDemos.nl. (2014) Wat doet de gemeente? Retrieved April 9, 2014, from
http://prodemos.nl/Kenniscentrum/Informatie-over-politiek/De-gemeente/Wat-doetde-gemeente
Raven, J.P. (2009) Bevorderen van duurzame energie door gemeenten : een
verkennende studie naar de rol van gemeenten bij het bevorderen van duurzame
energie binnen de Nederlandse energievoorziening. Retrieved April 30, 2014, from
http://essay.utwente.nl/60368/
Rijksoverheid.nl (2014a). Welke belastingen heft de gemeente? Retrieved April 9, 2014,
from
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/vraag-en-antwoord/welkebelastingen-heft-de-gemeente.html
Rijksoverheid.nl (2014c). Hulp en ondersteuning WMO. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/wet-maatschappelijke-ondersteuningwmo/hulp-en-ondersteuning-wmo
Rijksoverheid.nl (2014d). Ruimtelijke ordeningen en gebiedsontwikkeling. Retrieved
April 15, 2014, from http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/ruimtelijke-ordeningen-gebiedsontwikkeling/vraag-en-antwoord/wat-is-een-bestemmingsplan-en-wanneerkan-ik-bezwaar-maken-tegen-een-bestemmingsplan.html
104
Rijksoverheid.nl (2014e). Decentralisatie van overheidsaken naar gemeenten. Retrieved
April 30, 2014, from
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gemeenten/decentralisatie-vanoverheidstaken-naar-gemeenten
Rijksoverheid.nl (2014f). Vestigingsklimaat. Retrieved May 5, 2014, from
http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/internationaal-ondernemen/buitenlandseinvesteerders-aantrekken/vestigingsklimaat
Robson, C. (2002). Real World Research. Oxford: Blackwell Publishing.
Rosema, M. & Boedeltje, M. (2011). Gemeenteraadsverkiezingen 2010: Een blik achter
de schermen. Retrieved November 15, 2015 from
http://doc.utwente.nl/77531/1/Rapport_Gemeenteraadsverkiezingen_2010_(Rosema_e
n_Boedeltje).pdf
RTLnieuws.nl. (2014). ‘Het zijn toch lokale verkiezingen? Retrieved April 6, 2014, from
http://www.rtlnieuws.nl/nieuws/special/column/plein-17/het-zijn-toch-lokaleverkiezingen
Stadspartij Den Helder. (2014). Verkiezingsprogramma 2014-2018. Retrieved December
8, 2014 from:
http://stadspartijdenhelder.nl/wp-content/uploads/2014/01/Verkiezingsprogramma2014.pdf
Tilburg, M., & Tops, P. (1990). Partijen en lijsten in Nederlandse gemeenten (19461986).
Jaarboek
DNPP,
73–91.
Retrieved
from
http://pub.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/DNPPjaarboeken/1989/Partijenenlijsteni/?pLang
uage=en&pFullItemRecord=ON
TNS-NIPO.nl (2014). ‘Gemeenteraadsverkiezingen teveel door landelijke kwesties
gedomineerd’.
Retrieved
March
24,
2014,
from
http://www.tnsnipo.com/kenniscentrum/nieuws/%E2%80%98gemeenteraadsverkiezingen-teveeldoor-landelijke/?feed=Nieuws
Van der Eijk, C. & Schild, G. (1992). `Het landelijk kompas van de provinciale kiezer', in:
Van der Eijk et al., Verkiezingen zonder mandaat: politieke communicatie en provinciale
verkiezingen, SDU, Den Haag, pp. 93-103.
Van der Kolk, H. (1997). Electorale controle. Lokale verkiezingen en responsiviteit van
politici, Enschede: Twente University Press
105
Van Thiel, S. (2007), Bestuurskundig Onderzoek. Een methodologische inleiding. Bussum:
Coutinho.
VNG (2008). Spoorboekje voor maatschappelijke voorzieningen. In uw gemeente, wijk of
kern. Retrieved November 16, 2014 from
http://www.vng.nl/files/vng/publicaties/2012/spoorboekje_digitalelinks.pdf
VNG (2010). Kernbeleid Veiligheid. Handreiking voor gemeenten. Den Haag: VNG
VNG (2011). Burgerzaken en dienstverlening: Een agenda voor een dialoog. Den Haag:
VNG
VNG.nl (2014a). Beleid, wet- en regelgeving. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/onderwijs/leerlingenvervoer/beleid-wet-enregelgeving
VNG.nl (2014b). Wegenverkeerswet. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/wegenverkeerswet
VNG.nl (2014c). Verantwoordelijk OV. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/openbaar-vervoer
VNG.nl (2014d). Parkeerbeleid. Retrieved April 9, 2014, from
http://www.vng.nl/onderwerpenindex/milieu-en-mobiliteit/parkeren
Waterlandnatuurlijk.nl (2014). Nu wij, de locale partij! Retrieved December 9, 2014
from http://waterlandnatuurlijk.nl/?page_id=560
Zouridis, S., & Tops, P. (1993). Wij zijn een partij voor normaal denken: stadspartijen en
hun betekenis voor de lokale democratie. Retrieved February 05, 2014, from
http://pub.dnpp.eldoc.ub.rug.nl/root/DNPPjaarboeken/1993/Wijzijneenpartijvo/?pLa
nguage=en&pFullItemRecord=ON
106
BIJLAGE I: STAPPENPLAN INHOUDSANALYSE VERKIEZINGSPROGRAMMA’S
Om een afspiegeling te krijgen van de thema’s die centraal staan in verkiezingsprogramma’s van
enerzijds lokale en anderzijds landelijke partijen, zullen alle 49 (25 lokale en 24 landelijke)
verkiezingsprogramma’s worden onderworpen aan een inhoudsanalyse. Bij de analyse van een
verkiezingsprogramma wordt elk tekstdeel (waar mogelijk alinea’s, maar soms ook zinnen of
zinsdelen) ondergebracht bij een thema of subthema. Technisch gezien gaat dit als volgt in zijn
werk:
1. Alle verkiezingsprogramma’s worden omgezet naar Kladblok-bestanden (.txt).
2. Alle bestanden worden ontdaan van kop- en voetteksten, inhoudsopgave, kandidatenlijst
en colofon.
3. De Kladblok-bestanden worden geladen in het gratis computerprogramma Weft QDA
(linkerkolom bovenaan, zie figuur 4).
4. In Weft QDA worden de 11 thema’s en eventuele subthema’s aangemaakt (linkerkolom
onderaan, zie figuur 4).
5. Teksten uit verkiezingsprogramma’s worden geselecteerd en toegewezen aan een thema
(rechterkolom , zie figuur 4).
6. Nadat dit bij elk verkiezingsprogramma is gebeurd, wordt de output van elk (sub)thema
stuk voor stuk in Word geladen (zie figuur 5).
7. Tekst wordt per gemeente selecteert en de telfunctie van Word laat zien om hoeveel
woorden het gaat (linksonder in figuur 5).
8. Het aantal woorden wordt per (sub)thema en per partij in een Excel-bestand gezet (geel,
zie figuur 6).
9. Het aantal woorden wordt afgezet tegen het aantal woorden van het
verkiezingsprogramma, zodat een percentage ontstaat (rood, zie figuur 6).
10. Alle percentages worden overgezet naar SPSS, waarbij alle lokale partijen de code 1
meekrijgen en alle landelijke partijen de code 2 (figuur 7).
11. Vervolgens wordt de hypothese opgesteld:
 H0: Er is geen verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst
behorende bij thema X.
 H1: Er is wel verschil tussen lokale en landelijke partijen in het percentage tekst
behorende bij thema X.
Er wordt geen richting gegeven aan de hypothese, dus toetsen tweezijdig moeten met
95% (standaard) zekerheid kunnen zeggen dat we de nul hypothese moeten verwerpen
willen we de alternatieve hypothese aannemen (onafhankelijke t-toets).
12. Vervolgens wordt gekeken naar de Levene’s test. Deze laat zien of er gelijkheid in
variantie bestaat tussen lokale en landelijke partijen. We nemen pas aan dat er GEEN
gelijkheid in variantie (dus de varianties verschillen) is indien de Levene’s test
significant is en dat is bij een sig. kleiner dan .05.
13. Indien de varianties gelijk zijn, zal gekeken moeten worden in de regel ‘equal
variances assumed’ om de significantie te achterhalen. Wanneer de varianties
ongelijk zijn, moet gekeken worden in de rij ‘equal variances not assumed’.
Wanneer is vastgesteld naar welke rij gekeken dient te worden, kan gekeken
worden of de verschillen tussen lokale partijen en landelijke partijen significant
verschillen. Er is een significant verschil als dit met 95 procent of meer zekerheid
gezegd kan worden.
107
FIGUUR 4 HET COMPUTERPROGRAMMA WEFT QDA
FIGUUR 5 WOORDEN SELECTEREN EN TELLEN IN MICROSOFT WORD
108
FIGUUR 6 HET AANTAL WOORDEN EN BIJBEHORENDE PERCENTAGES WORDEN PER ONDERWERP EN
PER VERKIEZINGSPROGRAMMA IN EXCEL GEZET
FIGUUR 7 VOORBEELD VAN DE MOGELIJKE INVOER IN SPSS
109
BIJLAGE II: OUTPUT ANALYSE SPSS HOOFDTHEMA’S
Group Statistics
LokaalLandelijk
Zorg
Werk
Veiligheid
Wonen
Onderwijs
Verkeer
Armoede
Milieu
Integratie
Dienstverlening
OpenbaarBestuur
Financien
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
1
25
13,320196118
7,6329233665
1,5265846733
2
24
12,061080714
6,4109672249
1,3086332049
1
25
8,451570584
6,3700500132
1,2740100026
2
24
11,608012366
5,6010949328
1,1433187155
1
25
4,882059393
4,5399067654
,9079813531
2
24
5,505738584
3,0410715318
,6207561270
1
25
24,884468712
7,5302831952
1,5060566390
2
24
22,637272851
8,0169600424
1,6364551160
1
25
4,079884341
3,1674531918
,6334906384
2
24
5,031223002
2,9685101661
,6059446003
1
25
6,721305286
3,7416769626
,7483353925
2
24
6,187984594
3,7503327184
,7655334605
1
25
1,053606278
1,5418281277
,3083656255
2
24
1,944411977
2,4559930034
,5013274725
1
25
3,852322096
2,8100691414
,5620138283
2
24
8,029503563
6,6590984644
1,3592827821
1
25
,473863193
1,3401167137
,2680233427
2
24
,702079284
1,3835446376
,2824148665
1
25
3,557845597
3,8530748773
,7706149755
2
24
2,128564981
2,0071934276
,4097166427
1
25
4,724793343
4,4148091552
,8829618310
2
24
6,042474744
5,3117084786
1,0842479529
1
25
4,824179148
3,5281293910
,7056258782
110
2
24
5,032427808
3,7828978014
,7721807802
Independent Samples Test
Levene's Test for Equality of
Variances
t-test for Equality of Means
Sig. (2-
F
Zorg
Equal variances
assumed
Sig.
,341
t
,562
Equal variances not
assumed
Werk
Equal variances
assumed
,265
,609
Equal variances not
assumed
Veiligheid
Equal variances
assumed
1,257
,268
Equal variances not
assumed
Wonen
Equal variances
assumed
,039
,844
Equal variances not
assumed
Onderwijs
Equal variances
assumed
,227
,636
Equal variances not
assumed
Verkeer
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
,063
,802
df
tailed)
,624
47
,536
,626
46,200
,534
-1,839
47
,072
-1,844
46,650
,072
-,563
47
,576
-,567
42,085
,574
1,012
47
,317
1,010
46,496
,318
-1,084
47
,284
-1,085
46,975
,283
,498
47
,621
,498
46,909
,621
111
Armoede
Equal variances
assumed
3,346
,074
Equal variances not
assumed
Milieu
Equal variances
assumed
7,348
,009
Equal variances not
assumed
Integratie
Equal variances
assumed
,626
,433
Equal variances not
assumed
Dienstverlening
Equal variances
assumed
3,802
,057
Equal variances not
assumed
OpenbaarBestuu Equal variances
r
assumed
,149
,701
Equal variances not
assumed
Financien
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
,022
,882
-1,527
47
,133
-1,513
38,425
,138
-2,882
47
,006
-2,840
30,677
,008
-,587
47
,560
-,586
46,747
,561
1,618
47
,112
1,638
36,447
,110
-,946
47
,349
-,942
44,757
,351
-,199
47
,843
-,199
46,426
,843
112
BIJLAGE III: OUTPUT ANALYSE SPSS SUBTHEMA’S
Independent Samples Test
Levene's Test for
Equality of
Variances
t-test for Equality of Means
95% Confidence
Mean
Std.
Interval of the
Error
Difference
Sig. (2- Differen Differen
F
Sig.
Gezondheids Equal
zorg
variances
df
,389
,536
1,13
assumed
5
Equal
1,13
assumed
8
Equal
variances
tailed)
-
variances not
WMO
t
7,927
,007
assumed
Equal
variances not
assumed
2,37
0
variances
,023
,881
47
,262
46,6
54
47
38,7
5
65
,261
47
variances not
,309
assumed
Economie
Equal
variances
,022
,022
,759
,319
,575
1,41
8
Equal
-
assumed
95
,759
-
assumed
variances not
46,9
1,41
2
1,8444
586837
assumed
Equal
1,8444
586837
2,39
,308
ce
-
Decentralisati Equal
es
ce
2,8696
,163
10
302836
1,2107
5,1144
275380
5,1063
901885
,43397
1,4255
101707
1,4174
728211
5,3053
2,8696
,44550
1,1982
653712 480264
,23390
,75847
87103
74407
,23390
,75765
87103
65638
2,2258
,165
1,6211
-
52731 554692
782349
44,5
426612
Upper
653712 377077
47
1,6254
Lower
2,2258
782349
1,5697
510975
1,5761
651324
5,2938
94254 213170
1,2919
510859
1,2903
039687
5,3838
101141
5,4014
020151
1,7597
685064
1,7581
213892
,93205
36444
,94964
55453
113
Bijstand
Equal
variances
1,500
,227
assumed
9
Equal
-
variances not
1,09
assumed
8
VeiLeefomge Equal
ving
1,08
variances
,691
,410
assumed
Equal
variances not
assumed
VeiBedrijvigh
Equal
eid
variances
,665
,419
,446
47
41,8
87
,278
35487
47
,658
,449
54
,435
assumed
VeiJeugd
Equal
variances
,649
,424
assumed
Equal
variances not
assumed
VeiFysiek
,779
47
,656
46,7
59
,420
,520
,666
,665
47
,440
,772
32
47
assumed
Equal
variances not
,248
assumed
VeiIntegriteit
Equal
variances
assumed
Equal
variances not
assumed
,763
,387
,457
43,2
45
,806
,650
38,0
,452
56
04997
60474
58575
,30052
,30052
,38568
95534
,38936
40958
,07583
,30825
00681
72744
,07583
,30611
00681
83863
,06539
,653
,87679
,13772
12915
-
36586
,05997
47
,88259
11107
25002
,807
50244
60474
,445
,84751
,13805
25002
37,8
63167
,05997
-
-
,246
,39357
15154
Equal
variances
,39357
15154
assumed
variances not
,93056
-
43,6
Equal
,93056
35487
-
,434
,282
,85439
,06539
12915
,14317
65942
,14451
77622
2,6493
872338
2,6410
546180
2,1691
209356
2,1610
222911
,21774
69650
,21713
02715
1,0764
298005
1,0888
636700
,54430
35795
,54141
51615
,35342
54467
,35793
81747
,78826
01364
,77992
75206
1,3819
779049
1,3738
792603
,33769
90597
,33708
23663
,47538
48002
,48781
86697
,69596
37156
,69307
52977
,22264
28637
,22715
55917
114
Woningbouw
Equal
variances
,537
,467
,686
47
,496
assumed
Equal
variances not
,688
assumed
Voorzieninge
Equal
n
variances
,054
,818
assumed
Equal
variances not
assumed
Leefomgevin
Equal
g
variances
13,254
,001
assumed
Equal
variances not
assumed
Recreatie
,421
46,8
15
47
,421
50
47
4,35
35,2
5
14
,676
1,229
,273
,948
,000
47
,348
assumed
Equal
variances not
,956
assumed
Cultuur
Equal
variances
,571
1,65
assumed
1
Equal
-
variances not
1,65
assumed
Sport
1
Equal
variances
assumed
Equal
variances not
assumed
41,3
66
,345
,325
,083
,774
,170
,39511
,39511
69083
,000
,105
80
46,9
,170
89
2,2822
798854
2,2844
209455
1,4920
460688
1,4941
871289
32346 926865 171863
,93135
,98233
15972
28888
,93135
,97402
15972
78979
1,1936
1,1936
,13511
,13511
53622
,72307
63844
,72276
16110
,79397
17693
,79353
02280
1,7576
236276
049364
,866
787492
3,8391
,75860
53622
-
1,8835
3,3034
398265
,866
32968
-
572312
90146 860950 237779
47
,93895
123528
3,8450
049364
,105
47488
1,8895
,76834
398265
46,9
,93807
-
3,3034
47
1,4221
24392 775378
-
Equal
variances
,97777
69083
46,6
9
,676
1,4252
24392 756618
-
-
4,29
,495
,97777
1,7636
1,0448
472732
1,0352
096857
2,6482
818834
2,6476
652435
1,7323
805372
1,7315
017458
4,8491
4,8431
2,9075
504676
2,8979
128800
,26100
22305
,26038
55906
1,4621
498129
1,4612
710215
115
Groen
Equal
variances
4,295
,044
1,28
assumed
0
Equal
-
variances not
1,26
assumed
4
47
,207
610145
33,8
65
,215
variances
2,699
,107
,867
47
,390
assumed
Equal
variances not
,876
assumed
OndLeerlinge Equal
nvervoer
variances
2,086
,155
assumed
Equal
variances not
assumed
OndLeerplich Equal
t
variances
11,911
,001
assumed
Equal
variances not
assumed
OndVroegenv Equal
oorschools
variances
,691
2
30,9
3
26
26,911
,000
3,00
2,95
assumed
Equal
variances not
assumed
,503
7
,544
,464
,459
20891
,26276
,30007
90547
60928
,04117
,04117
08525
,053
,053
,004
47
,20152
,10010
78353
77193
,70692
,70692
21825
,648
,27543
81125
-
43,1
,462
08
,646
45427
67772
47
,06059
78353
,006
65193
,10168
21825
30,5
,05954
,20152
47
83363
90547
-
-
variances not
assumed
47
2,01
-
variances
,493
,98213
,30303
08525
06
Equal
n
47
,679
1,98
,386
82352
,26276
-
26,9
1
Equal
74
-
assumed
OndAlgemee
39,5
1,2414
610145
OndHuisvesti Equal
ng
1,2414
,97016
,27543
81125
,23556
86463
,23904
32447
,59982
90096
,59559
56548
3,1931
877585
3,2376
989449
,34685
28760
,34391
06929
,16096
29978
,16552
09389
,00303
95741
,00266
29400
,71026
57294
,75477
69158
,87239
09853
,86944
88022
,07862
12928
,08317
92338
,40609
52447
,40571
86106
-
-
1,1808
,23301
251721
91929
-
-
1,1947
,21909
471048
72602
1,4821
384325
1,4764
842629
,93126
22075
,92560
80379
116
OndOrganisa Equal
tie
variances
,348
,558
assumed
Equal
variances not
assumed
WegenVerke
Equal
er
variances
1,231
,273
,883
47
46,0
,881
98
47
,383
variances not
,897
assumed
OV
Equal
variances
,377
1,011
,320
4
Equal
1,28
assumed
7
Equal
2,514
,120
assumed
Equal
variances not
assumed
Armoede
Equal
variances
1,19
2
22
47
7
69
3,346
,074
1,52
Equal
1,51
assumed
3
Equal
7,348
,009
2,88
assumed
2
Equal
-
assumed
43,2
46,0
7
variances not
,202
2,84
0
54455
,78163
,87108
82040
88061
,51698
,51698
40930
,239
,238
,133
25
,26866
,22449
65805
42537
,89080
,89080
56995
,006
4,1771
814671
30,6
77
,008
79560
28549
47
,40172
65805
,138
56561
,22535
56995
38,4
,39959
,26866
47
06365
82040
,205
,44504
,87551
40930
1,19
assumed
variances
47
85079
,78163
-
-
variances not
Milieu
1,29
assumed
variances
45
,374
-
variances not
Parkeren
45,1
,39210
44029
assumed
Equal
,39210
44029
-
,893
,382
,44412
4,1771
814671
,58326
48479
,58857
33546
1,4496
453364
1,4708
872237
1,2855
757157
1,2878
735365
,97967
16882
,97266
90018
1,3208
668635
1,3270
252100
,18468
48875
,18319
85334
2,0641
832243
2,0818
774725
,50136
69098
,50366
47306
2,5429
480962
2,5359
454099
,28689
86776
,29305
70241
,72201
80485
,72053
16944
,28257
18253
,30026
60735
-
-
7,0934
1,2608
917209 712134
-
-
7,1783
1,1760
572798 056545
117
Integratie
Equal
variances
,626
,433
assumed
Equal
variances not
assumed
Dienstverleni
Equal
ning
variances
3,802
,057
assumed
Equal
variances not
assumed
OpenbaarBes Equal
tuur
variances
,149
,701
assumed
Equal
variances not
assumed
Financien
Equal
variances
assumed
Equal
variances not
assumed
,022
,882
,587
47
46,7
,586
47
8
47
1,63
36,4
8
47
,946
47
,561
,22821
60910
,112
,110
,349
,942
57
83775
1,4292
,87276
806157
29505
1,3176
1,3176
814008
,843
,20824
86599
-
46,4
,199
26
,843
16009
806157
47
,38935
,88324
,351
29663
1,4292
814008
44,7
,199
-
-
-
-
,22821
60910
-
1,61
,560
,38909
,20824
86599
1,3929
703354
1,3982
901053
1,0445
097522
1,0460
263081
1,0109
701749
1,0116
023426
,34758
59290
,34001
07222
4,1199
762590
4,1344
038070
2,3095
312454
2,3132
691639
,55453
79928
,55517
01606
3,2061
471604
3,1985
719536
1,4846
134574
1,4990
410053
1,8930
339255
1,8967
718440
118
BIJLAGE IV: OUTPUT ANALYSE SPSS SUBTHEMA’S COALITIE-OPPOSITIE
Group Statistics
COAOPPO
Gezondheid
Werk
Veiligheid
Wonen
Onderwijs
Verkeer
Armoede
Milieu
Integratie
Dienstverlening
Opnebaarbestuur
GemFinancien
N
Mean
Std. Deviation
Std. Error Mean
1
21
11,747201356
3,9696351423
,8662454058
2
28
13,420700415
8,6372008439
1,6322775326
1
21
10,419496348
6,9227337898
1,5106643623
2
28
9,681147788
5,6187307593
1,0618403052
1
21
6,331504494
4,8758913916
1,0640067325
2
28
4,329557731
2,6425849631
,4994016165
1
21
24,619717119
8,3384897134
1,8196076330
2
28
23,156864526
7,4154987427
1,4013975372
1
21
4,380458611
3,1333841551
,6837604796
2
28
4,669886776
3,0862807579
,5832522401
1
21
6,750213407
3,1326573766
,6836018836
2
28
6,242492173
4,1437906487
,7831028244
1
21
,934895469
1,4022135461
,3059880817
2
28
1,906187127
2,3948954911
,4525927061
1
21
5,182335064
3,5663990308
,7782520722
2
28
6,435253627
6,5258913872
1,2332775495
1
21
,924129764
1,5443882096
,3370131368
2
28
,331777058
1,1523386250
,2177715306
1
21
3,566808804
3,5265338673
,7695527804
2
28
2,326025521
2,7674196737
,5229931593
1
21
5,182948403
5,2198935691
1,1390741619
2
28
5,510618249
4,6814332767
,8847077307
1
21
4,515698386
2,6130175084
,5702071678
119
2
28
5,234038572
4,2411723573
,8015062375
Independent Samples Test
Levene's Test for Equality of
Variances
t-test for Equality of Means
Sig. (2-
F
Gezondheid
Equal variances
assumed
Sig.
5,335
t
,025
Equal variances not
assumed
Werk
Equal variances
assumed
2,513
,120
Equal variances not
assumed
Veiligheid
Equal variances
assumed
3,385
,072
Equal variances not
assumed
Wonen
Equal variances
assumed
,111
,740
Equal variances not
assumed
Onderwijs
Equal variances
assumed
,035
,853
Equal variances not
assumed
Verkeer
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
2,103
,154
df
tailed)
-,823
47
,414
-,906
40,060
,371
,412
47
,682
,400
37,808
,692
1,845
47
,071
1,703
28,749
,099
,648
47
,520
,637
40,268
,528
-,323
47
,748
-,322
42,878
,749
,469
47
,641
,488
46,991
,628
120
Armoede
Equal variances
assumed
4,441
,040
Equal variances not
assumed
Milieu
Equal variances
assumed
2,049
,159
Equal variances not
assumed
Integratie
Equal variances
assumed
6,458
,014
Equal variances not
assumed
Dienstverlening
Equal variances
assumed
,532
,469
Equal variances not
assumed
Opnebaarbestuu Equal variances
r
assumed
,025
,875
Equal variances not
assumed
GemFinancien
Equal variances
assumed
2,145
,150
Equal variances not
assumed
-1,655
47
,105
-1,778
44,712
,082
-,794
47
,431
-,859
43,478
,395
1,539
47
,131
1,476
35,592
,149
1,381
47
,174
1,334
36,909
,191
-,231
47
,818
-,227
40,493
,821
-,684
47
,497
-,730
45,509
,469
Independent Samples Test
t-test for Equality of Means
95% Confidence Interval of the
Difference
Mean
Std. Error
Difference
Difference
Lower
Upper
121
Gezondheid
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Werk
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Veiligheid
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Wonen
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Onderwijs
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Verkeer
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Armoede
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Milieu
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
1,6734990591
1,6734990591
2,0322722062
1,8478936784
,7383485602 1,7918642561
,7383485602 1,8465133764
5,7619033913
5,4080560686
2,8664173588
3,0003450308
2,4149052730
2,0610579504
4,3431144792
4,4770421512
2,0019467631 1,0850648165
-,1809220883 4,1848156145
2,0019467631 1,1753775144
-,4028819500 4,4067754761
1,4628525930 2,2578970938
1,4628525930 2,2967122143
-,2894281652
,8967439189
-,2894281652
,8987277503
,5077212333 1,0816718329
,5077212333 1,0395006343
-,9712916578
,5867678261
-,9712916578
,5463230397
1,2529185631
1,2529185631
1,5779059748
1,4583037414
3,0794504663
3,1780129602
2,0934442373
2,1020346266
1,6683218156
1,5834951802
2,1517162658
2,0718381492
4,4272559395
4,1929343024
6,0051556524
6,1037181462
1,5145879068
1,5231782962
2,6837642822
2,5989376468
,2091329502
,1292548336
1,9214188133
1,6870971763
122
Integratie
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Dienstverlening
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
Opnebaarbestuur Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
GemFinancien
Equal variances
assumed
Equal variances not
assumed
,5923527056
,3849002245
-,1819666698 1,3666720811
,5923527056
,4012509114
-,2217456266 1,4064510379
1,2407832831
,8986902772
-,5671483568 3,0487149231
1,2407832831
,9304479171
-,6446404209 3,1262069871
-,3276698458 1,4196398820
-,3276698458 1,4422890539
-,7183401858 1,0503468441
-,7183401858
,9836404135
3,1836169114
3,2415401416
2,8313654856
2,6988821809
2,5282772199
2,5862004501
1,3946851140
1,2622018094
123
BIJLAGE V: KERNWOORDENLIJST LOKALE PARTIJEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
WORDEN
GEMEENTE
MOETEN
KUNNEN
WORDT
INWONERS
MOGELIJK
HEEFT
DIENT
LEEFBAAR
BLIJVEN
ZEEWOLDE
HEBBEN
NIEUWE
HELDER
GOEDE
WILLEN
BELEID
MENSEN
MAKEN
AANDACHT
JONGEREN
SAMENWERKING
ANDERE
SAMEN
EIGEN
SOCIALE
BINNEN
VINDT
BELANGRIJK
LOKALE
NODIG
ALLEEN
KOMEN
ZOALS
SAMENLEVING
STADSPARTIJ
CAPELLE
BELANG
TUSSEN
VOORZIENINGEN
GROTE
STAAT
RUIMTE
DIENEN
HOUDEN
BURGERS
ZULLEN
GEMEENTELIJKE
ONDERWIJS
GEBIED
MOGELIJKHEDEN
1384
943
606
517
473
441
367
315
307
301
298
289
282
272
265
248
239
238
227
226
212
210
208
205
201
196
184
177
177
174
172
171
170
168
168
166
166
165
163
163
158
153
153
152
151
151
150
149
147
140
139
139
24
25
25
25
24
24
24
23
20
11
25
1
22
24
9
24
23
24
21
24
23
22
23
23
22
22
24
24
20
23
24
21
23
24
23
19
1
2
24
22
23
23
22
22
20
23
18
22
22
20
21
24
124
53
ONTWIKKELING
54
KRIJGEN
55
ONDERNEMERS
56
WAARBIJ
57
VEILIGHEID
58
VOLDOENDE
59
WERKEN
60
MINDER
61
ONDER
62
WONEN
63
KERNEN
64
DAARBIJ
65
KOMENDE
66
SPORT
67
BETER
68
HIERBIJ
69
OUDEREN
70
VINDEN
71
KWALITEIT
72
BEDRIJVEN
73
WIJKEN
74
BELANGRIJKE
75
CENTRUM
76
GROOT
77
DAAROM
78
JAREN
79
VERDER
80
BLIJFT
81
EXTRA
82
STEEDS
83
WONINGEN
84
GEMEENTEN
85
FINANCIËLE
86
GEVEN
87
HUIDIGE
88
OPENBARE
89
VOORAL
90
SCHOLEN
91
GEBRUIK
92
JEUGD
93
DAARNAAST
94
VANUIT
95 INWONERSBELANG
96
LEEFBAARHEID
97
OPENBAAR
98
ONDERSTEUNING
99
ORGANISATIE
100
ACTIVITEITEN
138
137
137
137
133
131
131
128
128
128
125
124
124
123
122
122
121
121
120
119
119
118
118
116
115
115
113
111
111
110
109
108
107
107
107
107
107
106
105
105
104
104
103
102
102
101
100
99
19
20
23
22
19
21
23
21
20
23
16
22
22
20
20
20
22
19
23
20
16
22
20
22
20
22
23
23
21
21
23
24
20
22
19
21
22
21
18
21
17
22
1
21
24
22
19
20
125
BIJLAGE VI: KERNWOORDENLIJST LANDELIJKE PARTIJEN
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
32
33
34
35
36
37
38
39
40
41
42
43
44
45
46
47
48
49
50
51
52
GEMEENTE
WORDEN
WORDT
KUNNEN
MENSEN
MOETEN
MOGELIJK
HEEFT
MAKEN
GOEDE
EIGEN
HEBBEN
INWONERS
SAMENWERKING
ANDERE
ONDERWIJS
SAMENLEVING
JONGEREN
WILLEN
SOCIALE
TUSSEN
RUIMTE
BLIJVEN
NODIG
ONDERNEMERS
BINNEN
KINDEREN
NIEUWE
SAMEN
VINDT
DAARBIJ
BURGERS
ALLEEN
KOMEN
GROENLINKS
STAAT
ZOALS
BIJVOORBEELD
IEDEREEN
WATERLAND
BELANGRIJK
GEMEENTEN
OVERHEID
SCHOLEN
HOUDEN
KRIJGEN
BEDRIJVEN
LOKALE
AANDACHT
BELEID
GEBIED
KANSEN
1246
1149
679
565
452
432
403
323
282
269
265
263
256
248
242
238
237
221
218
217
216
212
209
208
207
201
200
195
194
194
190
186
185
182
170
170
168
167
166
166
163
163
163
157
155
155
154
154
144
143
143
143
24
24
24
24
24
24
24
23
23
24
23
23
24
23
23
22
23
21
23
23
23
21
24
24
23
24
23
23
22
22
23
22
22
23
4
23
22
22
22
1
22
22
22
23
24
23
23
21
23
22
22
18
126
53
54
55
56
57
58
59
60
61
62
63
64
65
66
67
68
69
70
71
72
73
74
75
76
77
78
79
80
81
82
83
84
85
86
87
88
89
90
91
92
93
94
95
96
97
98
99
100
MINDER
VEILIGHEID
STIMULEREN
STEEDS
GEBRUIK
DAAROM
VINDEN
BELANG
VOORZIENINGEN
ELKAAR
GEMEENTELIJKE
ONDER
WERKEN
SPORT
KOMENDE
VOORSTANDER
WONEN
DIENT
ACTIEF
DUURZAME
MOGELIJKHEDEN
ONTWIKKELING
VOORKOMEN
CULTUUR
KWALITEIT
TEGEN
BELANGRIJKE
VOLDOENDE
ONDERSTEUNING
BETEKENT
VERANTWOORDELIJKHEID
STAAN
VERVOER
ZORGEN
WAARBIJ
BETER
GEVEN
GROTE
WONINGEN
NEMEN
OUDEREN
BEWONERS
ZOVEEL
HIERBIJ
VANUIT
VERENIGINGEN
WOENSDRECHT
INITIATIEVEN
143
141
140
137
135
134
132
131
130
128
126
126
126
125
123
123
123
122
121
120
119
118
118
116
116
116
115
115
114
113
111
110
110
110
108
107
107
107
107
106
106
104
104
102
102
101
101
100
21
22
22
23
21
21
23
21
23
19
22
22
22
22
20
19
22
20
20
20
22
21
18
21
19
21
21
21
21
20
21
24
18
23
19
23
23
23
20
22
20
21
21
21
21
16
1
20
127
Download