We need to talk about democracy Frank Roels* Vandaag klagen veel mensen dat “de politiek” geen rekening houdt met hun wensen, en dat dus de democratie, dit is de macht van het volk, niet meer functioneert. Dit actueel onderwerp werd onlangs door HVV en Geuzenhuis Gent voorgelegd aan meerdere sprekers. Dit verlies aan vertrouwen in “de politiek” heeft al geleid tot nieuwe organisaties en acties die soms veel succes kennen: zoals Hart boven Hard, de Indignados, de Occupy bewegingen in meerdere landen, de G-1000, ATTAC, LEF, de drie burgerbewegingen rond Oosterweel, en de groei van nieuwe politieke partijen die zich afzetten tegen de “oude politieke cultuur” en vaak tegen “Europa”. Ook het succes van Donald Trump wordt zo uitgelegd, en de meerderheid in het brexit-referendum. Vroeger Tot decennia geleden, en de hele 20e eeuw, waren het de klassieke politieke partijen en grote vakbonden die de verzuchtingen van de bevolking kanaliseerden. Tevens gaven ze opleiding, uitleg en rechtvaardiging voor genomen beslissingen. Teneinde kiezers aan te trekken, of leden en militanten bij de syndicale organisaties, werden de wensen en belangen van de mensen weerspiegeld in politieke programma’s en syndicale eisenbundels. Die programma’s verschillen tussen de partijen zodat de ideologische visie van elke kiezer ergens een weerklank vond. De vakbondseisen staan in functie van de werknemers in diverse economische sectoren, en naargelang het private bedrijven of overheidsbedrijven betreft. Daarboven stellen de vakbonden ook nog interprofessionele eisen, zoals de indexkoppeling die voor alle werknemers geldt. Wensen van individuele partij- en vakbondsleden worden ook gefilterd teneinde tot een gemeenschappelijk standpunt te komen. Door interne discussies (of meningsverschillen) binnen de organisaties worden programma’s en eisen voortdurend aangepast. Maar vandaag geloven velen niet meer in dit systeem, zo horen we dagelijks. Klassieke partijen hebben kiezers verloren, en vakbondsacties worden meestal afgekeurd. Maar hoe kunnen we dit verklaren? Ik zie drie grote factoren. Een programma is geen belofte Politieke programmapunten en eisenpaketten van partijen worden door velen als beloften geïnterpreteerd, in plaats van als doeleinden. Maar in de werkelijkheid worden eisen slechts zeer partieel gerealiseerd, omdat de echte macht gedeeld wordt met meerdere diverse actoren. Denk aan de coalitieregeringen bestaande uit verschillende partijen die vaak tegengestelde maatschappij visies moeten verzoenen. Een grote rol spelen ook de bedrijven, binnenlandse en buitenlandse, en hun federaties, die hun eigen prioriteiten hebben: de financiele belangen van hun eigenaars, en minder die van hun personeel (lonen, arbeidsplaatsen), of het welzijn van de samenleving op langere termijn. Daardoor kunnen noch vakbonden noch regeringen of gemeentebesturen hun programma’s waar maken; in feite slechts enkele onderdeeltjes ervan. Tegelijk moeten ze maatregelen gedogen waar ze eerst tegen gekant waren maar die de andere partijen opeisen. Dit noemen ze dan “hun verantwoordelijkheid nemen”: maatregelen goedkeuren waar hun kiezers juist tegen zijn. 2 Zo stellen ze telkens groepen van mensen teleur, die voelen zich bedrogen en haken af als er de volgende keer verkiezingen komen, als ze tot actie opgeroepen worden of lidgeld moeten betalen. Nieuwe partijen en bewegingen daarentegen hebben niet de handicap van deze teleurstellingen, omdat ze niet, of nog maar kort, deelnemen aan de regeringsbeslissingen. Programma’s worden aangepast Tijdens een regeringsdeelname zijn het hoofdzakelijk de ministers en hun medewerkers die het standpunt van de partij vastleggen, niet omgekeerd. Maar niet alleen in de regering, maar ook daarbuiten passen partijmensen hun eisen aan. Hun kaders en studiebureaus rechtvaardigen stelselmatig de regeringsdeelname, ook de beslissingen die door de coalitiepartners werden opgelegd maar die de eigen kiezers verwerpen. Een indrukwekkend voorbeeld hiervan is de Nederlandse PvdA: gedurende jaren hebben hun ministers en verkozenen en plaatselijke besturen de besparingen van de regering-Rutte verdedigd, de jungle van flexibele jobs, de onderfinanciering van de zorg, en ook de verpaupering van de Griekse bevolking (o.a. door Jeroen Dijsselbloem, die voorzitter is van de “Eurogroep”, dit zijn de ministers van financien). Deze partij is dan ook zwaar afgestraft door haar kiezers. Meest merkwaardig is dat de aanpassing in de geesten vaak nog blijft doorwerken nadat een partij in de oppositie is terecht gekomen. Teneinde een volgende, toekomstige regeringsdeelname te vergemakkelijken, blijven de partijkaders en potentiele kabinetsleden het dominante discours volgen van andere partijen en van de media, terwijl ze de eigen grote idealen (die de eigen kiezers kunnen aantrekken) als irrealistisch terzijde schuiven. Een voorbeeld van dit dominant discours is de overtuiging dat de overheidsschuld dringend moet verkleind worden; maar in ’t belang van welke kiezers is dit? Toch is het mogelijk dat een partij de eigen toekomstplannen blijft propageren en tegelijk compromissen sluit met andere partijen (waardoor die plannen worden uitgesteld, of zelfs afgesteld). Een mooi voorbeeld hiervan geeft de N-VA: die heeft aanvaard dat de federale regering waarvan ze deel uitmaakt, geen verdere staatshervorming opstart; maar regelmatig hamert de partij erop dat ze haar doel, een verregaande Vlaamse onafhankelijkheid, niet heeft opgegeven. Integendeel, na de volgende verkiezingen zal de partij opnieuw een staatshervorming op tafel leggen. Haar lange termijn visie houdt ze levendig bij achterban en breder publiek. Ze regeert dus mee, en tegelijk herhaalt ze dat de eigen regering niet voldoet aan de partij idealen. Dit dubbele, complexe discours overtuigt niet alle militanten, en zelfs de verkozenen Vuye en Wouters leverden openbare kritiek, en stapten tenslotte uit de partij. Tweede bron van wantrouwen Regeringen nemen beslissingen die niet vooraf in hun verkiezingsprogramma stonden. Hun aanhangers en kiezers hebben zich er dus niet over kunnen uitspreken. Vier voorbeelden zijn: a) de redding van talrijke banken in 2008 met overheidsgeld, in ons land, maar ook in de VS, Nederland, UK. b) de Europese verdragen inzake begroting en overheidsschulden, die de regeringen verplichten drastische besparingen op te leggen aan de bevolking (tenzij ze de belastingsontwijking en –fraude zouden aanpakken, zie bvb. www.apache.be/gastbijdragen/2014/12/18/investeren-in-tijden-van-besparingen en 2 3 http://www.progressiveeconomy.eu/content/investing-times-austerity-0 en http://www.knack.be/nieuws/belgie/welke-problemen-zouden-we-kunnen-oplossen-met-aldie-ontweken-belastingen/article-opinion-782545.html ). c) de deelname van Belgische gevechtsvliegtuigen aan de oorlog in het Midden-Oosten. d) de beslissing van de huidige regering voor de aankoop van 34 nieuwe gevechtsvliegtuigen, voor de voorlopige prijs van 15 miljard, geld dat in de toekomst nog moet gevonden worden. Het is een beslissing die al betwist is door 130 organisaties en 38.000 handtekeningen http://geengevechtsvliegtuigen.be/2016/04/19/nationalemanifestatie-tegen-nieuwe-gevechtsvliegtuigen-krijgt-steun-van-honderddertigorganisaties/ . Waarom regeringen beslissingen nemen die niet aan de kiezers waren voorgelegd, is een hele studie waard. Soms is het een kwestie van hoogdringendheid (de banken; IS); soms gaat het om complexe maatregelen die langdurig voorbereid worden door experten (die zelf geen electorale verantwoording moeten afleggen), zodat de politici zelf de gevolgen onvoldoende doorzien (bvb. de begrotingsverdragen, of nog: het CETA en TTIP). Drie: hoe wordt er bericht over de partijen en vakbonden? De derde verklaring voor het verlies aan vertrouwen in partijen en vakbonden is het slechte daglicht waarin ze geplaatst worden, sedert decennia, en steeds meer. We moeten maar enkele dagen letten op de woordenschat die de media gebruiken over politici: “kibbelkabinet”, “postjespakkers”, “geldstekkers”, “wie gelooft die mensen nog”, “de affaires”, “het schandaal”, “de misbruiken”, “maffiapraktijken”, “potverteerders”. Bij vakbondsbetogingen focust de berichtgeving op gewelddadige incidenten door “relschoppers”, op aangerichte schade en gevechten met de politie. Dit wordt uitgebreid gefilmd en steeds opnieuw getoond. Journalisten verwijzen naar ‘de publieke opinie’, en zoeken ontevredenen op, om er dan een negatief verhaal van te breien. Eén bericht nemen andere media over en dikken het aan. Positief nieuws over traditionele politieke partijen en vakbonden is zeldzaam omdat zulks als “reclame” zou worden gebrandmerkt. Tijdens de campagne voor de Amerikaanse presidentsverkiezingen wilden de grote media neutraal blijven, en daarom bekritiseerden ze Hillary Clinton evenzeer als Donald Trump – ofschoon inhoudelijk beide kandidaten sterk verschilden. Het is deze berichtgeving die onze beeldvorming van de politiek schept. In tegenstelling hiermee horen en lezen we weinig over de inhoud van de partijprogramma’s en hun concrete maatregelen, en zelden iets over de gedetailleerde syndicale eisen en de vele dagelijkse vakbondsacties in de diverse sectoren en bedrijven. Dat een Nederlandse politicus en zijn echtgenote is komen shoppen in Gent (Wilders), komt wel op televisie. Maar wie echt wil weten wat partijen en vakbonden nastreven en dagelijks doen, is verplicht persoonlijk te gaan zoeken op partij websites en in syndicale publicaties; en ook daar vindt men niet alles: veel speelt zich af op de werkvloer, en in vergaderingen. Deze rechtstreekse bronnen vormen echter geen tegengewicht tegen de 24 uur radio en TV en de vele gedrukte en vooral de internetmedia. Waarom de media aldus geëvolueerd zijn, is een onderwerp apart. Hier volsta ik met de vaststelling - die eenieder kan doen -, inzake de inhoud en atmosfeer van de berichtgeving; en het simpele mechanisme dat media streven naar steeds meer klanten, omdat het bedrijven met winstoogmerk zijn. 3 4 Dit verklaart anderzijds dat nieuwe partijtjes en ontevreden verkozenen buitengewoon veel ruimte krijgen in de media. Dat is “nieuws” voor de journalisten, maar ook gratis reclame. Die heeft bij verkiezingen zichtbaar effect: zie het succes van Trump, en zie de meerdere nieuwe kleine partijen die zopas in Nederland parlementaire verkozenen haalden. De graaicultuur De media hebben een doorslaggevende rol gespeeld bij de schandaalsfeer over financiële vergoedingen die een aantal politici ontvangen bovenop hun wedde als parlementair, schepen of burgemeester. Journalisten, ook deze van de “ernstige” media, ontwikkelden een bijzonder vocabularium, zoals “een walm van scandalitis”, “zijn naam duikt op”, enz.. Op de anonieme sociale media vindt men een stroom van scheldproza. Een groot deel van de kiezers haalt hier zijn mening, omdat de binding met een partij verdwenen is. In dit klimaat vergt het veel moed om erop te wijzen, zoals Geert Van Istendael deed in De Afspraak, dat in de privé-sector de vergoedingen en bonussen van bestuursleden een veelvoud bedragen; zonder dat zulks tot ontslag leidt en tot parlementaire onderzoekscommissies. Trouwens, sommige van de fameuze vergoedingen worden betaald door privé bedrijven (Telenet). Ook lijken sommige partijen minder kritiek te krijgen dan andere op deze cultuur van vergoedingen. Is er nog hoop? In de wetenschappen is volledige en bewijsbare informatie het begin van alles. Dat moeten we ook toepassen op maatschappelijke discussies. Daarom is het een burgerplicht voor iedereen dat we ons veel breder en betrouwbaar informeren, bij de primaire bronnen, in plaats van het napraten van krant, TV, fB of twitter. Partijen die aan het bestuur deelnemen moeten een duidelijk onderscheid maken tussen hun eigen ideale oplossingen, en anderzijds de compromissen die ze noodgedwongen sluiten met andere partijen en met het bedrijfsleven. Indien ze dat onderscheid niet maken, zullen hun eigen kiezers hen verlaten. Burgerinitiatieven kunnen een doorslaggevende rol spelen in een specifiek probleem: zie het finale akkoord over de Oosterweel verbindingen rond Antwerpen. Al zijn noch de financiering noch het geplande terugdringen van het autoverkeer verzekerd. Vooral moeten we als burgers het woord nemen in de grote organisaties, dus in een politieke partij en vakbond van ieders keuze. Het zijn immers deze die rechtstreeks deelnemen aan cruciale beslissingen. Van welke signatuur ook, alle ontvangen met open armen geïnteresseerden en nieuwe (kandidaat) leden. Vanzelfsprekend zal niet elke persoonlijke wens of voorkeur aanvaard worden door de duizenden andere aangeslotenen. Door discussie moeten emoties (het buikgevoel) worden omgezet in redelijke en zinvolle daden. Als individu moeten we beseffen dat we in gemeenschap leven, en bijgevolg tot een gezamenlijk standpunt moeten komen. Dat vereist een denkproces dat ieders kleine grieven afweegt tegen grote, gemeenschappelijke noden. Om met een eenvoudig voorbeeld af te sluiten: de klimaatopwarming kunnen we niet bestrijden door méér parkeerplaatsen in de stad – hoe gaarne automobilisten die ook opeisen… *Frank Roels is emeritus professor van de U. Gent, eerder ook aan de VUB. Zijn e-boek over hedendaagse moraal is te lezen op https://vermeylenfonds.wordpress.com/category/frank-roels ; en meer artikels op https://biblio.ugent.be/person/801000072304 4 5 ___ 5