College 1 - Studievereniging TWIST

advertisement
College 1
Wat is het verschil tussen ideofonen en interjecties? en geef voorbeelden
ideofonen beelden zintuiglijke waarneming uit en interjecties zijn reacties op de omgeving
ideofonen: boem, krak, plons, miauw
interjecties: au, oeps, huh
Noem tenminste drie aspecten die zowel ideofonen als interjecties hebben:
Syntactisch marginaaal
Morfologisch simpel
Afwijkende fonologie
Wat is het verschil tussen competence en performance?
competence zijn de taalregels in je hoofd van dat taalsysteem en performance is de uitvoering van die
regels in spraak
Noem tenminste twee extra kenmerken van 'echte taal' ten opzichte van sommige communicatiesystemen
(en leg uit):
Referentialiteit: we kunnen naar dingen refereren die er niet op dat moment zijn die ooit geweest zijn of
ooit gaan komen.
productiviteit: we kunnen dingen verwerken / begrijpen die nog nooit eerder zijn gebeurd
College 2
Leg uit hoe de standen van de stemspleet / glottis overeenkomen met een bepaald soort klanken
Wijd open: stemloos
Smalle opening: stemhebbend
Achterkant open: fluisterdriehoek = fluisteren, /h/-klanken en ‘breathy vowels'
Wat is het verschil tussen de passieve en actieve articulator en waarom benoemen we klanken naar hun
passieve articulator?
De actieve articulator beweegt zich actief naar een andere articulator toe en de passieve articulator beweegt
zich niet. Omdat een passieve articulator maar door één actieve articulator wordt benaderd en er dus geen
misverstand door ontstaat, noemen we de klank naar de passieve articulator
Wat is het verschil tussen gespannen (tense) en ongespannen (lax) klinkers?
-
Gespannen (tense): meer spierarbeid, extremere articulatie en langere duur (Klinkers: i, e, u, o)
-
Ongespannen (lax): vormt gekrompen ‘subspace’ in klinkerveld (Rest van de Klinkers)
Hoe meten we articulatieplaats?
Statische palatografie: verhemelte met houtskool-cacaopoeder besproeien en dan foto maken
Dynamische palatografie: Gebitsplaatje met contactjes en dan aangesloten op computerdisplay
Akoestische fonetiek?
Oscillogram: 2D-plaatje van luchtdrukverstoringen als functie van tijd
Spectogram: 3D-plaatje frequentie x tijd x sterkte; ook plaats van articulatie zichtbaar
Wat is suprasegmentele fonetiek? Geef enkele voorbeelden
Alles wat niet hoort bij een klank, i.e.
- zinsmelodie, ''intonatie''
- woordmelodie, ''toon''
- accentuering
- Klemtoon
- Ritme, vertragingen / versnellingen
- Pauzes
College 3
Wat is het verschil tussen een allofoon en een foneem?
Een foneem is een verzameling van alle mogelijke manieren om een klank uit te spreken zonder dat die
klink anders wordt ( / l /)
Een allofoon is daadwerkelijk hoe die uitgesproken wordt (in IPA), dus [l].
- Homofonen zijn 'sound-alikes'
Welke vormen van distributie zijn er?
- Constrastieve distributie: als bij vervanging van een bepaalde klank de betekenis van het woord
verandert. Gebeurt dit slechts bij een klank in het woord heb je te maken met een minimaal paar.
- Complementaire distributie: als de contexten elkaar uitsluiten; alllofonen van hetzelfde foneem
- Vrije varatie: allofonen kunnen zonder bezwaar verwisseld worden (tongpunt-r en huig-r in het NL)
Noem zeven typen fonologische regels:
- Assimilatie: Twee aangrenzende verschillende klanken worden in een opzicht meer gelijk aan elkaar (een
> eem in een paard)
- Dissimilatie: sxema > skema (Grieks)
- Insertie: bal + tje > balletje
- Deletie: postbode > posbode
- Metathese: (h)ors > ros
- Fortitie: aspiratie
- Lenitie: goede > goeie
Wat is gemarkeerdheid en wat zijn de kenmerken ervan?
Een gemarkeerde klank is een klank die moeilijk is :
- deze verdwijnt snel met taalverandering
- deze is zeldzaam in talen van de wereld
- de 'gewone' klank hiervan komt sowieso voor
- kinderen leren hem laat aan
College 4
Noem vijf morfologische processen:
- Affixatie: aanhechting van affixen aan een of meer morfemen (achter-lijk-e)
- Samenstelling (Compounding): combineren van vrije morfemen (huis + dier = huisdier)
- Reduplicatie: een vrij morfeem wordt geheel of gedeeltelijk herhaald (Indonesisch: orang = mens,
orangorang = mensen)
- Alternantie: Grammaticale vorm verandert door klinker- en / of medeklinkerverandering (gaan/ging,
loop/liep)
- Suppletie: Twee vormen van een inflectierijtje zijn etymologisch ongerelateerd (zijn /waren, goed /beter)
Noem de twee hoofdtypen talen en geef daarbinnen de suptypen met voorbeelden
- Synthetisch: Woordvorming door affixatie
Agglutinerend: veel affixen met ieder één betekenis (Turks),
Fuserend: Moeilijk aan te geven waar het ene morfeem eindigt en het andere begint, deze hebben ook
portemanteaumorfemen (Nederlands)
Polysynthetisch: Een woord bevat een hele zin = incorperatie (Yupik (Inuit) en Sora (India))
- Analytisch: Ieder morfeem is een vrij morfeem (dus geen affixatie)
Sterk analystische talen heten isolerend (Mandarijn Chinees)
College 5
Wanneer doet de zinsvolgorde er minder toe?
Bij talen met Naamvallen (zoals Latijn).
Als de volgorde er wel toe doet staan de woorden in lineaire volgorde: plaats van woorden in zin bepaalt
betekenis.
Wat is het verschil tussen syntactische en semantische rollen? Geef bij de syntactische rollen ook een
onderscheid tussen open en gesloten categorieën
semantisch = taalextern: Agent, Patient, Instrument, Theme, Experiencer, Source, Recipient
syntactisch = taalintern: i.e. verbum, adjectief, nomen, adverbium, prepositie, conjunctie, determinatoren
Open categorieën: Verbum, Adjectief, Nomen, Adverbium
Gesloten categorieën: Prepositie, Conjunctie, Determinatoren (Artikels (lw), Quantoren (onb. tw. (alle,
sommige)), Demonstrativa (Aanw. vnw.), Possesiva (bez. vnw.)) sluiten elkaar uit
Geef de subcategorieën binnen Verba, Adjectiva en Nomina:
Verba: - instransitieve ww = onovergankelijk (zoals lopen, sterven -> ik loop, ik sterf)
- Transitieve ww = overgankelijk (zoals kopen, doen -> ik koop x, ik dood x)
- Di-transitieve ww = dubbelobject (zoals geven, verkopen -> ik geef aan x, ik verkoop aan x)
- Complement ww (denk dat x, vragen of y, ontkennen dat z)
- Koppelww (zijn, worden, lijken, blijken, blijven, schijnen, heten, dunken, vóórkomen)
Adjectief: - Stative = onveranderlijk (You are tall, maar niet *you are being tall)
- Non-stave = veranderlijk (You are impatient en you are being impatient)
Nomina: - Telbaar ~ ontelbaar ( een fles ~ * ik drink fles; * een melk ~ ik drink melk)
- Concreet ~ Abstract (logica ~ *logica's)
Een zin (S) is een verbale frase (VP) en een norminale frase (NP)
- NP = persoonlijk voornaamwoord OF determinatieven (+ adjectief / adjectieven)) + nomen
- VP = intransitief werkwoord OF (di-)transitief / complement werkwoord (+ Adverbia) + NP
Dan zijn er ook nog adjuncts: Een optioneel deel van de zin / frase, dat, wanneer verwijderd niet de rest van
de zin beïnvloed, maar enkel wat extra informatie weghaalt.
- In de NP is het adjectief bijvoorbeeld een adjunct, dit is een N Adjunct.
- In de VP is het adverbium bijvoorbeeld een adjunct, dit is een VP Adjunct
- Tenslotte is er ook een prepositionele frase (PP), die bestaat uit een prepositie (voor, met, op) en een NP
(dus bijv. de tafel). Door het toevoegen van een PP aan een NP, gaat deze combinatie deel uitmaken van
een VP of een NP adjunct, afhankelijk van waar het staat. (Vgl. Thomas eet bij de Bagels en Beans (= VP),
maar Thomas met die fancy uitspraak van zijn faryngale fricatieven eet bagels (= NP)
Tip: NP = te vervangen door 'hij' en VP = te vervangen door 'deed dat'
Geef voorbeelden van dubbelzinnigheid in taal:
lexicale dubbelzinnigheid: Bank ('geld' en 'meubel')
Constructionele dubbelzinnigheid: Zij zagen het meisje met de verrekijker. Zagen ze het meisje door
middel van de verrekijker of zagen ze een meisje dat een verrekijker bij zich had.
College 6
Uit welke onderdelen is gebarentaal opgebouwd?
Articulator(en), plaats van articulatie, beweging, oriëntatie en niet-manische kenmerken (= niet met
handen)
Minimaal paar: Gebaren kunnen op een onderdeel (bijv. handvorm) verschillen. Dan krijgt het gebaar een
andere betekenis.
Welke verschillende werkwoordsklassen zijn er bij gebarentaal?
'plain verbs': Werkwoorden met een vaste vorm. De articulator / hand maakt contact met het lichaam
(wonen / weigeren)
'Spatial verbs': Werwoorden laten zien wie onderwerp en lijdend voorwerp is d.m.v. richting /
bewegingsgebaar, o.a bewegen van objectslocatie naar subjectslocatie.
'Classifier verbs': Werkwoorden van locatie of beweging, transitief of intransitief
- entiteit classifiers: handvorm staat voor entiteit = intransitief
- handle classifiers: laat zien hoe iets vastgehouden / gemanipuleerd wordt = transitief
Download