Koffie voor cultuur Over de betekenis van horecagelegenheid voor de creatieve sector Kunstbeleid en –management Universiteit Utrecht Master thesis Sophie van Rijswijk [email protected] F09.2544 / 3779858 Lezer #1: Kees Vuyk Lezer #2: Hestia Bavelaar Juni 2012 Studiejaar 2011/2012 – Blok ¾ Aantal woorden lopende tekst: 20.877 1 Een dag zonder koffie is een dag niet geleefd. 1 1 Naar Een dag zonder krant is een dag niet geleefd van Elsbeth Etty. 2 Inhoud 0 | Inleiding 0.1 | Koffie, kroketten en cultuur – een trend 0.2 | Onderzoeksgebied 0.3 | Onderzoeksopzet 0.4 | Onderzoeksmethodologie 0.5 | De relevantie van Koffie voor cultuur Deel 1. I. Functies 1 | Op de koffie bij kunst Horeca als schakel tussen cultureel aanbod & potentieel publiek 1.1 | Meet & eat Over de sociale participatiereden van cultuur 1.2 | De koffie loopt Over de lage instapdrempel van horeca 1.3 | In intieme setting van h apjes en drankjes Over de connectie tussen makers & publiek 2 | Koffie als katalysator voor ontmoeting Horeca als ontmoetingsplek voor de creatieve industrie 3 | Koffie als verdienmodel Horeca als financieel potentieel 3.1 | Uit de kosten dankzij koffie Over koffie als commercieel instrument 3.2 | Relatief Over de beperking van koffie als verdienmodel II. Maatschappelijke context 4 | Horeca als schakel tussen cultuur & publiek – Maatschappelijk gecontextualiseerd 4.1 | Krimpende achterban van het cultuurdomein – Over het afbrokkelende ma atschappelijk draagvlak 3 4.3 | De pret regeert Over de opkomst van de amusementsindustrie en beleveniseconomie 4.2 | Niets moet, en hoge kunst al helemaal niet Over de opkomst van de autonome cultuurconsument 4.4.1 | ‘Honger’ naar belevenissen 4.4.2 | Doe leuk of ik zap 4.4.3 | Vermaak in de creatieve sector – room in de koffie? 5 | Horeca als financieel potentieel – Maatschappelijk gecontextualiseerd 5.1 | Financiële achteruitgang Over het afgebrokkelde financieel draagvlak voor cultuur 5.2 | Op de verdiencapaciteit van cultuur! Over het toegenomen belang cultureel ondernemerschap 5.2.1 | Cultureel ondernemerschap – Getheoretiseerd 5.2.2 | Ondernemen, een ‘levensvoorde’ 5.2.3 | Cultureel ondernemerschap ♥ horeca 6 | Horeca als ontmoetingsplek voor creatieve ondernemers – Maatschappelijk gecontextualiseerd 6.1 | ‘Quality of Place’ Over de aantrekkingskr acht van vestigingsplekken voor creatieven 6.2 | Een veranderd arbeidsklimaat Over verschraling / verzelfstandiging / lokalisering 6.3 | De opkomst van de kantoornomade Over Het Nieuwe Werken 6.6.1 | De aantrekkingskracht van een nomadisch bestaan 6.6.2 | Het Nieuwe Werken ♥ koffie III. Conclusie 7 | Conclusie 7.1 | Wrap-up 7.2 | Vervolgonderzoek 4 Deel 2. °1 | Case-study: Open Coffee °1.1 | Open Coffee °1.1.1 | Open? °1.1.2 | ‘Verse’ koffie? °1.1.3 | Digital Coffee? °1.2 | De ‘Coffee-drinker’ °1.2.1 | Profiel? °1.2.2 | Coffee-drinkers ♥ Open Coffee: waarom? °1.2.3 | Not my cup of tea °1.3 | Koffiedik kijken °2 | Conclusie Literatuur Bijlage 1 | Uitgeschreven interviews Jan van der Putten Jacques Giesbertz Melle Daamen Bijlage 2 | Hoofdcitaten van interviews Alan Rijken Ann Vansaene Bert Kramer Daphne Latei Heiko Conze Jeroen Kleinhuizen Jeske Menke Jet de Waag John Gerdsen Juul Blaak Lucie Lausin Maarten Pieké Peter Meerma Susanne Romée Tomas Derksen 5 Charles Darwin, The origin of species, 1859: “It’s not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent, but the one most responsive to change” 6 0 | Inleiding 0.1 | Koffie, kroketten en cultuur – een trend Op de koffie bij Bach –dat is de titel van het ‘smakelijke programma’ dat het Amsterdamse muziekensemble Combattimento Consort speelt –, of op de koffie bij de onlangs ook in Amsterdam geopende internationale, hippe formule ‘Wash & Coffee’ – waar je je wasje kan draaien én koffie kunt drinken in één? Op de koffie bij één van legio creatieve broedplaatsen die zich steeds nadrukkelijker profileren als openbare plek waar goede koffie gedronken kan worden? Of bij één van de talloze koff ie & design, of koffie & fashion-variaties die op www.crowdaboutnow.com strijden om hun startkapitaal? De keuze is reuze, en de koffie schijnt goed te zijn. Het mag duidelijk zijn. Koffie is ‘in’. Gekeken naar de talloze verrassende, ‘onconventionele’ plekken waar koffievoorziening op -popt, kan het thema een trend genoemd worden. En het cultuurdomein deelt daar smakelijk aan mee. Interessant is dat de koffiecultuur geplaatst lijkt te kunnen worden in een tijdperk waarin ook eten een ‘hot item’ is. Denk aan de huidige betekenis van eten voor ons bestaan. Eten is lang niet alleen een overlevingsmiddel. Eten verwerd een onmisbaarder element van ons sociale leven. Eten verwerd zelfs lifestyle en het duidt bredere maatschappelijke ontwikkelingen –zie de to go-gemakssamenleving & en de onnadenkende routine van het openluchtsnacken. Hoe zou Norbert Elias dit publiekelijk uit de hand eten duiden, en welke analyse zou hij daarmee loslaten op onze huidige cultuur?, gooide Xandra Schutte treffend op in De Groene Amsterdam 2–. Vanuit die gedachte kan worden gesteld: eten is opborrelend cultuurgoed. En niet alleen cultuurgoed, maar ook ‘goed’ dat het waard is om onderwerp van een cultuurstudie te zijn. Want het springt in het oog –en daar zal wat achter zitten–: meer en meer raakte eten vervlochten met tal van cultuuruitingen. Zie het thema Food & Film. Cultureel Nederland telde hieromtrent in 2011, uit het blote hoofd: een succesvolle lezingreeks in Academisch cultureel centrum SPUI25 / een succesvol Amsterdams festival geïnitieerd door Young Food Movement /een publicatie van Louise O. Fresco en Helen Westerik / verschillende vertoonde documentaires als El Buli in de Amsterdamse filmtheaters / en verschillende specialisaties binnen de steeds populairder wordende HBO -studie fooddesign. Die ‘flirt’ tussen keuken en cultuur beperkt zich niet enkel tot deze opsomming omtrent eten en film. De flirt lijkt tal van delen van het cultuurdomein te bestrijken: In de boekwinkels liggen mooi opgemaakte 2 Schutte 2011: 54-55. 7 kookboeken steeds prominenter in zicht; Culinaire journalistiek eiste opvallend veel ruimte op in weekendbijlages van kwaliteitskranten als NRC Handelsblad en de Volkskrant; De hongerige stad van Carolyn Steel –over hoe voedsel ons leven vormt – groeide uit tot een internationale best seller; , de Nederlandse televisie is sinds 2011 het televisiekanaal 24Kitschen rijker en schouwburgen, filmhuizen en theaters uit het hele land proberen zich als ‘culinaire kolonisten’ 3 nieuw gebied eigen te maken. Het culturele treft het culinaire. Waarom is dat? 0.2 | Onderzoeksgebied Precies deze relatie, tussen koffie en eten & de creatieve sector, is het onderwerp van deze thesis. De begrippen ‘koffie’ en ‘eten’ zijn in het licht van dit onderzoek breder getrokken en vertaald naar het overkoepelende begrip ‘horeca’. Een veel gehanteerd begrip in dit onderzoek is ‘horecagelegenheid’. Daaronder mogen allerhande horeca gerelateerde initiatieven worden verstaan die een directe verbinding aangaan met de creatieve sector: van caféplekken in theaters tot netwerkborrels van culturele broedplaatsen – ‘horecagelegenheid’ is breed bedoeld. Ook het begrip ‘creatieve sector’ mag breed worden geïnterpreteerd; van musea tot museumnachten, van theaterhuizen tot mobiele cultuurcampagnes – allen mogen worden verstaan onder de ‘creatieve sector’. Vanuit een onderzoekende houding wat de creatieve sector zélf kan aangrijpen om sterk(er) te (blijven) staan in het huidige, in zwaar weer verkerende kunstenklimaat, onderzoekt deze thesis wat horecagelegenheid voor de creatieve sector kan betekenen. Welke kansen biedt horecagelegenheid? Waarin schuilt de kracht van horeca voor cultuur, en hoe kan het creatieve domein de factor horeca betekenisvol inzetten? Dergelijke vragen vormen het uitgangspunt van deel één van deze thesis. Centrale vraag Deel 1: Hoe kan horecagelegenheid de creatieve sector versterken? In het tweede deel wordt deze vraag gespecificeerd. Ingezoomd wordt dan op één specifieke hoedanigheid van een horeca gerelateerd initiatief dat dient ter versterking van de c reatieve industrie. De case die daar onderzocht wordt, is: Open Coffee. Centrale vraag Deel 2: Hoe kan Open Coffee de creatieve industrie versterken? 3 Vries 2011: 64. 8 0.3 | Onderzoeksopzet Opzet van Deel één Hoe kan horecagelegenheid de creatieve sector versterken? Deze centrale vraag leidt tot twee vertakte deelvragen: 1. Welke betekenisvolle functies kan horeca vervullen voor de cultuursector? & 2. Welke ontwikkelingen liggen ten grondslag aan de komst van horecagelegenheid in de cultuursector? Beide deelvragen vormen een drieluik. Deelvraag 1 beslaat ‘Deel I: Functies’ . In drie aparte hoofdstukken –1 tm 3– worden drie functies van horeca voor cultuur beschreven die dit onderzoek onderscheid. ‘Deel II: Maatschappelijke context’ zoomt vervolgens per functie in op de verschillende ontwikkelingen die maken dat horeca in de drie gepresenteerde functies betekenisvol is. Daarmee bestaat o ok dit tweede deel uit een drieluik: de drie verschillende hoofdstukken –4 tm 6– zijn gebaseerd op de verdeling die D eel I maakt. Waar ‘Deel I: Functies’ inzoomt op de functies van horeca voor cultuur, en ‘Deel II: Maatschappelijke context’ inzoomt op de verschillende cultureel - maatschappelijke en cultureel-politieke ontwikkelingen die de huidige creatieve sector optekenen, slaat ‘Deel III: Conclusie’ een brug tussen beiden. In de conclusie wordt op basis van de ontwikkelingen verklaard waarom de horeca in haar functies betekenisvol kan zijn voor de creatieve sector, en haar als zodanig kan versterken. Daarmee biedt de co nclusie inzicht in het feit waarom horeca haar intrede maakte in het cultuurdomein. Opzet van Deel twee Deel 2 presenteert de case-study: Open Coffee. De case-study zoomt in op één functie van horeca voor cultuur, namelijk horeca als ontmoetingsplek voor de creatieve industrie. Hoe, waarom en in welke hoedanigheid draagt Open Coffee bij aan versterking van de creatieve ondernemer? En waarom juist nu? Door het horeca gerelateerde initiatief Open Coffee te ‘ontleden’, hoopt de case-study niet alleen inzicht te vergroten in de bewuste case, maar ook in de aanknopingspunten die daarin verscholen liggen voor andersoortige initiatieven die de creatieve industrie mogelijk kunnen versterken. Vanuit die gedachte is gekozen om één case centraal te stellen en nauwkeurig te bekijken, dan om drie cases slechts vluchtig aan te stippen. 9 0.4 | Onderzoeksmethodologie Deze thesis heeft de vorm van een kwalitatief onderzoek. Op een interpretatieve, cultuursociologische en in de case-study bijna antropologische manier wordt de relatie tussen horeca en cultuurdomein onderzocht. Omdat het onderzoek verschillende onderdelen kent en focussen legt, is de thesis resultaat van een aantal verschillende onderzoeksstrategieën. Enerzijds is de thesis resultaat van een kwalitatief litera tuuronderzoek. Dat geldt vooral voor de hoofdstukken uit ‘II. De maatschappelijke context’ , waarin belangrijke diverse relevante ontwikkelingen worden genoemd. B ronnen die binnen het literatuur onderzoek een belangrijke rol hebben gespeeld , zijn onder meer de publicaties over recentelijke cultuurmaatschappelijke ontwikkelingen, zoals Pret! – Leisure en landschap van Tracy Metz, The rise of the creative class van Richard Florida en Kunst in tijden van cholera van Thije Adams. Wetenschappelijke en niet-wetenschappelijke bronnen –zoals vaktijkdschrift- en krantenartikelen– wisselen elkaar af, om een zo rijk mogelijk scala aan inzichten te presenteren. Anderzijds is de thesis ook resultaat van een empirisch onderzoek in de culturele praktijk zelf. Hiervan is vooral in de case-study sprake, maar ook in het eerste deel van de thesis komt deze empirische tak geregeld naar voren. Naast dat voor dit empirische gedeelte is gebaseerd op eigen observaties van het ‘onderzoeksgebied’, is gesproken met twintig mensen die hier vanwege hun activiteiten een ervaring mee, of een visie op hebben . Geprobeerd is om een zo divers mogelijk palet van sprekers verzameld te hebben, om een zo veelzijdig mogelijk inzicht te kunnen presenteren, binnen de tijd en mogelijkheden die voor ha nden waren. Gekomen is daarom tot een ‘ranch’ participanten van drie directeuren a.k.a. ‘ervaringsdeskundigen’ op het gebied van horeca - en cultuurvoorziening 4 / vier organisatoren van Open Coffees 5 / drie deskundigen op het gebied van Het Nieuwe Werken 6 / zeven Open Coffee-deelnemers 7 / en drie niet-(meer)Open Coffee-deelnemers 8. Hoewel veel meer interessante, verderbrengende gesprekken en zijn gevoerd, vormen de twee diepte -interviews die zijn gevoerd met Jan van der Putten –directeur Verkadefabriek, Den Bosch– en Melle Daamen –directeur Stadsschouwburg, Amsterdam – de bronrijkste gesprekken. Het voordeel van de diepte-interviews –met de netgenoemde directeuren in het bijzonder, maar ook met de andere ondervraagden– is dat de gesprekken ruimschoots de mog elijkheid boden om door te Jacques Giesbertz / Jan van der Putten / Melle Daamen. Ann Vansaene / Jet de Waag / Juul Braak / Maarten Pieké. 6 Jeroen Kleinhuizen / John Gerdsen / Jeske Menke 7 Alan Rijken / Heiko Conze / Lusie Lausin / Peter Meerma / Suzanne Romée / Tomas Derksen / Vanya Alberts 8 Bert Kramer / Daphne Latei / Liz Verseeg 4 5 10 vragen op interessante gebieden en daarom interessante zaken uitgelicht kon krijgen. De interview-tactiek kent daarnaast ook een nadeel: mogelijk belichtten de geïnterviewden eenzijdige visies, die bovendeel de eigen partij in ee n rooskleuriger daglicht plaatsten dan dat belangelozen dat zouden doen. Hoewel er voortdurend dit bewustzijn is geweest, stelden de interviews zeer interessante inzichten aan de kaak die als bruikbaar en interessant zijn ervaren. De gesprekken met Jan van der Putten en Melle Daamen, als ook het diepte-interview met Jacques Giesbertz –directeur Buzzy Chain, Den Haag –, zijn uitgeschreven en vindbaar in Bijlage één . De tal van overige gesprekken die zijn gevoerd, met mensen wiens visie ook hebben bijgedragen aan de realisatie van dit onderzoek, zijn compacter geregistreerd. Bijlage twee presenteert als ‘empirisch logboek’ de meest relevante punten die tijdens deze gesprekken werden aangesneden. Met behulp van de vele visies die inzichtelijk zijn gemaakt voo r dit onderzoek / de interessante interviews / wetenschappelijke / en niet wetenschappelijke bronnen, hoopt deze thesis een inzicht te bieden in één van de factoren die de creatieve sector kan aangrijpen om sterk te –blijven– staan. Want waar geloofd wordt in de uitspraak dat elke crisis een kans is om naar de tekentafel terug te keren –zoals Koers Kunst, onder eindredactie van Johan Idema, zo krachtig verwoordde–, 9 moet ook gezocht worden naar mogelijkheden. Deze thesis start vanuit de hypothese dat de factor horeca er daar één van is. Met dit onderzoek dat bestaat uit een literatuurstudie enerzijds en een empirische oriëntatie anderzijds, vindt dit onderzoek aansluiting bij een brede collectie aan wetenschappelijke stukken die zich onder meer verhouden tot het ondernemende cultuurdomein, tot de netwerksamenleving, tot huidige cultuurmaatschappelijke ontwikkelingen en tot de beleveniseconomie. De bronnen waarop wordt gedoeld staan vermeld in de literatuurlijst waar de thesis mee afsluit. Naast dat bestaand e visies en inzichten van diverse deskundigen worden gerepresenteerd en hier en daar worden voorzien van nieuwe context, wordt ook geprobeerd een stukje nieuwe kennis toe te voegen aan de reeds bestaande wetenschap op het gebied van horeca en cultuur. Hier van zal het meeste sprake zijn in de gepresenteerde case-study, dat het fenomeen Open Coffee ontleed. Ten aanzien van dit onderzoeksgebied is deze thesis daarom meer verkennend van aard: niet eerder was het onderzoeksgebied onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Wat deze thesis wil doen is dit -betrekkelijk- nieuwe gebied exploreren en het licht schijnen op de kansen ervan voor de creatieve sector. Dat gebeurd door verschillende aspecten te belichten die daaromtrent relevant zijn. Het onderzoek pretende ert daarin nadrukkelijk niet om compleet te zijn: Het wil het Open Coffee-domein verkennen, de trend duiden en die plaatsen in deze tijd om daarmee 9 Idema 2011: 21. 11 inzicht te creëren in de kansen van een dergelijk initiatief. Daarin blijft het onderzoek – omwille van de voor handen gelegen tijd & mogelijkheden – verkennend en interpretatief; niet sluitend en hard. 0.5 | De relevantie van Koffie voor cultuur Zoals eerder al kort benoemd: dit onderzoek is ontstaan vanuit een open blik voor kansen die de creatieve sector heeft om het afbrokkelend maatschappelijke en financieel draagvlak voor cultuur niet leidzaam en passief te ondergaan, maar pro -actief aan te pakken. Deze thesis onderzoekt één factor: horeca. Hierin ligt direct de relevantie van het onderzoek besloten. Juist nu, met de cultuurbezuinigingen van staatssecretaris van cultuur Halbe Zijlstra en de toegenomen kritische bevraging van de reason d’être van kunst en cultuur door veel burgers, is het niet enkel relevant maar ook noodzaak om te kijken naar zaken die het c ulturele domein kan aangrijpen om zichzelf op de kaart en sterker te doen laten staan. Deze thesis hoopt aan die urgentie een bijdrage te leveren, door één factor nader te onderzoeken: de potentie van horecagelegenheid voor het cultuurdomein. Omdat veel waarde wordt gehecht aan de vertaalbaarheid van wetenschappelijke inzichten naar de culturele praktijk –verbetering van de praktijk, daar bestaat de wetenschap immers voor–, haalt deze thesis veel praktijkvoorbeelden aan. Zij dienen er niet alleen toe om inzicht te verbreden, maar ook om het onderzoek te verlevendigen. Hoewel de focus breed ligt, komen twee praktijkvoorbeelden met een interessante ‘match’ tussen horeca & cultuur geregeld terug: de Verkadefabriek met haar mooie, succesvolle horecavoorziening , en de Stadsschouwburg met haar ‘strategisch’ zeer interessante komst van ‘stadsfoyer’ Stanislavski. Over beiden volgt veel meer. Tot slot, over de relevantie van dit onderzoek gesproken, wordt graag benadrukt dat deze thesis een grote persoonlijke rele vantie kent. De thesis richt zich precies op een terrein – cultuur / mensen betekenisvol samenbrengen / & gastronomie – waartoe ook Cornelis Serveert –het samen met Veerle Devreese vers opgestarte cultureel projectbureautje – zich expliciet richt. Vooral daarom is Koffie voor cultuur gerealiseerd, met veel plezier. 12 I Functies van horeca voor cultuur Welke betekenisvolle functies kan horeca vervullen voor de creatieve sector? Dit onderzoek onderscheidt drie belangrijke functies. Dat wordt gedaan in een drieluik: Gepresenteerd worden de functies waarin horeca kan fungeren als: schakel tussen cultureel aanbod & potentieel publiek –hoofdstuk 1-, als ontmoetingsplek voor de creatieve industrie – hoofdstuk 2- en als financieel potentieel voor de creatieve sector –hoofdstuk 3-. 13 1 | Koffie voor kunstpubliek – Horeca als schakel tussen cultureel aanbod & potentieel publiek. De Casco, Coffee & Communication-mobiel – Utrecht, 2001. De ‘Casco, Coffee & Communication -mobiel’ is een koffiekar die dagelijks door de straten van Utrecht trekt. Hij maakt kennis met buren, treedt in gesprek en informeert over de activiteiten van Casco. Dit alles onder het genot van een kopje koffie, want met een kopje koffie in de hand treed je makkelijker met elkaar in contact. 10 De ‘Cascomobiel’ is het sluitstuk waarmee kunstenaar Jeanne van Heeswijk haar kunstproject‘Casco, Coffee & Communication’ presenteerde. Wat zij onderzocht was: een mogelijk communicatiemodel onderzocht hedendaagse kunst. 11 De koffiekar van Van Heeswijk treedde op als ‘strijdwagen’ voor binding tussen de aanbod- en vraagzijde van de creatieve sector. Wat dit ludieke project zowel letterlijk als figuurlijk in het klein representeerde, wordt in veelvoud ook in het groot uitger old: koffie, en breder getrokken; horeca als schakel tussen publiek en cultureel aanbod; een instrument voor publieksbereik. Die functie van horeca voor cultuur is de essentie die centraal staat in dit hoofdstuk. Waarom gebeurt dat en wat schuilt daaracht er? Om dit te beantwoorden, loont het om een aantal eigenschappen van horecagelegenheid te bekijken die dit kunn en verklaren. Daarom zoomt dit hoofdstuk in op het horecadomein, en formuleert het enkele punten waarom de ‘match’ tussen horeca en cultuur bete kenisvol is. Naast dat eigenschappen van horeca een verklaring kunnen geven, kan echter ook een belangrijke verklaring gevonden worden bij de drijfveer van mensen om te participeren aan cultuur. Op deze laatste lijn wordt allereerst kort de aandacht gericht. http://cascoprojects.org: 2001. Casco is een Utrechts platform voor experimentele kunst dat de relatie tussen kunst en haar fysieke, sociale omgeving onderzoekt. 10 11 14 1.1 | Meet and eat – Over de sociale participatiereden van cultuur Waarom vormen horeca gerelateerde initiatieven een interessante meerwaarde voor het cultuurdomein, gekeken naar de vraagkant ervan: het publiek? De ‘sleutel’ tot het antwoord is simpel: voor bezoekers van culturele activiteiten is de sociale component van de activiteit een vaak even belangrijke reden om deel te nemen , als de inhoud ervan. 12 Met andere woorden: de kunstensector heeft een sociale functie van sociabiliteit en gezelligheid: het is leuk om naar theater of kunstexpositie te gaan. Het overgrote deel van het publiek gaat daar naar niet alleen naartoe, maar in gezelschap van anderen . Een culturele activiteit is een ‘gezelschapsuitje’, zo stellen Van den Broek en De Haan in hun publicatie Tussen competentie en competitie. 13 “ En daarbij hoort ook een goed glas wijn of zo gewenst, een lekker diner” , stelt Jan van der Putten, directeur van de Verkadefabriek in Den Bosch. 14 Als culturele plek waar een zeer divers publiek samenkomt om elkaar te ontmoeten, noemt hij zijn Verkadefabriek eervol ‘een soort buurthuis op niveau, gecombineerd met kunst’. 15 Die woorden zijn speciaal verwoord voor de Verkadefabriek, maar kan breder ingezet worden; de spreuk is van toepassing voor meer culturele voorzieningen. Juist omdat het cultuurdomein een domein is waarin ontmoetingen plaatsvinden –“ Art connects ”, stelt Ernst Veen, directeur Hermitage Amsterdam, treffend 16–, matcht het cultuurdomein goed met cafégelegenheid en andere horeca gerelateerde initiatieven: horeca bestáát tenslotte bij de gratie van ontmoeting. Door letterlijke ruimte in te richten voor die ontmoeting, en daarmee in de juiste randvoorwaarden te voorzien voor de samenkomst van mensen –namelijk aan de hand van o.a.: comfortabel zitmeubilair, een ‘stukje sfeer’ en een goede kaart die lang tafelen of en gezellig glaasje wijn mogelijk maakt, wordt het sociale element uitvoerig ‘gefaciliteerd’. Horeca biedt ruim baan voor de behoefte van de cultuurconsument om elkaar te ontmoeten. Dat staat op zichzelf nog volledig los van de inhoud van het kunstdomein. Interessant is dat wanneer wél naar de inhoud wor dt gekeken, de formule ‘horeca in cultuur’ een extra betekenis krijgt. Dat hangt samen met een eigenschap van kunst en cultuur: eigen 12 13 14 15 16 LA Group 2010: 12. Van den Broek 2000: 74. Van der Putten 2012: pagina interview? Van der Putten 2012: pagina interview? LA Group 2010: 12. 15 aan kunst is dat zij niet zelden uitdaagt tot een inhoudelijk dialoog / een visie / een wedervraag. 17 Dat maakt een ruimte waar dat dialoog kan plaatsvinden / de inspiratie gedeeld kan worden / de na-praat gehouden kan worden, extra relevant. Of, zoals de gastvrouw van de Rotterdamse galerie ’t Gemaal op Zuid het zegt: “Hier ontstaan verhalen. De beelden geven aanleiding om met elkaar in gesprek te gaan. Een kopje koffie past daarbij”. 18 Dat komt omdat “Kunst je in dieper contact brengt met anderen” , zoals Charles Esche –directeur van het Van Abbemuseum– 19 noemt. Met andere woorden is de match tussen horeca en cultuur een waardevolle omdat: horeca de sociale functie van cultuur onderstreept: horecagelegenheid ten faveure van ‘Food for thought’. 1.2 | Op de koffie bij kunst Over de lage instapdrempel van horeca Naast dat horeca een maatschappelijke functie van kunst en cultuur kan versterken, zijn er ook andere argumenten aan te dragen waarom horeca bevorderend kan zijn voor publieksbinding. Allereerst kan horecagelegenheid nadrukkelijk de ‘instapmodus’ van een culturele instelling vergroten. Een behaaglijk café met goede service, waar de koffie loopt, de vers gebrande koffiebonen van buitenaf al te ruiken zijn, waar de deuren open staan, waar de toegang vrijblijvend en gratis is en waar, kortom, een gemoedelijke en comfortabele ambiance hangt, ‘lonkt’ mensen. Dat doet zij met name omdat horeca een professionele opzet van gastvrijheid is, en vanuit die gedachte een klantgerichte opstelling heeft. 20 Door in die hoedanigheid ook ’s middags, buiten de ‘draaitijden’ open te zijn, trekt een –film–theater allicht eerder potentiële bezoekers over de vloer dan een concurrent die louter open is op momenten van programmering, en zich beperkt tot de culturele uitvoering – of hoogstens een vluchtig kopje koffie dat daarna nog geschonken wordt. Horecagelegenheid biedt een culturele instelling daarom een interessante ‘tool’ voor publieksbinding. Het werkt nadrukkelijk niet zo dat wanneer een culturele onderneming horeca aanbiedt, zij daarmee onmiddellijk ook publieksgericht is. Horeca kan echter wél die publieksgerichte instelling versterken en uitdragen. Veel kan hieromtrent geleerd –en 17 18 19 20 Adams 2011: 16. Dorp 2010: 26. Hooven 2012: 41. Kloosterhuis en Bergevoet 1998: 3. 16 verhelderd– worden door te kijken naar de positie van horeca binnen de Stadsschouwburg Amsterdam. Interessant is de realisatie, en –vooral– de drijfveer achter de realisatie van die horecavoorziening: grand-café Stanislavski. Stanislavski –geopend in 2009– betekende niet alleen een grootschalige architectonische metamorfose voor de schouwburg, door de voormalige ingang van de schouwburg om te toveren tot een luxe café-restaurant. Het grandcafé is bovenal uiting van de missie van Melle Daamen –directeur van de Stadsschouwburg sinds 2001– om het theater te ‘ontsluiten’ / zich meer tot het publiek te richten / en weer een plek te maken die figuurlijk ín de stad staat. Stanislavski moest als één van de hoofdpunten uit die ‘ontsluitingsmissie’ de introverte Stadsschouwburg dichter bij het publiek brengen / een meer ‘open’ karakter geven / en voor reuring zorgen. Dat maakt de horecavoorziening een strategische zet: het zette de deur van de schouwburg letterlijk & figuurlijk open voor publiek. Al in de middag is iedereen welkom in de ‘Stadsfoyer’; theaterbezoeker of niet. Dat maakt dat Stanislavski nadrukkelijk geboren is om trouw toneelpubliek én de toevallige passant te binden aan cultuur, en hem –over de brug die horeca heet – het cultuurdomein binnen te halen. 21 Hoe drempel verlagend horeca kan zijn voor een culturele instelling gezien door de ogen van een kunstleek, toonde het beknopte stage-onderzoek ‘VLLA & de buurt’ dat werd uitgevoerd binnen de master Kunstbeleid en –management. Onderzocht werd onder meer hoe horeca een rol kan vervullen in de missie van cultureel podium VLLA om meer aansluiting met diens buurtbewoners te creëren. Horecagelegenheid blijkt interessante kansen te bieden. Het onderzoek toonde aan dat mensen die niet bekend waren met het culturele repertoire van de programmering, zich met zekerheid eerder aangetro kken voelden om als eerste stap een drankje te komen drinken in het café, om vervolgens van binnenuit te exploreren en af te tasten of het iets voor hen is, dan dat zij uit het niets zouden deelnemen aan een culturele activiteit. Waarom? Het café loop je vrijblijvend binnen, het is een informele, je weet wat je er kan halen en als het niet bevalt, ben je zo weer weg – werd veel gehoor. Dat maakte de conclusie op dat horecagelegenheid een laagdrempelige setting is voor de kunstleek die een afstand voelt ten opzichte van de betreffende cultuurinstelling. 22 Vertaald naar een algemener niveau kan voorzichtig gesteld worden: een kunstleek voelt zich comfortabeler bij de mogelijkheid om een cultuurinstelling te betreden met de wetenschap dat hij er via een kopje koffie of glaasje bier polshoogte kan nemen, dan er dat hij er direct een cultuurbezoek zou 21 22 Daamen 2010: Paginanummer interview? Uitgevoerd door Sophie van Rijswijk / Mei -juni 2012 / Gerapporteerd in het Onderzoeksrapport 17 moeten brengen. Dat onderschrijft het inzicht dat horeca als betekenisvolle brug kan optreden tussen cultuur en publiek. 1.3 | In intieme setting van hapjes en drankjes Over de connectie tussen makers & publiek Horeca kan de binding tussen het cultuuraanbod en publiek niet alleen opwekken, maar ook versterken. Dit kan zij doen omdat zij de afstand tussen beide partijen letterlijk en figuurlijk kleiner kan maken. Dat kan gebeuren omdat horecavoorziening niet alleen de ideale setting creëert voor ontmoeting tussen het publiek onderling, maar nadrukkelijk ook –en steeds meer– als plek waar makers en liefhebbers –cultuurconsumenten– elkaar ontmoeten. Teruggrijpend naar het zojuist aangehaalde voorbeeld van de Stadsfoyer, profileert Stanislavski haar rotondebar achterin de caféruimte bijvoorbeeld als dé ontmoetingsplek waar acteurs, regisseurs, theaterliefhebbers en de bezoekers van Stanislavski elkaar treffen. 23 Waarom? De horecavoorziening is het ‘sociale hart’ waar mensen, indien gewenst, een ontspannen drankje na drinken –om daarmee te voorzien in de eerder genoemde sociale functie van cultuur–. Dat horeca ook ruim baan biedt om minder spontane vernauwing va n de afstand tussen makers en publiek te creëren, tonen talloze initiatieven zoals de onderstaande – een lukraak aangegrepen programmapunt van Julidans: Meet & Eat – Staddschouwburg Amsterdam juli 2012 In Julidans Meet & Eat ontmoet u de choreaografen voor of na de voorstelling, in een intieme setting met hapjes en drankjes. Tickets voor de Meat & Eat kunnen los gekocht worden, of in combinatie met de voorstelling. 24 Het moge duidelijk zijn: horeca kan de afstand tussen makers en publiek in een dergelijk initiatief verkleinen omdat zij verschillende mensen bijeen brengt door ze sámen lekkernijen voor te schuiven. Interessant is dat ze hiermee de culturele activiteit van een bijzonder en 23 24 Stanislavski.nl Stadsschouwburg Amsterdam 2012: 5. 18 persoonlijk getint extraatje kan voorzien; het eet-element faciliteert zo bijzondere ervaring die –letterlijk & figuurlijk– dichter tot elkaar brengt. Interessant is dat horeca hiermee de cultuurbezoeker uitdaagt om te participeren, om de culturele ervaring niet passief, maar actief te ondergaan en daarbij alle zintuigen op scherp te stellen . Dat kan, vooral in deze tijd, publieksbinding vergroten omdat het een extra beleving toevoegt aan het cultuurbezoek . 25 Hierover meer in Deel II: De maatschappelijke context . Als leerzame afsluiter hoe horeca de afstand tussen makers en publiek kan overbruggen en daarmee publieksbinding kan versterken, wordt tot slot het inspirerende praktijkvoorbeeld Wish you were here aangehaald. De vierdelige toneelreeks, uitgevoerd door Toneelgroep Amsterdam in het theaterseizoen 2011-2012, onder leiding van gastheer regisseur Lucas de Man– kende een bijzondere opzet. Ten tonele onderzocht TA haar repertoire en thema’s publiekelijk, door te laten zien wat normaliter binnen de veilige muren v an het repetitielokaal blijft: de eerste lezing. Geen scenografie / geen kostuums / enkel aanwezig: de essentie; acteurs en tekst. Het vernieuwende concept / de verwondering die het opleverde / het ontspannen karakter ervan / en vooral de publieksbinding d ie het met zich meebracht, werd in het bijzonder gerealiseerd door het slot: in no time bouwde twee barmannen ‘en plein public’ op het podium een primitieve, geïmproviseerde bar op, waarna het publiek werd uitgenodigd om op het podium een wijntje mee te dr inken. Tussen Hans Kesting, Halina Reijn en de voltallige rest van het acteursgezelschap dat ‘zichzelf’ weer was. Resultaat: een gevuld podium, bestaande uit een mix van makers en niet-makers / kenners en niet-kenners, met elkaar in gesprek over dat wat net vertoond was en dat wat zich daar ter plekke live afspeelde: een bijzonder moment dat verraste en nadrukkelijk als zodanig bedoeld was. Want zonder wijn was het zo niet geweest. Juist het horeca gerelateerde initiatief maakte dat er ontspanning was, dat er een reden was om informeel bij elkaar te hangen, om je verwondering te delen met onbekenden en vooral, om je vrij te voelen om in contact te komen met de acteurs en met andere aanwezigen. De interactie / het exclusieve / het onverwachte extraatje / en de losse sfeer dat het horeca initiatief hiermee gaf, is een rijk voorbeeld hoe horeca een passende, creatieve én financieel aantrekkelijke brug kan slaan tussen cultuur en publiek –met een ‘exclusieve kortingscoupon’, betaalde je tenslotte nog steeds 3 eu ro voor een glaasje wijn...-. 26 Verwijderen ivm grote omvang van scriptie. 25 26 Cultuur-Ondernemen, 2011: 6. Gebaseerd op de eigen ervaring van drie van de vier bijgewoonde ‘Wish you were here’ -edities. 19 2 | Koffie als katalysator voor ontmoeting Horeca als ontmoetingsplek voor de creatieve industrie Social Dining Social Dining is een online platform voor offline diners. Online worden groepsdiners georganiseerd gekoppeld aan interesses, groepen, organisaties en bedrijven. Doel: onder genot van een goed diner iets voor elkaar betekenen op werkgebied. Een baan / een geldschieter / een goed idee… 27 De kern van Social Dining –‘ Make new connections over great dinners!’ 28- raakt de kern van dit hoofdstuk: het ‘horeca-element’ is dé factor die mensen samenbrengt en aanzet tot een inhoudelijk dialoog. Daarin is Social Dining te vergelijken met soortgelijke initiatieven als hun concurrent Share a Bite / maar ook met netwerkborrels / met Open Coffees / en met zakendiners. Naast dat zij een grotere of kleinere club ondernemers en werknemers samenbrengen, hebben de initiatieven gemeen dat ze de ontmoeting ‘faciliteren’ in een ontspannen, ongedwongen setting. Een belangrijke overeenkomst is daarnaast: ze voorzien in een service. Wat alle initiatieven ook typeert, is dat het een informele bijeenkomst is waar zeer nadrukkelijk een band bestaat met het zakelijke bestaan. In ieder ini tiatief staat uitbreiding of bestendiging van het netwerk centraal. Onder het genot van het kopje koffie, glaasje bier of een maaltijd vinden ontmoetingen plaats / breiden mensen hun kennissenkring uit / en kunnen op een ‘losse manier’ mogelijkheden onderz ocht worden over toekomstige samenwerkingen of andersoortige manieren van hulp. Welke dienst kun jij mij nu of in de toekomst leveren?; Kunnen we mogelijk de handen ineen slaan?; O f wie ken jij die mij kan helpen?, zijn vragen die vaak aan het eind van een horeca gerelateerde netwerkbijeenkomst beantwoord zijn – door een –vaak– zeer diverse groep mensen, die je na de betreffende borrel of diner als nieuwe connectie aan je netwerk kunt toevoegen. Precies deze aangestipte punten maken waarom horeca betekenisvol kan zijn voor de creatieve industrie. Horecavoorziening kan creatief ondernemers samenbrengen en mensen zodoende aan elkaar binden. Koffie fungeert in deze context als katalysator voor ontmoeting. 27 28 Socialdinging.nl/hoe-het-werkt Socialdinging.nl/hoe-het-werkt 20 Of het nu spontaan tijdens de lunch is of gereguleerd gebeurt tijdens een netwerkmoment; een gezamenlijk ‘bakje’ levert sociaal contact op. Waarom is dat? En waarom kan koffie –en breder getrokken: horecagelegenheid– nog meer versterkend werken voor de creatieve industrie? 2.1 | Coffee talk Over contact en versterking door koffie Heiko Conze, zelfstandig ondernemer & deelnemer van een netwerkkoffiebijeenkomst: “Het is ontspannen, het is lekker, en het is volgens mij ook een stukje cultuur. Koffietijd betekent toch voor iedereen tijd om bij te kletsen?” 29 Jet de Waag – Organisator Open Coffee Oisterwijk: “Koffie is een uitgelezen kans om die ander weer eens te pakken te krijgen” 30 Bert Kramer - Kunstenaar & voormalig deelnemer van een koffienetwerbijeenkomst: “Ik weet niet wat het is maar het is toch iets sociaals...” 31 Hoewel het moeilijk de vinger legt op wat het exact is dat koffie een katalysator maakt van ontmoeting en dialoog –het is zo helder als koffiedik –, lijkt aangenomen te mogen worden dát het zo is. Gewezen kan daaromtrent onder meer worden op het spreekwoordelijke ‘op de koffie komen’, die de associatie van koffie met contact bestendigt. Waarom? “Koffie bevordert de ‘coffee talk’” , stelt Jetstke Menke, huismeester van de Amsterdamse werkplek Spaces . “Daarmee creëert koffie spontane ontmoetingen, zonder dat anderen daartoe geforceerde aanzetten doen. Het is vrijblijvend en informeel. Zo’n ontmoeting kan inspirerend werken .” 32 Niet alleen maakt 29 30 31 32 Conze 2012: pagina interview? De Waag 2012: pagina interview? Kramer 2012: pagina interview? Menke 2012: pagina interview? 21 koffie ‘coffee talk’ mogelijk. Ook toenadering / kennismaking / kennisuitwiss eling / en netwerkuitbreiding zijn logische gevolgen van een bakje koffie op de werkvloer of een andere locatie die op één of andere manier een band aangaat met werk. Dat wordt in het bijzonder gestimuleerd omdat een kopje koffie of een glaasje fris de inf ormele setting benadrukt. Komt dat omdat we het associëren met een gemoedelijke setting? / Omdat het een stukje ‘fun’ in zich heeft? / Omdat, zoals koffiespecialist en voormalig deelnemer van Open Coffee Maastricht Allan Rijken noemt: “ iets goed stemt als het lekker smaakt ?” 33 Dit onderzoek kan de vragen niet sluitend beantwoorden, maar ziet de suggesties als mogelijke verklaringen die koffie –en breder: horecavoorziening– tot betekenisvolle factor maakt in het samenbrengen van mensen. Ingezoomed zijnde op de combinatie koffie & ontmoeting is het interessant dat koffie en andere vormen van horecavoorziening binnen zakelijke context de mogelijkheid bieden om het vaak digitaal bestaande netwerk offline te halen . Onder genot van een goede koffie of smakelijk diner treffen mensen elkaar ‘analoog’ –in de tastbare wereld–. 34 Het voordeel van horeca is dat zij daarvoor over het algemeen in de juiste ‘voorwaarden’ voorziet. Niet alleen door de serviceverlening, ook het feit dat het een andere omgeving is dan het burea u waaraan men de hele dag al werkt, maakt de horecavoorziening een aantrekkelijke bestemming voor de offline ontmoetingen. 35 Jacques Giesbertz –eigenaar van Buzzy Chain– stipt hieromtrent een interessant en kritisch punt aan die maakt dat horeca gerelateerde initiatieven waardevol zijn voor het samenbrengen van mensen . Jacques Giesbertz –eigenaar van Buzzy Chain “Als je een horecagelegenheid hebt, heb je nog niet zonder meer ontmoeting met mensen onderling. Dan moet je nog een truc bedenken om mensen bij elkaar te brengen.” 36 Dat verklaart de betekenis van initiatieven als netwerkborrels, ‘sociale diners’ en Open Coffees. Op dit laatste concept: Open Coffee, wordt in de case -study ingezoomed. Daarom laat dit hoofdstuk dit concept nu nog even rusten, en wordt een brug gemaakt naar de laatste functie waarin horeca betekenisvol kan zijn voor cultuur; het laatste hoofdstuk van dit eerste drieluik. 33 34 35 36 Rijken 2012: pagina interview? Stetekee 2012: 13. Gerdsen 2012: pagina interview? Giesbertz 2012: pagina interview? 22 3 | Koffie als verdienmodel Horeca als financieel potentieel 3.1 | Uit de Kosten door Koffie Over koffie als commercieel instrument ‘Kunst is te belangrijk om aan de overheid over te laten’ – dat is het credo van waaruit de Verkadefabriek 37 opereert. Volgens Jan van der Putten –directeur VF– was het één van de fundamentele vragen die speelde bij de idee -ontwikkeling van de huidige VF: Hóe raakt een cultuurinstelling niet enkel afhankelijk van overheidsfinanciering, maar genereert zij ook een groot gedeelte van de inkomsten zélf? Voor dat verdienmodel werd –net als bij een legio andere voorbeelden uit de culturele praktijk–uitgekomen bij de ‘verdienfactor horecagelegenheid’. Welke formule levert dat op? Door het feit dat de VF over een goedlopend cafégedeelte beschikt, kunnen bepaa lde theaterstukken / films / en dansvoorstellingen met een hoog artistiek profiel –en dus over het algemeen geen grote verdiensten maar grote kosten 38– geprogrammeerd worden: de financiën die de horecagelegenheid opleveren, brengen de artistiek hoogstaande maar financieel verlies draaiende programmapunten weer in evenwicht. Aan kunst hoeft zo niet zo veel verdiend te worden; men verdient aan ‘alles in één’. 39 Dat levert interessante en legitieme formules op als het Rembrandtontbijt in het Rijksmuseum of ‘De Kersentuin met kersentaart’ –een denkbeeldig avondprogramma in het theater–, waar een eet-element wordt gecombineerd met een bezoek aan een culturele activiteit. Door die aangeboden totaalbelevingen bevecht horeca meer en meer plek in het cultuurdomein. Dat maakt horeca een betekenisvolle factor voor cultureel ondernemers, die hun onderneming in het licht van de wensen van staatssecretaris Zijlstra niet langer moeten zien als ‘wat faciliteiten om een podium heen ’, maar meer commercieel moeten bekijken en toeschouwers langer moeten vasthouden dan enkel de tijd die de voorstelling duur t. Als ‘commercieel instrument’ dat bijdraagt aan de totale bedrijfsvoering kan horeca zo een betekenisv olle bijdrage leveren aan de creatieve sector. Melle Daamen –directeur Stadsschouwburg 37 38 39 In het vervolg genoemd: ‘VF’ Daamen 2010: pagina interview? Van der Putten 2012: pagina interview? 23 Amsterdam– benadrukt daarbij dat uitgerekend horecagelegenheid een interessant verdienpotentieel vormt, omdat zij in dienst staat van een culturele instelling als een th eater doet: een avond uit bezorgen / ‘het sociale’ voeden waar na afloop van de voorstelling met elkaar kan worden nagepraat. “Het heeft direct met onze business te maken. Laat het daarom liever hier gebeuren, met de acteurs erbij, dan dat publiek zich verspreidt over het Leidseplein of daarbuiten” , aldus Daamen. 40 Langer vasthouden van publiek / daarmee de gemiddelde besteding van publiek ophogen / en dus meer verdienen aan bezoekers: dat is de voornaamste gevonden argumentatie waarom horeca-exploitatie interessant is voor een financieel gezonde creatieve sector die voldoende ligt verankerd in de maatschappij. Financieel bekeken is het interessant dat horecavoorziening een creatieve instelling in staat stelt om haar bedrijfstijden te verlengen, door ook ‘buiten de draai-uren’ omzet te draaien, zo noemt Jacques Giesbertz –zelf bezig met een interessant project Net(anders)Werken dat de bedrijfstijden van theaters vergroot door het theater van werkplekken te voorzien –. Naast dat horecavoorziening de bedrijfstijd verlengt, is het bovendien interessant dat aan de hand van horeca verdiend kan worden zonder dat op cultuur verdiend wordt. Van der Putten –VF– wijst op deze mogelijkheid bij de Verkadefabriek. Bijna de helft van de cafébezoekers gaat alléén naar het restaurant, zonder dat te koppelen aan een film - of theaterbezoek. Dat wil overigens niet zeggen dat de cafébezoekers geen theaterbezoekers zijn; de Verkadefabriek verwacht zelf dat het mensen zijn die wél vertrouwd zijn met theater- of filmbezoek aan de VF, maar op dat moment enkel behoefte hebben aan een goede kop koffie, in een culturele, inspirerende omgeving . 41 3.2 | Relatief Over de beperking van koffie als verdienmodel Het is interessant om, naast het positieve daglicht te hebben geschenen op het verdienmodel van horeca voor de creatieve sector, kort ook een complexe situatie aan te stippen –en niet meer dan dat– die gevolg kan zijn van de formule waarin horeca inkomsten genereert voor het cultuurdomein. Enerzijds als culturele instelling een ideële stichting zijn , maar anderzijds een commerciële tak hebben –ook al is die commerciële tak / het restaurant een aparte rechtspersoon, vaak een BV–, blijkt namelijk een formule waar de Belastingdienst over kan 40 41 Daamen 2011: pagina interview? Van der Putten 2012: pagina interview? 24 struikelen. De ‘extra inkomsten’ die kunnen worden gegenereerd door commerciële takken a ls museumwinkels bij een musea of horeca binnen theaterpodia, kunnen resulteren in de stempel ‘te ondernemend’ om in aanmerking te komen voor een ANBI-status –Algemeen Nut Beogende Instelling: goeddoelinstellingen wiens giften aftrekbaar zijn van het belastbaar inkomen–. 42 Daarmee lijkt te kunnen worden gewezen op een zere plek binnen het culturele domein. Er bestaat kennelijk –nog steeds– een hiaat tussen beleid en praktijk, als het gaat om het praktiseren van cultureel ondernemerschap en het genereren van eigen inkomsten –hierover in hoofdstuk 5.2 uit Deel II: De maatschappelijke context, meer–. Waar enerzijds overal wordt aangemoedigd om als culturele instelling meer te ondernemen en het eigen inkomstenbedrag op te hogen, kan het kennelijk anderzijds hard worden ‘gestraft’ door de ANBI-status in te trekken. Hoewel het voor dit onderzoek te ver voert om dit inzicht te voorzien van verdergaand empirisch fundament, was het te relevant / interessant / oog openend om het onvermeld te laten binnen deze context. Een tweede punt dat het bovenstaande pleidooi voor h oreca als verdienmodel voor de kunsten relativeert, is dat niet moet worden vergeten dat het zeer afhangt van het –artistieke– profiel van een cultuurinstelling of horeca als een substantiële ‘kostenopvange r’ kan optreden. In hoeverre horeca een ‘instrument’ kan zijn om bijvoorbeeld een afgenomen subsidiestroom op te vangen, hangt er maar helemaal vanaf . Dat maakt de situatie van de Stadsschouwburg duidelijk, die doet helpen inzien dat de rol van horeca als verdienpotentieel weliswaar een interessante is, maar ook zijn grenzen kent: Melle Daamen – Directeur Stadsschouwburg Amsterdam: “Wij zijn een zwaar gesubsidieerde schouwburg, de hoogste van het land, maar je moet je bedenken dat wij een profiel hebben dat sterk artistiek is. Een binnen dat artistieke profiel zoeken we ook nog het moeilijkste op; het gesubsidieerde, zware, hoogdrempelige aanbod van dans en toneel. Daar maken we zware verlies op dat je niet opvangt met horeca-inkomsten. En toch wil ik de verlies draaiende programmering programmeren omdat het ons profiel is, en ook de legitimatie waarvoor er subsidie is.” 43 Hoe dan ook biedt horecavoorziening de creatieve sector een interessante tool om eigen inkomsten te genereren. Met dit punt wordt dit eerste deel, waarin werd gekeken naar de 42 43 Anonieme bron, diepte -interview 2012. Daamen 2011: pagina interview? 25 verschillende functies die horeca kan vervullen voor de creatieve industrie, afgesloten. De aandacht wordt verlegd naar diverse maatschappelijke ontwikkelingen en praktijksituaties die maken dat deze genoemde functies van horeca betekenisvol zijn voor het creatieve domein. Dit alles in Deel II: De maatschappelijke context. 26 II De maatschappelijke context In welke context is horeca betekenisvol voor het cultuurdomein? Deze vraag staat centraal in het opvolgende deel. In drie samenhangende hoofdstukken wordt geantwoord door per betekenisvolle functie van horeca voor cultuur het licht te schijnen op ontwikkelingen die horeca tot een interessant ‘instrument’ hebben gemaakt voor de creatieve sector. Daarmee wordt gezocht naar een verklaring van de betekenis van horecagelegenheid voor de creatieve sector. Verschillende tendensen passeren de revue. De tendensen zijn zowel breedmaatschappelijke en sector overstijgend, als toegespitst op het cultuurdomein. Daarbij wordt voortdurend gezocht naar de implicaties van de ontwikkelingen voor de 27 creatieve sector, die maakten dat horeca betekenisvol werd voor cultuur. Beseft moet worden dat de diverse ontwikkelingen welliswaar afzonderlijk worden genoemd, maar onderling duidelijke samenhang vertonen. De verschillende tendensen bestaan nadrukkelijk niet autonoom, maar in verband met elkaar. Toch worden ze –om in een bepaalde structuur te kunnen voorzien- als losstaande kopjes genoemd. De eerste context die wordt gepresenteerd, is de context van horeca als schakel tussen cultuur & publiek –hoofdstuk 4-. Daarop volgt de context van horeca als financieel potentieel –hoofdstuk 5-. Het drieluik wordt afgesloten met de context van horeca als ontmoetingsplek voor creatieve ondernemers –hoofdstuk 6-. 28 4 | Horeca als schakel tussen cultuur & publiek – Maatschappelijk gecontextualiseerd In dit eerste deel van het ‘drieluik’ over de context van de onderzochte relatie cultuur & horeca, worden ontwikkelingen aangestipt die het ernaar maakten dat horeca betekenisvol is als brug tussen cultuur en publiek. Respectievelijk genoemd worden: afbrokkeling van het maatschappelijk draagvlak van cultuur –4.1– / de opkomst van de autonome cultuurconsument –4.2– / en de opkomst van de amusementsindustrie en de beleveniseconomie –4.3–. 4.1 | Krimpende achterban van het cultuurdomein – Over het afbrokkelende maatschappelijk draagvlak van cultuur Een belangrijke ontwikkeling die horeca interessant maakt voor het cultuurdomein, is die van de kleiner gewordende ‘achterban’ van de creatieve sector. Waar hoge kunst eind negentiende, begin twintigste eeuw groot aanzien / breed maatschappelijk respect / en gezag genoot, is de stemming inmiddels omgeslagen. Vandaag de dag is er eerder sprake van een zeker isolement van de kunsten en maatschappelijke onverschilligheid ten o pzichte van de –met name hogere– kunst. De verhouding tussen kunst en publiek is “een slap beentje” , zoals voormalig directeur Algemeen Cultuurbeleid van het ministeri e OCW Thije Adams duidde. 44 Vertaald naar een veel genoemde term in de breed ontwikkelde discussie over de huidige situatie van de cultuursector, is een ‘kloof’ ontstaan tussen de kunsten en de samenleving. De kloof heeft zich kunnen ontwikkelen doordat de cultuursector in een tijd dat er volop middelen voorhanden waren niet voldoende is nagegaan of haar ideeën en verhalen ook de indruk maakten die zij beoogde. 45 Lange tijd kon de sector tegen die kloof worden beschermd door de overheid. Maar het ontbreekt de overheid steeds meer aan het gezag, aan de middelen en aan de wens om de kunsten die bescherming te bi eden. Logisch gevolg van de afgenomen overheidsfinanciering is dat de toekomst van de kunstensector meer dan voorheen afhankelijk is geworden van steun vanuit de samenleving. 46 Nu het publiek voor de creatieve sector aan belang won, maar op het draagvlak van cultuur inleverde, moeten er initiatieven ontwikkeld 44 45 46 Adams 2011. Adams 2010: 10-13. Adams 2010: 10-13. 29 worden die het bestaande publiek aan zich kunnen binden, en nieuwe bezoekers over de streep weten te trekken. Dit is vandaag de dag niet enkel meer een dringende notitie die de rijksoverheid al lang tijd benadrukt. Het is bovenal een bittere noodzaak die overleving mogelijk maakt. 47 Deze ontwikkeling maakt horeca als ‘instrument’ voor publieksbereik, een interessante optie. Om die positie beter te begrijpen, is het relevant de focus kort te verschuiven naar enkele bredere maatschappelijke ontwikkeling die de noodzaak tot ‘strijd’ om publiek onderschrijven. 4.2 | Niets moet, en hoge kunst al helemaal niet 48 Over de opkomst van de autonome cultuurconsument In de manier, de mate en de trouwheid waarin mensen zich binden aan talloze zaken, heeft zich de vorige eeuw een grote omwenteling voorgedaan. Waar veel vanzelfsprekende binding en weinig keuzevrijheid eerder de overhand voerden, maakten deze in de jaren zestig van de twintigste eeuw plaats voor een algehele situatie waarin mensen steeds meer persoonlijke voorkeuren konden naleven. Dankzij de opgekomen moderne technologie kon men zich meer en meer op maat laten bedienen, conform de eigen wensen en voorkeuren, waarmee individuen zich maatschappelijk positioneerden. Daartoe werden zij niet langer door de omstandigheid gedwongen, maar gedreven op grond van eigen keuze s. Sociaal-cultureel kenmerkend voor ons deel van de wereld werd de combinatie van individualisering / democratisering / en horizontalisering. Wat deze begrippen verbindt, is de autonomie van het individu. Niet alleen maatschappelijke conventies, maar ook de vormen van ‘hoger’ gezag die vroeger vanzelfsprekend waren –de kerk / de overheid / de hogere cultuur / en deskundigen–, kregen te maken met een afname van legitimiteit. Algemene geldigheid van waarden en normen –en daarmee ook: de autoriteit van de personen en instanties die traditioneel optraden als de ‘hoeders’ daarvan – kwamen onder druk te staan. Acceptatie van hiërarchische structuren nam, over het algemeen gezien, af. 49 De ver rijkende situatie die hiermee voor het cultuurdomein ontstond, duiden Thije Adams en Frans Hoefnagel in hun gedeelde publicatie Kunstbeleid in tijden van cholera als ‘culturele ontkerkelijking’ . De komst van het individualisatieproces en de technologische ontwikkelingen, en de toe name van keuzevrijheid en gezags erosie die dit met zich meebracht, maakten het er volgens hen naar dat mensen nog wel geloven, maar vooral in 47 48 49 Van Eijck, 2011: 23. Uitspraak ontleent aan Frans Hoefnagel, 2012: 11. Adams 2012: 67-70. 30 het geloof van eigen makelij. “Mensen gooien in hun winkelwagentje wat hun aanstaat” , zo noemen zij. Vooral met behulp van de nieuwe media wordt het eigen culturele pakket samengesteld. Ook als het gaat om de wereld van kunst en cultuur wil de moderne mens vrij zijn. Dat ging betekenen dat “Alles wat niet direct consumeerbaar is, in een kwetsbare positie verkeert”, zoals Ann Goldstein –directeur Stedelijk Museum Amsterdam–treffend duidde. 50 De trend die zich daarmee voordeed, is een ontwikkeling waar burgerlijke cultuurdragers plaats maakten voor cultuurconsumenten. 51 Wat zijn daarvan de consequenties voor het kunstdomein? Vooral in de sferen van de hogere kunst betekent deze ontwikkeling d at het publiek veel minder trouw is dan voorheen. Mensen ‘hoppen’ makkelijker tussen tal van culturele zaken –denk ook aan de inmiddels breed bekende opkomst van de ‘culturele omnivoor ’–. Met andere woorden: structurele steun brokkelde af. Een zeer belangrijke trend die hieraan mede ten grondslag ligt, is de opkomst van de amusementsindustrie en de beleveniseconomie. Zij helpen de positie van het cultuurdomein voor mensen, en daardoor ook de positie van horeca voor het cultuurdomein, verdergaand te plaatsen . 4.3 | De pret regeert – Over de opkomst van de amusementsindustrie en beleveniseconomie Belangrijk voor de ontknoping van de betekenis van horeca voor de creatieve sector, is de opkomst van de amusementsindustrie. De grote lijn is dat de cultuursector onderdeel werd van een veel breder geschakelde vrijetijdsmarkt. In een opgekomen omvangrijke ‘uitmarkt’ –in het vervolg de ‘amusementsindustrie’ en ‘vrijetijdindustrie’ genoemd – raakte het cultuurdomein verwikkeld in een open competitie om de besteding van de schaarse vrije tijd van welvarende burgers. Door de ontkerkelijking en opkomst van de keuzevrijheid kon vrije tijd steeds meer op basis van eigen voorkeuren worden ingevuld. Door de eveneens verdergaande welvaartsgroei, kwamen steeds meer vrijetijdsactiviteiten binnen het financiële bereik van steeds meer mensen. Zo kon de amusementsindustrie in grote vaart toenemen. 52 Tegenover de opkomst van het aantal mogelijke vrijetijdsbestedingen bleef de beschikbare vrije tijd van mensen nagenoeg constant. Dat betekent dat consumenten in de verleiding kwamen om hun 50 51 52 Hooven 2012: 41. Hoefnagel 2012: 17. Lokin 2012: 14. 31 vrije tijd en hun vrijetijdsbudget over steeds m eer zaken te verdelen. De keuze was immers reuze. Daarbij begon de consument voor haar leisure-activiteiten steeds minder onderscheid te maken tussen verschillende sectoren zoals cultuur / natuur / attracties / entertainment etc. Voor het cultuurdomein betekende dit dat zij verwikkeld raakte in een hete concurrentiestrijd om de aandacht / tijd / en geld van ontrouw publi ek, op het niveau van een sector overstijgende amusementsindustrie. 53 Dat heeft vergaande gevolgen gehad voor de wijze waarop cultuuruitingen worden aangeboden. Daarom wordt verdergaand ingezoomed op deze ontwikkeling, wat de betekenis van horeca voor cultu ur verdergaand moet helpen begrijpen. 4.3.1 | ‘Honger’ naar belevenissen Bubbels&sushi @ Robeco Zomerconcerten 2012, Concertgebouw Amsterdam Tijdens de pauze van dit concert kunt u genieten van een glas Cava, Marques de Monistrol, met twee sushi maki. Voor deze heerlijke hapjes en feestelijke bubbels betaal je €8, - per persoon. Een ware belevenis! 54 In de groeiende vrijetijdsmarkt is het steeds nadrukkelijker om de beleving gaan draaien. Sleutelfiguren om deze trend –en de invloed daarvan op het cultuurdomein – duidelijker te krijgen, zijn de grondleggers van de ideeën over de beleveniseconomie en Amerikaanse economen B. Joseph Pine II en James H. Gilmore. Zij signaleerde een overgang van de informatiemaatschappij naar de beleveniseconomie. Centraal staat hierin voor mensen: het gevoel / de emotie / en de beleving. Dat betekent dat activiteiten waarin gevoel en emotie aan een product of voorziening kan worden gekoppeld , aan betekenis wonnen. Volgens Pine en Gilmore is het daarom voor organisatoren van ‘belevenissen’ steeds relevanter geworden om met hun activiteiten mensen op een persoonlijke manier aan te spreken. 55 Een belangrijke constatering die zij daarnaast present eren, is dat klanten tegenwoordig méér willen dan alleen een product. In de schaarse vrije tijd die zij hebben, willen ze het liefst zo veel mogelijk doen en zoveel mogelijk willen genieten. 56 De ontwikkeling waarin de belevening aanzienlijk aan belang wint, betekent ook dat dat voorzieningen zoals de cultuurshop / de vestiaire / de foyer Van den Broek 2000: 33. www.concertgebouw.nl/programma Pine en Gilmore 1999: 50. Pine en Gilmore 1999: 30-31. 5353 54 55 56 32 en het café-restaurant belangrijker worden: De theaterbezoeker laat zijn beleving van zijn avondje-uit ook afhangen van zaken als het zitcomfort. 57 4.3.2 | Doe leuk of ik zap 58 De woorden van Tracy Metz –o.a. journalist en redacteur voor NRC Handelsblad– duiden kernachtig wat er gaande is : “de pret heeft Nederland veroverd” . In haar publicatie over de invloed van de vrijetijdsindustrie op onze omgeving –‘Pret! Leisure en landschap– stelt zij dat vrije tijd meer is geworden dan alleen de tijd die je zelf naar je eigen zin kunt besteden. Het is uitgegroeid tot een alomtegenwoordige cultuur van plezier, met een groot economische betekenis, zo noemt Metz. ‘Fun’ is volgens haar alom vertegenwoordigd en heeft een grote invloed op de ontwikkeling van de steden, van de leefcultuur en v an het vrijetijdsaanbod zelf. 59 Om in deze ‘funcultuur’ een voordelige concurrentiepositie te behouden op de vrijetijdsmarkt, wordt het aanbod steeds meer afgestemd op de smaak van de consument. Hans Mommaas –hoofddocent Vrijetijdswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg– signaleert daarbij dat de ‘vraagkant’ steeds nadrukkelijker een sturende rol krijgt bij de organisatie van het aanbod. 60 Focus ligt daarbij op snelle bevrediging en amusement. 61 Om de consument te blijven boeien en te verleiden tot bezoek worden allerhande zaken aangegrepen, zoals clustering van activiteiten / professionele marketinginstrumenten / in het oog springende randprogrammeringen om de uitingen onder de aandacht te kunnen blijven brengen bij de consument. 62 Creativiteit in vraaggericht denken met de juiste aandacht voor realisatie en exploitatie, lijkt voor alle sectoren een randvoorwaarde geworden om succesvol te zijn. Voortdurend op zoek naar iets nieuws en enerverends krijgt de consument het voorkomen van een ‘amusement-hopper’. Is iets elders leuker, springt publiek tenslotte zo over naar een andere activit eit. Wat toeneemt onder de hoppers is de belangstelling voor activiteiten die weinig planning, tijd en commitment vragen. Programmapunten die flexibel en spontaan kunnen worden ingepast in een ranch van andere plannen, verdienen de voorkeur. Interessant is dat de auteurs van Cultuur tussen competentie en competitie Andries van den Broek 57 58 59 60 61 62 Faché 2012: 32. Uitspraak ontleent aan: Loesje. Metz 2002: 8. Mommaas 2002: 20. Metz 2002: 107-108. Lokin 2012: 14. 33 en Jos de Haan hierin een verklaring zien voor de groei van het incidentele cultuurbezoek. Immers, het vluchtiger geworden vrijetijdspatroon sluit nauw aan bij het incidente le cultuurbezoek: steeds meer mensen werden passant in plaats van participant. 63 Wat betekent deze ontwikkeling nog meer voor het cultuurdomein? De impact is groot. Een belangrijke constatering is dat de ‘jachtigheid’ van de ‘consument’ geen logische match oplevert met het –hogere– kunstendomein; de rust en concentratie die dat vergt, lijken tenslotte steeds meer te ontbreken. Cultuurvormen die juist uitdijen zijn toegesneden op het dominante denken in termen van consument en markt; de cultuurlaag van de –goed– verkoopbare artistieke en culturele producten. 64 Met andere woorden: ook de cultuursector voelt de hete adem van de bele venismaatschappij en de amusementsindustrie in de nek. Sinds eind jaren tachtig van de twintigste eeuw worden managers in de culturele belevingssector zich ervan bewust hoe belangrijk het is om de juiste voorwaarden te creëren voor een optimale beleving door bezoekers, willen ze de concurrentie in de vrijetijdssector de baas blijven. 65 Wil zij mee kunnen blijven dingen in de stri jd om de vrijetijdconsument –wat heet: meer populariteit bij meer bezoekers realiseren–, betekent dat dat een museum ook leuk móet zijn . 66 Dat maakt het ernaar dat de concurrentie cultuurinstellingen ertoe dwingt om hun aanbod toe te spitsen op de wensen va n de bezoeker –commercie en marktwerking zijn daarom steeds belangrijkere beleidspunten voor kunstinstellingen geworden–. 67 Concreet is zo een sterke opkomst ontstaan van randprogrammeringen. Deze zouden niet alleen de basisactiviteit van de culturele instelling betekenisvoller maken en meer cachet geven, maar ook de wens van –potentieel– publiek tegemoetkomen om veel te beleven. Vanuit die gedachten zijn culturele plekken veel multifunctionele geworden. Die opkomst van ‘totaalpakke tten’ leidde tot horeca gerelateerde initiatieven in het culture domein, zoals koffie in kunstgaleries / sushi in het Concertgebouw / en de komst van het kosmopolitisch ‘festivalcafé’ in het Muziekgebouw aan ’t IJ, waar men rechtstreeks na afloop van een hedendaags muziekconcert een biertje kan drinken op live electro muziek van het muziekcollectief 22Tracks.com. De opsomming van toepasselijk ‘smakelijk’ praktijkmateriaal lijkt oneindig voort te kunnen gaan . Boekman 61, met het thema ‘Het museum van de toekomst. Pretpark of Pantheon?’, duidt de stof die dat doet opwaaien. 63 64 65 66 67 Van den Broek 2000: 35. Adams 2012: 73. Faché 2012: 32. Metz 2002: 109. Swart 2001: 7. 34 Om de kwestie van ingrediënten uit de amusement niet enkelzijdig en alleen positief te belichten, wordt ook kort de aandacht gevestigd op ‘tegengeluid’. 4.3.3 | Vermaak in de creatieve sector – room in de koffie? De ‘flirt’ van de creatieve sector met de amusementsindustrie en de ‘kansen’ die dat biedt, verdient niet enkel lof. Er bestaan ook felle kritieken. De eerder genoemde Boekman 61: Het museum van de toekomst – Pretpark of Pantheon? bundelt een breed geschakelde ranch visies. Één van de ‘tegenstanders’ van de uitgelichte ontwikkeling is Olav Velthuis. De ‘ernstige flirt’ de richting van de amusementsindustrie / de festivalcultuur / en het uitgaansleven, leidt volgens hem nergens toe. Het is een verkrampte poging om jong publiek te trekken, zo schrijft hij. “Een poging die gedoemd is te mislukken. Want de verbrandingssnelheid ligt hoog in de amusementsindustrie en de concurrentie is er hard.” Is de nieuwigheid van het museumvertier eraf, stelt Velthuis, dan zal dat vertier snel het veld moeten ruimen. 68 Ook Janneke Wesseling keert zich tegen de ‘verpretting’ en ‘opleuking’ van het cultuurdomein . Door allerhande vormen van vermaak in de creatieve sector te integreren, zo stelt zij, verloochent de sector haar raison d’être. Om het hoofd boven water te houden moeten musea, zo stelt Wesseling, stoppen met het volgen van de wetten van de markt door het organiseren van grootste tentoonstellingen met publieksgarantie en andere evenementen. Ze moeten doen waarvo or ze bestemd zijn: “Het gemeenschappelijk cultuurgoed behouden en zich ten diensten stellen van de kunst en de gemeenschap. De cultuursector is geen pretpark en een museum is geen culturele pretfabriek.” 69 Tot slot is ook Rutger Wolfson kritisch. Hij meent dat de activiteiten en evenementen met uitgebreide horecavoorziening niets anders zijn dan commerciële pogingen om het publiek in hun behoefte aan entertainment te voorzien: “Kunst gaat om inspiratie, niet om sensatie.” Amusement, marketing en commercie horen volgens hem niet thuis in het – hogere- kunstdomein. “Activiteiten en evenementen dus ook niet” , aldus Wolfsen. 70 Interessant is dat er in het algemeen niet zozeer wordt gediscussieerd over de vraag of activiteiten en evenementen wel of niet in het kunstmuseum thuishoren, maar dat het veel meer gaat om de gedachte die daarachter ligt: de vraag of en in hoeverre er in het museum Yvonne van Eekelen, ‘Museum is cultureel pretpark op niveau’ in: Uitleg, No. 5, 27 maart 2002, 44, 47. 69 Metz, Pret!, 116. 70 Huirne, 2005: 83. 68 35 plek is voor marketing, commercie en pret. In dergelijke discussies wordt veel gehoord dat voor een zeker populisme best plaats is, maar dat het de kernactiviteiten van het kunstinstituut nooit mag overschaduwen. 71 Rekening houdende met de nuancering die de tegenstanders maken, kan een kritische suggestie worden gegeven aan de tegenstanders: het maken van onderscheid tussen genoegen en plat amusement. Wordt dat niet gedaan, kan een ‘tegenvisie’ op de onderzochte trend horeca in het cultuurdomein immers opgevat als tamelijk conservatief. In het licht hiervan kan worden teruggegrepen naar het openi ngscitaat van deze thesis, van Charles Darwin . Niet open staan voor zaken die het publieksbereik vergroten, en ‘straf’ vasthouden aan louter de ‘core business’ van het cultuurdomein lijkt –in navoling van het citaat van Darwin – in de huidige tijd tamelijk onhoudbaar. Daarom wordt het onderzoek naar de betekenisvolle rol die horeca kan spelen voor cultuur vervolgd. Centraal gesteld wordt nu de cultureel -financiële context die het ernaar maakt dat horeca ook een interessante factor kan zijn als verdienmodel voor het culturele domein. 71 Huirne 2005: 53. 36 5 | Horeca als financieel potentieel – Maatschappelijk gecontextualiseerd Tot slot kan horecagelegenheid ook interessant zijn voor het cultuurdomein, omdat verkochte koffietjes voor inkomsten zorgen. Waarom is dat juist in deze tijd zo interessant? 5.1 | Financiële achteruitgang Over het afgebrokkelde financieel draagvlak voor cultuur Als de economie stokt, stokt ook de circulatie van geld. De impact die de kredietcrisis heeft op de financiering van kunst, is dan ook groot. De cultuurbezuinigingen die werden doorgevoerd door het huidige kabinet Rutte-Verhagen zijn inmiddels breed bekend / zichtbaar / en betreurd. Daarmee veranderde de situatie waarin de overheidsuitgaven voor kunst en cultuur betrekkelijk onaantastbaar bleven. Al sinds /EXACTE MOMENT NOG OPZOEKEN nam in cultuurpolitiek Nederland de overheidsfinanciering van kunst en cultuur af. Daar tegenover stond een toenemende aandacht voor de verdiencapaciteit van de sector zelf. Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen bereikte deze ontwikkeling een hoogtepunt: het overheidsgeld raakte op en maatschappelijke scepsis tegenover cultuur –denk terug aan het hierover genoemde in hoofdstuk 4 – vond politieke weerklank: onder luid protest vanuit de sector zelf werd een bezuiniging van € 200 miljoen op de cultuursubsidiëring doorgevoerd, 72 een korting van ongeveer 20% op het eerdere totaalbedrag van de Rijkssubsidie voor cultuur. 73 Dit valt te plaatsen in een tendens waarin het accent op de o ndernemende capaciteit van de creatieve sector steeds meer de overhand voert. Hoe voltrok de tendens zich? En wat betekent het voor de potentie van horeca voor de cultuursector? Een belangrijke ontwikkeling waarom de komst van horeca in de creatieve sector past, is het toegenomen belang van cultureel ondernemerschap. Daarom wordt het licht gesche nen op het –inmiddels verworden– ‘fenomeen’ cultureel ondernemerschap. 72 73 Hoefnagel 2012: 8. Twaalfhoven 2011: 6. 37 5.2 | Op de verdiencapaciteit van cultuur! Over het toegenomen belang cultureel ondernemerschap Culturele instellingen anno 2012 staan voor een stevige opgave: ze zullen hun best moeten doen om hun maatschappelijke fundering te hernieuwen, terwijl ze tegelijk op zoek moeten naar een nieuw alternatief voor overheidssubsidies en gelden uit fondsen en mecenaat. Hét instrument voor deze uitdaging dat in deze tijd meer dan ooit voorheen aan betekenis won: cultureel ondernemerschap. Om horeca als ‘instrument’ voor cultureel ondernemerschap te toetsen, is het allereerst relevant om te weten h oe het begrip ‘cultureel ondernemerschap’ wetenschappelijk en praktisch wordt ingekleed. 5.2.1 | Cultureel ondernemerschap – Getheoretiseerd Veelbesproken in openbaar debat en frequent bediscussieerd in het wetenschappelijk discours, is het opvallend dat op de exacte definiëring en praktische uitwerking van cultureel ondernemerschap nog steeds geen eenduidige visie bestaat. E chter, hoewel verschillende ingewijden in de discours zoals Rick van der Ploeg, Giep Hagoort –de ‘geestesvader’ van het cultureel ondernemerschap–, Ryclef Rienstra –directeur van de VandenEnde Foundation – en Nachoem Wijnberg –hoogleraar Cultureel Ondernemerschap en Management aan de Universiteit van Amsterdam– verschillende accenten leggen in hun opvatting van cultureel ondernemerschap, duiden zij in hun definiëring in essentie allen op een bedrijfsvoering waarin zowel artistieke als zakelijke doelstellingen worden nagestreefd. Dat betekent dat een cultureel ondernemer in ieder geval drie punten nastreeft: één: hij streeft naar artistieke kwaliteit, twee: hij streeft naar het vergroten van het maatschappelijk draagvlak en drie: hij streeft naar het vergroten van het financieel draagvlak. 74 Wordt de theorievorming echter specifieker ingekleed, dan worden er door verschillende kenners vers chillende accenten gelegd. Zo is de creatieve ondernemer volgens Van der Ploeg direct gefocust op het kennen van zijn publiek en het in contact brengen van –nieuw– publiek met ‘culturele schatten’. Bij voorkeur wordt dat bereikt door onconventionele wegen, zo noemt Van der Ploeg. 75 Hagoort legt daarentegen het accent enerzijds op het streven naar een veelheid aan inkomstenbronnen, en anderzijds op het leiden van een bedrijfsvoering aan de hand van een culturele missie. 76 Voor Wijnberg, tot slot, betekent cultureel ondernemen vooral innovatie en risico nemen. 77 Relevant voor dit onderzoek naar de waarde van horecagelegenheid en de positie 74 75 76 77 Van Rijswijk, 2010: 16-17. Van der Ploeg 1999: 12. Hagoort 2007: 27. Wijnberg 2008: 9-10. 38 daarvan ten opzichte van het ‘paradepaard je van Zijlstra:’ cultureel ondernemerschap, is het belangrijk te beseffen dat algemeen wordt aanvaard dat cultureel ondernemerschap geen doel is an sich, maar een middel is om een hoger doel te bereiken, namelijk een financieel gezonde organisatie die meer op eigen benen staat, die minder afhankelijk is van de overheid en is die is verankerd in de maatschappij. 78 Het cultureel ondernemerschap draagt bij aan de vergroting van het maatschappelijk draagvlak, doordat dit ondernemerschap begint bij het versterken van de betrokkenheid bij cultuur onder de samenleving. 79 Of naar de –voor dit onderzoek– treffende woorden van Rienstra: “Cultureel ondernemerschap maakt de hoge cultuur toegankelijker” 80 Worden deze inzichten vertaald naar de culturele praktijk, moet worden opgemerkt dat de opvatting van de term veel beperkter is. Kernachtig duidt Melle Daamen –directeur van de Stadsschouwburg Amsterdam– dit: “Wat onder cultureel ondernemerschap verstaan wordt is bijna een afzetten tegen een afwachtende op subsidie gebaseerde manier van ondernemen in de culturele subsidie, en meer eigen inkomsten binnen halen. […] Men bedoelt er eigenlijk mee; ‘er moet harder gewerkt worden in de culturele sector; er moeten meer eigen inkomsten binnen gehaald worden’. Maar dat wil niet zeggen dat wanneer je dat niet doet dat je dan niet ook onderneemt.” 81 Hoe dan ook, zowel in de theoretische als praktische benadering van het cultureel ondernemerschap is horecagelegenheid naadloos in te passen. Door de verkoop van koffietjes / van glazen wijn / en van theatermenu’s vangt een cultuurinstelling inkoms ten zowel in praktische als wetenschappelijke betekenis van de term, kan horecavoorziening naadloos onder het fenomeen geschoven worden. Enkel verhouden tot het thema van dit hoofdstuk biedt horeca de cultuursector inkomsten. In een tijdperk waarin dat mee r en meer belangrijk is geworden, is horecagelegenheid daarmee een zeer kansrijke ‘tool’ binnen een ondernemende cultuursector. Hoe urgent die tool is, wordt onderstaand geduid door kort het licht te schijnen op de ontstaansgeschiedenis en huidige status v an die ondernemende cultuur. 78 79 80 81 Sanders 2008: 9. Sanders 2008: 9. Rienstra 2004: 3. Daamen 2010: pagina interview? 39 5.2.2 | Ondernemen, een ‘levensvoorde’ Al sinds het aantreden van toenmalig staatssecretaris van Cultuur en Media Rick van der Ploeg in 1998 roept de Nederlandse overheid om meer cultureel ondernemerschap. In zijn cultuurnota Een ondernemende cultuur –1999– maakte Van der Ploeg het cultureel ondernemerschap hét uitgangspunt van het Nederlandse cultuurbeleid. Hij bepaalde daarmee de richting en zette de toon voor een ontwikkeling die zich vandaag de dag scherper aftekent dan ooit ervoren: de gesubsidieerde cultuursector moet worden wakker geschud en zichzelf meer kunnen ‘bedruipen’. Met andere woorden: de sector moet ‘ondernemender’ worden. Terwijl in negentiger jaren de term ‘cultureel ondernemerschap’ nog een politiek incorrect begrip was, 82 werden wél al de eerste barsten zichtbaar in de ‘wait & see’ mentaliteit van de kunstsector. Een ruim decennium later, vandaag de dag in 2012, is de ondernemende en economische manier van denken in de creatieve sector onmogelijk passeerbaar. De roep om cultureel ondernemerschap dragen het demissionair kabinet Rutte-Verhagen en staatssecretaris Halbe Zijlstra met aanzienlijk meer verve uit dan ooit voordien gebeurde. Zij werden daartoe niet enkel gedwongen door de noodzaak tot bezuinigen –waarin Nederland daarin Europees gezien geen uitzondering vormt: overal in Europa staan overheidsuitgaven onder druk en bijna overal heeft dat ook consequenties voor de uitgaven van kunst en cultuur –. 83 Ook werden ze geholpen door het afbladderende aureool van de kunst. 84 Immers, ook zonder de kritieke financiële situatie van de N ederlandse overheid werd subsidiëring van –hogere– kunst problematisch; de steun van de subsidiëring door een kleine groep woog steeds minder op tegen de afwijzing ervan door de meerderheid van de Nederlandse bevolking. 85 – Deze lijn werd uitgelicht binnen de paragraaf ‘4.1 | Krimpende achterban van het cultuurdomein’ .– 5.2.3 | Cultureel ondernemerschap ♥ horeca Waarom is horeca een veel aangegrepen ‘tool’ door cultureel ondernemers? Specifieker gericht tot de essentie van dit hoofdstuk: W aarom kan horeca betekenisvol zijn voor cultuurinstellingen die haar eigen inkomsten wil vergroten? Inzicht hierin kan uitgebouwd worden aan de hand van de data die Bastiaan Vinkenburg –Adviseur Kunst & Cultuur bij Berenschot– presenteerde tijdens het Paradisodebat 2011. Uit zijn onderzoek naar de huidige ontwikkeling van cultuurfinanciering en indicatieve verwachtingen voor 2013 , kwam horeca als 82 83 84 85 Jongenelen 2005. Hoefnagel 2012: 8. Van den Broek 2011: 46. Hoefnagel 2012: 8. 40 interessante inkomstenpost naar boven. Waar de gemiddelde publieksinkomsten –de entreegelden– van een culturele instelling constant zijn –zowel in 2005 als in de verwachtingen van 2013: 18% van de totale inkomsten –, biedt horeca wél een substantiële groeifactor van de eigen inkomsten. Als belangrijke poot binnen de inkomstenpost ‘overige inkomsten’ 86, hebben deze de potentie te stijgen van gemiddeld 11% in 2005, tot gemiddeld 15% in 2013. 87 Te meer omdat Zijlstra’s de eigen inkomsten van podiumkunstinstellingen op 1 januari 2013 op 21,5% wil zien, en voor de periode van 2017-2020 zelfs op 25,5%, 88 kan horeca als interessante kans gezien worden om extra eigen inkomsten te genereren. Toch moet anderzijds de potentie die horeca de cultuursector levert om de eigen inkomsten te vergroten, genuanceerd worden. Berenschot voorspelt dat de gesubsidieerde cultuursector de aangekondigde bezuinig ingen niet of nauwelijks zal kunnen compenseren met eigen inkomsten. De sector zal in 2013 maximaal 1 miljard euro minder inkomsten hebben. 89 Met het in huis halen van horecavoorziening heeft een cultuurinstelling de potentie het totaal aan eigen inkomsten te vergroten, maar zij kan daarmee –de algemene trend bekeken– de financiële achteruitgang met zekerheid niet tegengaan. 90 Met de afronding van dit hoofdstuk over de huidige context waarin horeca als financieel potentieel voor cultuur kan functioneren, sta at er nog één andere context te bekijken, namelijk die waarin horeca optreedt als ontmoetingsplek voor creatieve ondernemers. Hiertoe dient het volgende hoofdstuk. 86 87 88 89 90 De post ‘overige inkomsten’ bestaat naast horeca uit merchandising, zaalverhuur, workshops e.d. Vinkenburg 2011: 2. Zijlstra 2011: 12-13. Twaalfhoven 2011: 12. Vinkenburg 2011: 2. 41 6 | Horeca als ontmoetingsplek voor creatieve ondernemers – Maatschappelijk gecontextualiseerd Wat is de context die horeca als samenbrengende factor van creatieve ondernemers betekenisvol maakt? Dit hoofdstuk duidt een aantal belangrijke factoren waaruit die context bestaat. Relevant is allereerst de behoefte van creatieve onder nemers ten aanzien van hun vestigingsplek, en de rol die ontmoeting daarbinnen speelt. Aan de hand van inzichten van Richard Florida wordt deze lijn uitgelicht in de eerste paragraaf. Daarnaast worden er een aantal actuele ontwikkelingen geduid die de func tie van horeca als katalysator van ontmoeting extra interessant maken. De paragrafen ‘ 6.2 | Een veranderd arbeidsklimaat’ en ‘ 6.3 | De opkomst van de kantoornomade – Over Het Nieuwe Werken ’ lichten deze ontwikkelingen uit en sluiten daarmee dit drieluik ov er de maatschappelijke context van de onderzochte combinatie van horeca & cultuur af. 6.1 | ‘Quality of Place’ Over de aantrekkingskracht van vestigingsplekken voor creatieven Hoe betekenisvol horeca kan zijn voor de creatieve industrie, heeft allereerst te maken met de behoeften van creatieven ten aanzien van hun vestigingsplek. Wat is die aantrekkingskracht van de plekken voor creatieve ondernemers en welke rol speelt horeca daarbinnen? De theorievorming van ‘hit’ Richard Florida –Amerikaanse socioloog en urbane wetenschapper– ten aanzien van de ‘creatieve klasse’ en hun voorkeuren, verduidelijkt. Zijn The rise of the creatieve class, waarin hij de creatieve klasse en hun rol i n stedelijke ontwikkeling duidt, vormt daarvoor de leidraad. Alvorens er verder op in te gaan; wat verstaat Florida onder ‘de creatieve klasse’? Tot de creatieve klasse rekent Florida het deel van de beroepsbevolking dat aan innovatieve arbeid doet. Veelvoudig bekritiseert omdat hij geen duidelijke criteria hanteert, rekent Florida hiertoe onder meer: ontwerpers, marketeers, kunstenaars, wetenschappers en overige kenniswerkers zoals onderwijzers en technici. Wat deze klasse met name aantrekt aan hun vestigingsklimaat, overstijgt volgens Florida de ‘oppervlakkige’ ranch van traditionele factoren als huizenprijzen, bereikbaarheid en het aanbod van werkgelegenheid. Interessant voor de onderzochte probleemstelling is dat Florida aantoonde dat de vragen What’s t here? / Who’s there? / en What’s going on? veel allesbepalender zijn voor de mate waarin de 42 creatieve klasse zich aangetrokken voelt tot een omgeving en een gemeenschap. Wat de klasse bovenal aanspreekt, zo constateert hij, is een tolerante, open stad waar levendigheid en diversiteit heerst, waar inspiratie leeft en waar een kwalitatief culinair en cultureel aanbod aanwezig is. Een plek, kortom, waar kennis & kunde huist en gedeeld wordt en waar een infrastructuur is die dat faciliteert. Een belangrijke beh oefte voor de klasse is daarnaast ook een ruime mogelijkheid tot sociale interactie. ‘Scenes’ waar mensen elkaar kunnen ontmoeten en waar clusters kunnen ontstaan van mensen die zich met elkaar vereenzelvi gen, worden belangrijk gevonden . Belangrijk daarbij, zo vindt de creatieve klasse volgens Florida, dat er een gevoel heerst van samenhang en gastvrijheid voor iedereen. 91 Met andere woorden: creatieven clusteren zich bij voorkeur op plaatsen waar zij wa ardevolle ontmoetingen ervaren / waar zij kennis kunnen delen / en waar zij hun energie en ideeën tot uiting kunnen brengen. Die factoren maken dat aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor de creatieve klasse een ‘Quality of Place’ hebben. 92 Interessant voor dit onderzoek is dat de ruimtelijk-economische onderzoekers Gerard Marlet en Clement van Woerkens aan de studie van Florida toevoegen dat de creatieve klasse een calvinistisch arbeidsethos –met hard werken als levensdoel– en een hedonistische levensstijl –met genot als doel– in zich heeft. Qua belevenis worden graag unieke, actieve en participerende zaken beleefd, “op behaaglijke plekken. ” 93 In een recentelijk NRC Handelsblad-artikel van begin juni vult Jos Gadet –hoofdplanoloog bij de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordering – aan dat de huidige voorkeuren van kenniswerkers 94 ten aanzien van hun werkplek niet overeenkomt met de verwachting die geografen deden naa r aanleiding van de opgekomen IT -industrie. Door de opkomst van internet, zo’n twintig jaar geleden, zouden mensen steeds meer thuis gaan werken, werd verwacht. Achteraf kon je tenslotte met internet en computer net zo goed werken als in een kantoor binnen de Amsterdamse grachtengordel, was de gedachte. Maar van dat telewerken kwam niets terecht. “Verrassend genoeg blijkt dat juist kenniswerkers afhank elijk zijn geworden van persoonlijke ontmoetingen”, zegt Gadet. “Die hebben ze op nieuwe koffieplekken zoals de Coffee Company.” 95 Plekken waar goede koffie wordt geschonken blijken dus populair als werkplek. Teruggrijpend op Florida, die onder andere de v raag naar sociale interactie / gastvrijheid / Florida 2002: 224-226. Florida 2002: 50-76. 93 Marlet en Van Woerkens 2004: 280 94 Kenniswerkers kunnen niet als volledige arbeidersgroep vereenzelvigd worden met de creatieve klasse, maar een groot deel daarvan wel. 95 Hulsman 2012: 15. 91 92 43 en inspiratie van de creatieve klasse centraal stelt, en denkende aan de behaaglijke omgeving die de klasse opzoekt volgens Marlet en Van Woerkens, is de vraag waarom koffie de creatieve industrie al gedeelteli jk beantwoord. Om de betekenis van horeca voor de creatieve industrie verder te doorgronden, is het relevant om de aandacht daarnaast ook te vestigen op veranderde condities binnen het werkveld van de creatieve industrie. Die hebben de betekenis van ontmoeting tussen mensen uit de creatieve industrie onderling, en de rol van koffie daarvoor, immers sterk vergroot. Die gesignaleerde verandering binnen het werkdomein van de creatieve industrie wordt van context voorzien door twee ‘schakels’ aan te halen: enerzijds de consequenties die de financiële achteruitgang heeft gehad voor het arbeidsklimaat van creatieve ondernemers –6.2 –, anderzijds de opkomst van een nieuw ‘arbeidslandschap’: het terrein van Het Nieuwe Werken –6.3–. 6.2 | Klimaatsverandering op de arbeidsmarkt Over verschraling / verzelfstandiging / lokalisering Gedwongen ontslagen / een ingezakte banenmarkt / en ga zo maar door; het beeld mag helder zijn: de financiële crisis heeft het klimaat voor de –creatieve– werknemer en zelfstandige over het algemeen bekeken aanzienlijk verslechterd. Die veranderde financiële situatie heeft een aantal ontwikkelingen binnen de arbeidsmarkt in werking gezet. Één daarvan is de opmars van de zelfstandige. Hoewel ook de ‘vijver’ aan opdrachten voor ondernemers aanzienlijk inkromp, nam het aantal zelfstandigen aanzienlijk toe. De opmars is volledig toe te schrijven op conto van de zelfstandigen zonder personeel –‘zzp’ers’–, zo meldt het Centraal Bureau voor de Statistiek. Sinds het begin van de economische crisis steeg het aantal extra zelfstandigen ten opzichte van het jaar daarvoor met 2 7.000. Het aantal zzp’ers groeide naar 728.000 personen in 2011, terwijl het aantal zelfstandigen met personeel stabiel bleef op ongeveer 350.000. Hoewel de groei wat zal a fvlakken, zal het percentage zelfstandigen de komende jaren enkel stijgen, zo verwacht het CBS . 96 Specifiek geldend voor Amsterdam meette het Bureau Onderzoek en Statistiek van de gemeente Amsterdam daarbij dat de cultuur - en recreatiesector 97met een groei van 23% de sterkste groei van alle sectoren kent waarin ondernemers opereren. 98 De ontwikkeling van de verschralende arbeidsmarkt enerzijds, en de opkomst van het Accountancynieuws.nl/actueel/branche/cbs -sterke-toename-aantal-zzp Tot ‘culturele en recreatieve ondernemingen’ behoren naast de scheppende kunst ook ondernemingen op het gebied van sport, recreatie, kansspel en journalistiek . 98 NAPnieuws.nl/2012/01/25/explosieve -groei/-aantal-artistieke-zzpers 96 97 44 aantal zzp’ers anderzijds, heeft een aantal consequenties die de kracht van horeca als samenbrengende factor voor de creatieve industrie indirect doen versterken. Belangrijk daarbinnen is de lijn dat werkgevers door de financieel onzekere tijden vaker tijdelijk personeel inhuren. “Mensen worden in toenemende mate ingehuurd op basis van competenties en per project. Daarna hopt de zelfstandige professional weer naar het volgende project” , zo noemt Ton Wilthagen, hoogleraar arbeidsmarkt van de Universiteit Tilburg. 99 Dat ‘hoppen’ heeft gezorgd voor het ontstaan van een nieuw fenomeen: Het Nieuwe Werken. Omdat Nieuwe Werkplekken diverse ondernemers bij elkaar brengen en daarbij dankbaar gebruik maken van horecagelegenheid, wordt dit Nieuwe Werken in de opvolgende paragraaf nader onder de loep genomen. Daaraan voorafgaand en daarmee verwikkeld, is relevant om te noemen dat de huidige tijd en het veranderde arbeidsklimaat het ernaar heeft gemaakt dat elke creatieve ondernemer anders in de keten is komen te staan. “Je kunt niet meer alleen grafisch vormgever zijn of een reclameman. Van architecten wo rdt verwacht dat ze snappen wat virtuele ruimtes zijn en van reclamemensen wordt gevraagd dat ze weten hoe je met mobiele telefoons sociale netwerken bestuurt” , noemt innovatieadviseur Bruni Hofman. Verbindingen tussen mensen met verschillende expertises, vanuit verschillende partijen worden daarom steeds relevanter. Cross -over partnerships zorgen voor vernieuwende en verder brengende inzichten. Volgens Bruni is dat de eerste stap voor niet alleen baanbrekende vernieuwing, maar ook voor een gezonde overlevi ngskans. Verbanden tussen en connecties met verschillende ondernemers werden daarom steeds belangrijker. 100 Met andere woorden: de betekenis van de ontmoeting nam toe. Niet in de laatste plaats werd dit versterkt door de toename van de gedachte dat steeds me er lokaal moet gebeuren, door de algemene trend van lokale producten, maar ook onder druk van de cradle -to-cradlegedachte. c In de tijd van wereldwijde online communicatie, won de lokale offline communicatie aan betekenis: de behoefte naar live ontmoetinge n groeide. 101 Waar koffie de ‘analoge ontmoeting’ faciliteert, is de optelsom simpel. Met deze ontwikkelingen op de achtergrond, deed een nieuw ‘arbeidswezen’ zijn intreden in –ook– de creatieve industrie: de ‘kantoornomade’. Leijten 2012. Kuipers e.a. 2010: 14. 101 Kuipers e.a. 2010: 15. 99 100 45 6.3 | De opkomst van de kantoornomade – Over Het Nieuwe Werken De forse toename van de groep zelfstandigen / de stijging van de korte dienstverbanden / de algemene afname van financiële voorspoed voor zzp’ers / en het toegenomen belang van ‘analoge ontmoetingen’, heeft een interessante trend in werking gezet: de opkomst van de ‘kantoornomade’. De kantoornomade is een zelfstandige die zich verplaatst van werkplek naar werkplek; hij bezit geen permanente kantoorruimte maar huurt flexibel een werkplek waar ook andere zelfstandigen werkruimte huren. Hij werkt niet in een eigen kantoor, niet thuis maar op een ‘flexibele werkplek’ –door Britten bestempeld als een ‘third space –. Op deze ‘derde werkplek’ wordt op flexibele tijden, in een flexibel gezelschap v an medeflexwerkers gewerkt. Enkele uren per dag, enkele dagen per week, of voor een langere duur. Vaak middels een contract waardoor je ‘lid’ wordt van de Nieuwe Werkplek, maar soms ook op vrij voet, binnen initiatieven als de aan populariteit winnende Seats2Meet – bijvoorbeeld in Utrecht, te Hoog Catharijne –. 102 De flexwerker dankt zijn titel als ‘kantoornomade’ niet alleen aan het feit dat hij niet aan één kantooradres gebonden is, maar ook aan zijn mogelijkheid om binnen één flexwerkplek van ruimte naar ruimte te hoppen. Nieuwe Werkplekken bestaan vaak uit verschillende ruimtes die speciaal zijn ingericht op diverse werkactiviteiten. Denk aan stilteruimtes, aan ruimtes om te bellen, ruimtes waar de community van flexwerkers elkaar kan ontmoeten, ruimtes v oor zakelijke visite, etc. Interessant is de visie hierop van Jeroen Kleinhuizen –founder van SpringwrQ; een community platform dat een verbinding maakt tussen vraag en aanbod van flexibele werkplekken, ontmoeting - en vergaderplekken –. Hij gelooft dat deze formule van verschillende werkruimtes werkt, omdat het de vrijheid van de flexwerker benadrukt: “Vrijheid is precies wat hij wil, anders gaat hij wel op een vast kantoor zitten.” . 103 Wilthagen wijst daarbij op een interessante bestaansreden van die vrijheid van de zelfstandige: de zelfstandige kan een nomadisch bestaan leiden, zo duidt hij, omdat hij genoeg heeft aan zijn laptop. Dat maakt de technische revolutie tot een cruciaal fundament van de opkomst van Het Nieuwe Werken. Uitvindingen binnen de draadlo ze infrastructuur zoals de draadloze telefonie en wifi hebben het werken op flexibele plekken mogelijk gemaakt en wijd verspreid. Bovendien bestaat de werkvorm bij de gratie van de diensteneconomie, die Nederland typeert. “Als we alleen fabriekswerk zouden hebben, zouden er veel minder kantoornomaden zijn” , noemt Wilthagen daarbij. 102 103 104 Baane e.a. 2011: 65-78. Kleinhuizen 2012: pagina interview. Leijten 2012. 46 104 Een andere ontwikkeling die fundamenteel is voor de revolutie die zich stilletjes voltrekt in het zakelijk landschap –en dus ook impact heeft op de creatieve industrie –, is wat Jaap Peters –organisatieadviseur bij DeLimes Organisatieontwikkeling en één van de experts die Syntens aanhaalt in haar publicatie Waar gaat het eigenlijk over in de creatieve sector? – ‘fluïditeit’ noemt. Rigide organisaties begonnen een zekere chaos t oe te laten, zo noemt Peters . Binnen hiërarchisch georganiseerde ondernemingen kwamen verbindingen te ontstaan die dwars door alle structuren en beslissingslagen heen boorden. Hoe dat komt? Waar velen de oorzaak leggen bij de sociale media en de nieuwe man ieren waarop mensen contacten aanknopen, betwijfelt Peters dat . Jaap Peters – Organisatieadviseur DeLimes Organisatieontwikkeling: “De nieuwe media zijn katalysator voor het proces omdat ze het leggen van nieuwe verbanden faciliteren. Maar de oorzaak ligt dieper. En wel in het falen van het Angelsaksische business model, wat zich onder meer uit in de economische crisis. Er is behoefte aan iets nieuws.” 105 En dus werd de nieuwe manier van werken ‘fluïde’; vloeibaar. De gedachte die daarb ij ontstond volgens Peters is: Je doet datgene waar je goed in bent en wat je leuk vindt, je werkt wanneer en met wie het je uitkomt en probeert er het beste van te maken. Peters: “Je stelt je open voor inbreng van buiten en laat de ruimte voor het toeval, voor beweging.” 106 Dat past bij de arbeidsgeest van Het Nieuwe Werken waar ruimschoots baan is voor ontmoeting met onbekenden, en met de vrijheid om te gaan en staan waar je wilt. Voordat het licht wordt geschenen op andere aant rekkelijkheden van Het Nieu we Werken voor ‘Nieuwe Werkers’, is het interessant te noemen dat wordt verwacht dat het flexwerken zich de komende jaren enkel zal doorzetten. Door diverse deskundigen op dit gebied wordt gesteld dat zzp’ers uit de huidige trend van Het Nieuwe Werken voor lopers zijn voor de rest van de maatschappij . 107 Dat belooft –nog– meer flexwerkplekken, dan de hoeveelheid flexplekken die de afgelopen jaren al in grote hoeveelheid op -popte. 105 106 107 Kuipers 2010: 18. Kuipers 2010: 18. Leijten 2012. 47 6.3.1 | De aantrekkingskracht van een nomadisch bestaan Maar wat maakt Het Nieuwe Werken dan zo aantrekkelijk voor zelfstandigen? Kostenbesparing passeerde al de revue –immers, je betaalt geen permanente kantoor - en onderhoudskosten–. Daarnaast zijn er twee argumenten te noemen, waarvan er één zeer interessant is voor de versterkende werking die horecagelegenheid daarbinnen biedt. Alvorens die lijn te belichten, is scheiding van werk en privé een grote motivatie is om op een flexwerkplek te werken, onderzocht het Britse Regus –dat flexibele werkplekken faciliteert onder 17.000 kantoornomaden wereldwijd –. 108 In het licht van de onderzoekslijn van het bijeenbrengen van de creatieve industrie, is het bijzonder interessant dat de aantrekkingskracht van flexwerkplekken daarnaast nadrukkelijk ook ligt op de veelzijdige mogelijkheden tot interactie met andere ondernemers, die Het Nieuwe Werken biedt. In een verschralend financieel klimaat waar samenwerken steeds belangrijker wordt, wint inhoudelijke ontmoeting aan betekenis. Binnen Het Nieuwe Werken ontmoeten gelijkgestemden elkaar op de werkvloer. Het treft elkaar inhoudelijk, inspireert over en weer en maakt daarmee kennisuitwisseling tot een logisch gevolg van de nieuwe werkvorm, zo noemt Kleinhuizen. Dat is een belangrijke eigenschap, omdat hij een verschil signaleert tussen zelfstandigen en mensen die in loondienst werken. Omdat de zelfstandige voortdurend eigen klussen in de wacht moet slepen, is netwerken voor hem veel belangrijker dan voor loondienstwerknemers, zo betoogt hij. Jeroen Kleinhuizen – Founder SpringwrQk: “Je ziet dus ook dat de werkplekken van deze verschillende typen werknemers om andere condities vraagt: de plek van de zelfstandige is bij voorkeur ingericht op het realiseren van ontmoetingen, terwijl de werknemer in loondienst vaak eerder een plek wil hebben waar hij in rust kan werken.” 109 Daarbij benadrukt Kleinhuizen dat flexibel werken bedrijven toegang geeft tot een veel bredere pool van kennis en talent. Daarom kunnen flexwerkplekken de concurrentiekracht van een land in economische vertwijfeling v ersterken. 110 De verrijking die Het Nieuwe Werken biedt middels ontmoetingen die zij creëert, zit hem volgens John Gerdsen –huismeester van het Haarlemse Zaamen dat werd verkozen tot de ‘Beste werkplek van 2011’–, bovendien in het feit dat de nieuwe werkvor m kennisdeling en verbinding in een 108 109 110 Regus.nl/products/workplace -recovery/index.aspx Kleinhuizen 2012: pagina interview. Kleinhuizen 2012: pagina interview. 48 digitaal tijdperk persoonlijk maakt. 111 Flexwerker Heiko Conze –zelfstandig ondernemer van culturele projectcoördinatie– beaamt: “Door te werken tussen andere zelfstandigen en gesprekken te voeren over elkaars werkzaamhede n en daarop feedback te geven, houd je een frisse blik op je eigen werk”. 112 Binnen flexwerkplekken –zoals gezien: werkplekken waarin de totstandkoming van ontmoeting een belangrijk element is – neemt horecagelegenheid een belangrijke positie in. Welke drijfveer, of drijfveren, schuilt daarachter? En welk inzicht levert dat op voor het onderzochte terrein ‘horeca als samenbrengende factor voor de creatieve industrie’? 6.3.2 | Het Nieuwe Werken ♥ koffie Waarom zet koffie de formule van Het Nieuwe Werken kracht bij? Met andere worden: waarom maakt koffie dat de kantoornomade zich nog meer voelt aangetrokken tot Nieuwe Werkplekken als er koffie wordt geserveerd ? Dit onderzoek formuleert drie samenhangende punten. 1. Koffievoorziening –en breder: horecagelegenheid – vergroot de servicegerichtheid van flexwerkplekken. 2. H orecagelegenheid draagt bij aan de gewenste sfeer die wordt neergezet binnen een flexwerkplek. –En in het verlengde hiervan– 3. Horecagelegenheid stimuleert ontmoeting. John Gerdsen – Huismeester van Zaamen “Wij zijn er voor het verlenen van service voor onze leden. Goede koffie, goede broodjes en een goed diner zijn absoluut voorwaardelijk voor het comfort dat wij bieden. Hier komen mensen ook op af. De goede service maakt ons als plek aantrekkelijk.” 113 Net als Zaamen profileren vele andere flexwerken zich als plek wa ar kwaliteit, een goede sfeer en persoonlijke benadering, waar kortom: goede service, hoog in het vaandel staan. Als proto-voorbeeld van ver rijkende service, wordt in de communicatie naar buiten toe nadrukkelijk aandacht gevestigd op de ‘comfortabele hore cagelegenheid’ die de werkplekken bieden. Veelzeggend over de vraag waarom koffie flexwerkplekken versterkt, is ook de uitspraak van Jetstke Menke –huismeester van Spaces, één van de eerste flexwerkplekken in Nederland en voorbeeld voor vele andere flexwer kplekken, gevestigd aan de Amsterdamse Herengracht–: 111 112 113 Gerdsen 2012: pagina interview. Conze 2012: pagina interview. Gerdsen 2012: pagina interview. 49 Jetske Menke – Huismeester Spaces: “Spaces gaat over inspiratie, over interessante mensen ontmoeten, over het ontstaan van nieuwe ideeën, een enerverende omgeving en echt goede koffie. Die goede kof fie is belangrijk omdat het niet alleen bijdraagt aan informele ontmoetingen, maar ook aan de kwaliteit die wij leveren.” 114 Met andere woorden: de ontspannen ambiance / de losse sfeer / de net even andere omgeving dan de werkomgeving die de hele dag al w ordt aangedaan / en die ene spontane nieuwe connectie die kan worden opgedaan tijdens de ‘coffee talk’ aan de bar, leveren de match op waarom koffie het goed doet op werkplekken. Spaces en Zaamen tonen duidelijk aan hoe doordacht en strategisch de rol van koffie daarbinnen kan zijn. Symbolisch is de benaming die Zaamen gaf aan haar horecavoorziening: ‘Hartland’. Hartland, ‘hét kloppende, sociale hart van Zaamen’, is de uitgelezen plek voor ontmoet ing en sociaal contact, in een inspirerende ruimte waar men ‘zaamen’ aan tafel schuift… 115 Hoe belangrijk de rol van horecagelegenheid voor Spaces is, blijkt uit het feit dat zij de bar niet alleen figuurlijk, maar ook letterlijk centraal stelt in haar pand . Sevil Peach –de architect van Spaces– kreeg de opdracht om het pand zo in te richten dat de ruimtes ontmoetingen stimuleren. De centraal staande bar speelt in dat stimuleren van ‘spontane’ ontmoetingen een sleutelrol: vanaf alle verdiepingen kan worden u itgekeken op de vide, waar de bar schittert. 116 De aandacht op Het Nieuwe Werken wordt afgerond met een uitspraak van de huismeester van Spaces, waaruit blijkt hoe vereenzelvigt het arbeidsconcept is met koffie: Jetske Menke – Huismeester Spaces “Spaces was één van de eerste flexwerkplekken in Nederland. Toen al zag je dat er veel gewerkt werd in Coffee Companies door zelfstandigen. In 2008, het jaar waarin wij zijn ontstaan, was er nog geen goed alternatief waar je én op een ontspannen, 114 115 116 Menke 2012: pagina interview. Zaamen.nl Menke 2012: pagina interview? 50 inspirerende manier kunt werken, én rust om je heen hebt, én goede koffie hebt. Die zijn er nu wel.” 117 Interessant is het om, tot slot, de populariteit van koffie in Het Nieuwe Werken te plaatsen in een bredere trend: de ‘hit’ van comfortabele koffieplekken als werkplekken. Werp een blik op de vele laptop-werkers in koffiebars als Coffee Companies en dat wat wordt bedoeld zal duidelijk zijn. De koffieplekken, waar het malen van bonen en hippe beats de absolute rust verstoren, trekken kennelijk aan. Wat is dat? De hype die a l jaren terug in Amerika begon, noemt punten die ook eerder al de revue passeerden: een ontspannen, inspirerende setting waar tóch mogelijkheid bestaat tot concentratie is / even een andere omgeving dan het eigen kantoor / en, natuurlijk, goede koffie om h et werk gaande te houden. 118 Jetske Menke noemde over de aantrekkingskracht van koffieplekken als werkplek daarnaast iets, dat als afsluiter kort terug refereert naar de in hoofdstuk vier genoemde belangrijke trend van de huidige maatschappij: “Dat dingen en comfortabel en leuk zijn is tegenwoordig belangrijk, anders switch je zo naar een ander kanaal. Een goede koffie op een fijne plek maakt dat het kanaal-‘werken’ nog wat langer ‘aan’ mag blijven.” 119 Dit geeft duidelijk aan hoe verweven de eerder genoemde ontwikkelingen zijn die in dit drieluik werden gepresenteerd. 117 118 119 Menke 2012: pagina interview? Tim 2009: 11. Menke 2012: pagina interview? 51 III Eind #1: Conclusie Na gekeken te hebben naar enerzijds de functies die horeca voor cultuur kan vervullen, en anderzijds de maatschappelijke context die maakt dat die functies betekenisvol zijn, kan de conclusie van dit eerste onderzoeksdeel worden opgemaakt. Dat gebeurd door alle hoofdstukken naast elkaar te leggen. Het antwoord dat geformuleerd wordt, beantwoord de centraal gestelde vraag: Hoe kan horecagelegenheid de creatieve sector versterken en waarom? 52 7 | Conclusie Horecavoorziening kan in drie functies een betekenisvolle bijdrage leveren aan het creatieve domein. Dit omdat ze in alle drie de functies inspeelt op de noden die tijdsgeest met zich meebrengt. In een tijd waarin tegelijkertijd de Rijksfinanciering van cu ltuur sterk is afgebladderd / de noodzaak van publiek is vergroot / het publiekelijk draagvlak van cultuur sterk verkleinde / en innovatie vanuit de creatieve industrie cross -sectorale verbetering kan bieden, speelt horecavoorziening diverse kansen op. De eerste is die van publieksbereik. Als ‘bindmiddel’ –schakel– tussen cultureel aanbod en potentieel publiek kan zij beide partijen – eerder en intensiever– met elkaar in contact brengen. Horeca is immers expliciet publieksgericht en beschikt over ‘lonkende factoren’ zoals service en een behaaglijke setting, die zowel de trouwe bezoeker als toevallige passant aan kan trekken. Dat drempelverlagende en publieksgerichte karakter past goed in een tijd van een competitieve amusementsindustrie, waarvan de cultuursector nadrukkelijk deel uit is gaan maken. Voor de ‘hoppende’ ‘consument’, die activiteiten meer vanuit een impuls begon te ondernemen, werden beleving / ‘fun-factoren’ / en complete avondjes uit steeds belangrijker. Hij wil liefst zo veel mogelijk doen en genieten. Met dank van horeca kan het cultuurdomein daar goed op anticiperen door de creatie van ‘totaalpakketten’ –sushi in het Concertgebouw / ‘Meet & Eats’ met acteurs etc.–. Daarmee voegt zij een extra beleving / exclusiviteit / en een ‘erbij willen zij n-element’ toe aan cultuurbezoek. Omdat horeca-initiatieven ontmoeting faciliteren, ondersteunt zij bovendien de sociale functie van cultuur –cultuurbezoek als gezelschapsuitje –. De ‘food for thought’ die kunst biedt, geeft de match tussen het kunstendomei n en horeca als katalysator van ontmoeting enkel meer betekenis. Niet alleen beweegt cultuur zich dankzij horecavoorziening in de richting van het publiek; ook in de richting van andere uitingsvormen van het cultureel ondernemerschap. Een belangrijke functie van horeca voor cultuur is daarmee die van een verdienmodel. Horeca stelt een cultuurvoorziening in staat eigen inkomsten te genereren. In een tijd van omvangrijke cultuurbezuinigingen en toegenomen eigen inkomsteneisen , past die bijdrage aan de verdiencapaciteit feilloos. Horeca kan helpen om publiek langer vast te houden / daarmee de gemiddelde besteding van publiek op te hogen / en dus meer te verdienen aan bezoekers. Dankzij horeca hoeft bovendien niet zo veel verdiend te worden aan kunst; men verdient aan ‘alles in één’, en bovendien op momenten buiten de ‘draai -uren’ om. Tot slot versterkt horeca de cultuursector ook omdat zij betekenisvolle ontmoetingen 53 kan katalyseren. Vanuit die gedachte is zij in staat om de creatieve industrie bijeen br engen en inhoudelijk dialoog op gang te helpen, om zodoende vooruitgang te creëren. In die hoedanigheid weet zij offline netwerkmomenten te faciliteren. In een digitaal tijdperk waarin de arbeidsmarkt verschraalde / de ‘vijver’ aan opdrachten verkleinde / en de toestroom aan zelfstandigen vergrootte –allen als gevolg van de financiële crisis –, wonnen de via via-kanalen, en daarmee het netwerk, aan betekenis. Initiatieven als Social Dinners, netwerkborrels en Open Coffees tonen aan hoe horeca in staat stelt om het netwerk te verpersoonlijken en uit te breiden via spontane, verrassende ontmoetingen , op een aantrekkelijke manier, binnen informele setting. Horeca bevordert de sociale interactie bovendien doordat zij in staat is een losse sfeer neer te zetten. Dat maakt horeca een interessant instrument voor het betekenisvol bijeenbrengen van de creatieve industrie. Dit te meer omdat horeca hiermee voorziet in behoeftes van creatieven. Creatieven voelen zich aangetrokken tot plekken waar uitwisseling van kennis / kunde / en inspiratie, als ook clustervorming met gelijkgestemden mogelijk is. Horeca voorziet hierin middels initiatieven zoals netwerkborrels, en levert zodoende een betekenisvolle aanvulling op de infrastructuur voor de creatieve industrie . Dat doet zij in het bijzonder ook door een belangrijke schakel te vervullen in werkplekken die aantrekkelijk worden gevonden door creatieven. Aantrekkingskracht daarbij is een formule die aansluit op het arbeidsethos dat de creatieve –over het algemeen genomen– kent, met hard werken als doel, gecombineerd met een hedonistische levensstijl, met genot als doel. Werkplekken met een horeca -element –van Coffee Companies tot flexwerkplekken met horecavoorziening– sluiten daar naadloos op aan. De mate waarin de factor horeca bijdraagt aan de populariteit van de trend flexwerken –werken op flexibele werkplekken, waar kantoorruimte gedeeld wordt met andere werkers –, onderschrijft de versterkende kracht die horeca kan bieden: de grote aantrekkingskracht van het flexwerken is de ontmoeting met andere flexwerkers. Horeca treedt daarbij op als belangrijk instrument dat die ontmoeting katalyseert. Al met al wordt geconcludeerd dat horeca vanuit verschillende perspectieven een interessant / kansrijk / en potentieel ‘instrument’ is dat kan bijdragen aan de realisatie van een sterke(re) creatieve sector. Desondanks moeten enkele nuanceringen gemaakt worden. In haar functie als verdienmodel is horeca niet capabel om alle cultu urbezuinigingen op te vangen, om als zodanig de enige uitkomst te bieden om een cultuurinstelling financieel gezond te maken. Zij tekent slechts een kans op om een bijdragen te leveren. Dat geldt ook voor haar functie als katalysator van ontmoetingen tussen creatieven: louter horecavoorziening aanbieden betekent nog niet dat mensen onderling met elkaar in contact komen; passende horeca gerelateerde concepten zijn gewenst die daarmee betekenis geven aan het horeca54 element. De nuanceringen maken duidelijk dat horeca wél betekenisvolle zaken kan verrichten voor de creatieve industrie, maar dat niet als autonome, maar als aanvullende , ondersteunende factor. 7.1 | Wrap-up Op naar een korte ‘wrap-up’ die het onderzochte relevant maakt voor nieuwe initiatieven in de cultuursector. Horeca-eigen factoren doen het goed vanwege een klantgerichte opstelling / de potentie om bij te dragen aan een intieme, informele en ‘losse’ setting / servicegerichtheid / letterlijke & figuurlijke ruimtevoorziening voor sociale interactie en ontmoeting tussen bekenden en onbekenden, gelijkgestemden en niet gelijkges temden en makers en niet-makers. Daarin liggen interessante aanknopingspunten verscholen die de sector op velerlei mogelijkheden kan versterken. Dat maakt dit eerste onderzoeksdeel doen afsluiten met de uitdagende uitspraak dat een dag zonder koffie een dag niet geleefd is. Koffie, en breder ook: horeca, biedt immers kansen die de creatieve sector levensvatbaar kunnen houden. In navolging van Darwins citaat “It’s not the strongest of the species that survives, nor the most intelligent, but the one most responsive to change” 120, doet de creatieve sector er daarom verstandig aan hoe om te kijken hoe zij de factor horeca kan inpassen. De koffie loopt… 7.2 | Vervolgonderzoek Tot slot geeft dit onderzoek een aantal aanzetten voor vervolgonderzoek. De tak die ik persoonlijk erg interessant vind, is de financiële component. Uitdieping van het verdienmodel is weliswaar minder geesteswetenschappelijk van aard, maar wel zeer relevant voor het huidige cultuurdomein. Welke verdienformule is ideaal, denkende aan een cultuurinstelling die van doen heeft met een externe horeca -uitbater? En welke juridische formules passen daarbij? Een ander element dat ik graag zou onderzoeken, is of het bezoekersaantal van culturele instellingen daadwerkelijke toeneemt door horeca gerelateerde initiatieven. In het bijzonder ben ik nieuwsgierig naar de duurzaamheid van het resultaat van initiatieven voor het zakenleven, georganiseerd op culturele plekken – bijvoorbeeld cultuurlunches voor het zakenleven op toneel. Is horeca in staat het zakenleven duurzaam te ‘lijmen’ aan het 120 Charles Darwin, The origin of species , 1859. 55 cultuurdomein, ook als de zakenlieden weer op ‘eigen voet’ staan? Met andere woorden: Neemt bezoekersaantal daadwerkelijk toe door dergelijke initiateven, en zijn ze daarom écht interessant? IV Case-study: Open Coffee Dit tweede deel van het onderzoek bestaat uit een case-study. De ‘zaak’ die wordt onderzocht is Open Coffee; de maandelijkse netwerkkoffie en inmiddels verworden –inter-nationale ‘hit’. Als horeca gerelateerd initiatief dat mensen bijeen brengt, borduurt de case voort op met name de hoofdstukken 2 en 6 uit deel 1 van deze thesis. Daarin werden de functie van horeca als katalysator van ontmoetingen & de cultureel-maatschappelijke context 56 uitgelicht. Gebaseerd op dat onderzoeksresultaat neemt deze case-study aan dat Open Coffee versterkend kan werken voor de creatieve industrie. De vraag die daarmee centraal staat, is: Wat maakt Open Coffee een interessant concept dat versterkend werkt voor de creatieve industrie? Het fenomeen wordt ‘ontleed’, om te kijken welke factoren het concept relevant maken. Uit welke ‘ingrediënten’ bestaat een Open Coffee? En wat drijft deelnemers om deel te nemen? Daarbij probeert de case-study nadrukkelijk ook inzichtelijk te maken wat van Open Coffee geleerd kan worden voor andersoortige initiatieven die de creatieve industrie kunnen versterken. De case presenteert een interpretatief onderzoek. Om het concept te doorgronden, is gesproken met deelnemers / nietdeelnemers / en organisatoren van Open Coffees, als ook met ‘deskundigen’ op het gebied van ondernemen en netwerken. Geprobeerd is om hun visies te ‘vangen’ in een case die de krachten en kansen van Open Coffee inzichtelijk als ook vertaalbaar maakt voor andere initiatieven. 57 °1 | Case-study: Open Coffee °1.1 | Open Coffee Dat is kort geschetst wat het Open Coffee concept inhoudt. Ontstaan in Londen, opgericht door Saul Klein –één van de initiators van Skype–, ontstond het concept vanuit een behoefte onder ondernemers. Klein signaleerde een trend waarin ondernemers bijna alleen nog maar met elkaar communiceerden via nieuwe mediakanalen, waardoor het verlangen groeide aan ontmoetingen in de ‘offline wereld’. Om de ondernemers elkaar in de analo ge wereld bijeen te brengen om zo de condities voor ondernemerschap te verbeteren, initieerde Klein een toegankelijke, informele koffiebijeenkomst. Aanvankelijk ontworpen voor alleen internetondernemers, developers en investeerders, groeide het idee uit to t het Open Coffee concept, openbaar toegankelijk voor ondernemers met wat voor achtergrond dan ook. 121 http://www.vu.nl/nl/over -de-vu/vu-campusontwikkeling/actueel/nieuwsberichten -2011/opencoffee-zuidas.asp 121 58 Open Coffee werd opgepikt door verschillende mensen en binnen korte tijd verspreidde het concept zich wereldwijd; in 87 landen op de wereld worden Open C offees gegeven. In 2007 waaide het concept over naar Amsterdam. Vlug daarna werd het een landelijk fenomeen. Momenteel bestaan er meer dan 200 Nederlandse Open Coffees; gelocaliseerd in grootstedelijke gebieden maar ook in kleine dorpjes. Deelname is gratis, de enige kosten die je betaalt, zijn eigen geconsumeerde kopjes koffie die ter plaatse, persoonlijk aan de bar worden afgerekend. 122 °1.1.1 | Open? Ann Vansaene, organisator Open Coffee Leuven: “Op een Open Coffee hangt een open sfeer. Geen nonsens, geen addertjes, gewoon goede koffie en ontspannen netwerktijd.” 123 Open Coffee heet niet voor niets Open Coffee. Het woord ‘open’ duidt de filosofie van de koffiebijeenkomst. “De bijeenkomst is open toegankelijk. De deuren staan letterlijk ‘open’. Iedereen is welkom, het is openbaar”, zo noemt Stijn Zeeman, initiatiefnemer van Open Coffee Breda. 124 Het woord ‘open’ lijkt daarnaast ook aan de hand van andere eigenschappen te verklaren. Naast dat er een ‘open’, informele, toegankelijke sfeer hangt, is de Coffee ook een bijeenkomst zonder voorwaarden, zonder regels: het concept is –tot op zekere hoogte– open. Het wezen van het concept is dat er een plaats gecreëerd wordt waar creatievelingen en ondernemers elkaar kunnen ontmoeten , maar hoe de Open Coffee exact wordt ingevuld, lijkt de organisatie vrij te staan. Om onder de noemer ‘Open Coffee’ een netwerkkoffie te initiëren, hoef je niet aan bepaalde reglementen te voldoen. 125 Dat maakt het ernaar dat het concept op verschillende plekken verschillende invulling kent. Hoewel de ‘core business’ overeenkomstig is –namelijk: maken dat deelnemers er op een vrije manier op los kunnen netwerken, bijgestaan door een kopje koffie – verschilt de exacte uitvoering en daarmee de identiteit van verschillende Open Coffees. Zo voert de ene Open Coffee het plakkaat ‘open’ consequenter door dan de andere. Dat maakt, ter voo rbeeld, dat batches en centraal gestelde gespreksonderwerpen zoals ‘social media’ en ‘het businessplan’ omstreden onderwerpen zijn voor organisatoren van Open Coffees. Dit lijkt alles te maken te 122 123 124 125 http://www.youngstartup.nl/item/detail/koffie -drinken-met-young-startup/ Vansaene 2012: pagina interview? Nijs 2009. Pieké 2012: pagina interview? 59 hebben met de mate waarin de organisatie –inhoudelijke– input wil aanleveren. Een organisatie die een topic centraal stelt / met pitches werkt / of deelnemers batches uitreikt waarop hun functie genoteerd staat, geven meer ‘sturing’ aan de Open Coffee en maken hem daarmee minder open dan Open Coffees die zich beper ken tot het faciliteren van de koffie / de plek / en de mogelijkheid tot ongestoord kunnen netwerken. Interessant is het om in te zoomen op een praktijkvoorbeeld en te kijken naar de tegenstelling die hieromtrent bestaat tussen Open Coffee Tilburg en Open Coffee Oistwerijk. Waar Jet de Waag –organisator Open Coffee Oisterwijk– nadrukkelijk wél graag topics centraal stelt die leidraad zijn voor gespreksonderwerpen, laat Open Coffee Tilburg die bewust achterwegen. Jet de Waag – Organisator Open Coffee Oisterwijk: “Dergelijke input maken dat de netwerksessie niet afzakt naar een ‘kantinebijeenkomst’, maar ook daadwerkelijk ergens over gaat. Mensen krijgen zo de kans om heel snel tot de inhoud te komen, zonder dat een lange aanloop nodig is.” 126 Meer autonomie aan hun deelnemers geeft de organisatie van Open Coffee Tilburg. Daar komen de batches er bewust niet in, noemt Maarten Pieké: Maarten Pieké – Organisator Open Coffee Tilburg: “Op Open Coffees waar dat wél gebruikelijk is, zie je dat diverse mensen gericht gaan jagen: je ziet ze enkel turen naar de batches om er precies die mensen tussenuit te pikken die ze willen hebben. Zo’n sfeer willen wij niet. Het moet nadrukkelijk open blijven.” 127 Kernachtig en op één lijn met Pieké, verwoo rd Vansaene haar visie: Ann Vansaene – Organisator Open Coffee Leuven: “Less is more. De simpelheid en complete eigen invulling van deelnemers, maakt de kracht van Open Coffees. Dat mensen strategisch te werk gaan op zo’n bijeenkomst, houd je toch niet tegen. Maar je moet niet gaan stimuleren dat mensen met een tunnelvisie gaan rondlopen en alleen dát zien wat ze wíllen zien.” 128 126 127 128 De Waag 2012: pagina interview? Pieké 2012: pagina interview? Vansaene 2012: pagina interview? 60 De discussie over de ‘openheid’ van Open Coffee kreeg een grote impuls door het initiatief van Open Coffee Nederland, geïnitieerd door Maikel Kok. Door een grote range aan samengespannen Open Coffees in Nederland –waaronder ook de Open Coffees Tilburg en Oisterwijk– werd hij ervan beticht het Open Coffee-concept te kapen om het om te vormen tot een commercieel netwerk. Zijn idee was om onder de vlag ‘Open Coffee Nederland’ één Open Coffee organisatie te maken, met betaald lidmaatschap voor de leden. Grote sponsoren als Douwe Egberts moesten het concept verdienstelijk maken voor de organisatie. Ambitie van Kok was, volgens zijn tegenstanders, om het open concept nadrukkelijk tot een commercieel model te maken. Lokale Open Coffees stemden daar massaal tegen. Collectief werd opgeroepen om vast te houden aan het ‘authentieke’ O pen Coffee-idee zoals Saul Klein dit bedoeld heeft. 129 Dat levert organisatoren financieel niets op, maar blijft iedereen het voordeel leveren van ruime mogelijkheden om het eigen netwerk te verbreden. 130 Of zoals Adrie den Hertog, frequent deelnemer van diverse Open Coffees noemt: Adrie den Hertog – Organisator Open Coffee Alphen: “Wat voor mij cruciaal is dat de term Open Coffee niet gebruikt kan worden voor een Businessclub met betalende leden. Dat is een formule met een gesloten netwerk. Geen Open Coffee dus.” 131 Tot slot wordt gekomen tot een laatste interpretatie van ‘open’ in Open Coffee. Open mag hier opgevat worden als ‘openbreken’. Wat het concept biedt is namelijk niet alleen ‘louter’ een mogelijkheid om te netwerken, maar ook een grote steun in de rug voor iedereen die niet weet wanneer en waar te netwerken. Barricades die zij hebben ten opzichte van netwerken, breekt Open Coffee open, maakt Jeroen Kleinhuizen duidelijk: Jeroen Kleinhuizen – Founder SpringwrQ en voormalig Open Coffeedeelnemer: “Ongeveer 90% van de mensen weet niet hoe hij moet netwerken en wanneer. Omdat het percentage ‘unknowers’ zo hoog is, werkt een initiatief zoals Open Coffee heel goed, omdat dat het netwerken faciliteert. Die 10% ondernemers die effectief netwerken in de vingers hebben, hebben deze initiatieven van bovenaf niet nodig, maar het gros van de mensen hebben dat wél nodig: het baant een weg voor ze vrij.” 132 129 130 131 132 Opencoffeealphen.nl/2011/11/11/opencoffee -blijft-in-zijn-huidige-vorm-bestaan. Braat 2012: pagina interview? Opencoffeealphen.nl/2011/11/11/opencoffee -blijft-in-zijn-huidige-vorm-bestaan. Kleinhuizen 2012: pagina intervie w? 61 Voordat wordt ingezoomed op wie de Open Coffee-deelnemer is, wat zijn behoefte is en welk inzicht dat oplevert over versterking van de creatieve industrie, wordt kort ingezoomed op twee laatste factoren die het Open Coffee fenomeen nog wat verduidelijken: enerzijds de digitale component van de offline Coffees, en anderzijds een voorwaardelijk element dat maakt dat Open Coffee vitaal en ‘vers’ blijft. °1.1.2 | ‘Verse’ koffie? Maarten Pieké – Organisator Open Coffee Tilburg “Het is belangrijk om een Open Coffee fris te houden; er voor te zorgen dat het niet íedere maand dezelfde bijeenkomst wordt. Dat neemt de zin weg bij potentiële deelnemers om er bij te zijn.” 133 Wat houdt Open Coffee iedere maand ‘vers’? Bovenal goede voorziening van het ‘hoofdingrediënt’ van een Open Coffee, namelijk: nieuwe connecties voor deelnemers. De ‘core business’ nieuwe mensen ontmoeten, maakt nieuwe aanwas in de vorm van nieuwe mensen –of ook genoemd: ‘verse adem’ 134– voor een succesvolle Open Coffee -reeks tenslotte noodzakelijk. Hoe belangrijk dat is voor een blijvend succesvolle netwerkkoffie, maakt Allan Rijken duidelijk: Allan Rijken – Voormalig deelnemer Open Coffee Maastricht: “De Open Coffees schoten op een gegeven moment hun doel voorbij: er kwamen geen nieuwe mensen meer, maar er circuleerde altijd rondom hetzelfde netwerkje met altijd dezelfde gezichten. Dat neemt weg wat een Open Coffee voor mij en velen anderen is, namelijk een plek waar je nieuwe mensen leert kennen waar je op zakelijk gebied iets mee kunt.” 135 Dat maakt de voorzichtige hypothese op dat Open Coffees in grootstedelijke gebieden beter werken, gezien daar een grotere pool aan ondernemers is die nieuwe ‘voeding’ kunnen zijn voor een Open Coffee. Een Open Coffee kan daarnaast ook fris gehouden worden door de eerder aangekaarte topics die telkens voor een bepaald –en dus wisselend– inhoudelijk gesprek moeten zorgen. 133 134 135 Pieké 2012: Pagina interview? Braak 2012: Pagina interview? Rijken 2012: Pagina interview? 62 Iets nieuws is hetgeen wat Open Coffee Tilburg momenteel onderzoekt: naast dat zij maandelijks een ander live muziek element hebben –verzorgd door bijvoorbeeld studenten van de Rockacademie–, wordt nu bekeken hoe een theatergezelschap mogelijk een rol kan vervullen als initiators van een ‘flashmob’: een korts tondige, ludieke, theatrale actie waarin uitvoerders van de flashmob uit het niets oppoppen om de lopende gang van zaken kort te onderbreken, en snel weer weg te wezen. Pieké wijst er echter op dat bij dergelijke ideeën altijd goed bekeken moet worden hoe zij kunnen worden ingepast in de ideale formule van én ‘verfrissen’ én de ‘core business’ van Open Coffee niet te veel te onderbreken. 136 Dat maakt dat wellicht de kritische notitie geplaatst kan worden of een flashmob wel een goed ‘instrument’ is voor een Open Coffee, daar waar het tot doel heeft om de lopende gang van zaken te verstoren. Suzanne Romée – Deelnemer Open Coffee Amsterdam “Tussentijdse randprogrammering? Nee, dat hoeft van mij niet: gewoon koffie en goede gesprekken; daar wil ik liever tussentijds niet in gestoord worden, omdat het een boeiend gesprek is als het goed is!” 137 °1.1.3 | Digital Coffee? Belangrijk voor het bestaan van de offline Open Coffee, zijn de online varianten: landelijk via de website OpenCoffeeClub.nl, en gespecificeerd per Open Coffee op LinkedIn. Als virtuele ‘coffee community’ brengen zij niet alleen in kaart waar welke Open Coffee geserveerd wordt en wie –indien zij zich aanmeldden– er aanwezig zullen zijn / wat voor expertise zij hebben / en aan welke Open Coffee ze eerder deelnamen; het zijn bij uitstek ook informele ondernemersnetwerken en sich. Via ‘Coffee Groups’ –zowel op LinkedIn als op de OpenCoffeeClub– vinden clusteringen plaats tussen mensen die elkaar eerder ontmoetten op een Open Coffee, en elkaar en elkaars aanwezigheid op andere Coffees collectief willen volgen. Dat maakt deze digitale Open Coffee varianten één groot digitaal platform voor netwerkverbreding, netwerkbestendiging, transparantie en een ‘open source’ aan informatie over hoe / wat / en met wie. Interessant is dat met het hele bestaan van de digitale Open Coffee -infrastructuur op een paradox gewezen kan worden. Enerzijds is het Open Coffee fenomeen ontstaan als reactie op en –voorzichtig geformuleerd:– een tekortkoming van de online communic atievormen en 136 137 Pieké 2012: pagina interview? Romée 2012: pagina interview? 63 digitale netwerkuitbreiding. Men voelden behoefte aan analoge communicatie. Anderzijds tonen de OpenCoffee Club en de vele lokale OpenCoffee LinkedIn Groups aan dat het fenomeen nadrukkelijk niet bestaat zonder online kanalen. Dat benadrukt d at het Open Coffee fenomeen vooral moet worden begrepen als aanvulling op de virtuele communicatiestromen en het online netwerken. Daarbij moet ook worden gewezen op de mogelijkheid om de online en de offline variant toch los te willen denken: digitale aan melding is niet verplicht; het staat vrij om zo maar binnen te lopen bij een Open Coffee. °1.2 | De ‘Coffee-drinker’ Wie zijn de ‘Coffee-drinkers’? Met andere woorden: wat typeert de mensen die deelnemen aan Open Coffee? Wat drijft ze om deel te nemen? Inzicht hierin levert inzicht op in de behoeftes die er spelen onder de deelnemers ervan en de ‘pool’ waarvandaan zij ko men. Geprobeerd wordt om in het bijzonder tot de creatieve industrie gericht te blijven, maar beseft moet worden dat de deelnemers van Open Coffee niet alleen afkomstig zijn uit de creatieve industrie, maar uit zeer diverse sectoren. °1.2.1 | Profiel? Omdat Open Coffee een concept openbaar is voor iedereen, is er geen éénduidig / strak profiel op te maken van ‘dé Open Coffee -deelnemer’. Wél kunnen een aantal overeenkomstige punten genoemd worden die over het algemeen typerend zijn voor bezoekers van Open Coffees. Eigen aan de Open Coffee-deelnemer is dat hij 138 of zij open staat voor het maken van nieuwe contacten. De ‘Coffee-drinker’ heeft een open vizier, is sociaal en helpt zowel zichzelf als anderen verder door het sluiten van strategische allianties o f samenwerkingsverbanden. Hij gelooft in de gedachte ‘samen staan we sterker’ en bundelt als gevolg daarvan graag krachten met mensen in wie hij zelf zakelijk voordeel ziet, of met mensen wie hij op zakelijk gebied voordeel wil geven. Hij gelooft ook in de gedachte ‘samen komen we verder’ en brainstormt als gevolg daarvan graag samen / deelt gedachtes / en zijn netwerk. Hij is bereid nieuwe stappen te zetten om er zakelijk op vooruit te gaan, hij wordt graag geïnspireerd door goede ideeën van anderen en is over het algemeen een ondernemend type, of wil die eigenschap meer 138 Overal waar in het vervolg ‘hij’ wordt vermeld, wordt bedoeld: hij of zij. 64 uitbouwen. De deelnemer van Open Coffee is digitaal georiënteerd, maar hecht ook veel waarden aan ontmoetingen in vlees en bloed, omdat die meer persoonlijke, spontane en verrassende ontmoetingen mogelijk maakt, dan connecties die via het web worden opgedaan. Eigen aan de Open Coffee bezoeker is ook dat zij het uitbouwen van hun netwerk als zeer relevant ervaren. 139 Hoewel de Open Coffee-bezoeker in principe iedereen kan zijn, werkt het meren deel voor zichzelf. Dat heeft te maken met het tijdstip van de Open Coffee: mensen in loondienst kunnen minder eenvoudig hun ochtend tot elf uur vrij plannen dan dat zelfstandigen dat kunnen. Daarbij wil de baas van de Open Coffee -deelnemer vaak een ‘bewijs’ dat de niet op het kantoor doorgebrachte ochtenduren goed besteed zijn 140. Maar nu de ‘winst’ door Open Coffee zich veel indirecter dan direct uitbetaalt –“naar een Open Coffee moet je niet toegaan om direct de klus van je leven in de wacht te slepen, maar om de mensen te ontmoeten die je ooit in je leven misschien aan de klus van je leven helpen”, noemt fervent Open Coffee bezoeker Heiko Conze 141–, ligt dat lastig. Daarnaast voelt de zelfstandige over het algemeen meer noodzaak om een Open Coffee te bezoeken dan de niet-zelfstandige, omdat het netwerk voor de zelfstandige over het algemeen belangrijker is dan de genen in loondienst: de laatste categorie is tóch wel voorzien van werk; voor de zelfstandige kan het hebben van een breed netwerk wezenlijk verschil uitmaken of ze klussen hebben of niet. 142 Welk ‘vlees er exacter in de kuip is’ tijdens een Open Coffee, verschilt sterk welke Coffee het betreft / op welke locatie / door welke organisatie georganiseerd. Die context is mede bepalend voor welke mensen er op afkomen. Zo bestaat de ‘populatie’ van de Open Coffees op de Zuid As overwegend uit business mensen, Open Coffees te Pakhuis de Zwijger overwegend uit mensen uit de creatieve industrie, en de Open Coffees te De Balie uit een allegaartje van ondernemers. Overeenkomstig is dat de Coffee-drinker over het algemeen afkomstig is uit een kleine onderneming, niet uit een bedrijfsketen of ander grootschalig bedrijf. 143 Over hoe transparant de pool van aanwezigen vooraf moet zijn voor de Coffee -drinker, De inzichten die in deze paragraaf worden gepresenteerd, zijn gebaseerd op de mensen met wie is gesproken –opgenomen in Bijlage /// ‘Hoofdcitaten interviews’ en op basis van eigen observaties tijdens twee Open Coffees Amsterdam / Open Coffee Antwerpen / en Open Coffee Pakhuis de Zwijger. 140 Pieké 2012: pagina interview? 141 Conze 2012: pagina interview? 142 Vansaene 2012: pagina interview? 143 Braak 2012: pagina interview? 139 65 bestaat geen eensgezingheid. Waar Jeroen Kleinhuizen – founder SpringwrQ– noemt dat hij van te voren wil weten wie waar mee bezig is, om op basis daarvan af te stemmen of ik gaat of niet, 144 noemen anderen juist weer graag af te komen op een Open Coffee omdat ze volledig verrast willen worden wie ze zullen treffen. 145 °1.2.2 | Coffee-drinkers ♥ Open Coffee: waarom? Wat maakt Open Coffee tot een ‘succesnummer’ voor zijn deelnemers? Met andere woorden: wat is de aantrekkingskracht van de netwerkkoffie, in het bijzonder voor creatieve ondernemers? Opvallend is dat hierover grote eensgezindheid bestaat: Open Coffees zijn zinvol omdat je nieuwe mensen ontmoet die je kunnen inspireren en je verder kunnen hel pen. Met ‘nieuwe mensen’ worden zowel gelijkgestemden als potentiële opdrachtgevers en samenwerkingspartners bedoeld. De nieuwe mensen verfrissen je blik en vergroten je kansen om via de ‘via via-kanalen’ aan –interessante– opdrachten of vacatures te komen. Juist in deze tijd, waarin de ‘pool’ van opdrachten kleiner is dan voorheen en zelfstandigen uit de creatieve industrie misschien wel in het bijzonder treft, werkt het versterkend een breed netwerk te hebben. Lucie Lausin – Zelfstandig grafisch designer en deelnemer Open Coffee Amsterdam “Via via kom je het makkelijkst aan klussen. Dan kennen ze je persoonlijkheid en je kwaliteiten. Ze zien meer dan alleen een sollicitatiebrief. Vooral nu, nu heel veel creatieve zelfstandigen op zoek zijn naar een baan, is het belangrijk mensen te kennen je netwerk uit te breiden.” 146 Dit maakt duidelijk dat Open Coffee vooral aantrekt omdat het aansluit bij de huidige tijdsgeest. Het concept doet dat bovendien door naadloos aan te sluiten bij de trend waarin dingen bij voorkeur efficiënt zijn, als ook een ‘pret -factor’ hebben. Tijdens een Open Coffee werk je tenslotte aan uitbreiding van je netwerk en aan ontspanning ineen. Het tijdstip maakt dat het eenvoudig kan worden ingepast in drukke agenda’s, het kosteloos én de dag is 144 145 146 Kleinhuizen 2012: pagina interview? Lausin 2012: pagina interview? Lausin 2012: pagina interview? 66 inspirerend begonnen. 147 Dat Open Coffee vaak als leuk wordt ervaren, blijkt ook uit Heiko Conzes argumentatie waarom hij aanwezig is: Heiko Conze – Zelfstandig ondernemer en frequent deelnemer Open Coffees: “Ik ben hier voor de gezelligheid!” 148 Een ander element dat een Open Coffee aantrekkelijk maakt voor een Coffee -drinker, is het feit dat tijdens netwerkgesprekken feedback wordt gekregen op de eigen input van het gesprek: weet je je ‘business’ concreet en compact te verwoorden? / Wat vindt die and er ervan? / Heeft hij misschien aanvullende ideeën? / etc. Door die signalen op te pikken kun je je eigen plannen immers ook aanscherpen. 149 Gekeken naar zaken die Open Coffee tot een succes maken, kan daarnaast een laatste – niet onbelangrijk– element worden toevoegt: goede koffie. Niet voorwaardelijk omdat het de verbindende factor is –dat zou slappe koffie ten slotte ook zijn –, maar omdat: Allan Rijken – Voormalig deelnemer Open Coffee Maastricht & koffie-expert “De koffie als ‘instrument’ van zo’n bijeenkomst een standaard aangeeft: namelijk een standaard van kwaliteit. Open Coffees moeten niet afzakken naar bijeenkomsten met koffieautomaatkoffie: dat is niet aantrekkelijk. Daar kom je als drukke ondernemer niet op af. Je wenst kwaliteit, want het is menens wat je staat te doen.” 150 °1.2.3 | Not my cup of tea Tot slot is het boeiend om te kijken waarom Open Coffee niet volledig ‘the cup of tea’ is van enkele ondervraagde Coffee-drinkers en niet-Coffee drinkers. Waar zit hem dat in? Een oncomfortabel gevoel bij het aanknopen van gesprekken met onbekenden, zeggen de ondervraagden. Gebrek aan zelfzekerheid en durf om zo maar af te stappen op mensen of – 147 148 149 150 Menke 2012: pagina interview? Conze 2012: pagina interview? Kramer 2012: pagina interview? Rijken 2012: Pagina interview? 67 “ nog enger: ” 151– in te breken op gesprekken van anderen, lijken daarmee de hoofdzaak waarom een Open Coffee ze niet aanspreekt. De onderliggende gedachte –het netwerk eigen netwerk uitbreiden en daarmee zowel de eigen kansen als de kansen voor een ander uit te breiden –spreekt hen daarentegen wél aan. Daarmee kan worden gewezen op een paradox: het één heeft het ander immers nodig. In het oog vallend is dat degenen die met deze tegenstelling kampen, allen starters zijn, of nog studeren. Mogelijk is hun standpunt daarom te verklaren dat zij nog niet eigen zijn in de wereld van het netwerken. 152 °1.3 | Koffiedik kijken Nu het Open Coffee-fenomeen in kaart is gebracht, is het boeiend een blik te werpen op de toekomst ervan. Welke ontwikkelingen zal Open Coffee doorstaan als de economie weer aantrekt en ondernemers elkaar minder nodig zullen hebben? Of wat is de positie va n Open Coffee binnen een korter tijdspad: 5 a 10 jaar? Is dan aan populariteit ingeleverd, of nam de betekenis enkel toe? Hoe de toekomst van Open Coffee eruit zal zien, moet natuurlijk de tijd gaan uitwijzen. Toch is het interessant kort de aandacht te fo cussen op toekomstverwachtingen, omdat dat mogelijk interessante aanknopingspunten vormt voor andere initiatieven die hierop kunnen anticiperen. Juul Braak – Organisatie Open Coffee Den Bosch “Ik denk dat Open Coffee over 5 a 10 jaar een nog belangrijkere functie voor ondernemers heeft gekregen. Waar nu veelal kleine ondernemers de bezoekers zijn, zal het dan ook doorgedrongen zijn bij de grotere ondernemers. Aan de kern van de Open Coffee Den Bosch verandert in ieder geval niets. De nevenactiviteiten zullen echter groter worden; als groot collectief –nog meerbergen te verzetten. Wij hebben namelijk het idee dat wij nog veel meer kunnen betekenen.” 153 Interessant is dat dit ‘uitbouwen’ van het concept door middel van nevenactiviteiten / randprogrammering bij meer organisaties speelt –Open Coffee Tilburg noemt ze: ‘Special Coffees’–. Kennelijk biedt het concept van Open Coffee diverse ingangen voor dergelijke initiatieven. Dat is verklaarbaar: Open Coffee brengt een pool van mensen bijeen, die over expertise / een ondernemende geest / en welwillendheid beschikken om inhoudelijk te zijn en 151 152 153 Latei 2012: Pagina interview? Compilatie van alle ondervraagde kunstacademiestudenten en kunstenaar. 2012: Pagina-interview? Braak 2012: pagina interview? 68 samen verder te komen. Daarbij tekenen ondernemers en in het bijzonder creatief ondernemers zich af als ‘stuwers van innovatie’ en ‘voorhoedespelers’ van de creatieve industrie. 154 In die hoedanigheid is het een potentiële groep voor inhoudelijke nevenactiviteiten en het ‘verzetten van bergen’ door de handen nadrukkelijker in één te slaan en als groep een bepaalde zaak aan te grijpen. De vraag die echter wel gesteld kan word en, is in hoeverre uitbouwing naar een web van koffiemomenten dat vervlochten is met nevenactiviteiten nog past bij Open Coffee zoals deze destijds geïnitieerd werd door Saul Klein. Het idee van ‘less is more’, eerder in deze thesis genoemd door Ann Vansaene lijkt in dat geval ieder geval niet meer van toepassing. Ann Vansaene –organisator Open Coffee Leuven: “Ik denk dat Open Coffee op de manier waarop het nu bestaat over een aantal jaar weer uit raakt. Zo gaat dat; het is waarschijnlijk een trend die nu erg goed past bij de huidige maatschappij. Maar als de omstandigheden veranderen, zal ook de behoefte aan zo’n initiatief veranderen. Wie zal het zeggen? Wél denk ik dat ‘succesfactoren’ van Open Coffee, zoals het openlijk en vrij bij elkaar brengen van allerhande mensen op een toegankelijke manier, zullen blijven bekleven. Ik zou het waarderen als dat op zo’n vrije, open manier blijft voortbestaan.” 155 Dat de toekomstige koers van Open Coffee in ieder geval niet als vanzelfsprekend commercieel zal worden, toont de collectieve afkeuring van het eerder aangehaalde initiatief van Maikel Kok aan –de nationale Open Coffee community met betaalde leden –. Dat betekent ook dat Open Coffee zich niet –logischerwijs– beweegt in de richting van een verdienmodel voor de organisatoren. Diverse afwijzingen van aanvragen die verschillende Open Coffees krijgen om tijdens hun Open Coffee plek te bieden aan bedrijven die een dienst of product presenteren, versterken die gedachte. Wat wél in de lijn der verwachting ligt, is dat het concept meer navolging zal krijgen. Het idee is populair / de organisatie minimaal / en succesvolle uitw erking blijkt eenvoudig behaald. Één van de navolgers van Open Coffee heeft inmiddels voet aan de grond gekregen in Breda en Tilburg: de Open Wine. Het concept komt grotendeels overeen met het concept van Open Coffee maar er is één cruciaal verschil; het t ijdstip: vrijdagmiddag. 154 155 Kuipers e.a. 2011: 5. Vansaene 2012: pagina interview? 69 Rogier van Bladel – initiatiefnemer van Open Wine Tilburg: “Open Wine is voor de minder vroege vogels die graag de werkweek goed afsluiten onder het genot van een glaasje wijn .” 156 Zoals het ‘hoofdingrediënt’ van de netwerkbijeenkomst, de wijn, al doet vermoeden, komt het initiatief amicaler, losser en minder zakelijk inhoudelijk over dan Open Coffee. Hoewel de aanprijzing van Open Wine rept over het ontmoeten van zakelijke relaties, wordt de ondernemer aangespoord om ook zijn ‘gezellige’ collega, vriend(in) of familielid mee te nemen, “want hoe meer ziel hoe meer vreugde” , zo communiceert Open Coffee Breda. 157 Of Open Coffee meer navolging zal krijgen, en hoe deze er dan inhoudelijk uit zal zien, zal de tijd uitwijzen. Open Coffee heeft een –voor alsnog– open einde. °1.4 | Behoeftes creatieve industrie? Om te concluderen waarom Open Coffee specifiek betekenisvol kan zijn voor de creatieve industrie, is het relevant kort het licht te schijnen op de behoeftes die leven in de creatieve industrie. Voor deze ‘mapping’ van behoeftes wordt teruggegrepen naar hoofdstuk 6.2 uit deel 1 van dit onderzoek, waar relevante zaken werden aangestipt die het arbeidsklimaat opmaken van de zelfstandige, als gevolg van recentelijke ontwikkelingen die het arbeidsklimaat beïnvloedden. De behoeftes vanuit het werkveld die hieruit voortkomen, komen grotendeels overeen met de behoeftes die leven binnen de creatieve industrie. Kort worden ze opnieuw genoemd om ze ‘fris’ te hebben voor de conclusie van dit deel. De verkleinde pool aan opdrachten en banen binnen de creatieve industrie, heeft er voor gezorgd dat de behoefte aan een stevig netwerk is toegenomen. Niet in de laatste plaats geldt dit voor creatieve start-ups, waarvan het aantal sterk is gestegen. De grote toename van het aantal starters heeft er bovendien voor gezorgd dat er een specifieke behoefte is aan overdracht van kennis & kunde door voorgangers: van elkaar kan immers veel geleerd worden. Bas van Berken –innovatie-adviseur Creatieve Industrie bij Syntens – versterkt dit inzicht met zijn constatering dat veel creatief ondernemers niet groeien of niet doen wat ze willen uit angst dat ze het niet kunnen. Dat maakt kennisuitwisseling nog meer passend; vooral tussen allerhande mensen en tussen starter & ‘gevestigde’. Starters kunnen tenslotte leren van de 156 157 Van Bladel 2012. Bredameeting.nl/events/open-wine-breda 70 fouten die andere starters ze kunnen noemen, maar de kennis wordt nadrukkelijker verbreed door ervaring van ‘gevestigde’ ondernemers. De andere kant in werken starters als ‘nieuw bloed’ in de creatieve industrie vaak inspirerend en verfrissend voor de gevestigde orde. 158 Ook de behoefte aan cross–sectorale connecties is versterkt, omdat vakspecialisme omwille van de wensen van de klant steeds minder toereikend is geworden. Om kort de verduidelijkende woorden te herhalen van innovatieadviseur Bruni Hofman: “ Van architecten wordt verwacht dat ze snappen wat virtuele ruimtes zijn en van reclamemensen wordt gevraagd dat ze weten hoe je met mobiele telefoons sociale netwerken bestuurt ”. 159 Of zoals Vanya Alberts –zelfstandig fotografe– noemt: “ Je kunt als ondernemer van alle markten thuis zijn, als je netwerk van alle markten thuis is. ” 160 Daarnaast kan een korte aanvulling gemaakt worden op de levende behoeftes binnen de creatieve industrie. “Kenmerkend voor de creatieve industrie is het eeuwige optimisme” , noemt Van Berken namelijk. 161 Vertaald naar het type initiatief waaraan de creatieve ondernemer kennelijk ‘beh oefte’ heeft, is dat een initiatief die niet bij de pakken neerzit en om passiviteit, maar om activiteiten vraagt / op vooruit denken wijst / en nieuwe dingen mogelijk maken faciliteert. Daarbij passen initiatieven met een optimistische insteek en een goede, ontspannen sfeer. De noemer ‘behoefte’ wordt genoteerd tussen aanhalingstekens, omdat het eerder een niet uitgesproken, maar geïnterpreteerde –onbewuste– behoefte is. 158 159 160 161 Kuipers e.a. 2011: 25. Paragraaf is een samenvatting van paragraaf 6.2 : 36-37. Alberts 2012: pagina interview? Kuipers e.a. 2011: 25. 71 °2 | Conclusie Wat maakt Open Coffee een interessant concept dat versterkend werkt voor de creatieve industrie? Het antwoord daarop ligt omsloten in de essentie van wat Open Coffee is, namelijk: een mogelijkheid om in open setting je netwerk uit te breiden en te verpersoonlijken. Hoewel het concept niet alleen de creatieve industrie die nt, lijkt het op maat gesneden voor de huidige situatie van de creatieve industrie. Open Coffee sluit feilloos aan bij verschillende ontwikkelingen binnen de creatieve industrie die uitbreiding van het eigen netwerk meer dan ooit ervoren belangrijk maken. Te noemen zijn onder andere de krimp aan opdrachten / het toegenomen aantal creatieve start -ups / en toename van de noodzaak om van verschillende markten thuis te zijn. De toepasselijke kans die Open Coffee biedt is om niet alleen het eigen netwerk te vergroten, maar dat nadrukkelijk ook cross–sectoraal te doen. Open Coffee is een concept dat openbaar toegankelijk is voor allerhande ondernemers, met allerhande expertises. Daarmee brengt het zeer diverse groepen mensen bijeen die, vanwege de zakelijke instee k van de bijeenkomst –‘netwerken om je zakelijke netwerk uit te breiden’ –, vlug inhoudelijk zijn. Het feit dat deelnemers van Open Coffees over het algemeen open staan voor samenwerkingsverbanden –immers: waarom zoek je anders onbekenden op om mee te netwerken?–, maakt dat de mogelijkheden tot effectief netwerken open liggen, of althans: op een bordje geserveerd worden. Vooral voor creatieve start -ups –die vaak nog niet volledig vertrouwd zijn met het netwerken – kan Open Coffee daarom betekenisvol zijn. Open Coffee biedt daarnaast het voordeel dat het –gedeeltelijk– inzichtelijk maakt wie aanwezig zal zijn. Degene die specifiek op zoek is naar gelijkgestemden of naar mensen met een specifieke expertise, kan via digitale Coffee Groups op de LinkedIns van Op en Coffees bekijken wie aanwezig zal zijn. Paradoxaal daaraan biedt Open Coffee tegelijkertijd ook het voordeel dat het niet noodzakelijk is om je aan te melden als deelnemer. Juist de vrijheid die het concept biedt, spreekt de creatieve industrie aan. Vanuit haar functie als netwerkbijeenkomst trekt Open Coffee allerhande ondernemers aan die over het algemeen graag bereid zijn samen te brainstormen / kennis te delen / en vooruit te denken. Deze open sfeer sluit over het algemeen goed aan bij de ambitie / de creativiteit / en de focus van de creatieve industrie om vooruit te denken / te innoveren en krachten te bundelen om samen sterker te staan. De open, informele setting die Open Coffee door haar opzet creëert –geen regels en geen restrictie, alleen een r uimte, koffie en 72 deelnemers– komen dit alles tegemoet. Zodoende weet Open Coffee eenvoudig te inspireren en verfrissen. Dat doet ook de eigen creatieve denkprocessen ten goede. Samenvattend kan worden geconcludeerd dat Open Coffee met de genoemde eigenschappen aanhaakt op de noden en behoefte van de huidige creatieve industrie. Daarmee sluit het concept goed aan op de huidige tijdsgeest. Open Coffee is toegankelijk en het vraagt om een minimale tijds- en kosteninvestering –namelijk alleen het bedrag van je gedronken kopjes koffie–: het rendement weegt daar al vlug tegen op. 73 Einde 74 75 Literatuur Baane, Ruurd, Houtkamp, Patrik e.a., Het nieuwe werken ontrafeld – Over Bricks, Bytes & Behavior, Koninklijke Van Gorcum BV: Assen, 2011. Baker, Wayne, Netwerken – Over het waarderen, opbouwen en gebruiken van sociaal kapitaal. Amsterdam: Nieuwezijds, 2001. Beerda, Hendrik, ‘Merkkracht is de basis voor elk succesvol verdienmodel’, MMNieuws, (red: Menno Heling e.a.), nummer 3, 2011: 32. Bontekoning, A.C., Generaties in organisaties: Een onderzoek naar generatieverschillen en de effecten daarvan op de ontwikkeling van organisaties. Ridderkerk: Labyrinth Publications: 2007. Broek, Andries van den, ‘Het draagvlak van cultuur onder de bevolking’, Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2011, redactie: Teunis IJdens e.a., Utrecht: Fonds voor Cultuurparticipatie, 2011: 46Buitelaar, Wout, ‘Het nieuwe (net)werken: medezeggenschap unplugged ? ’, Handboek OR. Themanummer: Het interne netwerk van de OR (red: J. Heijink) Deventer: Kluwer, 2011. Creij, Gio van, ‘De kunst van het netwerken’, Bibliotheekblad, nummer 18, 9 september 2010: 20-22. Cultuur-Ondernemen, De man in de Kalverstraat, Schiedam: TDS, 2011. Dercon,Chris, ‘De toeschouwer wil participeren. Op zoek naar het publiek’, De Groene Amsterdammer, nummer 9, jaargang 136, 01-03-2012: 42-25. Dorp, Noortje van, ‘Kunstzinnig bakkie doen in Rotterdam’, Kaat – Kunst & economie in Rotterdam, nummer 5, januari-maart 2010: 26-33. Eeden, Rob van, Netwerken werkt, Uitgeverij Het Spectrum BV, Utrecht: 2004. Eijck, Koen van, Lara van Bree en Karin Derickx, ‘Op zoek naar de nieuwe bezoeker’, Jaarboek Actieve Cultuurparticipatie 2011, redactie: Teunis IJdens e.a., Utrecht: Fond s voor Cultuurparticipatie, 2011: 23-43. Faché, Willy, ‘Nu gaan we het beleven! Kunst en cultuur in de beleveniseconomie’, MMNieuws, (red.: Meno Heling e.a.) nummer 2, 2012: 32 -33. 76 Hagoort, Giep. Cultureel ondernemerschap – Over het onderzoek naar de vrijheid van kunst maken en de vrijheid van ondernemen. Diss. Universiteit Utrect 2007. Utrecht: Universiteit Utrecht/HKU: 2007. Hooven, Marcel ten, ‘Het Van Abbe is geen Efteling’, De Groene Amsterdammer, nummer 9, jaargang 136, 01-03-2012: 38-41. Florida, Richard, The rise of the creative class – and how it’s transforming work, leisure, community and everyday life, New York: Basic Books, 2002. Haegens, Coen, ‘De bioburgerij verovert Duitsland: Groen eten, groen stemmen’, De Groene Amsterdammer, jaargang 135, nummer 29-30, 21-07-2011: 40-45. Huirne, Neeltje, ‘Kunst of coctail? De rol van het genoegen in het Nederlandse kunstmuseum’, doctoraalscriptie Taal en Cultuurstudies, Universiteit Utrecht: november 2005. Hulsman, Bermard, ‘Ineens houdt de stad op – Het verhaal over het stadsleven’, NRC Handelsblad (red. Peter Vandermeersch e.a.) Rotterdam: NRC Media, 2012: 14 -15. Idema, Johan e.a., ‘Matchmaker tussen cultuur en publiek. De cultuurinstelling van de 21e eeuw’ (red. Johan Idema en Simon van den Berg) Am sterdam: Koers Kunst, september 2011. Jongenelen, Sandra. ‘Culturele industrie geen franje van de gewone industrie’. VandenEnde Foundation. 8 december 2005, 9 juni 2010. http://www.vandenendefoundation.org/pages/vavdenend e_02/halfjaarb.php?id=26&i_id=2 Klamer, Arjo en Olav Velthuis, ‘Cultureel ondernemerschap — wat is dat eigenlijk?’, NRC Handelsblad, categorie: Cultuur, 16-04-2000: 23. Kloosterhuis, H.J. en J.H.W. Bergevoet, ‘Geschiedenis en organisatie van de horeca ’, De commerciele gastheer Deel I. Zoetermeer: SVH, 1998: 1-18. Krautwurst, Fred, Afgedwongen toeval – en andere geheimen van succesvol netwerken, Uitgeverij van Schoueten & Nelissen, Zaltbommel: 2006. Kuipers, Annewies, Dirk Minne Vis en René Bastiaans, Waar gaat het eigenlijk over in de cre atieve sector? Amsterdam: Raddraaier, 2010. LA Group Leisure & Arts Consulting, ‘Waaromcultuur.nl – Versie 1.0’, Amsterdam, LA Groupe: 2010. 77 Leijten, Jorg, ‘Netwerken en flirten in het flexkantoor’ , NRC Handelsblad, 04-03-2012. Lokin, Danniëlle, ‘Creatie, realisatie, exploitatie: in balans of evenwicht? Wat musea kunnen leren van de vrijetijdsindustrie’, MMNieuws, red.: Menno Heling, e.a., nummer 1: 2012. Marlet, Gerard en Cees van Woerkens, ‘Grotere creatieve klasse, meer werkgelegenheidsgroei ’, PropertyNL Real Estate Research Quarterly (red. Paul Wessels e.a.) December 2004. Amsterdam: VOGON, 2004. Mommaas, Hans, ‘Trends in vrijetijdsindustrie en publiek’, Nederlandse Museumvereniging –Tussen nijlpaard en chimpansee: De toekomst van de Nederlandse musea, Amsterdam, 2002. Pine, Joseph Pine en James H. Gilmore, The Experience Economy, Harvard: Harvard Business School Press, 1999. Ploeg, Rick, van der. Een ondernemende cultuur. Cultuur als confrontatie. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, 1999. Rienstra, Ryclef. ‘Alles wat weerbaar is, is niet waardeloos’, Boekman 68. Kunst en commercie, jrg. 6, nr. 68 (2006): 6-15. Rijswijk, Sophie van, ‘Cultureel ondernemerschap – Een kwalitatief onderzoek naar de mate van cultureel ondernemerschap in de Stadsschouwburg Amsterdam’, Bachelor scriptie Algemene Cultuurwetenschappen, Begeleider: Karin Wilschut, Universiteit van Amsterdam: 2010. Rijswijk, Sophie van, ‘Onderzoeksrapport VLLA & de buurt’, Resultaten onderzoeksstage MA KBM, Universiteit Utrecht. Mei 2012. Sanders, M. Meer draagvlak voor cultuur: advies Commissie Cultuurprofijt . Amsterdam: Commissie Cultuurprofijt, 2008. Schoenmaker, Michiel, ‘Mensen in samenwerking – Hoe netwerkorganisaties succesvol kunnen opereren’, De kracht van netwerkbenadering, Anne-Marie Poorthuis (red.), Assen: Van Gorcum, 2006: 95-102. Schutte, Xandra, ‘Eetlopen: Grote happen, snel thuis’, De Groene Amsterdammer, jaargang 135, nummer 29-30, 21-07-2011: 52-55. 78 Stadsschouwburg Amsterdam, ‘Julidans acties’, Brochure Julidans 2012, Amsterdam: Stadsschouwburg Amsterdam, 2012: 5. Stetekee, Menno, ‘Nog een stoelendansje dan maar?’, NRC Handelsblad (red. Peter Vandermensch e.a.) Rotterdam: NRC Media: 05 -05-2012: 13. Swart, Karin, ‘Evenementen in musea. Maak er een belevenis van’ , Museumpeil, nummer: 15 (voorjaar 2001), 6-10. Tim, ‘De nieuwe generatie werkt bij de Coffee Company ’, NRC Handelsblad (Peter Vandermensch e.a.) Rotterdam: NRC Media: 01 -10-2009: 11. Twaalfhoven, Anita (red.) ‘Redactioneel’. Boekman 68. Kunst en commercie, jrg. 6, nr. 68 (2006): 4-5. Vinkenburg, Bastiaan, ‘De omvang van de kunst- en cultuursector: inkomsten in 2009 en verwachtingen voor 2013’, Amsterdam: Berenschot, augustus 2011. Vries, Joost de, ‘De Grote Groene Theaterrestauranttest’, De Groene Amsterdammer, jaargang 135, nummer 29-30, 21-07-2011: 64-71. Watts, Duncan J., Small Worlds: The dynamics of Networks between Order and Randomness. New Yersey: Princeton University Press, 1999. Wijnberg, Nachoem. Traditie! Universiteit van Amsterdam. Amsterdam: Vossiuspers, 2008. Zijlstra, Halbe, ‘Meer dan kwaliteit, een nieuwe visie op cultuurbeleid ’, Cultuurnota 20132016, Den Haag: Ministerie van OCW: 2011. Websites ‘Casco Coffee Communication’ http://www.cascoprojects.org/CascoCoffeeCommunication ‘Eerst Open Coffee, daarna geïnspireerd aan het werk’. Bredavandaag.nl. Door: Wijnand Nijs. Gepubliceerd op: 20-02-2009. Bezocht op: 03-06-2012. thttp://www.bredavandaag.nl/nieuws/2009-02-20/eerst-open-coffee-daarnage%C3%AFnspireerd-aan-het-werk 79 ‘Explosieve groei aantal artistieke zzp’ers ’, Nieuw Amsterdams Peil. Door: Annemarie van de Vijsel. Gepubliceerd op: 25-01-2012. Bezocht op: 30-05-2012. http://napnieuws.nl/2012/01/25/explosieve-groei/-aantal-artistieke-zzpers ‘Home’, Grand-café Stanislavski. Bezocht op: 05-06-2012. http://www.stanislavski.nl ‘Home’. Zaamen. Bezocht op: 25-05-2012. http://zaamen.nl ‘Netwerken: gunfactor, of funfactor?’, Haagse Business Club. Gepubliceerd op: 28 -03-2012. Bezocht op: 02-04-2012. http://www.haagschebusinessclub.nl/nieuws_detail/72/netwerkengunfactor-of-funfactor ‘Nu ook in Tilburg: Open Wine’, Tilburg.com. Door: Rogier van Bladel. Gepubliceerd op: 20 014-2012. Bezocht op: 12-06-2012. http://www.tilburg.com/web/Informatie/Nieuws/Nieuws/Nu-ook-inTilburg-Open-Wine-2.htm ‘OpenCoffee blijft in zijn huidige vorm bestaan’, Open Coffee Alphen. Door: Adrie den Hartog. Gepubliceerd op: 11-11-2011. Bezocht op: 11-06-2012. www.opencoffeealphen.nl/2011/11/11/opencoffee-blijft-in-zijn-huidigevorm-bestaan ‘Open Wine Breda’, Bredameetings. Door: Steve Flore. Gepubliceerd op: 12 -02-2011. Bezocht op: 11-06-2012. www.bredameeting.nl/events/open-wine-breda ‘Scheiding werk en privé’, Regus Nederland. Gepubliceerd op: 19 -11-2011. Bezocht op: 01-062012. http://www.regus.nl/products/workplace-recovery/index.aspx ‘Social Dining / Hoe werkt het?’, Social Dining.nl. Bezocht op: 09 -06-2012. http://www.socialdining.nl/hoe-het-werkt ‘Sterke toename aantal zzp’ers’, Accountancy News. Gepubliceerd op: 08 -04-2012. Bezocht op: 30-05-2012. http://www.accountancynieuws.nl/actueel/branche/cbs -sterke-toenameaantal-zzp 80 ‘Synergie door samenwerking horeca en cultuur’, Horeca Entree, gepubliceerd op: 22 -11-2010. Bezocht op: 02-04-2012. http://www.horecaentree.nl/home/5847Synergie_door_samenwerking_horeca _en_cultuur.html Persoonlijke interviews Conze, Heiko. Persoonlijk interview. 5 april 2012. –Zie bijlage II– Daamen, Melle. Persoonlijk interview. 7 april 2010. –Zie bijlage I– Gerdsen, John. Persoonlijk interview. 4 april 2012. –Zie bijlage II– Giesbertz, Jacques. Persoonlijk interview. 16 april 2012. –Zie bijlage I– Kleinhuizen, Jeroen. Persoonlijk interview. 3 mei 2012. –Zie bijlage II– Kramer, Bert. Persoonlijk interview. 5 april 2012. –Zie bijlage II– Lausin, Lucie. Persoonlijk interview. 5 april. 2012. –Zie bijlage II– Menke, Jetske. Persoonlijk interview. 26 april 2012. –Zie bijlage II– Rijken, Alan. Persoonlijk interview. 2 mei 2012. –Zie bijlage II– Putten, Jan van de. Persoonlijk interview. 27 april 2012. –Zie bijlage I– Vansaene, Ann. Persoonlijk interview. 9 mei 2012. –Zie bijlage II– Waag, Jet de. Persoonlijk interview. 8 mei 2012. –Zie bijlage II– Beeldmateriaal Al het beeldmateriaal is ontleend aan Cornelis Serveert www.cornelis-serveert.nl 81 Bijlage 1 | Uitgeschreven interviews & Bijlage 2 | Hoofdcitaten van interviews Niet bijgevoegd vanwege te grote omvang voor op de mail. 82 Enkele notities van mijzelf: Praktisch - Nog niet volledig af maar dit is de grote lijn. - Wat nog moet gebeuren: Herziening op overlap / compactere beschrijving / betere aansluit op elkaar / sterkere conclusie deel 2 / punten op i zoals literatuurlijst ed. in orde maken. Tiltesuggesties Koffie voor cultuur De kracht van koffie voor cultuur Kunst ontmoet koffie Culture meets coffee Cultuur ♥ koffie Kritisch - Is de grote lijn helder? Door het bomen het bos te zien? - Ik onderzoek breed (niet één bepaalde horecavoorziening voor één bepaalde cultuuruiting) en verspring daarom geregeld van horecainitiatief & ‘actor’ in de creatieve sector. Is dat problematisch? - Te generaliserend? - De lopende tekst kent nu 20.887 woorden, inclusief het rode tekstdeel dat te verwijderen valt. Moet er misschien meer weg? 83