Probleemstelling - Erasmus Universiteit Rotterdam

advertisement
Bron: http://informatieverwerking.tormentil.nl/03_07.gif
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM
Faculteit der Economische Wetenschappen
Sectie Algemene economie
3e trimester 2006/2007
Begeleiding: Dr. R. Dur
Naam:
Examennr.:
Emailadrres:
Afstudeerrichting:
Thesis:
Petra Pierhagen
279332
[email protected]
Marketing
Bachelor
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Inhoudsopgave
1: Inleiding ……………..……………………….………………………………… Blz. 2
1.1: Aanleiding van het onderzoek………………………………………..……….. Blz. 2
1.2: Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie……………………..……. Blz. 2
1.3: Het doel en de aard van het onderzoek………………………………………... Blz. 3
1.4: Het onderzoeksproces en de methodologie……………………..…………….. Blz. 3
1.5: Het theoretische raamwerk………………………………………………..…... Blz. 4
1.6: De structuur van het onderzoek……………………………..………………… Blz. 5
1.7: Probleemstelling en deelvragen………………………………………..……… Blz. 6
2: Theoretisch kader……………………..……………………………………...... Blz. 7
2.1: Oorzaken vergrijzingproblematiek………………………….………………… Blz. 7
2.2: Gevolgen van de vergrijzing………… ……………………………………….. Blz. 8
2.3: Mogelijke oplossingen voor de vergrijzing……….…………………………... Blz. 8
2.4: Overzicht huidige pensioenregeling………………...………………………… Blz. 9
2.5: De kwaliteit van oudere werknemers………………...………….……………. Blz. 12
2.6: Samenstelling leeftijdsgroepen in de loop der jaren…………………………... Blz. 13
2.7: Mening politieke partijen over verhogen pensioengerechtigde leeftijd…...….. Blz. 15
2.8: Bereidheid werkgevers om werknemers langer door te laten werken…..……. Blz. 16
2.9: Arbeidsparticipatie in de loop der jaren………………………………………. Blz. 17
3: Eigen marktonderzoek………………………………………………………… Blz. 19
3.1: Opzet onderzoek………………………............................................................. Blz. 19
3.2: Analyse van de enquête-uitkomsten.…………….………………………......... Blz. 21
4: Conclusie……...………..………………………………………………………. Blz. 32
5: Nabeschouwing………….………………………..……………………………. Blz. 34
5.1: Gevolgde lijn in het betoog en gehanteerde onderzoeksmethode……..……… Blz. 34
5.2: Aanbevelingen voor het vervolg………………………..…………………….. Blz. 34
5.3: Aanduiding van onderwerpen waarover ‘nader onderzoek’ gewenst is.……... Blz. 35
Literatuurlijst…….………………………………………………………………. Blz. 37
Bijlagen……………………………………………………………………………
Enquête 1 ………………..…………………………………….………………..…
Enquête 2 ……………….…………………………………………………………
Verklaring met betrekking tot auteursrecht en plagiaat …………….……………..
1
Blz. 38
Blz. 38
Blz. 41
Blz. 44
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 1 Inleiding
1.1 Aanleiding van het onderzoek
Net na de Tweede Wereldoorlog was er in Nederland sprake van een enorme stijging van
het aantal geboortes ten opzichte van andere jaren. Deze stijging van de geboortes, ook
wel de “babyboom” genoemd, deed zich grofweg voor in de jaren 1941 tot 1955.
Momenteel begint de bevolking steeds meer te vergrijzen, onder andere als gevolg van de
babyboom. Andere oorzaken voor de vergrijzing zijn de toegenomen levensverwachting
en het dalende geboortecijfer.
In de media komen veel reacties naar voren van mogelijke negatieve gevolgen van de
vergrijzing voor onze samenleving. De uittreding van arbeiders zou groter worden dan de
instroom van arbeiders. Deze daling van het arbeidsaanbod leidt tot een spanning op de
arbeidsmarkt. Onderzoekers vragen zich af of sociale voorzieningen, zoals het
pensioenstelsel, de AOW en de zorg, nog wel te financieren zijn als de vergrijzing hard
toeneemt.
Een
mogelijke
oplossing
hiervoor
zou
het
verhogen
van
de
pensioengerechtigde leeftijd zijn. Dat was de aanleiding voor mij om een onderzoek in te
stellen naar de bijdrage van het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd aan een
oplossing voor het vergrijzingsprobleem.
1.2 Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek
Het vergrijzingsprobleem speelt niet alleen een grote rol in de Nederlandse economie,
maar ook op wereldniveau. Ongeveer 20 procent van de wereldbevolking zal de komende
jaren de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar bereiken.Het aantal mensen van 65 jaar
en ouder in de wereld zal de komende jaren toenemen van ongeveer een half miljard nu
naar twee miljard in 2050. Wanneer hier niet goed op ingespeeld wordt, kan dit tot grote
problemen leiden voor de maatschappij.
2
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
1.3 Het doel en de aard van het onderzoek
Het doel van dit onderzoek is om te kijken in hoeverre het verhogen van de
pensioengerechtigde leeftijd bijdraagt aan een oplossing voor het vergrijzingsprobleem.
Gaan mensen echt langer werken als de leeftijd verhoogd wordt? Of is het misschien
nuttiger om meer mensen daadwerkelijk tot de pensioengerechtigde leeftijd te laten
werken? Liggen de oorzaken van het niet langer doorwerken bij de consument, of houden
ze verband met fiscale maatregelen of maatregelen die bedrijven zelf treffen? Zijn
mensen op hogere leeftijd nog wel aantrekkelijk voor bedrijven? Of vermindert de
productiviteit naarmate mensen ouder worden? Ook wordt gekeken wat de werknemer
zelf wil. Hebben mensen op oudere leeftijd liever een bijbaantje om eventuele verveling
tegen te gaan? Of zijn ze op en willen ze zonder al te veel inspanning van hun oude dag
genieten?
Er wordt ook gekeken in hoeverre mensen zich bewust zijn van de situatie die door de
vergrijzing ontstaat. De arbeidsmarkt wordt krapper, hoe moet dat opgevangen worden?
Zijn mensen bereid hun gedrag aan te passen als ze meer begrip hebben voor de
noodzaak daarvan?
Dit onderzoek zal exploratief van aard zijn om de mening van de consument tot
uitdrukking te brengen.
1.4 Het onderzoeksproces en de methodologie
Aan de hand van “Desk research” zal gekeken worden hoe de samenstelling van de
leeftijdsgroepen de laatste jaren veranderd is en wat de verwachting is van die
samenstelling in de toekomst. Ook zal aan de hand van “desk research” onderzocht
worden in hoeverre de arbeidseffectiviteit verandert naarmate mensen ouder. Verder
wordt gekeken naar de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen van de vergrijzing.
Ook de arbeidsparticipatie van mensen in de loop der jaren zal aan bod komen. Ten slotte
wordt gekeken wat op dit moment de fiscale gevolgen zijn van langer doorwerken. Het
3
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
“desk research” zal geschieden aan de hand van diverse boeken, wetenschappelijke
artikelen en nieuwsberichten met betrekking tot de vergrijzing.
Vervolgens zal aan de hand van een “Field research” onderzocht worden in hoeverre
mensen bereid zijn mee te werken aan een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd.
Dit zal gebeuren aan de hand van enquêtes en/of interviews. Hierbij wordt gebruik
gemaakt van de bevindingen uit het “desk research”.
1.5 Het theoretische raamwerk
Om de oorzaken, gevolgen en mogelijke oplossingen van de vergrijzing te onderzoeken
zal gebruik worden gemaakt van “desk research”. Wetenschappelijke artikelen,
krantenberichten en informatie op Internet zullen gebruikt worden om de meest bruikbare
en recente informatie en ideeën op te doen.
Aan de hand van gegevens van het Centraal bureau voor de statistiek (CBS) zal
informatie worden verzameld over de arbeidsparticipatie van mannen en vrouwen in de
loop der jaren. Verder wordt gebruik gemaakt van de gegevens van het CBS om de
leeftijdssamenstelling van de bevolking in de loop der jaren na te gaan.
Ook wordt gekeken naar de mening van politieke partijen met betrekking tot het
verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd. Dit zal gebeuren aan de hand van Internet
en krantenartikelen.
Verder zal het huidige pensioenstelsel worden geanalyseerd. Er zal worden gekeken in
hoeverre het winstgevend is voor werkgevers om werknemers na de pensioengerechtigde
leeftijd in dienst te houden. Dit gebeurt aan de hand van literatuur, publicaties op het
Internet en wetenschappelijke artikelen.
Ten slotte worden conclusies uit eerdere onderzoeken met betrekking tot de kwaliteit van
oudere werknemers meegenomen. Hiervoor zal gebruik worden gemaakt van
wetenschappelijke artikelen, krantenberichten en informatie op Internet.
4
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
1.6 De structuur van het onderzoek
De doelgroep van het empirisch onderzoek zijn mensen vanaf een jaar of 18. Mensen
onder de 18 jaar zullen nog niet echt een duidelijke mening hebben over vragen met
betrekking tot de vergrijzing. De jongere mensen zullen ondervraagd worden over hun
mening over mogelijke oplossingen voor de vergrijzing. Er zal onderzocht worden in
hoeverre zij het daar mee eens zijn. Ook zal onderzocht worden hoelang jongere mensen
door willen werken. Bij gepensioneerde mensen zal onderzocht worden hoe zij over hun
huidige situatie denken. Vervelen zij zich? Hadden ze langer door willen werken? Willen
ze af en toe wat bij klussen?
In eerste instantie zullen ongeveer 60 mensen worden ondervraagd. Vervolgens wordt
gekeken of het noodzakelijk is om nog meer mensen te ondervragen. Wanneer steeds
dezelfde antwoorden worden verkregen, wordt er vanuit gegaan dat de steekproefomvang
voldoende groot is. In het geval dat steeds andere antwoorden worden verkregen, wordt
ervan uitgegaan dat de steekproefomvang niet groot genoeg is en zullen meer mensen
worden ondervraagd.
Het eerste deel bestaat uit het onderzoeksvoorstel. In het tweede gedeelte wordt aan de
hand van diverse deelvragen een bijdrage geleverd aan de probleemstelling. In het derde
gedeelte worden de bevindingen weergegeven. Het vierde deel bestaat uit een
nabeschouwing. Hierin wordt de gevolgde lijn in het betoog en de onderzoeksmethode
geëvalueerd. Er zal een oordeel worden gegeven over de toepasbaarheid in de vorm van
aanbevelingen. Ten slotte worden onderwerpen aangeduid waarover nader onderzoek
gewenst is.
5
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
1.7 Probleemstelling en deelvragen
De probleemstelling luidt: In hoeverre heeft het zin en is het haalbaar om de
pensioengerechtigde leeftijd te verhogen?
Deze probleemstelling zal aan de hand van de volgende deelvragen worden uitgewerkt:

Wat zijn de oorzaken van de vergrijzingproblematiek?

Wat zijn de gevolgen van de vergrijzing?

Welke oplossingen zijn mogelijk voor de vergrijzing?

Hoe ziet de samenstelling van de leeftijdsgroepen er uit in de loop der jaren?

In hoeverre is de arbeidsparticipatie in de loop der jaren veranderd?

Hoe ziet de huidige pensioenregeling er uit?

In hoeverre verandert de effectiviteit van arbeid naarmate de leeftijd toeneemt?

In hoeverre zijn mensen bereid langer door te werken?

In hoeverre is de werkgever bereid mensen langer door te laten werken?

Hoe denken ouderen over de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd ten
opzichte van jongeren?

In hoeverre stellen mensen hun mening over het verhogen van de
pensioengerechtigde leeftijd bij naarmate ze beter op de hoogte zijn van de
demografische ontwikkeling?
6
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 2 Theoretisch raamwerk
2.1 Oorzaken van de vergrijzingproblematiek
Bron: werkstuk op www.scholieren.com
Een van de oorzaken van de vergrijzing is dat tussen 1941 en 1955 heel veel mensen zijn
geboren vergeleken met andere jaren. Deze zogenaamde babyboom wordt tussen 2006 en
2020 65 jaar of ouder.
Een andere oorzaak is dat mensen de laatste decennia steeds ouder worden dan vroeger.
De gemiddelde levensverwachting van mensen neemt dan ook toe.1 Mannen hadden in
2006 nog een gemiddelde leeftijdsverwachting van 77,6 jaar, in 2050 schat het CBS de
gemiddelde levensverwachting voor mannen in op 81,5 jaar. Vrouwen hadden in 2006
een gemiddelde levensverwachting van 81,7 jaar, in 2050 schat het CBS dat in op 84,2
jaar.
De laatste jaren is er sprake van een dalend geboorteoverschot, dat wil zeggen dat het
aantal levend geboren mensen minus het aantal overleden mensen daalt. Volgens
gegevens van het CBS was het geboorteoverschot in 1950 nog 153.789, dat is
teruggelopen tot 49.685 in 2006.
Rond 1980 kwam voor het eerst de mogelijkheid van vervroegd uittreden. Een groot deel
van de ouderen die in aanmerking kwamen voor de vervroegde uittredingsmogelijkheid
wilde hier eerst geen gebruik van maken, maar later wel. Tegenwoordig is men de
vervroegde uittreding als een verworven recht gaan zien.
1
CBS (2007)
7
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
De gemiddelde werknemer wordt door vakbonden vertegenwoordigd. Aangezien de
gemiddelde werknemer ouder wordt en dus ook het ledenbestand van de vakbond
vergrijsd, heeft de vakbond een groot belang bij de pensioen- en uittredingsregeling. De
kosten van deze regeling moeten opgebracht worden door de jongere werknemers. Door
de vergrijzing van het ledenbestand van de vakbond zouden de belangen van jongere
werknemers minder worden behartigd.
2.2 Gevolgen van de vergrijzing
De groei van het aantal ouderen neemt sterk toe en daarmee ook de uittreding van
werknemers. Deze uittreding is veel groter dan de instroom van werknemers. Door de
afname van het arbeidsaanbod kan een spanning op de arbeidsmarkt ontstaan. De
bestaande pensioenen en zorgvoorzieningen zouden op den duur onbetaalbaar kunnen
worden. Met de toename van het aantal ouderen neemt ook het aantal AOW-uitkeringen
toe. Hierdoor zullen de belastingen en premies die werkende mensen betalen stijgen. In
2004 was de verhouding tussen het aantal 65-plussers en werkenden drie op tien, in 2040
zal dat naar schatting zes op tien zijn.2 De kosten van arbeid worden stijgen hierdoor, wat
nadelige gevolgen voor de economische groei kan hebben.
Door de uitbundige vraag naar goederen en diensten kan overbesteding ontstaan,
waardoor de inflatie flink op kan lopen.3 Het is de vraag of het pensioenstelsel, de AOW
en de zorg nog wel te financieren zijn als de vergrijzing hard toeneemt.
2.3 Mogelijke oplossingen voor de vergrijzing
De pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar is gebaseerd op de aanname uit het begin van
de 19e eeuw dat mensen op die leeftijd arbeidsongeschikt waren. Beleidsmakers vragen
zich af of die leeftijdsgrens van 65 jaar nu nog steeds gehandhaafd moet blijven. Een van
de bedachte oplossingen om de negatieve gevolgen van de vergrijzing tegen te gaan is om
werknemers langer door te laten werken. Na het bereiken van de pensioengerechtigde
leeftijd kunnen werknemers bijvoorbeeld gefaseerd stoppen met werken. Wanneer niet
2
3
Taskforce Ouderen en Arbeid
Kam, F. de en F. Nypels, Tijdbom
8
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
gekozen wordt voor een verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd, kan wel de
keuzemogelijkheid om langer door te werken worden gegeven.
Veel mensen zijn vervroegd uittreden en prepensioen als normaal gaan zien. Die
mentaliteit zou veranderd kunnen worden door ze meer inzicht te geven in het
vergrijzingsprobleem en de oorzaken daarvan. De overheid kan ervoor kiezen om de
vervroegde uittreding en het prepensioen gefaseerd af te schaffen.
Een andere oplossing is om strengere regels vast te stellen met betrekking tot
werkloosheidsuitkeringen.
Ook kan ervoor gekozen worden om de economische groei stimuleren, bijvoorbeeld door
de vennootschapsbelasting te verlagen en de zelfstandigenaftrek te verhogen. Dit zou
leiden tot meer innovatie door bedrijven en meer ondernemerschap. Ook kan het
ondernemerschap gestimuleerd worden door het ontslagrecht te versoepelen.
Mensen kunnen meer blijven (bij)leren om de kloof tussen de belevingswereld van
oudere en jongere werknemers te verkleinen. Ook zou een balans gezocht kunnen worden
tussen werken, leren en ontspannen tot op hoge leeftijd. De jongeren kunnen zo veel van
de ouderen leren en andersom, al is het maar hoe het niet moet.
Verder kan ervoor gekozen worden om de AOW in de toekomst geen “hangmat”te laten
zijn, maar een “vangnet”.
Ook de vlaktax voor 65-plusser is een mogelijkheid. Hierbij wordt een constant tarief
geheven bij oudere werknemers. Een andere mogelijkheid is om ouderen geen belasting
meer te laten betalen voor hun inkomen uit arbeid. Het bedrijfsleven mag de kosten voor
oudere werknemers dan niet aftrekken. Ook kan worden gekozen voor een hogere
belastingaftrek voor ouderen.
Demotie is ook een mogelijke oplossing. De babyboomers verdienen dan op oudere
leeftijd wat minder of vervullen een lagere functie.
9
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
De arbeidsparticipatie van (huis)vrouwen, allochtonen, arbeidsgehandicapten en ouderen
kan worden bevorderd. Ook een stimulering van de gezinsuitbreiding is een mogelijkheid
om het vergrijzingsprobleem tegen proberen te gaan.
Een andere mogelijkheid is het fiscaliseren van de AOW. Hiermee wordt bedoeld dat de
kosten van de basisouderdomspensioenen uit de algemene middelen worden betaald en
dus mede door gepensioneerden met een aanvullend pensioen of ander inkomen.
2.4 Overzicht huidige pensioenregeling
AOW pensioenregeling via de overheid
Vanaf het moment dat mensen 65 jaar zijn en in Nederland hebben gewerkt of gewoond,
hebben ze recht op een algemene ouderdomswet uitkering, wat afgekort wordt met AOW.
Deze regeling is in 1967 ingevoerd. Voor elk jaar dat iemand in de leeftijd van 15 tot 65
jaar niet in Nederland heeft gewoond, wordt de AOW verminderd met twee procent. De
hoogte van de AOW is onafhankelijk van het inkomen of vermogen. Wel wordt gekeken
naar de leefsituatie, er wordt daarbij onderscheid gemaakt in getrouwd of samenwonend
en alleenstaand.
Getrouwde of samenwonende mensen hebben recht op een AOW-uitkering van 50
procent van het netto minimumloon. Dit komt neer op een bedrag van 653,73 euro per
maand exclusief vakantiegeld en een tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden van 13,82
euro bruto per maand. Wanneer iemand 65 jaar wordt en een jongere partner heeft, kan
hij een toeslag krijgen van maximaal 50 procent van het minimumloon, afhankelijk van
het inkomen van de jongere partner. De eerste 195,12 euro worden niet van het
maandsalaris afgetrokken. Alles wat daarboven komt wordt voor tweederde van de
toeslag afgetrokken. Wanneer de jongere partner meer dan 1175,72 euro verdient, wordt
er geen toeslag meer gegeven. Ook inkomsten die verband houden met arbeid, zoals
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en vervroegde pensioenen worden volledig van de
zorgtoeslag afgetrokken. Als de partner bruto meer dan 653,73 euro ontvangt, wordt er
geen zorgtoeslag meer gegeven. Inkomsten uit vermogen worden niet van de zorgtoeslag
afgetrokken. De toeslag voor een jongere partner bedraagt maximaal 653,73 euro bruto
10
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
per maand exclusief de tegemoetkoming aan AOW-gerechtigden van bruto 13,82 euro
per maand.
Wie in 2015 of later 65 jaar wordt, heeft geen recht meer op toeslag voor een jongere
partner.
Een alleenstaande heeft recht op een AOW-uitkering van 70 procent van het netto
minimumloon. Dit komt neer op 956,18 euro bruto per maand exclusief vakantiegeld en
een tegemoetkoming van 13,82 euro bruto aan AOW-gerechtigden. Wanneer een
alleenstaande 65-plusser een kind onder de 18 jaar heeft en verzorgt, heeft die persoon
recht op een AOW-uitkering van 90 procent van het netto minimumloon. Dit komt neer
op 1186,43 euro bruto per maand exclusief vakantiegeld en de tegemoetkoming aan
AOW-gerechtigden van bruto 13,82 euro per maand.
Aanvullende pensioenen
In Nederland is sprake van twee typen aanvullend pensioen, bij het ene type staat de
bijdrage vast en bij de andere staat de uitbetaling vast.
Als de uitbetaling vaststaat, is er meestal sprake van een koppeling aan het percentage
van het gemiddelde of laatst verdiende loon. Soms vindt er nog een correctie plaats voor
inflatie. Dit pensioen is erg risicovol voor bedrijven, bij slechte economische situaties
kunnen ze veel geld verliezen. Vooral pensioenen die gebaseerd zijn op het laatst
verdiende loon zijn erg risicovol voor bedrijven, omdat mensen in hun laatste jaren vaak
meer verdienen. Een voordeel van een vaste uitkering voor de werkgever is dat dit
moeilijker over te zetten is naar een andere werkgever, hierdoor ontstaan minder
verschuivingen op de arbeidsmark. Een ander voordeel is dat werknemers gestimuleerd
worden om met pensioen te gaan: de uitkering staat vast en zal dus niet hoger worden bij
langer doorwerken.
Bij een pensioen op basis van een vaste bijdrage wordt het beleggingsrisico verplaatst
van de werkgever naar de werknemer. De werknemer zal voor dat risico gecompenseerd
willen worden door salaris in te leveren voor een vaste uitbetaling. Het bedrijf is dan
11
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
alsnog meer geld kwijt.
In Nederland zijn de pensioenen vaak gebaseerd op vaste uitbetaling op basis van het
laatst verdiende salaris. Het risico voor de werkgever is dat de werknemer langer
doorwerkt om zijn pensioen te verhogen. Daarnaast is er een inflatierisico (als de
pensioenuitkering geïndexeerd is). Gezien deze grote risico’s wordt steeds meer
overgegaan op vaste uitbetalingen op basis van het gemiddeld verdiende salaris.
Nederland heeft één van de grootste pensioenreserves ter wereld. Dat komt voornamelijk
door de wetgeving die de werkgever verplicht om voor het pensioen van de werknemer te
sparen. In andere landen, zoals de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk wordt
meer het doel dat mensen individueel willen bereiken als uitgangspunt genomen. Op
basis daarvan wordt de pensioenregeling ingericht. In Frankrijk en België heeft men te
maken met een verplichte kapitaalgarantie.
2.5 De kwaliteit van oudere werknemers
Uit onderzoek blijkt dat de lichamelijke gezondheid achteruit gaat naarmate de leeftijd
vordert. Langdurige aandoeningen komen meer voor bij oudere dan bij jongere mensen.
Dit geeft nauwelijks aanleiding om te stoppen met werken. Bij lichamelijk zwaar
belastende beroepen kan gewrichtsslijtage wel een reden zijn om te stoppen met werken. 4
Ouderen blijken zich minder vaak ziek te melden dan jongeren. De gemiddelde
verzuimduur is bij oudere mensen langer dan bij jongere mensen. 5
Spierkracht, uithoudingsvermogen en snelheid nemen (licht) af na het 30e levensjaar.
Praktische wijsheid, ook wel invoelingsvermogen genoemd, en het vermogen om
meerdere kanten van een situatie te zien nemen toe naarmate men ouder wordt. 6
4
CBS, Voorburg/Heerlen 2003
CBS, Besseling 2003
6
TNO arbeid (2004)
5
12
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Door gebrek aan investeringen in de productiviteit van werknemers door organisaties en
individuen kunnen de prestaties en het presteren van oudere werknemers achteruit gaan.
Het rendement van een opleiding zou bij oudere werknemers lager zijn dan bij jongere
werknemers. Onderzoek heeft aangetoond dat oudere werknemers veel minder snel van
baan veranderen dan jongere werknemers. Dit maakt dat het rendement van een opleiding
van oudere werknemers juist hoger kan zijn dan bij jongere werknemers. 7
Onderzoek heeft aangetoond dat zich wat cognitief leervermogen en leercapaciteit betreft
geen significante achteruitgang met leeftijd voordoet. Verder is gebleken dat het verbale
begrip pas na het 70e levensjaar afneemt, het vermogen om te blijven leren blijft tot het
60e jaar stabiel en de uitkomsten van intelligentietesten blijven tot het 65e jaar gelijk.8
2.6 Samenstelling leeftijdsgroepen in de loop der jaren
Ontwikkeling leeftijdssamenstelling
1800
1900 is basisjaar (100)
1600
1400
1200
Totale bevolking
1000
800
0 tot 20 jaar
600
20 tot 45 jaar
400
45 tot 65 jaar
200
65 tot 80 jaar
0
80 jaar of ouder
1900 1910 1920 1930 1940 1950 1960 1970 1980 1990 2000 2006
Periode
Bron: CBS
In de bovenstaande grafiek is de samenstelling van de leeftijdsgroepen van de
Nederlandse bevolking weergegeven in de loop der jaren, waarbij het jaar 1900 als
basisjaar is genomen. Duidelijk is te zien dat de samenstelling de laatste decennia sterk
7
8
TNO arbeid (2004)
TNO arbeid (2004)
13
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
veranderd is. De ouderen vormen de snelst groeiende leeftijdsgroep. De groep mensen in
de leeftijdscategorie van nul tot 20 jaar groeit steeds minder snel.
Samenstelling leeftijdsgroepen in
2008
Samenstelling leeftijdsgroepen in 2037
15%
24%
61%
25%
22%
% 0 tot 20 jaar
% 0 tot 20 jaar
% 20 tot 65 jaar
% 20 tot 65 jaar
% 65 jaar en ouder
53%
% 65 jaar en ouder
Bron: CBS
In de bovenstaande 2 grafieken zijn de verwachte leeftijdssamenstellingen in de jaren
2008 en 2037 weergegeven. Te zien is dat het percentage 65-plussers toe zal nemen van
ongeveer 15 procent in 2008 tot 25 procent in 2037. Het percentage jongere mensen in de
categorie van nul tot 20 jaar zal afnemen van 24 procent in 2008 tot 22 procent in 2037.
De demografische druk geeft de verhouding weer tussen de niet-productieve
leeftijdsgroepen (nul tot 20 jaar en 65 jaar en ouder) en de productieve leeftijdsgroep (20
tot 65 jaar). Uit de grafiek is af te lezen dat de demografische druk toeneemt van
(39:61)*100% is 64 procent in 2008 tot (47:53)*100% is 89 procent in 2037.
De verhouding tussen de jongste leeftijdsgroep (nul tot 20 jaar) ten opzichte van de
productieve leeftijdsgroep (20 tot 65 jaar) wordt de groene druk genoemd. In 2008 zal
deze (24:61)*100% is 39 procent zijn, in 2037 zal deze (22:53)*100% is 42 procent zijn.
De groene druk neemt dus heel langzaam toe.
De grijze druk geeft de verhouding weer tussen mensen uit de leeftijdsgroep van 65plussers ten opzichte van de productieve groep (20 tot 65 jaar). In 2008 zal deze
(15:61)*100% is 25 procent zijn en in 2037 (25:53)*100% is 47 procent. De grijze druk
neemt dus enorm toe, hij verdubbelt bijna.
14
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
2.7 Mening politieke partijen over verhogen pensioengerechtigde leeftijd9
 CDA: Deze partij wil de pensioengerechtigde leeftijd niet wijzigen. Zij vinden het
belangrijker dat mensen tot hun 65e aan het werk worden gehouden.
 ChristenUnie: De ChristenUnie wil de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar
aanhouden en bevorderen dat mensen tot hun 65e jaar blijven werken. Als mensen
langer door willen en kunnen werken moet dat gestimuleerd worden. De uitkering
van de AOW willen ze geleidelijk aan meer betalen uit de algemene middelen. De
AOW-uitkering moet met de lonen meestijgen. Ook moet sparen voor de oude
dag fiscaal aftrekbaar blijven.
 D66: Deze partij wil de AOW-leeftijd geleidelijk verhogen tot 67 jaar na 2030.
Later zeggen ze dat dit vrijwillig moet zijn en dat geprobeerd moet worden
mensen zoveel mogelijk tot hun 65e te stimuleren om te werken.
 Groenlinks: Zij willen dat iedereen naar draagkracht mee betaalt aan de AOW.
Ook willen zij de pensioenleeftijd afhankelijk maken van het aantal jaren dat
iemand gewerkt heeft. Mensen die meer dan veertig jaar gewerkt hebben moeten
worden beloond met een hogere AOW.
 PvdA: Deze partij wil de AOW mee laten stijgen met de lonen. Zij willen ervoor
zorgen dat meer mensen gaan werken en kunnen blijven werken. Naar
draagkracht zal een extra bijdrage van 0,6 procent van het inkomen worden
gevraagd aan mensen die vanaf 2011 65 jaar worden. Huidige 65-plussers en
toekomstige 65-plussers die geen aanvullend pensioen of een aanvullend pensioen
onder de 15000 euro hebben worden hiervan vrijgesteld. Voor een alleenstaande
bedraagt het vrijgestelde inkomen 27000 euro en voor iemand met een partner
23000 euro. Bij deze partij geldt dus dat de sterkste schouders de zwaarste lasten
dragen. De extra bijdrage groeit elk jaar met 0,6 procent van het inkomen.
Mensen die in of voor 1945 geboren zijn hoeven niets te betalen.
 SGP: Zij willen de pensioengerechtigde leeftijd op 65 jaar houden. Wel willen ze
mensen zoveel mogelijk ook echt tot hun 65e jaar door laten werken. Mensen
9
www.politiekepartijen.nl
15
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
mogen wel eerder of later dan hun 65e stoppen met werken. Als iemand meer dan
36 uur per week werkt, moet dit fiscaal voordelig gemaakt worden, zodat mensen
goedkoop kunnen sparen. De arbeidsduur moet geleidelijk worden verhoogd van
36 naar 40 uur per week. Op den duur moet een deel van de AOW uit de
algemene middelen komen.
 SP: De AOW moet welvaartsvast worden. De pensioengerechtigde leeftijd moet
65 jaar blijven en de mogelijkheid tot vervroegd uittreden moet blijven. Na het
bereiken van de 65-jarige leeftijd mag doorgewerkt worden, maar tegen dezelfde
rechten en plichten als anderen. Ouderen mogen na 65 jarige leeftijd niet
automatisch worden ontslagen. Ook moeten zij dan recht hebben op sociale
zekerheid, zoals de WW en loonbetaling bij ziekte.

VVD: De VVD pleit voor een welvaartsvaste AOW. De pensioengerechtigde
leeftijd van 65 jaar moet niet veranderd worden. Mensen moeten wel de
mogelijkheid krijgen om langer door te werken. De VVD is er tegen om ouderen
AOW-premie te laten betalen over hun AOW-uitkering. Mensen moeten
gestimuleerd worden om echt tot hun 65e jaar door te werken. Dit moet gebeuren
door het afschaffen van de VUT en het prepensioen. Ook moet in de zorg
bespaard worden door eigen risico en eigen bijdragen.
2.8 Bereidheid werkgevers om werknemers langer door te laten werken
Een trend in de lonen van werknemers is dat deze stijgen naarmate mensen ouder
worden. Uit een onderzoek10 is gebleken dat oude en ervaren medewerkers vaak wel in
de top van de salarissen staan, maar niet in de top qua productiviteit. Op jonge leeftijd is
het lage loon te verklaren door het opdoen van ervaring en kennis. Op oudere leeftijd is
die trend minder logisch, de productiviteit van de werknemer bereikt namelijk op
ongeveer 50-jarige leeftijd het maximum. De werkgever betaalt de werknemer boven die
50-jarige leeftijd vaak meer dan de productiviteit van de werknemer waard is. Een reden
hiervoor kan zijn dat het bedrijf geen slechte reputatie wil krijgen. Dat zou kunnen leiden
tot het minder gemakkelijk kunnen werven van nieuwe werknemers. Een andere reden is
10
Medof en Abraham, 1980
16
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
dat jonge werknemers op jongere leeftijd vaak trainingen voor bedrijf hebben waar ze
zelf aan mee moeten betalen. Als de werknemers ouder worden moet daar dan wel een
hoger loon tegenover staan. Het hogere loon op latere leeftijd stimuleert jonge
werknemers ook om hard te werken, anders kunnen ze ontslagen worden en lopen ze het
hoge loon op oudere leeftijd mis.
Voor de werkgever zijn werknemers boven de 50 jaar vaak niet zo aantrekkelijk. Het
langer doorwerken zou tot een daling van de gemiddelde winst over de gewerkte jaren
leiden of zelfs tot een verlies. De werkgevers zullen dan ook proberen te stimuleren dat
werknemers na hun 50e zo snel mogelijk met pensioen gaan. Dit kan gedaan worden door
middel van slimme pensioenstructuren. Uit een onderzoek11 is gebleken dat de contante
waarde van grote pensioenplannen in de Verenigde Staten lager is als werknemers langer
doorwerken.
Uit onderzoek is gebleken dat slechts 12 procent van de werknemers die ondervraagd zijn
worden gestimuleerd om tot hun 65e jaar te blijven werken.12
2.9 Arbeidsparticipatie in de loop der jaren
De netto arbeidsparticipatie is het aandeel van de werkzame beroepsbevolking in de
totale bevolking van mensen van 15 tot 64 jaar. Onder de werkzame beroepsbevolking
worden de mensen verstaan die een baan van meer dan 12 uur per week hebben.
Netto arbeidsparticipatie
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0
Mannen 1995
Vrouwen 1995
Mannen 2006
Vrouwen 2006
15-24 jaar
25-49 jaar
50-64 jaar
Bron: CBS
11
12
Lazear, 1983
Nederlands Interdisciplinair Demografisch Instituut
17
65 jaar en ouder
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
In de grafiek is te zien dat de netto participatiegraad van jongeren in de leeftijdsgroep van
15 tot 24 jaar wat lager ligt. Dit heeft voornamelijk te maken met het volgen van
onderwijs. Boven de 50 jaar neemt de netto arbeidsparticipatie sterk af. Dat komt
voornamelijk door vervroegde uittreding en afkeuringen. De netto participatiegraad bij
vrouwen daalt vanaf een jaar of 30, dan stopt een deel van hen in verband met het krijgen
van kinderen. De netto arbeidsparticipatie van mannen is de laatste jaren gestegen, vooral
bij de leeftijdsgroepen 50 tot 64 jaar. Bij vrouwen is er ook sprake van een stijging van de
arbeidsparticipatie, deze stijging is een stuk groter dan bij mannen en is bij de
leeftijdsgroepen 25 tot 64 jaar te zien.
18
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 3 Eigen marktonderzoek
3.1 Opzet onderzoek
Voor het onderzoek wordt een opsplitsing gemaakt tussen twee groepen mensen. Aan de
ene groep zal van tevoren verteld worden dat over 30 jaar ongeveer 25 procent van de
bevolking 65 jaar of ouder is. Bij de andere groep wordt dat niet verteld, zij moeten zelf
een inschatting maken. Zo wordt duidelijk of mensen een goed beeld hebben van de
situatie.
De groep waaraan van tevoren het percentage mensen dat over 30 jaar 65 jaar of ouder is
wordt verteld zal zich meteen bewust zijn van het vergrijzingsprobleem, bij de andere
groep is dat de vraag. Vervolgens wordt gekeken in hoeverre de mensen bereid zijn om
zelf een bijdrage te leveren aan een oplossing voor het probleem. Is daarbij sprake van
een verschil tussen de beide groepen? Zijn de mensen die een (veel) te lage inschatting
gemaakt hebben minder bereidwillig om hun gedrag aan passen voor de problemen die de
vergrijzing met zich meebrengt?
Bij de enquête worden eerst wat algemene vragen gesteld. Er wordt gevraagd of de
respondent een man of vrouw is om te kijken of die groepen van mening verschillen.
Ook wordt gevraagd naar het aantal uur dat iemand gemiddeld per week werkt. Mensen
die parttime werken zullen wellicht eerder bereid zijn meer uren per week te maken dan
iemand met een fulltime baan.
Verder wordt gevraagd of mensen een lichamelijk zwaar beroep uitoefenen. Naarmate
mensen een lichamelijk zwaarder beroep uitoefenen kan verwacht worden dat ze ook
eerder willen stoppen met werken. Of zijn ze door de vergrijzingproblematiek bereid
langer door te werken?
Verder wordt naar de leeftijd gevraagd. Op die manier wordt het mogelijk om te kijken of
jongere mensen anders denken over de problemen en mogelijke oplossingen voor de
19
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
vergrijzing. Verschillen de meningen tussen jongere en oudere mensen over wie er voor
de kosten op moeten draaien? Hebben mensen net voor het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd een andere mening over het verhogen van de
pensioengerechtigde leeftijd dan jongeren of mensen die al met pensioen zijn?
Er wordt gevraagd of mensen hun beroep na hun 65e jaar nog uit kunnen oefenen.
Vervolgens wordt ook gekeken of mensen bereid zijn na hun 65 jaar nog te werken en in
welke mate.
Ook wordt gevraagd of mensen een eigen huis bezitten, dat geeft een indicatie van het
vermogen van mensen. Een andere mogelijkheid zou zijn om rechtstreeks naar het
inkomen te vragen, maar mensen zullen minder snel bereid zijn dat te geven. Deze vraag
is bedoeld om te kijken of het vermogen van invloed is op de bereidheid om langer door
te werken.
Verder wordt gevraagd wie er voor de kosten van de vergrijzing op moeten draaien. Aan
de hand hiervan kan ook worden gekeken of mensen misschien niet langer door willen
werken, omdat zij vinden dat de vergrijzing niet hun probleem is.
Ten slotte wordt nog gevraagd welke activiteiten mensen na hun 65e nog uit willen
oefenen. Op deze manier kan gekeken worden op welke manieren ouderen zich nog in
willen zetten voor de maatschappij. Als ze niet meer willen werken, kunnen ze zich ook
op andere manieren verdienstelijk maken, bijvoorbeeld door op (klein)kinderen te passen
of vrijwilligerswerk te doen. Ook hierbij kan een vergelijking gemaakt worden tussen de
verschillende leeftijdsgroepen. Is er een significant verschil tussen de activiteiten van
mensen die hun 65e al bereikt hebben en de andere groepen? Zijn er mensen die na hun
65e niet meer werken, maar dat eigenlijk wel willen?
Met behulp van het programma SPSS zal worden geprobeerd de enquêtevragen te
analyseren aan de hand van bovenstaande vragen. Hiervoor zal voornamelijk gebruik
worden gemaakt van kruistabellen.
20
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
3.2 Analyse van de enquête-uitkomsten
Totale groep
Hoe ziet de samenstelling van de ondervraagden er uit?
Grafiek 1: Ondervraagden onderverdeeld naar leeftijd en geslacht
Aantal
mensen
20
7
15
6
11
5
Vrouw
5
10
5
10
4
8
0
5
3
Man
2
2
18-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70 jaar of
ouder
Leeftijdscategorie
In totaal zijn 68 mensen van 18 jaar en ouder ondervraagd. Zoals in de bovenstaande
grafiek te zien is bestaat iets meer dan de helft van de ondervraagden uit mannen. Het
aantal mensen per leeftijdscategorie varieert van 4 tot 18.
Lichamelijk zwaar beroep?
16% 15%
21%
49%
Ja
Van de mensen die een beroep uitoefenen
Nee
heeft 77 procent geen lichamelijk zwaar
Studeer nog/zit
nog op school
Werk niet
beroep.
.
Eigen woning?
56%
44%
Iets meer dan de helft van de ondervraagden heeft
geen eigen woning.
Ja
Nee
Beroep na 65e nog uit te
oefenen? Ja
12%
15%
51%
22%
Van de mensen die werken verwacht het
Nee
grootste gedeelte zijn beroep na z’n 65e nog uit
Misschien
te kunnen oefenen.
Niet van
toepassing
21
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking is over 30 jaar 65 jaar of ouder?
Uit het desk research is naar voren gekomen dat ongeveer 25 procent van de Nederlandse
bevolking over 30 jaar 65 jaar of ouder is. Bij het eigen onderzoek schatte de groep
mensen aan wie dit niet gegeven werd dit gemiddeld in op ongeveer 42 procent, met een
standaarddeviatie van 14 procent. Deze inschatting is veel te hoog, het grootste deel van
de ondervraagden ging er bij het invullen van de vragen van de enquête dus vanuit dat de
vergrijzing een groter probleem zal worden dan in de werkelijkheid.
Wie moeten voor de kosten van de vergrijzing opdraaien?
Jongere
generatie
8,9%
5,9%
5,9%
4,4%
Algemene
middelen
8,9%
66,2%
0,0%
Oudere
generatie
Uit de bovenstaande grafiek is af te lezen dat het overgrote deel (66 procent) van de
ondervraagden van mening is dat de kosten van de vergrijzing alleen uit de algemene
middelen moeten worden betaald. Ongeveer negen procent vindt dat alleen de jongere
generatie moet betalen en negen procent vindt dat alleen de oudere generatie moet
betalen. Daarnaast kiest ongeveer 16 procent voor een combinatie tussen de jongere
generatie, de oudere generatie en de algemene middelen. Niemand kiest voor de
algemene middelen en de oudere generatie.
22
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Wie moeten voor de kosten van de vergrijzing opdraaien?
50%
Leeftijdscategorie
> 70 jaar
60-70 jaar
50-60 jaar
13%
50%
13%
50%
88%
31%
8%
40-50 jaar
22%
22%
89%
30-40 jaar
19%
19%
75%
18-30 jaar
28%
Jongere
generatie
77%
22%
Oudere
generatie
Algemene
middelen
72%
13
Er bestaat geen duidelijk verband tussen de leeftijd en wie er voor de kosten op moeten
draaien. Het is niet zo dat de jongeren de kosten op de ouderen af willen schuiven en/of
andersom. In de leeftijdscategorie van 50 tot 60 jaar wil een groter percentage de kosten
op de jongere generatie en minder op de oudere generatie afschuiven ten opzichte van
andere leeftijdsgroepen. De mensen boven de 70 jaar willen de kosten gelijkmatig
verdelen over de jongere en oudere generatie en de algemene middelen.
Hoe moet het AOW-stelsel voor de toekomst gegarandeerd worden?
Hoe AOW-stelsel voor toekomst
garanderen?
21%
37%
43%
Om het AOW-stelsel voor de toekomst te
Meer uren
per week
werken
garanderen
wil
37
procent
van
de
Langer
doorwerken
tot pensioen
ondervraagden meer uren per week werken,
Lagere
AOWuitkering
ontvangen
pensioen en 21 procent wil zelf een lagere
43 procent wil langer doorwerken tot het
AOW-uitkering ontvangen.
Iets minder dan de helft van de ondervraagden heeft een eigen woning. Van de mensen
die een eigen woning bezitten en voor hun 65e willen stoppen met werken vindt 53
procent dat het AOW-stelsel gegarandeerd moet worden door meer uren per week te
werken, vindt 27 procent dat iedereen langer door moet werken en vindt 20 procent dat ze
zelf een lagere AOW-uitkering moeten ontvangen.
13
Uitleg grafiek: Bij deze vraag waren meerdere antwoorden mogelijk, per antwoordmogelijkheid is
gekeken hoeveel procent van de respondenten daarvoor gekozen heeft.
23
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoelang doorwerken?
Hoelang w ilt u
doorw erken?
25%
37%
38%
Voor 65e
stoppen
Tot 65e
w erken
Na 65e
doorw erken
Ongeveer 38 procent van de ondervraagden geeft aan tot 65jarige leeftijd te willen werken, ongeveer 37 procent wil
voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd stoppen met
werken en 25 procent wil na 65-jarige leeftijd doorwerken.
Van de mensen die langer dan hun 65e door wil werken heeft 76 procent geen eigen
woning. Van de mensen die tot hun 65e willen werken heeft ongeveer 58 procent geen
eigen woning. Van de mensen die voor hun 65e willen stoppen met werken heeft 40
procent geen eigen woning. Mensen willen dus minder lang doorwerken als ze een eigen
woning hebben en langer doorwerken als ze geen eigen woning hebben. Er bestaat dus
een duidelijk negatief verband tussen het vermogen van mensen en de doorwerktijd.
Van de ondervraagden denkt 51 procent zijn beroep na z’n 65e nog uit te kunnen oefenen.
Van deze mensen die hun beroep na hun 65e nog uit kunnen oefenen heeft 63 procent
geen lichamelijk zwaar beroep, heeft zes procent wel een lichamelijk zwaar beroep, zit 26
procent zit nog op school en werkt zes procent niet.
22 procent van de ondervraagden denkt zijn beroep niet meer uit te kunnen oefenen na
het bereiken van de 65-jarige leeftijd. Van deze mensen die hun beroep na hun 65 e niet
meer uit kunnen oefenen geeft 87 procent aan een lichamelijk zwaar beroep te hebben.
Er bestaat dus een duidelijk positief verband tussen het niet meer kunnen uitoefenen van
een beroep en de lichamelijke belasting van dat beroep.
Van de mensen die een lichamelijk zwaar beroep uit oefenen zegt 80 procent dat hen
onrecht aangedaan wordt als zij na hun 65e door moeten blijven werken. Van de mensen
die geen lichamelijk zwaar beroep uitoefenen zegt 45 procent dat hen onrecht aangedaan
wordt als na hun 65e moeten blijven werken. Van de mensen die niet werken zegt 36
procent dat hen onrecht aangedaan wordt als zij na hun 65e moeten werken. Er bestaat
dus een positief verband tussen de lichamelijke zwaarte van een beroep en het onrecht dat
mensen zich aangedaan voelen als zij na hun 65e door moeten werken.
24
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Welke activiteiten willen mensen nog uitoefenen na hun 65e?
Welke activiteiten na 65e?
Reizen en uitstapjes maken
Sporten
Hobby's oppakken
Studie/cursus volgen
Op (klein)kinderen passen
Vrijwilligerswerk
Parttime werken
Fulltime werken
0
10
20
30
40
50
60
Aantal mensen van de 68
In bovenstaande tabel is te zien dat heel weinig mensen na hun 65e nog fulltime willen
werken. De meeste mensen willen echter nog wel reizen en uitstapjes maken na hun 65e.
Verschillen tussen mannen en vrouwen
Voor 65e
Tot 65e
Na 65e
stoppen
doorwerken
doorwerken
Mannen met lichamelijk zwaar beroep
50%
50%
0%
Vrouwen met lichamelijk zwaar beroep
100%
0%
0%
Mannen zonder lichamelijk zwaar beroep
40%
35%
25%
Vrouwen zonder lichamelijk zwaar beroep
31%
38%
31%
Van de mannen die werken oefent 23 procent een lichamelijk zwaar beroep uit. Van deze
groep wil 50 procent voor zijn 65e stoppen met werken en 50 procent tot zijn 65e
doorwerken. Van de vrouwen die werken oefent 24 procent een lichamelijk zwaar beroep
uit. Van deze groep wil iedereen voor zijn 65e stoppen met werken.
Van de mannen en vrouwen die werken en geen lichamelijk zwaar beroep uitoefen willen
de vrouwen naar verhouding langer doorwerken dan de mannen.
Verschil tussen de 2 groepen
Voor het onderzoek is onderscheid gemaakt in twee groepen. Groep 1 bestaat uit de
25
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
mensen aan wie van tevoren verteld werd dat 25 procent van de Nederlandse bevolking
over 30 jaar 65 jaar of ouder is. Groep 2 bestaat uit de mensen die zelf in moesten
schatten hoeveel procent van de Nederlandse bevolking over 30 jaar 65 jaar of ouder is.
Deze groep schatte dat in op gemiddeld 42 procent, met een standaarddeviatie van 14
procent. Deze inschatting is veel te hoog, het grootste deel van de ondervraagden uit
groep 2 ging er bij het invullen van de vragen van de enquête dus vanuit dat de
vergrijzing een groter probleem zal worden dan in de werkelijkheid. De antwoorden van
de respondenten uit de twee verschillende groepen worden met elkaar vergeleken.
Uittredingsleeftijd
Hoelang doorwerken?
60%
50%
40%
30%
20%
Groep 1
10%
0%
Voor m'n 65e stoppen
Tot m'n 65e
Na m'n 65e doorwerken
Groep 2
In de bovenstaande grafiek is te zien hoeveel procent van elk van de groepen op welke
leeftijd wil stoppen met werken. Die uittredingsleeftijd loopt van links naar rechts op tot
na 65-jarige leeftijd. Opmerkelijk is dat de categorieën “Tot m’n 65e” en “Na m’n 65e
doorwerken” bij groep 2 minder vaak voorkomt en “Voor m’n 65e” bij groep 1 vaker voor
komt. De mensen uit groep 2 (met een hogere inschatting van het aantal 65-plussers)
willen dus minder lang doorwerken dan de mensen uit groep 1.
Onrecht bij verplicht langer doorwerken in combinatie met eigen woning bezit
Geen eigen
Eigen woning en
Geen eigen
Eigen woning en
woning en geen
geen onrecht
woning en
onrecht
onrecht
Totaal
onrecht
Groep 1
55%
3%
0%
41%
100%
Groep 2
36%
18%
21%
26%
100%
Totaal
44%
12%
12%
32%
100%
Van de mensen in groep 2 die een eigen woning hebben is 26 procent van mening dat het
26
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
onrecht aangedaan wordt als zij langer door moeten werken, bij groep 1 ligt dat
percentage op 41 procent. 21 procent van de mensen uit groep 2 die geen eigen woning
hebben geven aan dat hen onrecht aangedaan wordt als zij langer door moeten werken,
bij groep 1 is dat bij niemand het geval.
Welke activiteiten na 65e?
Gekeken wordt welke activiteiten de verschillende groepen nog willen doen na hun 65e.
Hierbij
is
onderscheid
gemaakt
tussen
de
percentages
van
verschillende
leeftijdscategorieën. Dat laatste is gedaan omdat er relatief meer jonge mensen
ondervraagd zijn, zij denken misschien anders over zaken dan oudere mensen. Verder is
de schaalverdeling bij alle grafieken hetzelfde, om ze ook onderling te kunnen
vergelijken.
Fulltime werken
Parttime werken
Vrijwilligerswerk
100%
80%
60%
40%
20%
0%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
18-40
40-60
>60
Leeftijdscategorie
Groep 1
Leeftijdscategorie
40%
20%
40-60
>60
Leeftijdscategorie
Groep 1
100%
80%
80%
60%
60%
40%
40%
20%
20%
0%
18-40
Groep 2
40-60
>60
Groep 1
Groep 2
Leeftijdscategorie
Percentage
Leeftijdscategorie
Groep 1
Groep 2
100%
80%
60%
40%
20%
0%
18-40 40-60
>60
Groep 1
Leeftijdscategorie
Groep 2
27
40-60
>60
Groep 1
Groep 2
Leeftijdscategorie
Studie/cursus volgen
Reizen en uitstapjes maken
>60
18-40
Groep 2
100%
Groep 1
100%
80%
60%
40%
20%
0%
0%
Hobby's oppakken
Sporten
18-40 40-60
60%
Groep 2
100%
80%
60%
40%
20%
0%
>60
80%
18-40
Op (klein)kinderen passen
18-40 40-60
100%
0%
18-40
40-60
Leeftijdscategorie
>60
Groep 1
Groep 2
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
In de bovenstaande grafieken is te zien dat mensen minder activiteiten van plan zijn te
doen na hun 65e naarmate ze ouder worden. Bij reizen en uitstapjes maken is dat anders,
die percentages veranderen bijna niet naarmate de leeftijd stijgt. Ook een studie of cursus
volgen is hierop een uitzondering, die percentages nemen juist toe naarmate mensen
ouder worden.
Een paar mensen uit de eerste leeftijdscategorieën zijn van plan na hun 65e nog fulltime
te gaan werken, bij de oudere mensen blijkt niemand dat meer te (willen) doen.
Bij parttime werken is de leeftijdscategorie van 40 tot 60 wat minder vertegenwoordigd
bij groep 2 vergeleken met groep 1, dit zijn waarschijnlijk de mensen die er in dezelfde
leeftijdscategorie bij fulltime bovenuit springen.
Verder is te zien dat de mensen uit groep 2 van plan zijn meer activiteiten uit te oefenen
na hun 65e dan de mensen uit groep 1. Sporten is hierop een uitzondering, daarbij liggen
de percentages bij groep 1 hoger.
Groep 2 onderverdeeld in twee subgroepen
Om te kijken of de verschillen in tijdsbesteding en mening als mensen een verschillend
percentage 65-plussers in gedachten hebben wel duidelijk genoeg aanwezig zijn, is groep
2 onderverdeeld in de subgroepen 2.1 en 2.2. Hierbij is 2.1 de groep die het percentage
mensen van 65 jaar of ouder in Nederland over 30 jaar onder het gemiddelde van groep 2
heeft geschat en 2.2 de groep die dat percentage boven het gemiddelde heeft geschat. De
gemiddelde schatting in groep 2.1 is 32 procent en in groep 2.2 is dat 56 procent.
Onderverdeling groepen naar leeftijdscategorie en geslacht
Ondervraagden groep 2.1 (inschatting onder gemiddelde)
Aantal mensen
5
4
3
2
Vrouw
1
Man
0
18-30
jaar
30-40
jaar
40-50
jaar
50-60
jaar
Leeftijdscategorie
28
60-70
jaar
70 jaar of
ouder
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Ondervraagden groep 2.2 (inschatting boven gemiddelde)
Aantal mensen
10
8
6
4
Vrouw
2
Man
0
18-30 jaar 30-40 jaar 40-50 jaar 50-60 jaar 60-70 jaar 70 jaar of
ouder
Leeftijdscategorie
In de bovenstaande grafieken is te zien dat het aantal mannen en vrouwen niet zo goed
verdeeld is binnen groep 2.1 en 2.2, vooral bij de hoogste leeftijdscategorieën. Ook het
aantal mensen per categorie verschilt nogal, dat varieert van één persoon tot negen
personen. De categorieën met één persoon geven geen realistisch beeld van de gehele
groep uit die leeftijdscategorie. Om deze onbetrouwbaarheid en grote schommelingen te
verminderen zijn bij de verdere grafieken en berekeningen de zes leeftijdscategorieën
samengevoegd tot drie leeftijdscategorieën.
Welke activiteiten na 65e?
Fulltime werken
Vrijwilligerswerk
Parttime werken
100%
80%
60%
40%
20%
0%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
18-40
40-60
>60
18-40 40-60
Groep 2.1
Leeftijdscategorie
Groep 2.2
Leeftijdscategorie
>60
Groep 2.2
60%
40%
20%
Leeftijdscategorie
Groep 2.1
Groep 2.2
Groep 2.2
100%
80%
60%
40%
20%
0%
80%
>60
Groep 2.1
Hobby's oppakken
100%
18-40 40-60
>60
Leeftijdscategorie
Studie/cursus volgen
Op (klein)kinderen passen
100%
80%
60%
40%
20%
0%
18-40 40-60
Groep 2.1
0%
18-40
40-60
Leeftijdscategorie
29
>60
Groep 2.1
Groep 2.2
18-40 40-60
>60
Leeftijdscategorie
Groep 2.1
Groep 2.2
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Sporten
Reizen en uistapjes maken
100%
80%
60%
40%
20%
0%
100%
80%
60%
40%
20%
0%
18-40 40-60
>60
Leeftijdscategorie
Groep 2.1
Groep 2.2
18-40 40-60
>60
Groep 2.1
Leeftijdscategorie
Groep 2.2
Uit bovenstaande grafieken blijkt dat van de mensen boven de 60 jaar niemand aangeeft
na zijn 65e nog fulltime te willen werken. Opmerkelijk is dat bij de hoogste
leeftijdscategorieën meer mensen uit groep 2.1 na hun 65e nog parttime willen werken
dan de mensen uit groep 2.2 die een hogere inschatting van het aantal 65-plussers over 30
jaar in gedachten hebben.
In de bovenstaande grafieken is duidelijk onderscheid te zien tussen de groepen bij
vrijwilligerswerk en op (klein)kinderen passen. De percentages bij groep 2.2 liggen
beduidend hoger dan bij groep 2.1. Het is mogelijk dat de mensen uit groep 2.2 zich
liever verdienstelijk maken voor de maatschappij door vrijwilligerswerk te gaan doen en
op (klein)kinderen te passen dan door parttime te gaan werken. Er lijkt een verschuiving
plaats te vinden.
Bij sporten liggen de percentages van de middelste leeftijdscategorie bij groep 2.1
beduidend hoger dan bij groep 2.2, bij hobby’s oppakken is dat andersom.
Eigen woning in combinatie met hoelang doorwerken
Groep 2.1
Voor 65e stoppen
Tot 65e werken
Na 65e
Totaal
doorwerken
Eigen woning
44%
44%
12%
100%
Geen eigen
8%
39%
54%
100%
23%
41%
36%
100%
woning
Totaal
30
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Groep 2.2
Voor 65e stoppen
Tot 65e werken
Na 65e
Totaal
doorwerken
Eigen woning
26%
62%
13%
100%
Geen eigen
34%
34%
34%
100%
29%
47%
24%
100%
woning
Totaal
Ondanks dat groep 2.2 een hoger percentage 65-plussers over 30 jaar in Nederland in
gedachten heeft, willen ze gemiddeld genomen eerder stoppen met werken als ze geen
eigen woning hebben, zoals uit de bovenstaande tabellen blijkt. Groep 2.2 wil langer
doorwerken dan groep 2.1 als ze wel een eigen woning hebben.
Lichamelijk zwaar beroep in combinatie met hoelang doorwerken
Groep 2.1
Voor 65e stoppen
Tot 65e werken
Na 65e
Totaal
doorwerken
Geen lichamelijk
25%
42%
33%
100%
Voor 65e stoppen
Tot 65e werken
Na 65e
Totaal
zwaar beroep
Groep 2.2
doorwerken
Lichamelijk
40%
60%
0%
100%
29%
29%
43%
100%
zwaar beroep
Geen lichamelijk
zwaar beroep
In groep 2.1 heeft niemand een lichamelijk zwaar beroep, in groep 2.2 heeft 29 procent
een lichamelijk zwaar beroep. Van de mensen uit groep 2 die een lichamelijk zwaar
beroep hebben wil niemand na zijn 65e doorwerken.
Van de mensen die geen lichamelijk zwaar beroep hebben willen de mensen uit groep 2.2
gemiddeld vaker langer dan hun 65e doorwerken dan de mensen uit groep 2.1 en minder
vaak tot hun 65e werken.
31
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 4 Conclusie
Over 30 jaar is ongeveer 25 procent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder.
Nederlanders schatten dat percentage veel te hoog in, namelijk op gemiddeld 42 procent.
De voornaamste oorzaken van de vergrijzing zijn de babyboom, het steeds langzamer
stijgen van het aantal geboortes en de toegenomen levensverwachting van mensen. De
vergrijzingproblematiek is ook veroorzaakt door de mogelijkheid tot vervroegde
uittreding die rond 1980 is ontstaan. Het gevolg van de vergrijzing is dat het
arbeidsaanbod afneemt, wat tot een spanning op de arbeidsmarkt kan leiden. Verder
neemt het aantal AOW-uitkeringen toe, evenals de zorgkosten. De vraag is of dat nog wel
betaalbaar is. Voor al deze problemen zijn diverse oplossingen bedacht, in dit verslag is
gekeken naar de bijdrage van het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd aan het
vergrijzingsprobleem.
Uit onderzoek is gebleken dat spierkracht, uithoudingsvermogen en snelheid (licht)
afnemen na het 30e levensjaar. Ook uit het eigen onderzoek komen enkele van deze
verschijnselen naar voren. Naarmate mensen ouder worden willen ze minder activiteiten
doen na hun 65e. Oudere mensen blijken vaak geen lichamelijk zwaar werk meer te
kunnen doen en niet meer fulltime te willen werken na hun 65e. Verder blijkt uit
onderzoek dat de productiviteit van werknemers vermindert op hogere leeftijd, waardoor
bedrijven vaak verlies maken op oudere werknemers.
Een pluspunt van oudere werknemers is dat hun vermogen om meerdere kanten van een
situatie in te zien toeneemt met de leeftijd. Ook blijken ouderen minder vaak ziek te zijn
dan jongeren, maar herstel duurt bij ouderen weer langer. Verder verwisselen oudere
mensen minder snel van baan dan jongere mensen, waardoor het rendement van een
opleiding hoger kan zijn.
De arbeidsparticipatie van mannen is de laatste jaren gestegen, vooral in de
leeftijdscategorie van 50 tot 64 jaar. Bij vrouwen is sprake van een sterke stijging van de
arbeidsparticipatie dan bij mannen, deze stijging is vooral te zien van 25 tot 64 jaar. Veel
32
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
mensen geven aan nog parttime te willen werken na hun 65e. Anderen willen nog
vrijwilligerswerk doen of op (klein)kinderen passen.
Redenen voor mensen om voor hun 65e te stoppen met werken zijn vaak dat het beroep
lichamelijk te zwaar is om ermee verder te gaan, of dat ze genoeg vermogen hebben.
Vooral de mensen met een lichamelijk zwaar beroep hebben het gevoel dat hen onrecht
aangedaan wordt als zij langer door moeten werken.
Het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd zal er toe leiden dat mensen langer
door moeten werken of zelf een paar jaar AOW moeten overbruggen. Van de
ondervraagden van het eigen onderzoek geeft 43 procent de voorkeur aan langer
doorwerken om het AOW-stelsel voor de toekomst te garanderen en wil 21 procent een
lagere AOW-uitkering ontvangen en 37 procent geeft aan meer uren per week te willen
werken om het AOW-stelsel voor de toekomst te garanderen.
Het beste is om de pensioengerechtigde leeftijd geleidelijk te verhogen en mensen via de
media steeds bewuster te maken van de noodzaak om mee te werken aan deze oplossing
voor het vergrijzingsprobleem. Uit het eigen onderzoek komt naar voren dat mensen met
een te hoge inschatting van het aantal 65-plussers over 30 jaar bereidwilliger zijn mee te
helpen om het vergrijzingsprobleem op te lossen.
33
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hoofdstuk 5 Nabeschouwing
5.1 Gevolgde lijn in betoog en de gehanteerde onderzoeksmethode
De lijn in het betoog en de onderzoeksmethode zijn zoveel mogelijk toegepast. Zowel het
“desk research” als het “field research” zijn uitgevoerd. In de bijlage achterin zijn de
vragenlijsten te vinden die voor het field research zijn gebruikt.
Omdat sommige mensen het onderwerp vergrijzing nogal saai vonden en daarom niet
altijd bereid waren mee te werken, is gekozen om alleen te vragen of ze voor een
onderzoek voor mijn opleiding bereid waren mee te werken door een klein aantal heel
korte vraagjes te beantwoorden. Dat werkte prima, de bereidheid om mee te werken was
daardoor erg groot.
Oudere mensen zijn niet overal even gemakkelijk te vinden. Bij de bibliotheek bij Blaak
bleken echter heel veel oudere mensen rond te lopen, zij waren over het algemeen zeer
bereid mee te werken aan een korte enquête.
Door mensen de vragen te stellen en zelf de enquête in te vullen konden
problemen/misvattingen bij vragen verholpen worden. Daarbij moet worden uitgekeken
dat de resultaten van het onderzoek daar niet door beïnvloed worden. Als mensen voor
het schatten van het percentage 65-plussers over 30 jaar eerst het percentage 65-plussers
op dit moment wil weten moet dat niet gegeven worden, anders wordt het resultaat van
het onderzoek daardoor beïnvloed.
Oudere mensen vonden het gemakkelijker als de vragen mondeling gesteld werden. Zij
probeerden hun antwoorden ook vaak toe te lichten. Hierdoor was het ook mogelijk om
soms iets meer vragen te stellen dan op de enquêtes vermeld waren om deze mensen
beter te begrijpen en meer ideeën op te doen.
34
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
5.2 Aanbevelingen voor het vervolg
Over 30 jaar is ongeveer 25 procent van de Nederlandse bevolking 65 jaar of ouder. Het
arbeidsaanbod zal daardoor enorm afnemen. Veel mensen gaan tegenwoordig voor hun
65e al met pensioen, de vraag is echter of dit over een jaar of 30 nog wel mogelijk is. Een
groot deel van de mensen geeft aan hun beroep na hun 65e nog wel uit te kunnen oefenen.
Hoewel bedrijven vaak liever geen ouderen in dienst hebben vanwege de achteruitgang in
productiviteit, zullen ze door het grote arbeidstekort in de toekomst misschien juist wel
heel graag willen dat mensen later met pensioen gaan. Veel mensen geven aan na hun 65 e
nog parttime te willen werken. Uitzendbureaus zouden hier handig op in kunnen spelen
door de kleinere en lichtere baantjes aan ouderen te geven. De jongere mensen kunnen
dan het wat zwaardere werk doen en de langere baantjes inpikken. Zo kunnen jongeren
meer uren per week werken en ouderen langer (parttime) door blijven werken. Op deze
manier wordt er langer premie betaald en zullen mensen op later leeftijd een uitkering
ontvangen. Dit zou een mooie bijdrage leveren aan het oplossen van het
vergrijzingsprobleem.
Verder kunnen oudere mensen gestimuleerd worden om (vaker) op (klein)kinderen te
passen, waardoor meer vrouwen (langer) kunnen werken. Daarnaast kunnen ouderen
gestimuleerd worden om zich nuttig te maken voor de maatschappij door
vrijwilligerswerk te doen.
5.3 Aanduiding van onderwerpen waarover ‘nader onderzoek’ gewenst is
Voor het oplossen van de problemen die de vergrijzing met zich meebrengt zijn meerdere
oplossingen gegeven. In dit verslag is slechts één van die oplossingen onderzocht. Het
onderzoek kan dus veel verder uitgebreid worden.
Door de grote vergrijzingtoename zal het arbeidsaanbod afnemen. Bedrijven proberen nu
nog op allerlei manieren te stimuleren dat mensen zo vroeg mogelijk met pensioen gaan,
maar als er weinig aanbod is zullen ze misschien wel eerder geneigd zijn mensen langer
35
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
aan te houden. Ze zouden onderzoek kunnen doen naar het functioneren van oudere
werknemers bij verschillende functies en werktijden. Zo kan gekeken worden waar en
hoe ouderen het beste inzetbaar zijn.
Een van de oorzaken van de vergrijzing is het steeds langzamer stijgende geboortecijfer.
Onderzocht kan worden wat hier de redenen voor zijn. Gezien het toenemende aantal
ouderen kan juist verwacht worden dat mensen eerder aan kinderen denken, omdat veel
ouderen bereid blijken te zijn op te passen.
Het vergrijzingsprobleem speelt ook in andere landen een belangrijke rol. Ook dat kan
verder onderzocht worden. In sommige landen is nu al sprake van een groter
vergrijzingpercentage dan in Nederland over een jaar of 30 het geval zou zijn.
Onderzocht kan worden hoe die landen daarmee omgaan, zo kunnen goede ideeën
overgenomen worden.
36
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Literatuurlijst
-
-
21minuten.nl (2006)
Bercx, T., Buitenhuis, R., Zanten, M. van (2004), De babyboom exit, Jellema
druk, Almelo
Bettendorf, L.J.H., Bovenberg, A.L., Broer, D.P. (2000), De gevolgen van
vergrijzing voor de economische ontwikkeling in Nederland, OCFEB Rotterdam
Brink, D. van der (2006), De vergrijzing leeft, kansen en keuzen in een
verouderende samenleving, Hooiberg, Epe
Centraal Bureau voor de Statistiek (2006a), Bevolkingstrends,
Bevolkingsprognose 2006-2050, 4e kwartaal.
Centraal Bureau voor de Statistiek (2006b) Statline, Heerlen/Voorburg
Centraal Bureau voor de Statistiek (2007), Grijze druk zal verdubbelen
Centraal Bureau voor Statistiek (19 december 2006), Over 30 jaar is kwart
bevolking 65-plus, Persbericht
Dur, R. (2007), Hoorcolleges motivatie economie, Erasmus Universiteit
Rotterdam
Gourmans, M., Mandemaker, T., Overbeek, R., Penninx, K., Schippers, A.
(2005), Vergrijzing Naar een toekomstgericht ouderenbeleid in Nederland,
Lemma BV
Heyma, A., Zijl, M., Bijvoet, C. (najaar 2003), Aan de slag met vergrijzing,
Stichting voor Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam
Hustinx, A.A.M., Wijsheid was er al jaren, Beleid en inzicht van de overheid ten
aanzien van de vergrijzing, Erasmus Universiteit Rotterdam
Kam, F. de, Nypels, F. (1995), Tijdbom, Contact Amsterdam/Antwerpen
Nauta, A., Bruin, M.B. de, Cremer, R. (2004), De mythe doorbroken. Gezondheid
en inzetbaarheid van oudere werknemers, TNO Arbeid
Nederlandse pensioen & beleggingsnieuws (maart 2007), Een pleidooi voor DC
Nu.nl (juli 2007), Ouderen niet geliefd bij werkgevers
Pensioenkijker.nl (2007a), Pensioen via de overheid
Pensioenkijker.nl (2007b), Verschillende pensioenregelingen
Pensioenkijker.nl (2007c), Pensioen en inflatie
Pensioenkijker.nl (2007d), Pensioen via je werkgever
Pensioenkijker.nl (2007e), Hoeveel krijg ik
Politiekepartijen.nl (2007)
Quispel, Y., Christ, L. (2001), Ouder worden: een kwestie van leeftijd?, LBL
SER-advies (2005) Van alle leeftijden: Een toekomstgericht ouderenbeleid op het
gebied van werk, inkomen, pensioenen en zorg, publicatienr. 05/02, Den Haag
Sociale Verzekeringsbank (2007), AOW-pensioen
Wikipedia.org (2007), Vergrijzing
37
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Enquête 1
Wat is uw geslacht?


Man
Vrouw
Wat is uw leeftijd?






18-30 jaar
30-40 jaar
40-50 jaar
50-60 jaar
60-70 jaar
70 jaar of ouder
Oefent u een lichamelijk zwaar beroep uit?




Ja
Nee
Ik studeer nog/zit nog op school
Ik werk niet
Hoeveel uur per week werkt u?







Ik werk niet
0-8 uur
8-16 uur
16-24 uur
24-32 uur
32-40 uur
> 40 uur
Denkt u dat u uw beroep na uw 65e ook nog uit kunt oefenen?




Ja
Nee
Misschien
Niet van toepassing
38
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hebt u een eigen woning?


Ja
Nee
Over 30 jaar zal naar verwachting 25 procent van de Nederlandse bevolking
65 jaar of ouder zijn.
Naar welke van de volgende mogelijkheden gaat uw voorkeur uit om het AOWstelsel voor de toekomst te garanderen?



Iedereen moet meer uren per week werken
Langer doorwerken tot het pensioen
Zelf een lagere AOW-uitkering ontvangen
Hoelang zou u door willen werken?



Tot m'n 65e
Ik wil voor m'n 65e stoppen
Ik wil langer dan m'n 65e doorwerken
Hebt u het idee dat u onrecht aangedaan wordt als u langer dan uw 65e door moet
werken?


Ja
Nee
Wie moet(en) er volgens u voor de kosten van de vergrijzing opdraaien? (meerdere
antwoorden mogelijk)



De jongere generatie
De oudere generatie
De kosten moeten uit de algemene middelen worden betaald
Welke van de volgende activiteiten zou u nog willen doen na uw 65e? (meerdere
antwoorden mogelijk)




Fulltime werken
Parttime werken
Vrijwilligerswerk
Op (klein)kinderen passen
39
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie




Studie/cursus volgen
Hobby’s oppakken
Sporten
Reizen en uitstapjes maken
Heel erg bedankt voor uw medewerking!!!
40
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Enquête 2
Wat is uw geslacht?


Man
Vrouw
Wat is uw leeftijd?






18-30 jaar
30-40 jaar
40-50 jaar
50-60 jaar
60-70 jaar
70 jaar of ouder
Oefent u een lichamelijk zwaar beroep uit?




Ja
Nee
Ik studeer nog/zit nog op school
Ik werk niet
Hoeveel uur per week werkt u?







Ik werk niet
0-8 uur
8-16 uur
16-24 uur
24-32 uur
32-40 uur
> 40 uur
Denkt u dat u uw beroep na uw 65e ook nog uit kunt oefenen?




Ja
Nee
Misschien
Niet van toepassing
41
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
Hebt u een eigen woning?


Ja
Nee
Hoeveel procent van de Nederlandse bevolking verwacht u dat over 30 jaar 65 jaar
of ouder is?
…… procent
Naar welke van de volgende mogelijkheden gaat uw voorkeur uit om het AOWstelsel voor de toekomst te garanderen?



Iedereen moet meer uren per week werken
Langer doorwerken tot het pensioen
Zelf een lagere AOW-uitkering ontvangen
Hoelang zou u door willen werken?



Tot m'n 65e
Ik wil voor m'n 65e stoppen
Ik wil langer dan m'n 65e doorwerken
Hebt u het idee dat u onrecht aangedaan wordt als u langer dan uw 65e door moet
werken?


Ja
Nee
Wie moet(en) er volgens u voor de kosten van de vergrijzing opdraaien? (meerdere
antwoorden mogelijk)



De jongere generatie
De oudere generatie
De kosten moeten uit de algemene middelen worden betaald
Welke van de volgende activiteiten zou u nog willen doen na uw 65e? (meerdere
antwoorden mogelijk)


Fulltime werken
Parttime werken
42
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie






Vrijwilligerswerk
Op (klein)kinderen passen
Studie/cursus volgen
Hobby’s oppakken
Sporten
Reizen en uitstapjes maken
Heel erg bedankt voor uw medewerking!!!
43
Erasmus Universiteit Rotterdam – Bachelorscriptie Economie & Bedrijfseconomie
44
Download