Onze visie over de nieuwe geluidsnormen in België.

advertisement
De nieuwe geluidswetgeving van Joke Schauvliege
en enkele kritische bedenkingen.
Guy Meuris
Safety@vises bvba
Basiscursus Preventie, Bescherming en Welzijn op het Werk
Georganiseerd door
Prebes vzw
Voorjaar 2012
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 1
Inhoud
Titelblad……………………………………………………………………………….……… 1
Inhoudsopgave……………………………………………………………………………...... 2
Inleiding………………………………………………………………………………………. 4
Hoofdstuk 1: Voorstelling Safety@vises................................................................................... 5
1.1 Wat doet Safety@vises?........................................................................................... 5
1.2 Motivatie van het onderwerp ……………………………………………….……. 6
Hoofdstuk 2: De werking van ons gehoor en gehoorschade………………………………….. 6
2.1 Anatomie van het oor………………………………………………………….…... 6
2.2 Hoe horen wij?.......................................................................................................... 7
2.3 Vormen van gehoorschade……….………………………………………….…….. 8
2.4 Gehoorschade in de muziekwereld……………………………………………..….. 9
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 2
Hoofdstuk 3: Het wettelijk kader rond geluidsnormen……………………………………….. 10
3.1 De wettelijke situatie nu (Vlarem + KB van 24/02/1977)……………………………...… 10
3.1.1. Geluidsnormen ingedeelde inrichtingen………………………………………………... 11
3.1.2. Geluidsnormen niet-ingedeelde inrichtingen…………………………………………… 11
3.1.3. Kort overzicht…………………………………………………………………..……... .. 11
3.2. De nieuwe geluidswetgeving (met definitieve ingang vanaf 01/01/2013)………………... 12
3.2.1. Van aanleiding tot wetgeving………………………………………………………...…. 12
3.2.2. Besluit Vlaamse regering 17 februari 2012……………………………………...…...…. 13
3.2.3. Flankerend beleid van de Vlaamse overheid…………………………………...……….. 14
Hoofdstuk 4: Een kritische benadering van de nieuwe geluidswetgeving…………………...………… 15
4.1. Waarom enkel voor elektronisch versterkte muziek?.......................................................... 15
4.2. Wetgeving en realiteit: onze ervaring op het terrein………………………..…………….. 15
4.3. Oordopjes voor iedereen!..................................................................................................... 16
4.4. Arbeidsreglement vs wetgeving in de muziek(sector/vrijetijdsbesteding)…………..……. 17
4.5. Aansprakelijkheid en sanctionering………………………………………………………. 18
Hoofdstuk 5: Besluiten ivm de wetgeving (Een kort overzicht van alle kritische punten) ………........ 19
Dankwoord………………………………………………………………………………….………….. 20
Bijlagen………………………………………………………………………………………………… 21
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 3
Inleiding:
De hele problematiek rond geluid en muziekbeleving is weer brandend actueel, niet in het minst door de
onlangs goedgekeurde, nieuwe geluidswetgeving, die definitief zal ingaan op 1 januari 2013.
(Alle organisaties ivm. muzikale evenementen worden nu al aangespoord om zich zo snel mogelijk aan
te passen aan de nieuwe normen en dit zowel op vlak van infrastructuur, apparatuur, controle én
naleving. 2012 wordt hierbij door de overheid aanzien als een overgangsjaar, dus eventuele sancties bij
overtreding zullen zich in eerste instantie vooral beperken tot raadgevingen en niet-strafrechterlijke
aanmaningen.)
“Muziek” slaat ons vandaag de dag voortdurend om de oren! Sinds de uitvinding van de walkman meer
dan dertig jaar geleden mogen we dit zelfs letterlijk nemen. Overal waar we gaan - en zelfs wanneer we
gaan! – horen we muziek: soms stil en discreet, dan weer luid en dominant. Logisch ook: De
psychologische gevolgen (zowel positieve als negatieve) van muziekbeleving zijn ondertussen al
menigmaal onderzocht en bewezen, de commerciële fantasie rond, én uitbuiting van deze kunstvorm –
direct én indirect – kent geen grenzen én de permanente, technologische vooruitgang op vlak van
productie(gemak), distributie en afspeelmogelijkheden maken het mogelijk op elk moment van de dag
écht ieder van ons te kunnen “beïnvloeden”, van baby tot hoogbejaarde, van aan het rek droge voeding
in de supermarkt tot in de ruimte.
Recentelijk onderzoek wijst dan ook uit dat we de laatste 20 à 25 jaar helemaal op het verkeerde spoor
zitten en dat deze constante “geluidsoverlast” een ware aanslag pleegt op onze gehoor, steeds vaker met
(permanente) gehoorschade tot gevolg. Waar het enkele decennia geleden nog vooral oudere
fabrieksarbeiders waren die de meeste gehoorschade hadden opgelopen, zijn het nu vooral jongeren die
meer en meer klagen over last van hun gehoor. Ook steeds meer dokters worden overspoeld met
verontruste telefoons van jongeren die last hebben van tinnitus of zelfs tijdelijk doof zijn. Naar muziek
luisteren lijkt het nu te winnen van “masturberen”. Alleen is de vraag: “Misschien is het deze keer géén
urban legend en worden we nu stilaan echt doof?” Meer en meer lijkt het antwoord hierop “ja” en
moeten we op zoek gaan naar antwoorden op andere vragen, zoals: “Welke karakteristieken van muziek
kunnen/moeten wij dan precies aan banden leggen en hoe pakken we dit praktisch aan, zodat we deze
negatieve spiraal van gehoorschade bij mensen kunnen stoppen?”
Vlaams minister Joke Schauvliege heeft de laatste jaren niet stil gezeten en formuleerde, na jaren
overleg met partners uit de sector én uitgebreid wetenschappelijk onderzoek, begin vorig jaar een nieuw
voorstel op vlak van geluidswetgeving dat na heel wat gepalaver dit jaar op 17 februari definitief is
goedgekeurd. Ondanks alle goede bedoelingen om hiermee het geluidsniveau op muziekactiviteiten
eindelijk(!) wettelijk te gaan begrenzen met als doel de gezondheid van alle aanwezigen te beschermen,
stuiten de nieuwe geluidsnormen op heel wat onbegrip bij organisaties uit de sector, die onder andere
vrezen voor grote kosten die de implementatie ervan met zich zullen meebrengen. Wij zelf als
gehoorspecialist vrezen vooral voor de te kleine impact die de nieuwe wetgeving op lange termijn zal
hebben op vlak van het voorkomen van gehoorschade. Net het hele doel van deze wetgeving.
Genuanceerde en gegronde kritiek is echter pas mogelijk wanneer men voldoende inzicht verkrijgt in de
problematiek rond geluidshinder, natuurlijk steeds met voldoende respect voor de noodzakelijke
muziekbeleving. Dit is het hoofddoel van deze paper geworden: een beperkt, doch gestructureerd
overzicht schetsen van de fysische gevolgen aan ons gehoor van te veel én te luide muziek én het kort
aanhalen van de toekomstige uitdagingen van alle betrokken partijen nu de nieuwe geluidswetgeving
een feit is. Nieuwe oplossingen zorgen immers altijd voor nieuwe problemen.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 4
Ik heb getracht deze paper een logisch opbouw mee te geven:
- In hoofdstuk 1 een korte voorstelling van onze firma. Wie zijn wij en wat doen wij? Ook de
motivatie van het gekozen thema komt even aan bod.
- Hoofstuk 2 behandelt de werking van ons oor en diverse vormen van gehoorschade.
- Het wettelijk kader rond geluidsnormen wordt beschreven in hoofdstuk 3. Zowel de huidige
stand van zaken als de nieuwe geluidswetgeving komen aan bod en worden met elkaar
vergeleken.
- In hoofdstuk 4 gaan we de kritische toer op en probeer ik met een aantal gefundeerde
argumenten enkele zwakke redeneringen op te sporen in de nieuwe geluidswetgeving. Sommige
zullen in de nabije toekomst ongetwijfeld onderwerp worden van heftige discussies, andere
zullen misschien aanleiding vormen tot nieuwe uitdagingen die op hun beurt moeten worden
aangepakt.
- Hoofdstuk 5 is een overzichtelijke samenvatting van alle tot nu toe gehoorde kritieken,
aangevuld met een persoonlijke eindconclusie, bedoeld als waarschuwing voor de toekomst.
Hoofdstuk 1: Voorstelling Safety@vises
1.1. Wat doet Safety@vises?
Safety@vises is een jong bedrijf in Burcht (Antwerpen) dat actief is als distributeur op de markt van
innovatieve persoonlijke beschermingsmiddelen, met als specialisatie: gehoorbescherming. Ons
paradepaardje is hierbij de unieke Sonomax instant gehoorbescherming op maat: voordelige en
kwalitatieve otoplastieken ter plaatse in slechts 12 minuten aangemeten én getest met geluid , al of niet
in combinatie met communicatie. Verder willen we ook vooral jongeren bereiken met oa. de innovatieve
“SculptedEers”, op maat gemaakte muziekoortjes (mét microfoon, dus ook voor GSM), aangemeten in
slechts 5 minuten. Muziekoortjes, of zogenaamde “Inears” hebben al een tijdje – terecht – een slechte
reputatie wat betreft het veroorzaken van heel wat gehoorschade bij jongeren. Dit geldt echter niet voor
deze op maat gemaakte versie. Door het omgevingsgeluid te dempen en door het feit dat er niets
“verloren” gaat van het geluid dat zich afspeelt in de oortjes (er gaat namelijk geen geluid naar buiten),
kan het afgespeeld volume met de helft worden teruggebracht voor eenzelfde “muziekbeleving”. Dit
vermindert maar liefst 8x de kans op (permanente) gehoorschade. Maar uiteraard hebben wij nog vele
andere oplossingen op vlak van gehoorbescherming. Ook geluidsmeetapparatuur van het Deense
SoundEar zitten in ons pakket.
Verder vullen wij ons gamma aan met grensverleggende producten op vlak van persoonlijke
bescherming en ergonomie, maar dat zou ons te ver leiden in functie van deze paper. Wel nog het
vernoemen waard is onze nauwe samenwerking met firma’s die gespecialiseerd zijn in zowel het maken
van geluidsanalyses als het plaatsen van geluidsschermen en –muren, waardoor wij een zeer volledig
spectrum inzake geluids(hinder)behandeling kunnen aanbieden aan onze klanten: van collectieve tot en
met individuele gehoorbescherming.
In eerste instantie richten wij ons vooral naar industriële bedrijven, maar we merken dat een groot deel
van ons gamma ook zeer nauw aansluit bij de behoeftes van organisaties in de muziek- en
entertainmentsector én zelfs voor particulieren. Tot voor kort was het zeer moeilijk deze 2 laatste
groepen te bereiken via (muziek)evenementen, aangezien de standaard productie- en levertijd van
gehoorbescherming op maat al gauw kon oplopen tot 2 à 3 weken. Met de revolutionaire SonoCustom
aanmeettechniek kunnen wij nu mensen voorzien van otoplastieken in slechts enkele minuten.
Dit geeft ons nu de mogelijkheid om bezoekers van (muziek)evenementen “on the spot” te gaan
informeren, sensibiliseren en, als het kan, zelfs te voorzien van de juiste, individuele
gehoorbescherming. Een nieuw project, dat hier nauw bij aansluit, is het plaatsen van (betalende)
verdeelautomaten met aangepaste oordopjes op allerlei lawaaierige evenementen, van racecircuits tot
loveparades. Het aanbieden van de juiste oordopjes – aangepast aan de functie – aan democratische
prijzen is hierbij van cruciaal belang.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 5
1.2. Motivatie van het onderwerp
Zelf ben ik nu 8 jaar actief in de wereld van persoonlijke beschermingsmiddelen en de laatste jaren
steeds meer gefocust op gehoorbescherming. Wat we in de industrie al jaren doen (het aanmeten van de
ideale gehoorbescherming) trachten wij sinds een half jaar nu ook in de muziekwereld te bereiken. In
samenspraak met een aantal fabrikanten wereldwijd (Sonomax, Puretone, Epi3D,..) hebben we nieuwe
gehoorbescherming ontwikkeld voor mensen die uitgaan of professioneel met muziek bezig zijn.
Universeel of op maat, comfortabel, herbruikbaar en budgetvriendelijk.
Volgens professor Van de Heyning van het Antwerps Universitair Ziekenhuis wordt gehoorschade,
vooral bij jongeren, een steeds nijpender probleem. Bij twintigers zou volgens recente cijfers al een
kwart gehoorverlies oplopen. Dat komt vooral door de huidige muziekcultuur: hoofd- en oortelefoons,
MP3-spelers, fuiven en popconcerten. Dit is uiterst onrustwekkend en daar willen wij als Safety@vises
ook graag wat aan doen. Met de ervaring en kennis die we al jaren in de industrie hebben opgedaan én
een doeltreffende vertaling hiervan naar de jongeren in de hedendaagse uitgaanscultuur, in combinatie
met een goed uitgestippeld (overheids)beleid, moet dit op termijn zeker lukken.
De nieuwe geluidswetgeving van Joke Schauvliege is hierbij zeker een stap in de goede richting, maar
botst voorlopig nog op veel weerstand, soms gepaard met heel wat vooroordelen, maar meestal toch wel
terecht. Vandaar het idee van deze paper: een beperkt, doch relevant overzicht bieden van deze materie.
Van het ontstaan van gehoorschade door muziek, over de nieuwe geluidsnormen, naar de uitdagingen
die alle betrokken partijen nog te wachten staan in de toekomst, en dit vooral vanuit het standpunt als
productspecialist én toekomstig preventieadviseur.
Hoofdstuk 2: De werking van ons gehoor en gehoorschade.
Geluid bereikt onze hersenen op twee manieren: via luchtgeleiding (door het gehoorkanaal naar het
middenoor en vervolgens het binnenoor) en via beengeleiding (oa. door onze schedel) rechtstreeks naar
ons binnenoor. Geluid via beengeleiding is zeer moeilijk uit te schakelen of te dempen en het zou ons in
functie van deze paper te ver leiden om dit verder te gaan uitdiepen vandaar dat ik mij beperkt tot geluid
via luchtgeleiding, waarbij onze oren van cruciaal belang zijn.
Geluid wordt gekenmerkt door:
- Frequentie (Hz): hoorbaar spectrum ligt tussen 20 en 20.000 Hz
Lage tonen: lage frequentie (< 400 Hz)
Hoge tonen: hoge frequentie (> 1600 Hz)
- Amplitude, uitgedrukt in decibel (dB) : geluidsenergie die met het geluid gepaard gaat
- De voortplantingssnelheid : 340 m/s (in de lucht)
2.1. Anatomie van het oor
Het oor is het zintuigorgaan voor geluidswaarneming. Het is de plaats waar geluid wordt opgevangen,
voortgeleid en versterkt. In het oor worden geluidsgolven (mechanische energie) omgezet naar
elektrische prikkels die naar de hersenen worden gevoerd waar de opgevangen geluidssignalen worden
“gehoord”. Een normaal gehoor is onontbeerlijk voor de ontwikkeling van communicatie door middel
van spraak.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 6
Het menselijk oor bestaat uit drie delen:

Het uitwendig oor met de
oorschelp en de gehoorgang.

Het middenoor met het
trommelvlies en de drie
gehoorbeentjes: hamer,
aambeeld en stijgbeugel.
Ook de buis van Eustachius
komt hier toe.

Het binnenoor met het
slakkenhuis. Met name de
gehoorzenuw vertrekt hier
naar de auditieve cortex.
Figuur 1: anatomie van het oor
2.2. Hoe horen wij?
-
-
-
-
Het uitwendig oor vangt de geluidsgolven (= kleine “verstoringen” in luchtdruk) op en geleidt
die naar het trommelvlies. De geluidsgolven botsen tegen het trommelvlies aan waardoor deze
begint te trillen.
Het middenoor is een met lucht gevulde holte waar zich de drie gehoorbeentjes bevinden:
de hamer, het aambeeld en de stijgbeugel. Wanneer het trommelvlies door invallende
geluidsgolven aan het trillen wordt gebracht, worden die trillingen doorgegeven naar de
gehoorbeentjesketen. Het middenoor staat in voor het voortgeleiden van trillingen naar het
binnenoor maar ook voor het versterken van het signaal. Via de buis van Eustachius wordt
regelmatig verse lucht aangevoerd naar het middenoor om zo weinig mogelijk drukverschillen
te creëren tussen “buiten” en “binnen”.
Het binnenoor wordt vanwege zijn spiraalvorm het slakkenhuis genoemd. De cochlea is
ongeveer 4 cm lang, tweeënhalf maal opgerold en gevuld met vloeistof
(endolymfe en perilymfe). Deze vloeistof wordt door geluidstrillingen in beweging gebracht via
de ‘voetplaat’ van de stijgbeugel, die de deksel vormt van het ovale venster. De trillingen lopen
door het slakkenhuis en komen uit in het ronde venster. Dit geheel, beter bekend als het “orgaan
van Corti” bevat twee soorten haarcellen: binnenste haarcellen en buitenste haarcellen. In totaal
zijn er vier rijen haarcellen: 1 rij binnenste haarcellen (+/- 3500) en 3 rijen buitenste haarcellen (
+/- 25.000). Aan elke binnenste haarcel zitten ongeveer 20 zenuwvezels. Deze haarcellen zijn
op hun beurt weer verbonden met de gehoorzenuw die het signaal transporteert naar het
gehoorcentrum in de hersenen. In de hersenen leiden de door de gehoorzenuwen doorgegeven
actiepotentialen tot de daadwerkelijke geluidsperceptie, oftewel het luisteren. Dit vindt plaats in
het gehoorcentrum van de hersenen: de auditieve cortex.
Belangrijk: Deze haarcellen worden niet geregenereerd zoals veel andere cellen in het
lichaam. Ze kunnen daardoor onherstelbaar beschadigd worden door hoge
geluidsdosissen. Dit kan diverse (permanente) gehoorstoornissen tot gevolg hebben!
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 7
Bij het doorgeven van hardere geluiden zijn de buitenste haarcellen niet actief, want hiervoor zijn de
binnenste haarcellen verantwoordelijk. Dit verklaart waarom bij beschadiging van de buitenste
haarcellen het oor ongevoelig wordt voor zachte geluiden, terwijl de hardere geluiden nog steeds goed
waar te nemen zijn.
2.3. Vormen van gehoorschade
Geluid heeft een subjectieve uitwerking… in meerdere betekenissen. Alle mensen hebben een
verschillende “gevoeligheid” voor geluiden (en muziek), zowel op vlak van emoties, betekenis, maar
ook op vlak van gehoorschade. Dit maakt een algemene richtlijn ivm geluidsnormen net zo moeilijk.
In de industrie gaan we er wel van uit dat het gehoor acht uur lang 80 decibel (dB) kan verdragen zonder
risico op beschadiging. Bij 83 dB is dat nog slechts vier uur en per stijging van 3 dB halveert de veilige
blootstellingstijd.
Figuur 3: gehoorschade-tabel
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 8
-
Belangrijk: Per stijging van 3 dB is er een verdubbeling van geluidsenergie!
Geluidsenergie is echter NIET hetzelfde als het geluid dat wij als mens kunnen horen. Er
is wel een exponentiële relatie tussen de twee, nl. een verdubbeling in het geluid dat wij
“ervaren” impliceert een stijging van ong. 9 dB, dwz. 8x meer geluidsenergie!
Volgens mij is dit een zeer onderschat misverstand, dat leidt tot vaak gehoorde vooroordelen als:
“De muziek staat toch maar een béétje harder. Dit kan toch niet veel (meer) schade veroorzaken?”
Kortom: de twee voornaamste factoren die bijdragen tot gehoorschade zijn de geluidsenergie en de
blootstellingsduur. De meeste mensen beseffen vandaag wel dat ook veelvuldige blootstelling aan
occasioneel geluid (werk, verkeer, trein, grasmachine,…), kan leiden tot gehoorverlies, maar
onderschatten nog steeds het risico op (permanente) gehoorschade door hun inschatting van het gevaar
enkel te baseren op wat ze “horen”.
De meest voorkomende gehoorproblemen zijn:



Gehoorverlies: We onderscheiden hier twee soorten, met name geleidingsslechthorendheid en
binnenoorslechthorendheid. Een teveel aan lawaai leidt meestal tot het tweede. Aantasting van
het binnenoor zorgt niet alleen voor verzwakking van het geluid (zoals bij geleidingsslechthorendheid) maar ook voor vervorming. Hierdoor wordt het moeilijk spraak in achtergrondlawaai te verstaan. De ernst van het gehoorverlies varieert van zeer licht tot zeer zwaar en kan
resulteren in doofheid. Binnenoorslechthorendheid is meestal blijvend en kan niet behandeld
worden met chirurgie. De schade kan wel beperkt worden met medicatie in een vroegtijdig
stadium.
Tinnitus: Oorsuizen is een bekendere term, maar ook piepen of fluiten is een vorm van tinnitus.
Sommige mensen hebben zelfs constant het snerpende geluid van een slijptol in hun hoofd. Het
gaat om 'schijngeluiden', die ontstaan als je oren of gehoorzenuw uit zichzelf, zonder aanleiding,
signalen doorgeven. In de hersenen krijgen die dan de betekenis 'geluid'.
De aandoening gaat ook nog vaak gepaard met achteruitgang van je gehoor en
overgevoeligheid.
Hyperacusis: (Grieks: hyper = teveel, acusis = geluid) De oren van deze mensen hebben hun
'dynamische bereik' verloren. Ze kunnen zich niet meer instellen op snelle veranderingen in
volume, waardoor geluiden keihard binnenkomen. Deze overgevoeligheid voor geluid is niet
alleen zeer onhandig en hinderlijk. Het kan ook grote gevolgen hebben voor je leven. Als
alledaagse geluiden onverdraaglijk worden, ga je ze vermijden. Het liefst zoek je een stille
omgeving op, maar dat betekent dan een meer “geïsoleerd” leven. En dat geeft weer psychische
klachten…
In mindere mate: Distortion (vervorming), Diplacusis (‘vals’ horen), Menière (met o.a. duizeligheid)
2.4. Gehoorschade in de muziekwereld
In 2003 heeft de Zweedse onderzoeker Kähäri in een tweetal artikelen* de gehoorproblematiek van
professionele musici in kaart gebracht, zowel bij klassieke muziek musici, als bij jazz- en rock musici.
In dat onderzoek komt naar voren dat maar liefst 74% van alle musici klachten heeft over het gehoor!
Die klachten zijn gehoorverlies (binnenoorslechthorendheid), tinnitus (oorsuizen), hyperacusis
(overgevoeligheid voor geluid), distortie (vervorming van het waargenomen geluid) en diplacusis
(verschillende toonhoogte waarneming links en rechts van één geluidsbron). In figuur 4 zijn enkele
resultaten uit haar onderzoek samengevat.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 9
figuur 4: Resultaten Zweeds gehooronderzoek
*
Kähäri KR, Axelsson A, Hellstrom PA, Zachau G, 2001, “Hearing assessment of classical
orchestral musicians”, Scand.Audiol. 30(1), 13-23.
Kähäri K, Zachau G, Eklöf M, Sandsjö L, Möller C, 2003, “Assessment of hearing and
hearing disorders in rock/jazz musicians”, Int.J.Audiol. 42(5), 279-288
In België is tot op heden nog geen vergelijkbaar onderzoek gedaan bij professionele musici, maar het
spreekt voor zich dat we tot vergelijkbare resultaten zouden komen. Enkele voorbeelden: Toon Luyten,
een 20-jarige muzikant uit Noorderwijk en muzikant Dennis Nijsmans geven beiden lezingen over hoe
zij hebben moeten leren leven met gehoorschade. En zij zijn ondertussen lang niet de enige muzikanten
meer die er openlijk voor uitkomen dat ze ernstige gehoorschade hebben opgelopen bij het uitoefenen
van hun passie. Opmerkelijk is toch wel dat ook klassiek geschoolde muzikanten zeer veel kans maken
op gehoorschade. Statistisch gezien moeten zij zelfs niet onderdoen voor collega’s die “luidruchtigere”
stijlen van muziek maken. Onze ervaring is dat er in de Vlaamse conservatoria nog heel wat
vooroordelen bestaan hieromtrent.
Belangrijk: bij binnenoorslechthorendheid gaat het vaak om een niet al te groot gehoorverlies,
maar altijd wel in een beperkt frequentiegebied, waardoor de selectiviteit, waarmee het oor
toonhoogtes en tijdsintervallen waarneemt, onderscheidt en differentieert, kan aangetast zijn. Dit
is niet alleen funest voor musici, maar voor muziekliefhebbers in het algemeen. Ook de
spraakverstaanbaarheid in een gesprek, vooral in een rumoerige omgeving, wordt dan een
moeilijk gegeven.
Conclusie: de muziekwereld is zeker een sector, net als de industrie, waar maatregelen ter voorkoming
van gehoorschade, noodzakelijk zijn en desnoods via de overheid moeten worden opgelegd.
Hoofdstuk 3: Het wettelijk kader rond geluidsnormen
3.1. De wettelijke situatie nu (Vlarem + KB van 24/02/1977)
De enige wettelijke bepalingen rond geluidsnormen worden momenteel vrij eng omkaderd als
“bestrijding van geluidshinder”, wat in principe een gewestelijke (Vlaamse) bevoegdheid is. Toch
spelen ook andere niveaus (gemeente, federale overheid, Europa) een belangrijke rol in dit kluwen van
verschillende regelgevingen (met een teveel aan irrelevante regels en onderverdelingen, en een
opvallend gebrek aan relevante, concrete informatie!).
Om te beginnen zitten we met meerdere wetgevende documenten, namelijk: het geluid vanwege horecazaken, feestzalen of muziekevenementen wordt op basis van de aard van de zaak ofwel gereglementeerd
via VLAREM (en meer nog: de milieuvergunning) ofwel via het KB van 24/02/1977. Dit heeft dan
weer alles te maken met de vraag of een zogenaamde “ingedeelde inrichting” betreft, of een “nietingedeelde inrichting”. Van beide documenten vindt u in bijlage de integrale versie. (A.1. en A.2.)
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 10
3.1.1. Geluidsnormen ingedeelde inrichtingen
Als het evenement plaatsvindt in een ‘ingedeelde inrichting’ dan bepaalt de milieuvergunning de
geluidsnorm. Een ingedeelde inrichting is een inrichting die voldoet aan de Vlarem-normen en
beschikt over een milieuvergunning. De normen zijn afhankelijk van de geluidsisolatie en de ligging
van de inrichting. (bvb. In een industriezone mag je meer lawaai maken dan in een woongebied.) Ook
het tijdstip speelt een rol: overdag mag je meer lawaai produceren dan ’s avonds of ’s nachts (na 22u00).
Regelgeving:
- VLAREM II Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale
bepalingen inzake milieuhygiëne; Deel 4. Algemene Milieuvoorwaarden voor ingedeelde
inrichtingen 4.5 beheersing van geluidshinder.
- VLAREM II Deel 5. Sectorale milieuvoorwaarden voor ingedeelde inrichtingen, Afdeling
5.32.2. Lokalen met dansgelegenheid Art. 5.32.2.1. De bepalingen van deze afdeling zijn van
toepassing op de inrichtingen bedoeld in subrubriek 32.1 van de indelingslijst.
- Omzendbrief van 17 februari 1998 met betrekking tot verklarende toelichting inzake begrip
exploiteren en exploitant zoals gedefinieerd in artikel 2, 2 en 3 van decreet 28 juni 1985 de
milieuvergunning in het kader van het organiseren van dansgelegenheden
- Omzendbrief van 20 maart 1997 over de toepassing van Vlarem-subrubriek 32.1. "Feestzalen
met een dansgelegenheid"
3.1.2. Geluidsnormen niet-ingedeelde inrichtingen
In niet-ingedeelde inrichtingen mag het geluidsniveau de 90 dB(A) niet overschrijden. Nietingedeelde inrichtingen zijn alle evenementen in een zaal zonder milieuvergunning, in een tent of in
openlucht. Voor occasionele muziekactiviteiten naar aanleiding van een bijzondere gelegenheid zoals
kermissen, carnaval, de jaarlijkse fuif van de jeugdbeweging… kan de gemeente wel een uitzondering
maken. Een uitzondering op het KB van 24 juni 1977 kan enkel als de muziekactiviteit op voorhand bij
het College van Burgemeester en Schepenen gemeld werd. Het College moet akte nemen van die
melding.
Het College kan beperkende maatregelen opleggen (duur en geluidsniveau van het evenement) of de
activiteit zelfs helemaal verbieden. Vooral als het evenement dicht bij stiltebehoevende instellingen of
zones plaats zal vinden (bvb. bejaardentehuizen, ziekenhuizen, scholen en natuurreservaten).
Regelgeving:
- Artikel 1,2 & 3 van het KB van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor
muziek in openbare en private inrichtingen.
(Een gedetailleerd overzicht van het desbetreffende KB vindt u in Hoofdstuk : Bijlagen.)
- De uitzondering op de geluidsnormen van het KB van 24 februari 1977 zoals vermeld in
VLAREM II (Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale
bepalingen inzake milieuhygiëne, deel 6 milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen,
6.7 niet ingedeelde muziekactiviteiten )
3.1.3. Kort overzicht
-
Feestzalen en lokalen met dansgelegenheid, groter dan 100 m2, worden ingedeeld via hoofdstuk
5.32 van VLAREM II. (Mede vanwege de noodzaak tot het bezitten van een milieuvergunning)
Andere horeca-zaken waarin elektronisch versterkte muziek wordt geproduceerd, moeten
voldoen aan het KB van 24/02/1977.
Occasionele muziekevenementen worden geregeld via hoofdstuk 6.7 van VLAREM II.
Aanvullend kan lokaal een gemeentelijk of politiereglement van kracht zijn.
Belangrijk: De huidige wetgeving is vooral geschreven vanuit de bekommernis om de
geluidshinder voor omwonenden te beperken bij muziekoptredens. Deze wet is nooit geschreven
vanuit het perspectief om het publiek van muziekevenementen te beschermen. De opgelegde 90
dB geldt dus meer als het maximum aan “lawaai” dat buurtbewoners dienen te aanvaarden.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 11
3.2. De nieuwe geluidswetgeving (met definitieve ingang vanaf 01/01/2013)
3.2.1. Van aanleiding tot wetgeving.
De grootste aanleiding om te komen tot een eerste, echte geluidswetgeving, die ook aandacht heeft voor
de situatie en de personen “binnen”, waren natuurlijk de vele reacties op een aantal persartikels, niet
zelden geschreven door Professor Bart Vinck van de Gentse Universiteit én een autoriteit op het gebied
van gehoorschade, naar aanleiding van de zomerfestivals in 2009. Op initiatief van Vlaams minister
Joke Schauvliege werd vervolgens een participatief proces opgestart waarbij alle actoren zoveel
mogelijk werden betrokken om uiteindelijk te komen tot een voor iedereen aanvaardbaar voorstel. Deze
werkgroep bestond uit o.m. oorspecialisten, geluidsdeskundigen en technici, organisatoren,
zaaluitbaters, discotheken, de jeugdsector, gemeentediensten en andere overheden.
Op die eerste bijeenkomst rees al de vraag naar een duidelijke wetgeving. Na een grondige screening
van binnen- en buitenlandse wetgeving werden in het voorjaar van 2010 enkele modellen in
werkgroepen afgetoetst. Vervolgens werd de RIA (Reguleringsimpactanalyse) opgemaakt en vonden in
het najaar van 2010 nog verschillende gesprekken met specialisten plaats. Dat alles resulteerde in een
voorstel om VLAREM aan te passen. Het voorstel van de minister is het resultaat van verschillende
overlegmomenten met vele betrokkenen en werd uiteindelijk op 17 februari dit jaar goedgekeurd.
Belangrijk: Ook de sector zelf is in 2010 met een voorstel gekomen, het zogenaamde “Charter
voor de beperking van gehoorschade”, dat door heel wat belangrijke organisatoren toen is
ondertekend. Dit compromis stelde een maximale geluidsdrempel van 103 dB voor en nam al
enkele omkaderende maatregelen zoals oordoppen ter beschikking stellen en chill-outrooms
voorzien. In bijlage A.4. vindt u de integrale versie.
Er zijn hierbij toch enkele grote verschillen te vermelden met de recent goedgekeurde wetgeving van
Minister Schauvliege. Zo legt zij een grotere beperking van de luidheid en gradueel verschillende,
flankerende maatregelen op, afhankelijk van het geluidsniveau. Hierbij hanteert ze drie geluidstrappen:
90 dB(a) – 95 dB(a) – 100 dB(a).We bekijken dit verder in detail op de volgende bladzijden.
Figuur 5: Schematisch overzicht aanpassing in VLAREM II
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 12
3.2.2. Besluit Vlaamse regering 17 februari 2012
De wetgeving maakt in eerste instantie geen onderscheid meer tussen ingedeelde en niet-ingedeelde
muziekinrichtingen. Een ingedeelde inrichting is een inrichting waarvoor een milieuvergunning (klasse
1 of 2) dient aangevraagd of een melding (klasse 3) dient gedaan te worden. Voor ingedeelde en nietingedeelde inrichtingen gelden nu dezelfde voorwaarden tenzij uitdrukkelijk anders vermeld.
Bepalend is dat de nieuwe wetgeving is opgebouwd rond drie pijlers, waarvan de eerste veruit de
belangrijkste is:
- Maximum geluidsniveau ( = het verminderen van het grootste gevaar voor ons gehoor!)
- Meten en registreren (Informatie)
- Oordoppen en geluidsplan (Sensibilisatie)
Met als uitgangspunten:
- Niet elke muziekactiviteit heeft een even hoog geluidsniveau (3 verschillende “klassen”)
- Hoe hoger het geluidsniveau, hoe meer flankerende maatregelen moeten worden genomen
- Het KB 77 wordt opgegeven (voorlopig met uitzondering van bioscopen)
- Geldig voor muziekactiviteiten met elektronisch versterkte muziek
A. Klasse 1: Max. geluidsniveau tot 85 dB(A) LAeq,15min*
-
-
Geen verplichting tot meten
Komt bij benadering overeen met de (vroegere) voorwaarden uit KB 77
Meten + handhaven: de elektronisch versterkte muziek, controle kan op gelijk welke plaats
toegankelijk voor publiek en daarbij moet men vooral de overschrijding 92 dB(A) LAslow, max**
toetsen
Muziek in café’s, fitnesscentra, winkels, restaurants,… en tevens de maximum klasse voor
kindervoorstellingen.
Muziekactiviteiten in private inrichtingen of muziekactiviteiten die plaatsvinden in openlucht, in een
tent, of in een andere openbare inrichting dan de ingedeelde openbare inrichtingen vallen onder het
regime van de niet-ingedeelde inrichtingen. Met uitzondering van de private inrichtingen mag in deze
inrichtingen het maximale geluidsniveau, voortgebracht door muziek, LAeq,15min 85dB(A) en
LAmax,slow 92 dB(A) niet overschreden worden. Voor maximaal 12 gelegenheden per jaar (en
maximaal 2 dagen per maand) is een afwijking op dat regime mogelijk, na toestemming van de
gemeente, en er moet rekening gehouden worden met het geluidsniveau in de buurt.
B. Klasse 2: Max. geluidsniveau tot 95 dB(A) LAeq,15min*
-
-
Meten (LAslow, max of LAeq, 15min) verplicht met min. klasse 2 meettoestel gedurende ganse tijd
van het evenement, registreren niet
Duidelijke visuele indicatie van het geluidsniveau
(minstens voor de verantwoordelijke voor het geluidsniveau)
Meten + handhaven: de elektronisch versterkte muziek samen met het achtergrondgeluid, ter
hoogte van de mengtafel of een andere representatieve meetplaats en daarbij vooral de
overschrijding 102 dB(A) LAslow, max** toetsen.
In veel gevallen voldoende voor fuiven, danscafé’s,…
Feestzalen, lokalen en de meeste schouwspelzalen van categorie 2 mogen hun maximale
geluidsniveau bij maximum 12 gelegenheden per jaar overschrijden, met een maximum van 2 dagen
per maand , en dat enkel met toestemming van het college van burgemeester en schepenen.
Deze afwijking moet gekoppeld zijn aan een ‘bijzondere gelegenheid’ zoals carnaval, de kermis,
een schoolfeest, het jaarfeest van een verenging of een huwelijksfeest. Het college kan zijn toelating
laten afhangen van extra flankerende maatregelen.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 13
C. Klasse 3: Max. geluidsniveau tot 100 dB(A) LAeq,60min
-
-
-
*
Meten (LAeq, 15min of LAeq, 60min) met min. klasse 2 meettoestel gedurende ganse tijd van het
evenement én registreren (LAeq, 60min) verplicht! (alle gegevens minimum 1 maand bewaren.)
Duidelijke visuele indicatie van het geluidsniveau
(minstens voor de verantwoordelijke voor het geluidsniveau)
Meten + handhaven: de elektronisch versterkte muziek samen met het achtergrondgeluid, ter
hoogte van de mengtafel of een andere representatieve meetplaats en daarbij vooral de
overschrijding 102 dB(A) LAslow, max** toetsen.
Verplicht GRATIS aanbieden van oordoppen (éénmalig gebruik)
Hiervoor worden geen verdere voorwaarden opgenomen in VLAREM, maar geeft de overheid
enkele tips: oordoppen volgens NBN EN 352-2:2002 en met een voldoende demping (SNR).
Geluidsplan permanente geluidsinstallatie (milieuvergunning), waarbij het geluidsplan volgende
gegevens bevat: keuze en opstelling luidsprekers (verdeling geluid), meetplaats, geluidsniveau
op meetplaats en 4 andere meetplaatsen (uniformiteit), plaats waar het geluidsniveau geregeld
wordt, plattegrond van de zaal (toegankelijk voor het publiek)
Voor liveoptredens, grote (muziek)evenementen, festivals,…
LAeq,15min: Een gemiddelde waarde gemeten in een tijdspanne van 15 minuten en met een A-
filter, dwz met een meettoestel dat rekening houdt met de neiging van het menselijk oor om lage
tonen zachter te gaan registreren en hoge tonen luider.
** LAslow, max: is de maximale waarde die men meet bij een meting met trage tijdsweging. Deze
instelling komt voor op de simpelste meettoestellen en is de meest gebruikte manier van “geluid”
meten. Gemiddeld gemeten ligt de waarde van LAslow, max zo’n 7 dB hoger dan LAeq,15min.
Belangrijk: Het nieuwe regime voor de inrichtingen met muziekactiviteiten treedt in werking op 1
januari 2013. Bestaande inrichtingen genieten momenteel nog van overgangsmaatregelen. Maar
alle exploitanten van reeds vergunde inrichtingen, moeten het college van burgemeester en
schepenen, of de andere autoriteit die hen een vergunning verleende, vóór 1 september 2012 laten
weten in welke klasse zij hun muziekactiviteiten zien vanaf 1 januari 2013.
3.2.3. Flankerend beleid van de Vlaamse overheid
Ter ondersteuning van de nieuwe geluidswetgeving komt de Vlaamse overheid ook met enkele
bijkomende, flankerende maatregelen:
- Budget voor subsidies voor gemeenten en provincies voor de aankoop van meettoestellen
 Aanpassing besluit VR 1993: subsidie wordt naast klasse 1 ook voor klasse 2 meettoestellen
mogelijk
 Bedoeling om de meters ter beschikking te stellen van plaatselijke verenigingen
- Aandacht voor binnenakoestiek vergroten
 Belang van investeringen in binnenakoestiek bij nieuwbouw en renovaties
 Brief aan de Vlaamse Bouwmeester en de Orde van Architecten
 Hoofdstuk in de technische handleiding
 Informatie in de studie van Daidalus Peutz (= bouwkundig ingenieursbureau)
- Vlaams minister van Welzijn en Volksgezondheid Jo Vandeurzen onderzoekt een mogelijke
tegemoetkoming voor op maat gemaakte oordoppen via de mutualiteiten. Hij bekijkt met de
minister van Onderwijs Pascal Smet of de gehoortesten van het CLB kunnen verbeterd worden
- Vlaams minister van Onderwijs en Jeugd Pascal Smet schuift, bij het afsluiten van
bestuursakkoorden met de provincies, gehoorschadebeleid naar voor als een taak van de
provincies.
- Verderzetten en optimaliseren van bestaande gehoorschade-campagnes in alle provincies.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 14
Hoofdstuk 4: Een kritische benadering van de nieuwe geluidswetgeving
In dit hoofdstuk komen vooral enkele persoonlijke bedenkingen naar voor, grotendeels gebaseerd op
mijn jarenlange ervaring en kennis vanuit de praktijk als distributeur van PBM’s en productspecialist
inzake gehoorbescherming langs de ene kant, maar ook als ruimdenkende muziekliefhebber langs de
andere kant. Ik ben mij er als geen ander van bewust dat er maar weinig overlapping is tussen de
optimale “muziekbeleving” en de o zo noodzakelijke, preventieve maatregelen tegen gehoorschade.
4.1. Waarom enkel voor elektronisch versterkte muziek?
Een eerste vraag die elke muziekliefhebber en muzikant zich momenteel stelt is: “Waarom wordt
elektronisch versterkte muziek nu meer geviseerd dan andere vormen van muziek en events?
Gehoorschade komt toch niet alleen voor bij muzikanten en liefhebbers van de elektronisch versterkte
genres?” Denk maar aan de events met (akoestische) live optredens. In de literatuur staan al jaren cijfers
over de niveaus die verschillende akoestische muziekinstrumenten maken. Zoals o.a. voor een drumstel:
gemiddeld
102
dB(A).
Het
recente
youtube-filmpje
van
Michael
Schack
(http://www.youtube.com/watch?v=ZPW5Zk4kgQA) toont nog maar eens aan, dat een preventief beleid
veel breder zou moeten gaan dan enkel elektronisch versterkte muziek. De nieuwe wetgeving geeft wel
enkele raadgevingen over hoe het geluid van een drumstel een 3 à 5dB extra kan worden gedempt,
namelijk met geluidsschermen vooraan en geluidsabsorbeerders achteraan, maar vindt dit blijkbaar
enkel nodig in combinatie met versterkte muziek. Ook bij klassieke muziek, bij opera's, bij symfonische
orkesten, bij fanfares is er sprake van niveaus die gemiddeld boven 95 en 100 dB(A) gaan én van
gehoorschade bij de professionele muzikanten. Dit heb ik ook al eerder aangehaald met de studie van
Kähäri in hoofdstuk 2. Het antwoord dat wij te horen kregen tijdens een telefoontje met een
kabinetswerker van Joke Schauvliege enkele weken geleden op bovenstaande vraag, was kort en
bondig: “Het is een eerste stap in de goede richting, en die was hoog nodig, maar uiteraard moeten we
van hieruit verder “wandelen”.” Waarmee de overheid zelf aangeeft dat andere genres en
(muziek)activiteiten ongetwijfeld nog zullen volgen, net als bioscopen en theaterzalen trouwens. Er
zullen op termijn dus nog nieuwe geluidsnormen bijkomen… maar wanneer en hoe deze dan zullen
geïntegreerd worden in de bestaande wetgeving is tot op heden nog niet besproken.
4.2. Wetgeving en realiteit: onze ervaring op het terrein
Tussen wetgeving en realiteit is er dikwijls veel verschil. Dit kan komen door veroudering van de
wetgeving (of anders gezegd: door de realiteit die verandert en evolueert , en de wetgeving die niet
volgt), door een gebrek aan controle op de naleving of een gebrekkige afdwingbaarheid van de
wetgeving in kwestie. Het kan ook zijn dat een wetgeving van in het begin inadequaat of ondoordacht
werd ontwikkeld. Als we kijken naar de regelgeving mbt geluidsnormen in de ons omliggende landen,
zien we effectief dat er tussen wet en realiteit dikwijls veel verschillen zijn.
We zien drie soorten situaties:
- Situaties waarin er wel een regelgeving bestaat, doch waarin vrijwel niemand hiervan echt op de
hoogte is, en waarin de regelgeving dus ook dode letter blijft. (bv. In zeer veel zalen in
Duitsland)
- Situaties waarin er een regelgeving bestaat die min of meer gekend is, en die eerder vrij wordt
geïnterpreteerd en dus met de nodige “marges” wordt toegepast (bv. In zeer veel zalen in
Frankrijk)
- Situaties waarin er een regelgeving bestaat die goed gekend is op het terrein, en waarin deze ook
eerder strikt wordt toegepast en nageleefd. (bv. Op veel festivals in Zwitserland)
In de praktijk slaagt echter geen enkel Europees land erin om de geldende regelgeving doortastend
overal, altijd en op alle niveaus te doen naleven. Zwitserland slaagt er in om in zeer vergaande mate een
naleving van de normen af te dwingen, doch ook in dat land zijn er tal van voorbeelden (eenmalige
activiteiten, kleine clubs, zalen, ...) te vinden waarbij er géén naleving/handhaving van de geldende
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 15
geluidsnormen bestaat. De toekomst zal uitwijzen waar Vlaanderen gaat uitkomen, maar voorlopig
vrezen wij scenario 1.
Ook de zogenaamde “bijkomende, flankerende maatregelen van de Vlaamse overheid” zijn verre van
gerealiseerd in de praktijk. De beloofde subsidies naar steden en gemeentes voor de aankoop van
meettoestellen zijn niet doorgegaan; het aantal uitleenbare meettoestellen voor plaatselijke verenigingen
beperkt zich tot een handvol; ziekenfondsen willen momenteel niet weten van terugbetaling van op maat
gemaakte oordoppen vanwege de hoge kosten; en de “verplichte” provinciale initiatieven rond
gehoorschade worden momenteel, zonder noemenswaardig budget, gedragen door een handvol,
gelukkig nog súper-gemotiveerde mensen, maar hoelang nog? Dat de mindere economische situatie hier
in een rol in speelt is zeker, maar het is al te gemakkelijk voor de Vlaamse overheid om zijn eigen
morele verantwoordelijk af te schuiven op de kleinere beleidsorganen en dan ook nog eens zijn
financiële verantwoordelijkheid probeert te ontlopen met het excuus van een economische crisis, waar
uiteindelijk iedereen last van heeft.
4.3. Oordopjes voor iedereen!
Volgens de nieuwe geluidsnormen moeten de organisatoren van muziekactiviteiten in klasse 3 gratis
oordopjes ter beschikking te stellen van het publiek. Aan welke kwaliteiten, naast de algemene
industriêle norm, deze oordopjes moeten voldoen is niet verder bepaald. Omdat een muziekorganisator
niet ook nog eens een specialist kan zijn in gespecialiseerde gehoorapparatuur en aanverwanten, riskeert
het publiek dus in het slechtste geval waardeloze oordopjes te krijgen, die een vals gevoel van
bescherming zal geven. Gevallen van gehoorschade bij mensen die wél jarenlang consequent
gehoorbescherming hebben gedragen, zijn nu al bekend. Ik denk hierbij aan de eerder aangehaalde Toon
Luyten, die beweert altijd consequent gehoorbescherming te hebben gedragen. In het geval van de
organisatie van het Sportpaleis (en nu ook de Ethias-arena) gaat het trouwens al gauw over 1.5 miljoen
paar op jaarbasis, maar ook de kleinere organisaties kiezen logischerwijze bij de aanschaf van oordopjes
eerder voor de goedkoopste wegwerp-variant, de zogenaamde “mouchkes”. Op zich een goed
beschermend dopje en ook in de industrie veel gebruikt, dus in theorie daar niets mis mee. Alleen vergt
het om te beginnen een bepaalde techniek om deze oordopjes correct in te brengen, zodat er geen
“lekkages” zijn. Het getuigt van een zekere (bewuste?) naïviteit te denken dat iedereen die deze dopjes
gebruikt, ze ook correct inbrengt. Om nog maar te zwijgen over andere nadelen zoals het gebrek aan
comfort, de vervorming van spraak en muziek, en de gemiddelde draagtijd dat deze dopjes gedragen
worden. (Volgens onze ervaring in de industrie gebruikt de gemiddelde arbeider tijdens zijn werkdag
van 8 uur ongeveer 4 tot 6 paar wegwerpdopjes) Trekken we dit verbruik door naar
muziekevenementen, dan komen we zelfs niet toe met 1 paar per persoon/per evenement.
Er bestaan zeker gepaste oordopjes voor de muziekindustrie, universeel of op maat, liefst herbruikbare,
al of niet met muziekfilter. Deze laatste bieden namelijk een zogenaamde “vlakke” demping, waardoor
muziek niet wordt vervormd en zouden daarmee een ideaal alternatief kunnen zijn. Alleen wil niemand
opdraaien voor de kosten ervan.
Uiteraard is het voor firma’s zoals wij een mooie, nieuwe markt op vlak van gehoorbescherming en is
het ook onze taak de organistoren zo goed mogelijk bij te staan in hun keuze en beslissing rond de
oordopjes-problematiek, maar dit heeft natuurlijk ook een prijs. De organisator kan vervolgens ook niet
anders dan de kostprijs van dit “gratis” oordopje en bijhorend advies in de prijs van de toegangstickets
te verrekenen, wil hij geen extra kosten creëren. De uiteindelijke kost komt met andere woorden nog
maar eens bij de klant, in dit geval zelfs zonder dat hij inspraak heeft gehad in de kwaliteit van datgene
waarmee hij zich dient te beschermen. Bestaat er hier geen wet tegen?
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 16
4.4. Arbeidsreglement vs wetgeving in de muziek(sector/vrijetijdsbesteding)
Op het gebied van arbeidslawaai hanteert men (volkomen terecht) normen die uitgaan van een
blootstelling gedurende 8 uur per dag, 5 dagen per week, het hele werkjaar door gedurende een
loopbaan van 40 à 45 jaar. Wie bvb. deeltijds werkt aan 50 %, mag omwille van de halvering in
blootstellingstijd aan gemiddeld 3 dB(A) hogere niveaus blootgesteld worden. Zoals eerder aangegeven:
3 dB komt namelijk neer op een verdubbeling van de geluidsenergie, dus de blootstelling blijft dan
hetzelfde als men de tijd halveert. Dat is het principe van de zogenaamde ‘dagdosis’. Let wel, in dit
geval een gemiddelde dagdosis over een hele loopbaan, 5 dagen per week. Als men die logica doortrekt
blijkt dat bvb. 90 dB(A) gemiddeld gedurende 12.6 uur (12 uur en 36 minuten) op een week niet boven
de normen voor arbeidslawaai uitgaat! En iemand die gemiddeld aan 100 dB(A) wordt blootgesteld
gedurende 5.1 uur (5 uur en 6 minuten) op 4 weken of 103 dB(A) gedurende 2 uur 36 minuten op 4
weken: dat kan volgens de normen voor arbeidslawaai ook en zelfs zonder normoverschrijding. En dat
40 of 45 jaar lang. Tijdens het werk wordt men dus blootgesteld aan hogere gehoorschaderisico’s dan
dat Minister Schauvliege met haar nieuwe geluidsnormen toelaat binnen de vrijetijdsbesteding. Toch
wel een opmerkelijke vaststelling.
Iedereen die zoals ons met de gehoorschadeproblematiek bezig is, weet tevens dat de gehoorschade bij
onze jongeren niet alleen wordt veroorzaakt door uitgaansactiviteiten, maar dat het hier gaat om een
opeenstapeling van hogere geluidsniveaus, en dat telkens gedurende een veel langere tijd, hoofdzakelijk
via de oortjes van mp3’s, ipod’s, enz., die vandaag de dag in heel wat oren van jongeren te vinden zijn.
(Ook de trendy gehoorkappen vormen hierop geen uitzondering) Helaas wordt hierrond géén Vlaams
beleid gevoerd. De nieuwe wetgeving viseert (voorlopig) vooral de fuiven en events, terwijl zij in de
meeste gevallen niet alleen de oorzaak zijn van gehoorschade. Het is zeker jammer dat Vlaanderen hier
de kans heeft laten liggen om ruimer te kijken. Europa is er nochtans wel al enige tijd mee bezig.
Voorstellen voor het aanscherpen van de Europese normen voor het maximumvolume van
muziekspelers en mobieltjes zijn al enkele jaren geleden gedaan door de vroegere Eurocommissaris voor
Consumentenzaken Meglena Kuneva. De commissaris wilde dat de fabrikanten van mediaspelers en
mobiele telefoons het standaardvolume verlaagden van 100 dB naar 80 dB. Wanneer de gebruiker er
dan toch voor zou kiezen om de muziek harder te zetten dan de 80 dB-norm, dan zou er eerst een
waarschuwing voor mogelijke gehoorschade op de display getoond moeten worden. Helaas is hier tot op
heden nog geen gevolg aan gegeven. Kuneva wilde de normen voor het volume aanscherpen omdat de
huidige 100 dB-norm onvoldoende bescherming zou bieden. Volgens de vroegere eurocommissaris is
uit eerder EU-onderzoek1 gebleken dat acht uur per dag luisteren naar muziek op maximaal 80 dB nog
net niet tot gehoorschade leidt. In datzelfde onderzoek werd geconcludeerd dat tot tien miljoen
Europeanen permanente gehoorschade dreigen op te lopen door te lang naar harde muziek te luisteren,
waarbij de kritische grens op 89 dB zou liggen. Veel nieuwe mp3-spelers zouden volgens de EU ook
extra gevaarlijk voor het gehoor zijn, omdat zij bij hoge geluidsvolumes nauwelijks vervorming
vertonen. Tevens zouden de huidige in-ear-hoofdtelefoons het geluid dieper het oor laten binnendringen,
waardoor het volume met nog eens 9 dB kan toenemen. Sommige spelers zouden volumes tot 120 dB
uitsturen, vergelijkbaar met de geluidsproductie van een opstijgend vliegtuig. En alhoewel we dit
probleem als firma zeker mee erkennen, probeert Safety@vises hier toch al een confronterend antwoord
te bieden naar jongeren met het aanbieden van de Sonomax SculptedEers, instant op maat gemaakte
InEars (klaar in 5 minuten.), die onze natuurlijke pijngrens van geluid zo laag gaat leggen dat “voluit”
spelen nagenoeg ondraaglijk wordt, dit onder het motto “Wie niet horen wil, ZAL voelen!” De nieuwe
versie is zelfs voorzien van een microfoon voor GSM-gebruik, maar dit terzijde. Alvorens een definitief
voorstel te lanceren inzake deze nieuwe “vrijetijds-“geluidsnormen naar alle EU-lidstaten, wilde
Kuneva de industrie nog twee jaar de tijd gunnen om de nodige technische aanpassingen door te voeren
in nieuwe mobieltjes en MP3-spelers2. Dit is ondertussen 3 jaar geleden en we wachten nog altijd.
Blijkbaar heeft de nieuwe, in februari 2010 aangestelde Eurocommissaris John Dalli andere ambities?
1
“Leidse audioloog: veel gehoorschade door mp3-spelers | Pro | Tweakers.net Nieuws”,
http://tweakers.net/nieuws/42771/leidse-audioloog-veel-gehoorschade-door-mp3-spelers.html.
2
“hearing-loss-personal-music-player-mp3-l1_en.pdf”, http://ec.europa.eu/health/opinions/hearing-losspersonal-music-player-mp3-l1_en.pdf.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 17
4.5. Aansprakelijkheid en sanctionering
Bij het formuleren van een strenge wetgeving moet ook de aansprakelijkheid in rekening gebracht
worden. (wie is verantwoordelijk, ...). De huidige geluidswetgeving verschaft echter weinig
duidelijkheid en concrete duiding over de aansprakelijkheid van de organisator, zowel burgerlijk als
strafrechterlijk. (“Wordt geval per geval bepaald in functie van de concrete omstandigheden.” Kunnen
we nog vager zijn?) Bij het in kaart brengen van de aansprakelijkheid dient men ook zeker rekening te
houden met de kleine, jonge, occasionele organisator. Het risico op gehoorschade daalt misschien wel,
het risico op sancties voor de organisaties en de vrijwillige geëngageerde jongeren stijgt evenredig.
Milieuwetgeving wordt echter strafrechtelijk vervolgd. Betekent dit dat bij het overschrijden van de
geluidsnorm, de organisator risico loopt op strafrechtelijke vervolging? Dit is voorlopig nog wachten op
een eerste uitspraak.
In deze materie zwaait de overheid ook graag met complexe begrippen inzake bestuurlijke maatregelen
zoals “bestuursdwang”, “stakingsbevel” en “regularisatiebevel”, inclusief alle combinaties hiervan,
maakt ze ook nog eens een opsplitsing tussen milieu-inbreuken en milieu-misdrijven, gepaard aan
uiteenlopende sancties, geldboetes en beroepsaantekeningen. Maar verliest ze hierbij, zoals gewoonlijk,
niet al gauw het begrip - met als gevolg de intentie tot naleving van de opgelegde regels? - van de
gemiddelde organisator? Na een hele reeks van informatiesessies krijgen wij immers vanuit de sector
dagelijks nog altijd volgende vragen voorgeschoteld: Op welke wijze zullen de controles gebeuren? Is
de organisator de enige aansprakelijke of hebben ook de artiest, de bezoeker en de uitbater een
(gedeelde) verantwoordelijkheid? En hoe wordt deze keuze dan bepaald? Er is duidelijk nog veel werk
aan de winkel inzake vorming en het verder verschaffen van informatie op het niveau van Jan Modaal.
In Vlaanderen is de afdeling Milieuhandhaving, Milieuschade en Crisisbeheer (AMMC) van het
departement LNE bevoegd voor bestuurlijke sanctionering. Echter volgens interne bronnen beschikken
zij momenteel ook niet over de nodige manschappen, kennis en materiaal om dergelijke controles uit te
voeren. Met de aanslepende economische crisis in het achterhoofd én in combinatie met de nog vele,
heersende onduidelijkheden over de meetsystemen bij de modale organisator, zal dit volgens ons bij
toekomstige controles nog voor heel wat verwarring en willekeur in de sector gaan zorgen. De wet is
goedgekeurd, maar de noodzakelijke opvolging wordt wat verwaarloosd. Klinkt bekend?
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 18
Hoofdstuk 5: Besluiten ivm de wetgeving
(Een kort overzicht van alle kritische punten)
Om af te sluiten een overzicht van enkele eerder aangehaalde argumenten die in 1 oogopslag heel wat
uitdagingen blootleggen voor alle betrokken partijen, in de nabije toekomst, maar ook op langere
termijn.







De nieuwe geluidswetgeving behoort nu, samen met die van Zwitserland, bij de strengste
regelgevingen in Europa. Uit onderzoek en verificatie blijkt echter dat zulke rigide regels in het
buitenland nu al niet gevolgd worden in de praktijk: het afkopen van boetes, manipulatie van de
metingen, het lokaal overrulen van de regelgeving, etc... creëren tal van nieuwe,
energieslopende problemen op termijn.
De nieuwe geluidsnormen (3 klassen) zijn enkel van toepassing op elektronisch versterkte
muziek. Andere activiteiten in onze samenleving, die evenzeer een invloed kunnen hebben op
het gehoor (niet elektronische muziek, klassieke en andere muziek, bepaalde
sportmanifestaties, MP3 spelers, etc...), worden buiten beschouwing gelaten. Dit valt moeilijk
of zelfs niet te rijmen met het algemeen gelijkheidsbeginsel.
Het risico op gehoorschade wordt bepaald door de blootstellingstijd aan bepaalde
geluidsniveaus of -volumes van allerlei geluidsbronnen op lange termijn (over jaren). De
nieuwe wetgeving houdt enkel rekening met de eventuele impact van één mogelijke risicobron en transponeert dan nog langetermijn-effecten naar een heel erg beperkt tijdskader. In
het beste geval resulteren de nieuwe geluidsnormen dan ook in de spreekwoordelijke druppel op
een hete plaat, dit in tegenstelling tot de arbeidswetgeving inzake gehoorbescherming, die wél
een langer tijdskader – met name een volledige actieve loopbaan - voor ogen heeft.
De Vlaamse overheid neemt vervolgens zelf weinig initiatief rond sensibilisering en preventie
(op enkele radiospotjes na in functie van de “helpzenietnaardetuut”-campagne), maar wentelt
alles – inclusief alle bijkomende kosten af - af op organisatoren, jeugdverenigingen en lokale
overheden. De bijhorende, flankerende maatregelen variëren ook per categorie. Dit is mooi
in theorie, maar voor veel activiteiten is het in de praktijk echter onmogelijk om vooraf
correct in te schatten in welke van de drie categorieën het event gaat verlopen. Te veel
(vooraf berekenbare) factoren hebben hierop een invloed.
Ook moeten oordopjes GRATIS ter beschikking gesteld worden, dit zonder verdere invulling.
Recente tests en onderzoeken tonen echter aan dat de meeste producten voor
gehoorbescherming valse verwachtingen creëren en de meeste oordopjes zelfs een juiste
“inbreng-techniek” vereisen, die zelden eerst wordt uitgelegd aan de gebruikers en daardoor
vaak een “vals” gevoel van veiligheid scheppen. Verder wordt er nergens vermelding gemaakt
van kwaliteitsvereisten (naast de veel te ruime, in de industrie gangbare norm) van de opgelegde
oordopjes en doet de overheid zelfs geen poging tot uitleg over hoe de GRATIS verdeling ervan
dan wel kan gebeuren in de praktijk, zonder bijkomende kosten voor de organisatie.
Een organisator zou wel mogen meten met klasse 2 apparatuur, de overheid zelf meet echter
met klasse 1 apparatuur (klasse 1 is nauwkeuriger dan klasse 2). Dit kan (en zal) omwille van
het verschil in nauwkeurigheid bij controles door de overheid aanleiding geven tot
onnoemelijk veel discussies, ook op gerechtelijk vlak. Om dat te vermijden zouden minstens
de meettoleranties bij een normstelling ingecalculeerd moeten worden. Nu komt het weer neer
op de “goodwill” van de controlerende instantie. (Lijkt de belastingen wel?!)
Het opstellen van een geluidsplan zou in theorie een preventieve maatregel moeten zijn. Maar
het uitwerken van een geluidsplan bevat in de praktijk niet noodzakelijk relevante
informatie met betrekking tot de kans op gehoorschade. Begrippen als 'gelijkmatige
verdeling', 'gekende geluidsniveaus' en 'correctiefactor zijn vatbaar voor verschillende
interpretaties. De resultaten van dergelijke planning zijn naar de praktijk toe meestal speculatief
en hooguit bruikbaar als indicatieve raming.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 19
Los van dit alles, hebben kleine organisaties (clubs, jeugdorganisaties) noch de middelen om
de(r)gelijke apparatuur en software te financieren, noch de knowhow om deze met de nodige
deskundigheid te bedienen.Vele (kleine) clubs zullen de voorgestelde maatregelen en normen niet
kunnen realiseren en bijgevolg de deuren moeten sluiten. In bijlage nog een stuk uit een interview met
Barbara Poppe van de Vlaamse Jeugdraad, die er duidelijk ook zo over denkt. De kans zit er momenteel
ook in dat internationale acts, omwille van de strenge(re) reglementering in vergelijking met de meeste
andere Europese landen die zij aandoen op hun tournee, hun passage in Vlaanderen zullen overslaan en
dit zal ongetwijfeld zijn weerslag vinden op de binnenlandse verkoop (online én fysisch).
Belangrijk: bij het opstellen van de nieuwe geluidswetgeving is men duidelijk de mosterd gaan
halen bij de wet Welzijn op het werk inzake gehoorbescherming, maar de overheid heeft bij het
concreet invullen van deze nieuwe wetgeving toch 1 belangrijk detail over het hoofd gezien en dat
is dat een werkgever te allen tijde de verantwoordelijkheid én de kosten draagt voor de veiligheid
van zijn werknemers en deze nooit volledig kan afschuiven op de hiërarchische lijn of andere
ondergeschikten. Het is ook onze mening dat de Vlaamse overheid dat met deze wetgeving wél
tracht te doen. En dat is jammer…
Dankwoord
Ik bedank in de eerste plaats mijn gezin, die mij al die uren zwoegend hebben bezig gezien aan de
computer en daarbij hun uiterste best deden om mij zo min mogelijk te storen.
Ik bedank Prebes voor de interessante opleiding en boeiende lesgevers tijdens deze leerrijke cursus
Preventieadviseur Basisvorming. Voor mij is er zeker een nieuwe wereld opengegaan: Kritisch was ik
al, constructief bij momenten, jarenlang in dienst als werknemer en sinds kort werkgever, al heel wat
ervaring rond veiligheid en persoonlijke beschermingsmiddelen, gekoppeld aan een valies vol sociale
vaardigheden, maar een nieuwe ervaring was toch wel de ontdekking van een functie waarin al deze
kwaliteiten kunnen én moeten samenkomen: de prachtige functie van preventieadviseur.
Hopelijk mag ik ze ooit zelf uitoefenen.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 20
Bijlagen
A. Horend bij Hoofdstuk 3:
1. VLAREM II: Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995
houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne.
Hoofdstuk 5.32. ONTSPANNINGSINRICHTINGEN EN SCHIETSTANDEN
Afdeling 5.32.1. Algemene bepalingen
Artikel 5.32.1.1.
De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de inrichtingen bedoeld in rubriek 32 van de
indelingslijst.
Afdeling 5.32.2. Lokalen met dansgelegenheid
Artikel 5.32.2.1.
De bepalingen van deze afdeling zijn van toepassing op de inrichtingen bedoeld in subrubriek 32.1 van
de indelingslijst.
Artikel 5.32.2.2. Geluid en trillingen
§ 1.
De bepalingen van hoofdstuk 4.5. van dit besluit zijn van toepassing. De bepalingen van het koninklijk
besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van geluidsnormen voor muziek in openbare en
private inrichtingen zijn niet van toepassing op de inrichtingen bedoeld in rubriek 32 van de
indelingslijst.
§ 2.
De exploitatie van de inrichting en het gebruik van (een) elektronische versterker(s) die muziek
voortbrengt(en) is, behalve op zon- en feestdagen, verboden vanaf 3 uur tot 7 uur.
In afwijking van de in deze paragraaf vermelde verbodsbepalingen kan, in functie van de plaatselijke
omstandigheden, elke andere regeling inzake openings- en sluitingsuren worden vastgesteld in de
milieuvergunning.
Gewijzigd bij art. 174 B.Vl.Reg. 19 januari 1999, B.S. 31 maart 1999, eerste editie.
Artikel 5.32.2.3.
§ 1.
Naleving van de bepalingen voor geluid door nieuwe inrichtingen
1° Uiterlijk 10 kalenderdagen vóór de eerste ingebruikname van de inrichting laat de exploitant op zijn
kosten een volledig akoestisch onderzoek uitvoeren door een milieudeskundige erkend in de
discipline geluid en trillingen.
Betreffende de naleving van de bepalingen van hoofdstuk 4.5.van dit besluit, onverminderd de
bepalingen van bijlage 4.5.2. bij dit besluit, bevat het verslag van het akoestisch onderzoek
eveneens:
a) een duidelijke beschrijving van de plaats van opstelling en van het vermogen van alle toestellen
en installaties die enige impakt kunnen hebben op de geluidsbelasting in de omgeving;
b) een gedetailleerde beschrijving van de meetmethode en de meetomstandigheden zodanig dat de
meting steeds onder dezelfde omstandigheden kan worden overgedaan;
c) de gemeten geluidsniveaus in de inrichting en in de omgeving met duidelijke vermelding van de
meetpunten.
Het akoestisch onderzoek wordt uitgevoerd bij het maximaal vermogen dat wordt bereikt
tijdens de exploitatie. Dit vermogen wordt vermeld in het verslag.
2° Het in sub 1° van deze paragraaf vermelde akoestisch onderzoek dient onmiddellijk overgedaan bij
enige wijziging aan de plaats van opstelling en/of aan het vermogen van toestellen en installaties.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 21
De milieudeskundige, erkend in de discipline geluid en trillingen neemt inzage van het verslag van
het vorige volledig akoestisch onderzoek.
3° Bij niet naleving van de bepalingen van hoofdstuk 4.5. van dit besluit dient onmiddellijk een
saneringsonderzoek uitgevoerd door een milieudeskundige erkend in de discipline geluid en
trillingen en worden de nodige saneringsmaatregelen getroffen.
Indien de inrichting niet beantwoordt aan de bepalingen van hoofdstuk 4.5. van dit besluit wordt de
aanvang van de exploitatie uitgesteld of de verdere exploitatie stopgezet tot de saneringsmaatregelen
zijn uitgevoerd.
De vergunningverlenende overheid en de toezichthoudende ambtenaar worden door de exploitant
schriftelijk in kennis gesteld van de voorziene saneringsmaatregelen. Na het uitvoeren van deze
saneringsmaatregelen wordt, in overleg met de toezichthoudende ambtenaar een nieuw volledig
akoestisch onderzoek uitgevoerd door de voormelde deskundige.
Voor nieuwe inrichtingen dient daarbij evenwel ook de termijn van ingebruikname van toepassing met
betrekking tot de milieuvergunning onverminderd nageleefd.Gewijzigd bij art. 175, 1°, B.Vl.Reg. 19
januari 1999, B.S. 31 maart 1999, eerste editie.
§ 2.
Naleving van de bepalingen voor geluid door bestaande inrichtingen: in dit geval blijven de algemene
voorwaarden van afdeling 4.5.4 onverminderd van toepassing, behoudens wat betreft de
verplichtingen tot uitvoering van een volledig akoestisch onderzoek en tot opstelling en uitvoering van
een saneringsplan. In dit geval gelden een of meer van deze verplichtingen enkel in zoverre deze
is/zijn opgelegd door de vergunningverlenende overheid.
Voor de toepassing van deze bepalingen wordt onder bestaande inrichting verstaan: een inrichting
waarvoor de bouwvergunning is verleend voor 1 januari 1999.
Gewijzigd bij art. 175, 2°, B.Vl.Reg. 19 januari 1999, B.S. 31 maart 1999, eerste editie.
§ 3.
De in de §§ 1 en 2 van dit artikel bedoelde onderzoeksverslagen zijn aanwezig in de inrichting. Zij zijn
ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar.
2. Koninklijk Besluit van 24 februari 1977 houdende vaststelling van
geluidsnormen voor muziek in openbare en private instellingen.
Gelet op de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder;
Gelet op het advies van de Hoge Gezondheidsraad;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Art. 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder:
- 1. Muziek: alle vormen van muziekemissie elektronisch versterkt en voortkomend van
blijvende of tijdelijke geluidsbronnen.
- 2. Openbare inrichtingen: alle inrichtingen alsmede hun aanhorigheden, die, al dan niet tegen
betaling, voor het publiek toegankelijk zijn, ook al is de toegang tot bepaalde categorieën van
personen beperkt, zoals danszalen, concertzalen, discotheken, privé-clubs, winkels,
restaurants, drankgelegenheden, met inbegrip van die welke in open lucht gelegen zijn.
- 3. Private inrichtingen: woningen en hun aanhorigheden en tuinen, en in het algemeen, alle
plaatsen welke niet voor het publiek toegankelijk zijn.
- 4. Buurt: alle in de onmiddellijke omgeving gelegen lokalen of gebouwen, waarin zich
personen bevinden.
- 5. Achtergrondgeluidsniveau: minimum geluidsniveau, gemeten over een periode van vijf
minuten, bij uitschakeling van de onder 1 bedoelde geluidsbronnen in de onder 2 en 3
bedoelde inrichtingen.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 22
Art. 2. In openbare inrichtingen mag het maximum geluidsniveau voortgebracht door de muziek
90 dB(A) niet overschrijden.
Dit geluidsniveau wordt gemeten op gelijk welke plaats in de inrichting waar zich in normale
omstandigheden personen kunnen bevinden.
Art. 3. De openbare en private inrichtingen waar muziek geproduceerd wordt, moeten zo
ingericht zijn dat het geluidsniveau gemeten in de buurt:
- 1. Niet hoger is dan 5 dB(A) boven het achtergrondgeluidsniveau, indien dit lager is dan 30
dB(A);
- 2. Niet hoger is dan 35 dB(A) indien het achtergrondgeluidsniveau ligt tussen 30 en 35 dB(A);
- 3. Niet hoger is dan het achtergrondgeluidsniveau indien dit hoger is dan 35 dB(A).
Dit geluidsniveau wordt gemeten in het lokaal of gebouw, met gesloten deuren en vensters. De
microfoon wordt geplaatst op minstens 1 m afstand van de muren en op een hoogte van 1,20 m boven
de vloer.
Art. 4. Het geluidsniveau in dB(A) wordt gemeten met een geluidsmeter, die minstens voldoet
aan de nauwkeurigheidseisen bepaald in de Belgische norm NBN C97.122, met instelling van de
"trage" dynamische karakteristiek.
Vóór elke meting of reeks van metingen met betrekking tot een zelfde geluidsbron wordt de
geluidsmeter afgesteld met behulp van een akoestische ijkbron.
Art. 5. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, wordt
overtreding van dit besluit opgespoord en vastgesteld door:
- 1. De technische ambtenaren van de Dienst Milieuhinder en de gezondheids-inspecteurs van
het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
- 2. De technische ambtenaren van het departement Leefmilieu van het Instituut voor Hygiëne
en Epidemologie van het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin.
- 3. De bevoegde ambtenaren van de Administratie van de Arbeidsveiligheid van het Ministerie
van Arbeid en Tewerkstelling, voor wat betreft de onder hun toezicht staande gevaarlijke,
ongezonde en hinderlijke inrichtingen.
- 4. De technische ambtenaren van de provincies, van de agglomeraties en federaties van
gemeenten, en van de gemeenten welke daartoe door Ons zijn aangeduid.
3. Goed om weten: uitzondering op de regel
Bij een privéfuif is artikel 2 van het KB van 24/2/1977 (maximum 90 dB(A)(A)in de zaal) niet van
toepassing. De politie mag bij een privéfeest het geluidsniveau in de zaal niet controleren. Dat wil
natuurlijk niet zeggen dat je het volume volledig mag opendraaien. De isolatiegraad van de zaal
bepaalt de binnennorm. De normen van artikel 3 (het geluid gemeten op de slaapkamer) mogen niet
overschreden worden.
Je kan veroordeeld worden voor de verstoring van de nachtrust, ook al heb je de geluidsnormen
gerespecteerd. Een overtreding wordt vastgesteld door de politie. (bvb. lage bastrillingen die een
slaapkamer binnenkomen). Je kan veroordeeld worden volgens art. 561 van het strafwetboek:
verstoring van de nachtrust.Sinds de invoering van de gemeentelijke administratieve sanctie (GAS) op
1 april 2005, kunnen ook gemeenten de verstoring van de nachtrust beboeten via hun politiereglement.
De gemeente kan enkel een administratieve boete opleggen als het Parket niet vervolgt en als dit
opgenomen is in hun politiereglement.
En zoals het België betaamt zijn uitzonderingen hierop dan weer eerder de regel. Een straatje zonder
einde…
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 23
4. Charter met betrekking tot het beperken van gehoorschade tijdens
muziekactiviteiten
Festival - en concertorganisatoren, verantwoordelijken concertzalen, met de steun van artiesten, hun
entourage en technici, willen zich scharen achter een realistische regelgeving die het maximum
toegelaten geluidsniveau vastlegt tijdens optredens en party’s, zowel indoor als outdoor zonder de
kwaliteit en de magie van muziekbeleving tijdens dergelijke evenementen uit het oog te verliezen.
Door dit charter te ondertekenen, verbinden we ons ertoe om de volgende concrete maatregelingen in
de praktijk te brengen:
1) Het maximum toegelaten geluidsniveau tijdens concerten / party's is Leq = 103 dB(A),
gemeten over 15 minuten aan de mengtafel op een hoogte van 2 meter boven de vloer.
2) Technici, de optredende artiesten en hun entourage kennen het maximum niveau vooraf en
worden duidelijk aangemaand om dit rigoureus toe te passen.
Flankerende maatregelen: de uitvoering van deze flankerende maatregelen is afhankelijk van
eenieders budgettaire en infrastructurele mogelijkheden 3) Een degelijke permanente geluidsmeting, dewelke zich bevindt in een zone waar het
publiek direct is blootgesteld aan de geluidsemissies ,geeft een duidelijke weergave van het
geproduceerde geluidsniveau zodat indien nodig de gepaste maatregelingen kunnen genomen
worden.
4) Bij geluidsniveaus hoger dan 96 dB(A) moet het publiek hierover voorafgaand aan het
evenement gewaarschuwd worden.
5) Op de locatie zelf kan het publiek steeds beschikken over de nodige persoonlijke
beschermingsmiddelen (oordoppen) die afdoende demping bezorgen.
6) In de onmiddellijke nabijheid van het muziekgebeuren is een locatie ter beschikking om
even bij te komen (chill-outroom). Dergelijke ruimte is duidelijk aangegeven aan de inkom
van het evenement.
Richtlijnen voor deze rustzones zijn:
Men beveelt geluidsemissies aan met een niveau van 85 dB(A);
De ruimte moet duidelijk aangeduid worden en moet gedurende het hele evenement toegankelijk zijn
voor het publiek.
7) De organisator/artiest geeft de voorkeur aan de best beschikbare technologieën om al deze
maatregelingen geïntensiveerd door middel van sensibilisatie, informatie en vorming mogelijk
te maken.
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 24
B. Horend bij hoofdstuk 5:
Artikel uit Veto 3822, 30 April 2012
Barbara Poppe van de Vlaamse Jeugdraad, het officiële adviesorgaan van de Vlaamse regering met
betrekking tot jongeren en kinderen, is kritisch over de nieuwe geluidswetgeving: “We hebben zelf
lang rond de tafel gezeten om de nieuwe wetgeving vorm te geven. Ons doel was natuurlijk om ervoor
te zorgen – in de mate van het mogelijke – dat de wetgeving haalbaar zou blijven voor de jeugdhuizen,
fuifzalen en dergelijke. Er moest inderdaad iets gedaan worden, het moet stiller. Het probleem met de
nieuwe wetgeving is voornamelijk financieel.”
“Voor zalen waar het geluidsvolume boven de 85 dB gaat, geldt nu een meetverplichting. Dat is echt
een grote inspanning voor kleinere zalen en jeugdhuizen: zo’n meetsysteem kost 400 tot 700 euro. Een
andere optie is het installeren van een begrenzer, een toestel dat automatisch het geluidsniveau
begrenst tot 100 dB, wat 700 euro kost. Het voordeel van een meetsysteem is dat je wel pieken boven
de 100 dB kunt toelaten. Een begrenzer is dus bijvoorbeeld uit den boze voor concertzalen, omdat je
dan de dynamiek van het optreden verstoort.
“Voor de jeugdhuizen in Vlaanderen komt het plaatsen van die systemen neer op een totale kost van
190.000 euro. Men heeft beloofd om de sector financieel te helpen, maar nu blijkt dat die beloofde
middelen er niet komen. De Vlaamse overheid heeft dus haar woord niet gehouden. De middelen
worden nu ingezet voor een preventiecampagne. Dit is ook wel nuttig, maar heeft wel ten gevolge dat
heel wat jeugdhuizen diep in hun buidel moeten tasten.”
Guy Meuris
Eindwerk Preventieadviseur Basisvorming
Pagina 25
Download