2b - Regio Rijk van Nijmegen

advertisement
NOTITIE RICHTLIJNEN ACTIVEREN EN AFSCHRIJVEN VASTE ACTIVA MGR RIJK VAN NIJMEGEN
INLEIDING
Aanleiding
De financiële verordening is in de vergadering van het algemeen bestuur van de MGR Rijk van
Nijmegen vastgesteld. In artikel 8 van deze verordening staat: “Het dagelijks bestuur stelt richtlijnen
voor de activering en afschrijving van materiële vaste activa vast. Deze richtlijnen worden ter kennis
van het algemeen bestuur gebracht.”
Doelstelling
De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en vastleggen van uniforme regels voor
de activering, waardering en afschrijving van vaste activa. De nota bakent de formele kaders af
waarbinnen het bestuur en de uitvoerende organisatie dienen om te gaan met investeringen en
afschrijven en vervult een ondersteunende rol bij de jaarrekening en begroting.
Wettelijk kader
Aan deze notitie ligt ten grondslag:
- De financiële verordening MGR Rijk van Nijmegen (zie toelichting);
- De voorschriften rond waarderen, activeren en afschrijven die zijn vastgelegd in het
Besluit Begroting en Verantwoording (BBV);
- De uitspraken van de commissie BBV.
- Wet modernisering vennootschapsbelastingplicht overheidsondernemingen
Begrippen
Activeren
Het opnemen van investeringen op de activazijde van de balans.
Afschrijven
Afschrijven is het boekhoudkundig laten zien dat de waarde van een bedrijfsmiddel in de loop van de
tijd afneemt. De waarde-afname wordt veroorzaakt door technische slijtage en/of economische
veroudering. Het af te schrijven bedrag hangt af van de levensduur van de investering. De
levensduur bepaalt de afschrijvingstermijn en dus ook de hoogte van de afschrijvingslasten.
Agio/ disagio
Agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan
de geldnemer wordt uitgekeerd. Agio kan ook te maken hebben met aandelen. De prijs, of koers,
van een aandeel is opgebouwd uit de nominale waarde plus het agio. Disagio is het
tegenovergestelde van agio.
Boekwaarde
De som van de aanschafwaarde minus het reeds afgeschreven bedrag.
Vaste activa
De bezittingen van de organisatie waarvan het daarvoor benodigde vermogen voor een periode
langer dan een jaar is vastgelegd. Het zijn bezittingen die een organisatie langdurig gebruikt voor de
bedrijfsvoering, en waarvan zij het economisch eigendom bezit. De vaste activa worden verder
verdeeld in: immateriële vaste activa, materiële vaste activa en financiële vaste activa.
Financiële vaste activa
Is een groep van activa die een financiële waarde of bezit vertegenwoordigen.
Materiële vaste activa
Kapitaalgoederen die tastbaar zijn, waarvan het daarvoor benodigde vermogen langer dan één jaar
is vastgelegd.
Immateriële vaste activa
Dit zijn investeringsuitgaven waar geen gemeentelijke bezittingen tegenover staan. Dit zijn die activa
die niet stoffelijk van aard zijn (materiële vaste activa) en die niet onder de financiële vaste activa
worden begrepen.
Investeren
Kosten van het aanschaffen of vervaardigen van een duurzaam middel dat een gebruiksnut heeft van
meerdere begrotingsjaren. Kosten kunnen bestaan uit alle uitgaven die bijdragen aan de aanschaf of
vervaardiging zoals ingekochte goederen en/of diensten, of uren.
Investeringsfase
Periode waarin een activum wordt aangeschaft of vervaardigd wordt, en dus nog niet geactiveerd is.
Levensduur
De levensduur van vaste activa wordt bepaald door technische slijtage en economische veroudering.
Tussen deze twee soorten levensduur zit verschil, te weten:
- de technische levensduur is de periode waarin het technisch mogelijk is het actief te
gebruiken;
- de economische levensduur is de periode waarin het actief naar schatting ook
economisch kan worden gebruikt, dat wil zeggen dat de voordelen opwegen tegen de
kosten.
Bij het activeren en afschrijven van materiële vaste activa wordt de economische levensduur
gehanteerd.
1. INVESTEREN
Met de vaststelling van de begroting gaat het algemeen bestuur akkoord met de in de uiteenzetting
opgenomen investeringen en de daaruit voortvloeiende lasten.
1. Investeringen worden onderscheiden in specifieke investeringen (zie 2), bulkinvesteringen
(zie 3) en investeringen met eigen dekking (zie 4).
2. Een investeringskrediet voor specifieke investeringen kent drie fasen
I. Onderzoeksfase: de investering wordt onderzocht op haalbaarheid. Aan het eind van
de onderzoeksfase is een go/no go moment ingebouwd waarbij nog zonder veel
consequenties besloten kan worden om te stoppen. Gemaakte kosten komen ten
laste van het programma. Bij een go volgt expliciete besluitvorming door het
algemeen bestuur.
II. Voorbereidingsfase: locatie en investeringsomvang zijn bekend. Budget is
beschikbaar voor de voorbereiding. Schuiven in de tijd blijft in deze fase mogelijk.
Plannen worden concreter en worden ingevuld. Aanbesteding kan starten. In deze
fase kan bestuurlijk nog steeds gekozen worden om te stoppen, gemaakte kosten
komen ten laste van programma
III. Realisatiefase: de planning voor uitvoering is hard, krediet voor uitvoering is
verstrekt. Bestuurlijke besluitvorming om te stoppen of te verschuiven is vrijwel
onmogelijk of gaat gepaard met hoge kosten.
3. Zie artikel 4, lid 3 van de financiële verordening (opgenomen in de toelichting).
4. Investeringen met eigen dekking worden wel opgenomen in de investeringsplanning en
vastgesteld door het algemeen bestuur maar hebben geen budgettaire consequenties voor
toekomstige begrotingen. Deze investeringen worden ineens gedekt.
2. ACTIVEREN VAN INVESTERINGEN
1. Activa met een verkrijgings- of vervaardigingprijs van minder dan € 5.000 worden niet
geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen die altijd geactiveerd worden.
2. Er dient sprake te zijn van een meerjarig nut waarbij investeringen met een nut van 3 jaar of
meer moeten worden geactiveerd en investeringen met een nut van minder dan 3 jaar
mogen worden geactiveerd.
3. Een materieel vast actief wordt volgens de componentenbenadering geactiveerd, tenzij er
goede reden zijn om het actief als één geheel te activeren. Deze benadering houdt in dat
verschillende samenstellende delen van een actief afzonderlijk worden gewaardeerd en
afgeschreven op basis van het individuele waarde verloop van die delen. Dit omdat de
levensduur per deel kan verschillen. Bij toepassen van deze benadering, kunnen
afzonderlijke vervangingen opnieuw worden geactiveerd. Bijvoorbeeld grond, gebouw en
inventaris.
4. Levensduur verlengende investeringen die worden gepleegd ten behoeve van een bestaand
actief en expliciet leiden tot een substantiële levensduurverlenging van dat actief worden
geactiveerd.
5. Onderhoud is niet levensduur verlengend, maar dient om het actief gedurende zijn
levensduur in goede staat te houden en wordt niet geactiveerd.
6. Een investering wordt geactiveerd op het moment van ingebruikname en het
investeringsproject wordt daarmee afgesloten.
7. Een investering wordt deel-geactiveerd als het in gebruik genomen is (deelkapitalisatie),
maar het project nog niet geheel afgewikkeld is door o.a. garantietermijnen of verdere
afhandeling.
3. WAARDERING MATERIËLE VASTE ACTIVA
De waardering van activa is van belang omdat het de basis is voor het vaststellen van de financiële
gevolgen van activa, met name door waardevermindering.
1. Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingprijs (artikel 63
BBV).
2. De verkrijgingprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
3. De vervaardigingprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen
en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
De rente over het tijdvak van de vervaardiging van het actief wordt ten laste van de
exploitatie gebracht.
4. Activa, met economisch nut, worden bruto verantwoord.
5. Bijdragen van derden die in directe relatie staan tot een actief, worden op de waardering
van dat actief in mindering gebracht (opgenomen in het BBV art 62, lid 2). De aftrek wordt
netto verantwoord.
6. Conform artikel 64, lid 2 van het BBV kan slechts om gegronde redenen de
afschrijvingsmethode gewijzigd worden.
4. AFSCHRIJVEN VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA
1. Op de materiële vaste activa wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is
afgestemd op de te verwachten toekomstige economische levensduur.
2. Als afschrijvingstermijnen worden gehanteerd de in artikel 8, lid 4 (zie toelichting) van de
financiële verordening opgenomen termijnen.
3. Overeenkomstig met artikel 8, lid 4 van de financiële verordening wordt op gronden niet
afgeschreven.
4. Indien modules van de MGR aan de fiscale vereisten moeten voldoen, dan zal de
betreffende module haar afschrijvingstermijnen aanpassen aan de fiscale vereisten. Tenzij
hier gemotiveerd, met goedkeuring van het AB, van wordt afgeweken.
5. Extra afschrijven van investeringen met economisch nut is uitsluitend toegestaan als er
sprake is van duurzame waardevermindering of als een actief eerder (geheel of gedeeltelijk)
buiten gebruik wordt gesteld. Een te verwachten duurzame waardevermindering wordt op
het moment van constateren als verlies genomen.
6. Er wordt afgeschreven met een vast percentage van de kosten van aanschaf resp.
vervaardiging (zgn. lineaire afschrijving). Het dagelijks bestuur kan bij investeringen met
eigen dekking besluiten hiervan af te wijken.
7. De eerste afschrijving vindt plaats vanaf 1 januari in het eerste jaar dat volgt op het jaar van
in gebruik name van de vaste activa.
8. Restwaarde is de opbrengstwaarde die na de gebruikstermijn nog gerealiseerd kan worden.
Omdat activa worden afgeschreven naar te verwachten levensduur wordt de restwaarde
standaard op € 0 bepaald.
5. DESINVESTEREN VAN MATERIËLE VASTE ACTIVA
1. Van een desinvestering is sprake, indien een vast actief, voordat het volledig is afgeschreven,
buiten gebruik wordt gesteld. Op dat moment moet de restant boekwaarde als een extra
afschrijving in één keer ten laste van de exploitatierekening gebracht worden en wordt het
actief bruto uit de activa-administratie verwijderd.
2. Bij verkoop van een actief is ook sprake van desinvesteren. In dat geval wordt de restant
boekwaarde ten laste van de verkoopopbrengst gebracht. Het netto-saldo wordt ten gunste
of ten laste van de exploitatie gebracht. Opbrengsten van verkopen worden niet verrekend
met de aanschafwaarde van nieuwe investeringen.
3. Zodra een actief niet meer in bezit is en geen waarde meer vertegenwoordigt, wordt dit
actief bruto uit de activa-administratie verwijderd.
6. RENTE OVER INVESTERINGEN EN MATERIËLE VASTE ACTIVA
1. Over materiële vaste activa wordt rente berekend. Het rentepercentage wordt bij de kaders
voor de begroting vastgesteld.
2. De renteberekening over de materiële vaste activa start vanaf 1 januari in het eerste jaar dat
volgt op het jaar waarin de investering geactiveerd is (lees: in gebruik genomen is).
3. Gedurende de investeringsfase wordt rente berekend over de gedane uitgaven en deze
renteberekening start in de maand waarin de uitgaven zijn gedaan tot het begin van het jaar
waarop gestart wordt met de afschrijving.
4. De rentelasten die tot het moment van activeren worden gemaakt komen ten laste van de
exploitatie.
7. SLOTBEPALINGEN
1.1.
Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze notitie treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 1 januari 2016.
2. Deze notitie wordt aangehaald als: Notitie richtlijnen activeren en afschrijven vaste activa
MGR Rijk van Nijmegen 2016.
TOELICHTING
Toelichting bij artikel 1, lid 3
In artikel 1 wordt gesproken over verschillende soorten investeringen. Lid 3, betreffende de
bulkinvesteringen, verwijst naar artikel 4 (lid 3) van de financiële verordening MGR Rijk van
Nijmegen. In dit artikel 4, lid 3 staat het volgende:
Artikel 4. Autorisatie begroting en investeringskredieten, lid 3
Bij de begrotingsvaststelling wordt ook over het investeringsplan besloten. Inhoudelijk en financieel
wordt bij de jaarrekening verantwoording afgelegd. Onder- of overschrijding op deze investeringen
tot een bandbreedte van 20% van het jaarkrediet komen ten gunste / ten laste van het krediet van
het volgend jaar.
Toelichting bij artikel 2
Immateriële vaste activa
In overeenstemming met het BBV (artikel 34) worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk
opgenomen:
 Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
 Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief
Op dit moment staan op de balans van de MGR geen immateriële vaste activa. Indien en voor zover
voor de MGR in de toekomst van toepassing geldt het volgende.
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
De MGR houdt zich niet bezig met het verstrekken van leningen. Kosten en agio of disagio zijn voor
het verstrekken van leningen dan ook niet aan de orde. Eventuele kosten verbonden aan het
aangaan van leningen worden, zoals vastgelegd in artikel 8 van de financiële verordening, direct ten
laste van de exploitatie gebracht.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief
Kosten voor onderzoek en ontwikkeling kunnen worden geactiveerd indien (artikel 60 BBV):
a. Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
b. De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
c. Het actief in de toekomst economisch nut zal genereren;
d. De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden
vastgesteld.
Geactiveerde kosten voor onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief worden lineair in
maximaal 5 jaar afgeschreven.
Materiële vaste activa
Materiële vaste activa zijn bezittingen van stoffelijke aard die langdurig gebruikt worden voor de
bedrijfsvoering. Het BBV kent volgens artikel 35 twee soorten materiële vaste activa, te weten:
 Investeringen met een economisch nut;
 Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
Investeringen met een economisch nut
Investeringen hebben een economisch nut indien ze verhandelbaar zijn en/of ze kunnen bijdragen
aan het genereren van middelen. Volgens artikel 59 van het BBV moeten activa met meerjarig
economisch nut geactiveerd worden. Uitzondering hierop zijn kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde, deze worden niet geactiveerd.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Deze investeringen zijn niet van toepassing voor de MGR.
Financiële vaste activa
Volgens het BBV (artikel 36) moeten financiële vaste activa verantwoord worden. Onder financiële
vaste activa vallen kapitaalverstrekkingen, verstrekte leningen, overige uitzettingen met een looptijd
van één jaar of langer en bijdragen aan activa in eigendom van derden.
Bij activeren van investeringen moet dus aandacht besteed worden aan de eigendomsvraag. Indien
het actief eigendom is van een derde, dan worden deze investeringen niet als materiële vaste activa
verantwoord, maar als financiële vaste activa. Deze bijdragen moeten aan een aantal voorwaarden
voldoen alvorens geactiveerd te kunnen worden. In andere gevallen moeten de bijdragen als
exploitatie-uitgaven verantwoord worden.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden (artikel 61 BBV)
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd indien:
a. er sprake is van een investering door een derde;
b. de investering bijdraagt aan de publieke taak;
c. de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is
overeengekomen;
d. de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft, of de MGR anders
recht kan doen gelden op de activa, die samenhangen met de investering.
Toelichting bij artikel 3, lid 8
In artikel 64, lid 2 van het BBV staat dat slechts om gegronde redenen de afschrijvingsmethode
gewijzigd mag worden. De reden van verandering en financiële consequenties ervan worden in de
toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in de consequenties hiervan voor
de financiële positie en voor de baten en lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het
begrotingsjaar en voor het voorafgaande begrotingsjaar.
Toelichting bij artikel 4, lid 2 en 3
In artikel 4 gaat het over het afschrijven op materiële vaste activa. In lid 2 wordt voor de
afschrijvingstermijnen verwezen naar artikel 8 van de financiële verordening MGR Rijk van
Nijmegen. In lid 4 van dit artikel 8 zijn de afschrijvingstermijnen voor materiële vaste activa
opgenomen. Binnen de MGR worden de afschrijvingstermijnen gehanteerd conform de financiële
verordening. Hieronder is het betreffende artikel uit de financiële verordening opgenomen:
Artikel 8. Waardering en afschrijving vaste activa
1. Activa worden gewaardeerd op basis van verkrijgings- of vervaardigingsprijs of zo nodig
aangepast door duurzame waardeverminderingen.
2. De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
3. Kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.
4. De materiële vaste activa met economisch nut, zoals bedoeld in artikel 35 van het Besluit
begroting en verantwoording provincies en gemeenten, worden lineair afgeschreven in
maximaal:
a. 25 jaar: voorzieningen aan terreinen;
b. 40 jaar: gebouwen;
c. 15 jaar: machines, apparaten en installaties;
d. 10 jaar: inventarissen;
e. 5 jaar: vervoermiddelen;
f. 3 jaar: ICT-investeringen mobiele devices;
g. 5 jaar: overige ICT-investeringen;
h. 10 jaar: overige activa;
i. niet: gronden.
5. Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 5.000 worden niet geactiveerd maar
rechtstreeks ten laste van het jaarresultaat gebracht, uitgezonderd gronden en terreinen, deze
laatst genoemden worden altijd geactiveerd.
6. Indien op activa die niet duurzaam aan de MGR verbonden blijven, geïnvesteerd wordt, kan, indien
de omstandigheden het rechtvaardigen, voor gekozen worden om op de betreffende investering niet
af te schrijven. Alleen dan indien de verwachte opbrengstwaarde groter is dan de boekwaarde. De
keuze dient voorgelegd worden ter besluitvorming aan het algemeen bestuur.
7. Het dagelijks bestuur stelt richtlijnen voor de activering en afschrijving van materiele vaste
activa vast. Deze richtlijnen worden ter kennis van het algemeen bestuur gebracht.
Download