White Paper Kenmerken van het chronisch ziekteverzuim Hoe langer afwezig, hoe moeilijker terug aan het werk door: G. Mylle1, P. Henckens3, C. Verbeek1, D. Wijns3, S. Bulterys1, M. Coene1, C. Wuytens3, L. Godderis1,2, 1 2 IDEWE, External Service for Prevention and Protection at Work, Interleuvenlaan 58, 3001 Heverlee, Belgium. Katholieke Universiteit Leuven, Centre for Environment and Health, Kapucijnenvoer 35/5, 3000 Leuven, Belgium. 3 Acerta, hr-dienstenleverancier, Diestesepoort 1, 3000 Leuven. Contact info: Prof. dr. Lode Godderis, Interleuvenlaan 58, 3001 Heverlee - tel. 016 39 04 11 Chris Wuytens, managing director Acerta Consult, Diestespoort 1, 3000 Leuven Inhoudstafel 1. INLEIDING 3 2. METHODE4 3. RESULTATEN EN BESPREKING5 3.1 Onderzoekspopulatie 5 3.2. Het aantal verzuimepisodes neemt af met de duur 5 3.3. Vrouwen hoger risico op langdurig verzuim 7 3.4. Oudere werknemers hoger risico op langdurig verzuim 8 3.5. Meer werknemers in dienstensector, horeca en transport met langdurig verzuim 9 3.6. Kanker en mentale aandoeningen geassocieerd met langdurig verzuim 10 4. BESPREKING11 Uit het onderzoek kunnen we 6 belangrijke conclusies formuleren 11 Hoe spelen we best in op deze risico’s? 12 Hoe helpen IDEWE en Acerta langdurig zieken en ondernemingen? 12 5. LITERATUUR13 2 1.Inleiding Langdurige arbeidsongeschiktheid omwille van ziekte vormt een toenemend probleem in België. Recente cijfers van het Riziv, het beheersorgaan van de ziekteverzekering, tonen aan dat het aantal langdurig zieke werknemers in 10 jaar met bijna de helft is gestegen. Mentale en musculoskeletale aandoeningen zijn de belangrijkste oorzaken van arbeidsongeschiktheid en langdurig ziekteverzuim. Beide aandoeningen zijn verantwoordelijk voor twee derden van de problemen. De vergrijzing en de vervrouwelijking van de beroepsbevolking verklaren deels de toename van het langdurig ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid in België. Bovendien kampt 15 % van de werknemers met een chronische aandoening, waarbij minstens de helft hinder ondervindt tijdens het werk. Veel chronische aandoeningen vinden ook hun oorzaak op het werk. Het lijkt dan ook logisch om zieke werknemers thuis te houden tot volledige genezing. Hierdoor start in België de begeleiding naar werk doorgaans te laat. De kans om effectief terug te keren vermindert immers met de duur van de afwezigheid. De meeste werknemers die minder dan een maand afwezig zijn, keren spontaan terug naar hun job. Personen die langer dan drie maanden afwezig zijn, hebben daarentegen nog maar een hervattingskans van minder dan 50 %. Opvallend is dat de terugkeer bij langdurige afwezigheid niet wordt bemoeilijkt door de aandoening, maar wel door andere factoren zoals een tekort aan zelfvertrouwen, angst voor de leidinggevende en reacties van collega’s,... Mensen die langdurig afwezig zijn dienen dus ondersteund en gemotiveerd te worden om weer aan de slag te gaan. 80 % van de werknemers die 6 weken of langer afwezig zijn, vragen ook effectief hulp bij hun werkhervatting. Het is hierbij belangrijk om geen maanden te wachten. De eerste vier tot zes weken zijn cruciaal voor een succesvolle terugkeer. Dus voor een geslaagde re-integratie, moet er vroeg ingegrepen worden om zowel het behoud van werk als de re-integratie van werknemers mogelijk te maken. Mensen opnieuw aan de slag helpen kan beter als we precies weten welke factoren een rol spelen in de periodes van ziekteverzuim. Dit onderzoek legt bloot welke kenmerken van de werknemer, van zijn job en van zijn arbeidsongeschiktheid daarin een cruciale rol spelen. De Belgische ministers van werk en volksgezondheid werken momenteel aan een Koninklijk Besluit dat de re-integratie van zieke werknemers moet bevorderen. De bedoeling van beide wetvoorstellen is om de re-integratie van werknemers te bevorderen door een re-integratietraject uit te werken. Ons inziens moet sneller actie genomen worden en moet reeds in de eerste weken van de arbeidsongeschiktheid aan de re-integratie gewerkt worden. 3 2.Methode In dit onderzoek zijn gegevens van Groep IDEWE en Acerta verzameld tussen 2013 en 2015 op een gelijkaardige manier geanalyseerd. Gezien zieke werknemers meestal spontaan hervatten binnen de maand, focussen we ons hier op de ziekte episodes van langer dan 1 maand. Dus uit de data van Acerta en IDEWE werden alle verzuimepisodes langer dan één maand en korter dan één jaar geëxtraheerd en gebruikt in dit onderzoek. IDEWE verzamelde gegevens van 1 179 072 werknemers die van 2013 tot 2015 op arbeidsgeneeskundig onderzoek kwamen. Tijdens het onderzoek werd er systematisch gevraagd naar hun verzuim gedurende het afgelopen jaar en dit werd genoteerd in het elektronisch medisch dossier. In deze studie zijn de gerapporteerde verzuimepisodes als vertrekpunt genomen. Er wordt dus niet gerapporteerd over verzuimprevalentie, de cijfers hebben betrekking op het aantal episodes, niet op het aantal onderzochte werknemers (zie ook in de figuren de opgenomen aantallen onder n: niet aantal werknemers, wél aantal verzuimepisodes). Dus eenzelfde persoon kan verschillende episodes rapporteren. Acerta gebruikte een subset van loongegevens voor de private sector. Dit waren gemiddeld 407 523 werknemers per jaar. De data bevatten alle verzuimepisodes die een einddatum hebben van 01/01/2013 tot en met 30/12/2015. Wanneer een verzuimepisode eindigt betekent dit dat de werknemer het werk hervat heeft of dat de arbeidsovereenkomst beëindigd werd. De episodes die eindigden op 31/12/2015 werden niet weerhouden omdat ze waarschijnlijk doorliepen in 2016. De duur van de verzuimepisode werd bepaald door het aantal dagen tussen de einddatum en de begindatum. Het aantal dagen werd gedeeld door 30 om het aantal maanden te bepalen. Er werd telkens afgerond naar de onderliggende maand. De werknemers die progressief hervatten zijn niet mee opgenomen in de analyse om scheeftrekking van de data te vermijden. De datasets werden onafhankelijk van elkaar geanalyseerd. De verdeling werd onderzocht van de duurtijden voor de totale groep van verzuimepisodes, opgesplitst naar geslacht, leeftijd en sector. De duur werd initieel ingedeeld in 4 periodes: van 1 maand tot 2 maanden, van 2 maanden tot 3 maanden, van 3 maanden tot 6 maanden en van 6 maanden tot 1 jaar. In de tekst wordt het aandeel van deze laatste 2 periodes samen benoemd als de chronisch fase. De kenmerken van de verzuimepisodes in deze chronische fase werden geanalyseerd. Werknemers in deze fase hebben vaak ondersteuning nodig voor een terugkeer naar het werk. Bij IDEWE data werd er ook gezocht naar verschillen in chronisch verzuim tussen de verschillende groepen van aandoeningen. De oorzaken van verzuim zijn niet gekend bij Acerta. De reden werd ingedeeld in 21 grote pathologiegroepen van de ICD9_CM classificatie. Een 22e groep bevatte alle episodes zonder eenduidige codering (=niet gespecifieerd). Omdat het aantal episodes voor verschillende pathologiegroepen vrij beperkt is, zijn enkel die groepen weerhouden waarvoor er minstens 1 000 registraties zijn gebeurd. 4 3.Resultaten en bespreking 3.1.Onderzoekspopulatie Acerta beschikte over gegevens van 16 513 verzuimepisodes (langer dan één maand en korter dan één jaar). 48,2 % van de werknemers in de databank van Acerta waren mannen, 51,8 % was van het vrouwelijke geslacht. Bij IDEWE waren er in totaal 82 806 verzuimepisodes (langer dan één maand en korter dan één jaar) geregistreerd waarbij ook de pathologie gekend was. De verdeling van de door IDEWE onderzochte werknemers op basis van geslacht was vergelijkbaar: 47,7 % was mannelijk, 52,3 % was vrouwelijk. De sectorverdeling in het klantenbestand is bij IDEWE als volgt: 30,5 % behoorde tot de Gezondheidssector, 15 % tot de Industrie, 9,8 % tot de Handel, 11,8 % tot de Overheid, 9,4 % tot de Dienstensector, 3,9 % tot de Bouwsector, 11,2 % tot de Onderwijssector, 2,7 % tot de Transportsector, 1,8 % tot de Horeca en tenslotte 4,0 % tot de Overige Sectoren. In het klantenbestand van Acerta is de sectorverdeling : 7,9 % behoort tot de Gezondheidssector, 5,1 % tot de Industrie, 20,7 % tot de Handel, 22,4 % tot de Dienstensector, 12,4 % tot de Bouwsector, 1,4 % tot de Onderwijssector, 2,6 % tot de Transportsector, 7,6 % tot de Horeca en 19,9 % tot Overige sectoren. De gegevens van de Acerta klanten uit de publieke sector werden niet in deze studie opgenomen. 3.2. Het aantal verzuimepisodes neemt af met de duur Het zal niet verwonderen dat het overgrote deel van de verzuimepisodes geregistreerd bij IDEWE en Acerta korter zijn dan 1 maand. Bij Acerta zijn 98,8 % van de episodes korter dan 1 maand. Binnen deze maand duurt 87,5 % niet langer dan 1 week. 6,5 % duurt 2 weken. De overige 6 % duurt 3 tot 4 weken. Bij IDEWE duurden 74,3 % van alle zelf-gerapporteerde verzuimepisodes korter dan 1 maand. Het verschil in percentage tussen IDEWE en Acerta heeft te maken met de oorsprong van de gegevens. Bij IDEWE gaat het over zelfgerapporteerde gegevens, met als belangrijke beperking dat veel medewerkers kort verzuim in het voorbije jaar vergeten zijn. Omdat we in ons onderzoek vooral willen focussen op kenmerken van langdurig verzuim, hebben we deze data over kort verzuim buiten beschouwing gelaten. Dus de gerapporteerde percentages en data hebben betrekking op episodes tussen 1 maand en 1 jaar. Indien we dan de verdeling bekijken tussen 1 maand en 1 jaar (figuur 1), zien we in de cijfers van Acerta dat het percentage episodes afneemt met de duur (49,6 % met duur tussen 1 en 2 maanden tot 8,4 % met duur tussen 6 en 12 maanden). 21,1 % van de episodes heeft een duur langer dan 3 maanden en is dus chronisch. Deze groep van mensen heeft bijkomende ondersteuning nodig om te kunnen re-integreren. 5 Fig. 1: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur gepoold over de 3 jaren (Acerta) Figuur 2 geeft dezelfde verdeling weer voor de episodes geregistreerd bij IDEWE. Net als bij Acerta neemt het percentage ziekte episodes af met de duur (41,2 % tussen 1 en 2 maanden versus 13,5 % tussen 6 en 12 maanden). Hier duurt zelfs 38,9 % van de episodes langer dan drie maanden en is dus chronisch. Gezien het feit dat deze groep bijkomende ondersteuning nodig heeft om te re-integreren is de kans dat ze ook bij de arbeidsgeneesheer terechtkomt voor werkhervatting hoger. Dit verklaart mogelijk ook het hoger aantal geregistreerde episodes tussen de 3 en 6 maanden in vergelijking met tussen 2 en 3 maanden (25,4 % versus 19,9 %). Fig. 2: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur gepoold over de 3 jaren (IDEWE) 6 3.3. Vrouwen hoger risico op langdurig verzuim Wanneer we de duur van de episodes vergelijken tussen mannen en vrouwen merken we bij vrouwen een hoger aantal episodes met een langere duur. Het percentage episodes in de chronische fase ligt 1,9 % hoger bij vrouwen dan bij mannen (Figuur 3: 22,1 % tov 20,2 %) in de Acerta data. Ook in de IDEWE data ligt het percentage episodes in de chronische fase 2,3 % hoger bij de vrouwen dan bij mannen (Figuur 4: 39,8 % t.o.v. 37,5 %). Vrouwen hebben dus meer verzuimepisodes die langer dan drie maanden duren in vergelijking met mannen. Fig. 3: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur per geslacht (Acerta) Fig. 4: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur per geslacht (IDEWE) 7 3.4. Oudere werknemers hoger risico op langdurig verzuim Zowel bij de Acerta als IDEWE gegevens neemt het percentage verzuimepisodes in de chronische fase toe met de leeftijd. Bij Acerta duren 13,1 % van de episodes bij de min 25-jarigen, 16,7 % van de episodes bij de 25-34 jarigen, 21,6 % van de episodes bij de 35-44 jarigen, 21,8 % van de episodes bij de 45-54 jarigen en tenslotte 23,2 % van de episodes bij de 55-plussers langer dan 3 maanden. Een gelijkaardige trend is observeerbaar in de IDEWE data: 30,3 % van de episodes bij de min 25-jarigen, 34,8 % bij de 25-34 jarigen, 37,9 % bij de 35-44 jarigen, 41,2 % bij de 45-54 jarigen en tenslotte 42,3 % van de episodes bij de 55-plussers bevinden zich in de chronische fase. De hogere percentages bij IDEWE kunnen mogelijks verklaard worden door het feit dat werknemers bij werkhervatting na langdurig verzuim eerst bij de arbeidsgeneesheer langsgaan. Fig. 5: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur per leeftijdsklasse (Acerta) Fig. 6: Procentuele verdeling verzuimepisodes naar duur per leeftijdsklasse (IDEWE) 8 3.5. Meer werknemers in dienstensector, horeca en transport met langdurig verzuim Als we het aantal geregistreerde ziekteverzuimepisodes vergelijken naar sector dan hebben de volgende sectoren te kampen met het grootste aandeel van verzuimepisodes in de chronische fase. Bij Acerta: Diensten (23,6 %), Transport (23,2 %), Horeca (22,9 %), Overige sectoren (22,4 %). Bij IDEWE zijn de sectoren met het grootste aandeel in de chronische fase: Diensten (43,2 %), Horeca (42,9 %), Transport (41,9 %), Onderwijs (41,6 %), Overige sectoren (41,1 %). Deze data moeten evenwel voorzichtig geïnterpreteerd worden omdat deze voor een stuk beïnvloed worden door het klantenaandeel in beide organisaties. Fig. 7: Aandeel chronisch verzuim per sector (Acerta) overige sectoren 22,4 horeca 22,9 transport 23,2 onderwijs 20,4 bouw 20,3 diensten 23,6 handel 21,0 industrie 20,5 gezondheidszorg 20,0 0,0 10,0 20,0 30,0 40,0 50,0 60,0 70,0 80,0 90,0 100,0 Fig. 8: Aandeel chronisch verzuim per sector (IDEWE) 9 3.6. Kanker en mentale aandoeningen geassocieerd met langdurig verzuim We vinden belangrijke verschillen in de IDEWE data tussen de verschillende pathologiegroepen als we het aandeel van de duur van de episodes bekijken. Als we inzoomen op de aandoeningen die voornamelijk aanleiding geven tot kort verzuim (dit is minder dan 1 maand), bijvoorbeeld ‘aandoeningen van de luchtwegen’ en ‘infectieziektes’ vinden we minder dan 1 op 10 episodes die langer dan 1 maand duurt. Voor deze pathologiegroepen gaan de werknemers dus in meer dan 9 op de 10 gevallen opnieuw aan het werk binnen de maand. Figuur 9 geeft voor elke pathologiegroep het aandeel van chronisch verzuim (dus data tussen 3 maanden en 1 jaar). Opvallend is dat het grootste percentage van langdurig verzuim voorkomt bij neoplasmen (kanker) (69 %) en mentale stoornissen (53,2 %). Ook is het aandeel van ‘aandoeningen van het circulatoir stelsel’ en voor ‘aandoeningen van musculoskeletaal stelsel en bindweefsel’ voor episodes van meer dan 3 maanden verzuim aanzienlijk. Fig. 9: Aandeel chronisch verzuim voor elke pathologiegroep (met minstens 1 000 geregistreerde episodes) (IDEWE) infectieuze en parasitaire aandoeningen 27,3 ingrepen 35,7 neoplasme 69 mentale stoornissen 53,2 ziekten van zenuwstelsel en zintuigen 33,8 aandoeningen van het circulatoir stelsel 42,3 aandoeningen van gastro-intestinaal stelsel 28,7 aandoeningen van musculoskeletaal stelsel en bindweefsel 39,8 symptomen, tekens en slecht omschreven toestanden 32,8 ongevalsletsels en vergiftigingen 29,9 niet gespecifieerd 38,3 0 10 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 4.Bespreking Uit het onderzoek kunnen we 6 belangrijke conclusies formuleren: 1. Hoewel de grote meerderheid van zieke werknemers spontaan hervat binnen de maand afwezigheid van het werk, is er een aanzienlijke groep van werknemers die langdurig verzuimt. 2. 39 % van het ziekteverzuim tussen één maand en één jaar opgetekend bij IDEWE heeft een duur langer dan drie maanden, bij Acerta is dat 21%. 3. Het percentage langdurige afwezigheden ligt hoger bij vrouwen dan bij mannen. 4. De kans op langdurig ziekteverzuim neemt toe met de leeftijd. 5. De sectoren met het grootste aandeel chronisch verzuim (>3 maanden) zijn diensten, horeca en transport. 6. Vooral bij kanker en mentale aandoeningen is het verzuim vaak chronisch. De sterkte van dit onderzoek is de combinatie van analyses van data uit verschillende bronnen door IDEWE en Acerta, met elk hun eigen sterktes en zwaktes. IDEWE bezit informatie over de aandoeningen die oorzaak zijn van het verzuim. Omdat IDEWE informatie van de werknemer zelf krijgt, is er recall bias: mensen herinneren zich de kortere verzuimepisodes vaak niet meer. De gegevens van IDEWE beschrijven vooral de kenmerken van werknemers die hervat zijn of kunnen hervatten. Acerta heeft nauwkeurigere informatie over de duur van het ziekteverzuim dankzij de verwerking van ziekte-attesten. De data van IDEWE en Acerta volgen een opvallend gelijkaardige trend en de resultaten zijn vrij consistent. Verder is het belangrijk om bij de interpretatie rekening te houden met het feit dat de groep werknemers die langer dan een jaar arbeidsongeschikt zijn, niet zijn opgenomen in deze studie. Ook verzuimepisodes van minder dan een maand zijn in dit rapport weggelaten. Deze groep mensen zal immers in de meeste gevallen het werk zonder veel problemen hervatten. Het belang van deze analyse en de omvang van het probleem van langdurige arbeidsongeschiktheid in België wordt nog duidelijker als we de cijfers van het absoluut aantal invaliden (= langer dan 1 jaar werkonbekwaam) uit het jaarverslag van het RIZIV 2013 (1) hierbij plaatsen. Het aantal werknemers dat langer dan 1 jaar werkonbekwaam is omwille van psychische stoornissen is in 5 jaar tijd gestegen van 83 247 tot 104 291. Voor de gezwellen is dit aantal toegenomen van 15 103 tot 18 462. Maar ook voor ziekten van het hartvaatstelsel en van het bewegingsstelsel en het bindweefsel zijn de absolute cijfers zeer verontrustend: tussen 2009 en 2013 is het aantal invaliden opgelopen van 19 427 tot 19 963 voor ziektes van hart en vaten, en van 65 146 tot 86 071 voor ziektes van bewegingsstelsel en bindweefsel. Het gaat dus om een grote en groeiende groep werknemers. Hoog tijd dus voor een systematische aanpak om het chronisch worden van het ziekteverzuim zo veel mogelijk in een vroeg stadium te vermijden. 11 Hoe spelen we best in op deze risico’s? Uit de literatuur weten we dat in de chronische fase de kans om terug te keren naar de eigen job minder dan 50 % bedraagt. Zelfs al na 6 weken heeft 80 % van de arbeidsongeschikte werknemers ondersteuning nodig bij de terugkeer naar de job. 1. Vroege, actieve en multidisciplinaire ondersteuning tijdens ziekteverzuim is nodig. 2. Deze ondersteuning kan best worden voorzien tussen maand 1 en 3, om de evolutie naar de chronische fase waar mogelijk te voorkomen. 3. De ondersteuning is volgens onze gegevens het meest nodig voor mentale stoornissen en neoplasmen omdat het risico om te evolueren naar chroniciteit het grootst is. Maar ook bij aandoeningen van het hart en bloedvaten, en van het musculoskeletaal stelsel en bindweefsel, bevindt zich een aanzienlijk percentage van de verzuimepisodes in die chronische fase. Hoe helpen IDEWE en Acerta langdurig zieken en de werknemer? Langdurig ziekteverzuim is meestal het gevolg van een complex samenspel van vele oorzaken. Alleen een doordacht, goed georganiseerd verzuimbeleid op maat van de onderneming, kan deze oorzaken aan het licht brengen, ze voorkomen en zo het ziekteverzuim terugdringen. Rekening houdend met onderzoeksgegevens, wil IDEWE zo collectief als mogelijk en zo vroeg als mogelijk de werkgebonden aspecten van de ziektemeldingsdrempel en van de werkhervattingsdrempel onderzoeken met alle betrokken partijen. Hiertoe ontwikkelde IDEWE verschillende modules in zijn aanbod Van verzuim tot ‘er-wèl-zijn’ op het werk. Om het langdurig verzuim op te vangen werkt IDEWE, waar het kan, mee aan collectieve beleidsinitiatieven: sensibiliseren voor de contacten voorafgaand aan werkhervatting vanaf 1 maand ziekte, systematiseren van procedures en mogelijkheden van aangepast werk, een periodisch beleids-sociaal-medisch team. Aansluitend verzorgt IDEWE het individuele reïntegratietraject van een zieke werknemer. In een volgehouden en meerpartijdig overleg, verkent de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer de werkgebonden ziekteoorzaken, de werkhervattingsmogelijkheden en het beste tijdstip voor de werkhervatting voor de werknemer zelf en voor zijn directe werkomgeving. De preventieadviseur-arbeidsgeneesheer is met de werkomgeving vertrouwd en verbindt de perspectieven van werknemer, werkgever, behandelaars en ziekteverzekering. Hij kan zich naargelang de problematiek in een multidisciplinair team laten versterken door een verpleegkundige, ergonoom of psycholoog. De preventieadviseur-ergonoom inventariseert de fysieke belasting in de werkmethode en verkent de match met fysieke beperkingen van de werknemer. Dit kan leiden tot collectieve verbeteradviezen voor het geheel van de werknemers. De preventieadviseur psychosociale aspecten helpt drempels naar werkhervatting verhelderen en verlagen bij de zieke werknemer, in het team van collega’s, met de leidinggevende en in ontstane conflicten met verschillende partijen. Hij hanteert daarvoor zowel individuele als collectieve begeleidingstools. Ook dit traject kan een aanzet geven tot meer psychosociaal welzijn voor het geheel van de werknemers. Individuele reïntegratietrajecten worden voorgelegd en opgevolgd in een periodisch casuïstiek sociaal-medisch team. 12 Als hr-adviseur voor zowel corporate ondernemingen als KMO’s ondersteunt Acerta haar klanten in het vastleggen en toepassen van een concreet verzuimbeleid, aangepast aan de noden van de organisatie. Een goed hr-beleid focust daarbij niet alleen op de soft HR skills, maar zorgt dat deze beleidskeuzes ook de aan haar situatie aangepaste juridische omkadering krijgt. In de uitvoering van het verzuimbeleid is het belangrijk dat de rollen inzake deze problematiek duidelijk zijn, dat de onmiddellijk leidinggevende en of HR manager getraind is in zijn omgang met grijs of zwart verzuim (denk bv. aan de ziektemelding, aan de terugkeergesprekken, ...) en aan duidelijke en afdwingbare afspraken om verzuim controleerbaar te maken, onterecht verzuim te sanctioneren. Maar even belangrijk is het om maatregelen uit te werken waardoor werknemers positief aangemoedigd worden om maximaal grijs verzuim te vermijden. Inzake langdurig ziekteverzuim pleit Acerta voor een individuele aanpak om dit langdurig ziekteverzuim aan te pakken. In geen geval mag het werk opgespaard worden tot wanneer hij of zij terugkomt. Er moet op maat van het individu en op basis van een individuele aanpak gezocht worden naar een structurele oplossing die de re-integratie van de langdurig zieke werknemer aanmoedigt en ondersteunt. Elk teruggewonnen talent moet als het ware gezien worden als een nieuwe medewerker; door zijn ziekte zijn zijn of haar talenten gewijzigd. Om een goede re-integratie te bewerkstelligen, moet de werkgever samen met de werknemer op zoek gaan naar zijn of haar nieuwe talenten die ze na de re-integratie kan inzetten. Onder geen beding mag de werkgever de werknemer in zijn oude rollenpatroon duwen/zijn oude takenpakket voorschotelen. Langs de kant van de leidinggevende, is het derhalve belangrijk om te blijven in gesprek gaan, zeker bij langdurige afwezigheid. Op regelmatige basis contact houden met de werknemer zorgt ervoor dat de werkgever zijn/haar behoeften/bekommernissen beter in kaart kan brengen. Natuurlijk moet de werknemer hiervoor open staan om tijdens zijn/haar afwezigheid te blijven praten met zijn leidinggevende. Een succesvolle re-integratie vereist dus inspanningen van beide kanten. 5.Literatuur 1. RIZIV 2013. Jaarverslag. 2. EFILWC 2004. Employment and Disability: Back to Work Strategies. Richard Wynne, Donal McAnaney (p 34) 3. RETURN 2002. Between Work and Welfare: Improving Return to Work Strategies for Long Term Absent Employees. Summary Report. Julie Thorne, Donal McAnaney (p 16) 4. Er terug-zijn3. Module - Begeleiding van langdurig arbeidsongeschikten. Beschrijving IDEWE-aanbod voor klant-bedrijven. Marthe Verjans, Elisabeth De Baere (p 9) 5. Van verzuim tot er-wèl-zijn op het werk? Informatiebrochure voor werkgevers. Groep IDEWE (p18) 13