Anders kijken. Een breder zicht op menselijk gedrag1

advertisement
Willemse, J. (2006).
Anders kijken. Een breder zicht
op menselijk gedrag 1
Theorie en praktijk van de systeembenadering
Houten: Bohn Stafleu Van Loghum.
Dany Baert
Bij de vele boeken die de systeemtheorie, al of niet met inbegrip van communicatietheorie tot onderwerp hebben, hoort dit werk tot de betere soort.
De auteur slaagt erin de abstractheid van de systeemtheorie niet te laten
wegen op de toegankelijkheid en toepasbaarheid van de stof. Hij werkt
– in sterke mate in de voetsporen van Watzlawick & collega’s – binnen
de systeemtheoretische kaders een theorie uit, die systeemwetmatigheden,
patronen en inter-persoonlijke gebeurtenissen concreet, aanschouwelijk en
begrijpelijk maakt.
Het boek laat zich goed in vogelvlucht samenvatten. Je zou het een “hertaalde”, geactualiseerde en wat toegankelijker versie of bewerking kunnen
noemen van De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie. Interessant voor mensen die de meer academische en soms abstracte taal van
het origineel willen mijden.
1In 2010 verscheen een tweede druk van dit boek. De auteur liet ons weten dat het hoofdstuk over
organisaties, hoofdstuk 12, voor deze tweede druk geheel herschreven is.
* personalia
boeken

Eerst bespreekt sociaal psycholoog en docent aan de hogeschool Utrecht
Joop Willemse de principes van de systeemtheorie in het licht van de
evolutie in de theorieën die gehanteerd worden om menselijk gedrag
en menselijke problemen te plaatsen en te beïnvloeden. Niet enkel de
hulpverlening, ook samenwerking, organisatieprocessen en ruimere systeemvelden zoals sociale organisaties en beleidsdomeinen, politiek beleid,
buurten en wijken komen aan bod, met veel praktische illustraties en vignetten. In tweede instantie komen dan de vijf communicatieaxioma’s aan
de orde en ook hier waaiert de auteur breed en illustratief uit over vele
domeinen en vinden we sprekende en interessante voorbeelden. In een
derde deel focust de auteur op een aantal domeinen, waarvan hij vindt
dat ze bij uitstek via een systeemtheoretische visie benaderd kunnen worden. Achtereenvolgens zijn dat gezinssystemen, leefgroepen, organisaties
en wijken.
De genoemde structuur en invulling maakt het werk tot een interessant
en bruikbaar leerboek voor hulpverleners en welzijnswerkers; het laat toe
op een praktische, inzichtelijke wijze in een aantal thema’s en toepassingsgebieden te duiken en te kijken in welke mate een systemische bril ons
andere (en meer) dingen laat zien dan een bril die gekenmerkt wordt door
een meer individugecentreerde optiek.
Nu confronteert elke weergave van de systeem- en communicatietheorie
ons met het voorkomen van verschillende verstaanswijzen, interpretaties
en toepassingen. Zo borrelden ook bij het lezen van de eerste hoofdstukken gedachten op die mij attent maakten op verschillen tussen wat de
auteur schrijft en mijn eigen lezing van dit referentiekader.
Dat Willemse een bewogen man is proeven we in zijn bespreking van de
toepassingsmogelijkheden van systemische visies binnen de wereld van
organisaties en beleid. Dat heeft het voordeel dat hij op een betrokken
en plastische manier schrijft en vingers op wonden legt. Ter illustratie dit
citaat: ‘Een tendens die steeds meer in non-profitorganisaties valt waar
te nemen is de neiging om “bedrijfje te spelen”.’ Dat is in een leerboek
systeemtheorie wel een beetje kort door de bocht. Wat ik mis is een wat
bredere analyse, die dit soort tendensen situeert binnen een ruimer maat-

JJG29 / 2011 / SB3 / boeken
schappelijk en economisch kader. Nu lijkt het alsof het een soort bacterie
is die vooral managers te pakken heeft gekregen.
De beschrijvingen en verklaringen van de systeemtheorie hebben dus een
sterk de-individualiserend karakter. Dat wil zeggen ‘dat men de gesignaleerde problemen los ziet van het individu’ (p. 35; en in de marge staat
erbij: ‘motieven, bedoelingen en intenties doen er niet zo toe’; in de marge
op p. 80, bij de bespreking van het eerste axioma, lezen we: ‘bedoelingen
doen er niet toe’). Dit is een klassiek misverstand en een van de redenen
dat mensen de systeemtheorie een mechanistisch model vinden waarin
geen rekening gehouden wordt met wat mensen beweegt. De klemtoon
op het inter-persoonlijke, op het “regelgeleide” gedrag van systemen en het
antagonisme tegenover het in de jaren zeventig en tachtig nog zeer dominante intrapsychische en individugecentreerde denken, leidden er onder
meer toe dat men binnenkant van mensen totaal loskoppelde van enige
beïnvloedende werking bij wat zich tussen mensen afspeelde. Motieven
en intenties doen er echter wel degelijk toe en ze spelen een grote rol in
intermenselijke gebeurtenissen. Alleen, ze worden niet zoals in andere theorieën gezien als minder of meer bewuste oorzaken van de wijze waarop
men zich gedraagt. Motieven, bedoelingen en dergelijke zijn wat ze zijn;
mensen proberen ze te realiseren, het is echter in de uitwisseling tussen hen
en anderen – altijd binnen veelvormige contexten en sociale omgevingen –
dat er misverstanden ontstaan over elkaars innerlijke wereld.
Wat ook in veel literatuur terugkeert, is het geloof in de mogelijkheden
van metacommunicatie, meer bepaald in de mogelijkheid dat metacommunicatie niet zou gehoord worden als commentaar op de persoon, maar
louter als observatie van een proces. Nogal wat auteurs lijken de stelling te
huldigen dat het mogelijk is om de lopende communicatieve processen stil
te zetten en op te schorten en samen te kijken naar en te benoemen wat er
binnen die processen gebeurt, en dit alsof het de betrokkenen niets zou doen.
De voorbeelden die Willemse geeft zijn sprekend: ‘We hebben afgesproken
dat jij me helpt bij het huishouden, maar je houdt je niet aan de afspraken’
(p. 94) leidt in naar schatting 95% van de gevallen tot een ‘ja, maar…’.
Binnen wat men metacommunicatie noemt (of nog erger “feedback”, alsof
er alleen sprake is van feedback als men een feedbackronde houdt) fun-
boeken

geert vaak een proces van dezelfde aard als datgene waarover men spreekt
of waarover men zogenaamde feedback geeft.
Naar aanleiding hiervan en bij het lezen van het hoofdstuk over de gelaagdheid van communicatie treft me toch de erg “toenmalige” opvatting
en uitwerking van de complexiteit van de communicatie. Ik mis datgene
wat die gelaagdheid en die complexiteit begrijpelijk, invoelbaar en tastbaar maakt, namelijk de perspectieventheorie. Ik begrijp dat hier dan nog
steeds het zogenaamde symmetrie- en complementariteitsaxioma opduikt,
terwijl het theoretisch en in de praktijk aan alle kanten rammelt. Het lijkt
wel alsof de theorievorming is stilgevallen, terwijl we intussen binnen wat
men de “Antwerpse school” noemt, een aantal expliciteringen en toevoegingen aan de theorie hebben ontwikkeld, die toelaten om in vele, verschillende en ingewikkelde tussenmenselijke praktijken een logica te zien
en er interventies op te baseren. Ik denk bijvoorbeeld aan de perspectieventheorie, aan de ruimte, toegekend aan sociale betekenisverlening en de
brede, maatschappelijke en sociaaleconomische contexten die van invloed
zijn op wat zich in concrete situaties, zowel in de privésfeer als in werksituaties afspeelt. Ik mis vooral een uitwerking waarmee we inter-persoonlijke
gebeurtenissen met alle respect voor de deelnemende partijen kunnen volgen, zonder te moeten grijpen naar terminologie die verwijst naar menselijke spelletjes, naar dingen die aan slechte wil doen denken. En zonder
te vervallen in moraliserende commentaren. Een voorbeeld daarvan is de
term “gefloeper” of “floeperen”, waarmee Willemse een bepaald type van
verwarring tussen inhouds- en betrekkingsniveau probeert aan te duiden.
Een voorbeeld: een nieuwe docent aan een agogische opleiding maakt op
de eerste teamvergadering die hij meemaakt een opmerking over een op til
zijnde wijziging aan het programma, die hij niet zo’n goed idee vindt. De
reacties gaan vooral in op hoe dapper hij is om zulk moeilijk thema op de
eerste teamvergadering ter sprake te brengen, en wat het hem gekost heeft,
en dat hij het toch maar gedaan heeft… (cf. p. 119-120). Ook al snap ik wel
welk soort communicatieve praktijk de auteur hiermee bedoelt (iets wat
we ook “psychologiseren” zouden kunnen noemen of wat Bakker indertijd
“wapens” noemde), de terminologie en de uitleg erbij doen nogal erg denken dat Willemse hier toch (slechte) bedoelingen als relevante categorie
naar voor schuift.

JJG29 / 2011 / SB3 / boeken
Nog zo’n klassieker is het onderscheid tussen analoge en digitale taal. Willemse huldigt zoals vele auteurs een optimistische visie, alsof je die twee
netjes kunt scheiden en bovendien zeggen dat de inhoud bij een communicatief proces overwegend digitaal wordt overgebracht, terwijl het betrekkingsniveau het domein van de analoge taal is. Dit onderscheid is volgens
mij helemaal niet waterdicht; we moeten ons altijd behelpen met een soort
schematisering en versimpeling en dat doet dan weer afbreuk aan het besef
van de ingewikkeldheid van communicatieve processen. En bovendien is
de verhouding tussen beide taalsystemen in de uitdrukking van betekenissen veel genuanceerder, gelaagder en ingewikkelder dan de ook hier
gehuldigde tweedeling. ‘De taal biedt de gebruiker ervan echter in principe
de mogelijkheid zich precies, helder en eenduidig uit te drukken’, schrijft
Willemse (p. 161). Hij verwijst hierbij onder meer naar wetteksten, notariële akten enzovoort. Hoe digitaal dat wel is wordt geïllustreerd doordat
er intussen een hele interpretatie-industrie ontstaan is, bevolkt door juristen, advocaten, notarissen, rechtbanken en andere instanties die figuurlijk
vechtend over straat rollen bij het zoeken naar de zogenaamde “juiste”
interpretatie. Ook hier manifesteert zich dus de nood aan het verder doordenken op de basispremissen uit het boek van Watzlawick.
boeken

personalia
albrechts birgit
unitmanager; GZ-Psycholoog; systeemtherapeut bij Mondriaan, Divisie
Kinderen & Jeugd te Heerlen. Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
baert dany
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; algemeen directeur van
de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
cottyn lieve
Klinisch psycholoog-psychotherapeut en opleider; staflid van de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
de mol jan
Doctor in de psychologie en psychotherapeut, werkzaam in Context UZ
Leuven (centrum voor relatie-, gezins-, en sekstherapie) en Kinderpsychiatrie
UZ Leuven (polikliniek angst en stemmingsstoornissen), en als gastdocent
verbonden aan de KULeuven (Afdeling psychiatrie) en de UCLouvain-laNeuve (Faculté de psychologie et des sciences de l’éducation). Gastdocent
bij de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
fondelli thomas
Klinisch psycholoog, zelfstandig systeemtheoretisch psychotherapeut en
vormingsmedewerker bij Autisme Centraal. Geassocieerde trainer bij de
Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
 begin artikel
personalia

israel salomon
Hij voltooide zijn masterstudie in Cognitieve Wetenschappen aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem, waar hij werkte onder supervisie van
de professoren Richard Ebstein en Gary Bornstein. Momenteel doet hij
aan dezelfde universiteit zijn PhD in Psychologie. De dissertatie van Israel
focust op moleculaire genetica van sociale cognitie.
knafo ariel
Geassocieerd professor bij de vakgroep Psychologie van de Hebreeuwse
Universiteit van Jeruzalem. Zijn onderzoekswerk focust op de ontwikkeling en effecten van waarden met betrekking tot prosociaal gedrag. In dit
werk worden ontwikkelingspsychologische, sociaal-psychologische en interculturele benaderingen gecombineerd. Na een postdoctorale training in
gedragsgenetica aan het Institute of Psychiatry, London, ontwikkelde hij
een onderzoeksprogramma dat zich richt op genetische en omgevingsinvloeden bij empathie, prosociaal gedrag en altruïsme.
E-mail: [email protected]
van den berge luc
Sociaal verpleegkundige, master in de wijsbegeerte en systeemtheoretisch
psychotherapeut. Werkzaam in een centrum voor geestelijke gezondheidszorg en verbonden aan een groepspraktijk voor psychotherapie, coaching
en filosofisch consult. Als onderzoeker verbonden aan het Labo voor Educatie en Samenleving (KUL). Geassocieerde trainer bij de Interactie-Academie.
E-mail: [email protected]
weille katie lee
Zij behaalde haar Masters in Clinical Social Work aan het Smith College in de Verenigde Staten. Sinds eind 2009 is zij lector Ouderschap en
Ouderbegeleiding aan de Hogeschool Leiden. Zij is lid van de redactie
van het tijdschrift Ouderschapskennis (voorheen Ouderschap en Ouderbegeleiding).
E-mail: [email protected]

JG29 / 2011 / SB3 / personalia
 begin artikel
Download