Grieks Goud Uit de Hermitage schatkamers van de De eerste fase van de Hermitage Amsterdam wordt op 28 februari 2004 voor het publiek geopend in een deel van de toekomstige behuizing van de Hermitage Amsterdam, het gebouw Neerlandia aan de Amsterdamse Nieuwe Herengracht 14. Daar zullen tweemaal per jaar in zes zalen kleine wisseltentoonstellingen worden georganiseerd, afkomstig uit de rijke collectie van het Staatsmuseum de Hermitage te Sint-Petersburg. Iedere tentoonstelling is ruim vijf maanden te zien. Als openingstentoonstelling is gekozen voor Grieks goud. De bekendste zalen in de Hermitage in Sint-Petersburg zijn de twee schatkamers waar de collecties goud en juwelen te zien zijn. Belangrijk onderdeel van deze schatkamers vormen de sieraden uit de Griekse nederzettingen rond de Zwarte Zee. Deze gouden juwelen, daterend van de 6e tot de 2e eeuw v. Chr., werden door Russische archeologen tijdens opgravingen in de 19e en 20e eeuw gevonden. In het Olympisch jaar 2004 is een adembenemende selectie van ruim 100 topstukken uit deze verzameling gemaakt, die vanaf 28 februari voor het publiek in Nederland te zien is. Het zijn voorbeelden van fenomenale edelsmeedkunst: armbanden, oorbellen, colliers en lauwerkransen, van een kwaliteit die in Nederlandse museale verzamelingen nauwelijks te vinden is. In de tentoonstelling zijn voorwerpen uit alle perioden en vindplaatsen te bezichtigen, inclusief de beroemde tombes uit Nympheum en Olbia. Naast de juwelen zullen objecten worden getoond die de sieraden in een context plaatsen: Griekse vazen met rijk versierde vrouwen, zilveren voorwerpen met sierlijke graveringen en mallen die meer vertellen over het productieproces van de juwelen. De Grieken in Rusland Op zoek naar andere woonplaatsen reisden de Grieken in het midden van de 7e eeuw v. Chr. naar het oosten. Per schip voeren zij naar de Zwarte Zee, die zij vanwege het ruige weer de Pontos Axeinos, de ‘ongastvrije zee’ noemden. Eenmaal geland aan de noordkust veranderde dat al snel in Pontos Euxine: de ‘gastvrije zee’. Op de huidige Krim, en met name rond de passage tussen de noordelijke schiereilanden, werden nederzettingen gesticht, waarvan de eerste bewoners vooral graan verbouwden en vis vingen en deze exporteerden. De eerste grote nederzetting, Pantikapeion, wordt in de 6e eeuw gesticht en al spoedig volgen er meer. Deze ‘Pontische’ steden worden zo machtig dat in de 5e eeuw een eigen koninkrijk wordt gesticht, dat met name in de 4e eeuw v. Chr.een Gouden Eeuw beleeft. Na de bloeiperiode van de Griekse beschaving wordt ook het Pontische gebied bezet door verschillende heersers en volken. Door de inlijving binnen het grote Russische rijk wordt het in het begin van de 19e eeuw mogelijk om de verschillende grafheuvels te onderzoeken. Deze expedities, aanvankelijk georganiseerd door de tsaren en later door archeologen van de Hermitage, leveren een schat aan informatie en objecten op. De resultaten van de opgravingen zijn opgenomen in de collectie van de Hermitage. Tot op de dag van vandaag organiseert de klassieke afdeling ieder jaar archeologische expedities. De voorwerpen die tegenwoordig worden gevonden, blijven achter in de provinciale musea van de Krim als hun collectie. De Grieken en juwelen Juwelen zijn om te dragen, ook bij de Grieken. Juwelen benadrukken de schoonheid van de drager en verhogen de sociale status. Wat ons nog rest, is meestal goud, maar er waren ook sieraden van zilver, brons en zelfs terracotta, al naar gelang de welvaart van de koper. De grondstof goud zelf was vooral afkomstig uit Perzië. Griekse juwelen zijn samengesteld uit losse onderdelen. Deze onderdelen werden uit een dunne gouden plaat in vormen gehamerd. Daarnaast werden arceringen en figuren uit het goud gegutst en werkte de ambachtsman veel met filigraan: dunne, gevlochten, gouden draden waarmee zeer fijne decoraties werden aangebracht. De Grieken offerden juwelen aan de goden en gebruikten ze ook als versiering van godenbeelden. Van al die toepassingen is weinig overgeleverd. De huidige sieraden hebben we vooral te danken aan de rijke dodencultuur in de verschillende Pontische nederzettingen. Net als bij de Egyptenaren en de Chinezen werd de grafkamer van de overledene vol gezet met noodzakelijke en nuttige voorwerpen voor de reis naar en het verblijf in het hiernamaals. De (rijke) Grieken werden begraven in grafheuvels of tumuli. In de grafheuvel van de Zeven Broers werden maar liefst dertien paardenskeletten naast de overledene aangetroffen. Gouden voorwerpen en grote juwelen werden in de grafkamer gevonden. Meer persoonlijke sieraden als oorbellen, kettingen, plaques en lauwerkransen waren op het lichaam zelf geplaatst. De Griekse invloed op de goudsmeedkunst van het Pontische gebied is zichtbaar vanaf de 6e eeuw v. Chr. De animale beeldcultuur van de oorspronkelijke bewoners, de Scythen, verdwijnt en langzamerhand wordt de Griekse vormgeving dominant, niet in de laatste plaats door de vestiging van vele edelsmeden uit Griekenland, op zoek naar nieuwe kapitaalkrachtige klanten. Uit de vele bodemvondsten blijkt dat aan de noordkust een bloeiend rijk was ontstaan, veroorzaakt door grote voorraden graan vanuit het achterland. De tentoonstelling In de Hermitage Amsterdam worden de juwelen per vindplaats chronologisch gegroepeerd. De oudste grafheuvels zijn die van Olbia (6e-5e eeuw v. Chr.) en de eerdergenoemde Zeven Broers-grafheuvel (5e eeuw). Uit die laatste grafheuvel is op de tentoonstelling onder meer een spectaculaire gouden drinkhoorn te zien. De 4e eeuw is werkelijk de Gouden Eeuw van de Griekse edelsmeedkunst. De adembenemende kettingen uit de grafheuvels van Nymphaion en Pantikapeion, bestaande uit gouden lotussen, rozetten en gezichten van de riviergod Acheloös zijn de mooiste voorbeelden van het fabuleuze vakmanschap van de Griekse edelsmeden. Kettingen, waar de Grieken zeven verschillende namen voor kenden, werden strak om de hals gedragen. Meestal waren het er meer dan één. Naast deze kettingen zijn uit Pantikapaeion ook ringen met afbeeldingen van Penelope en van een Perziër te zien, alsmede twee indrukwekkende gouden armbanden met leeuwenkoppen. Een van de rijkste (4e eeuw v. Chr.), van de Hermitage halsring met twee vindplaatsen is de grafheuvel Kul Oba waar een inmiddels beroemde kunstschat werd gevonden: de gedraaide gouden Scythische ruiters. De verfijning van dit object is ongeëvenaard, met zijn details van kleding, houding en gezichtsuitdrukkingen. Ook uit deze grafheuvel stamt een voorbeeld van Griekse oorsieraden, waarvan alle details, zoals kleine beeldjes en filigraanwerk nauwelijks met het blote oog waarneembaar zijn. Op de tentoonstelling zijn ze met een loep beter te bekijken. Uit de Kekuvatsky-grafheuvel (4e eeuw v. Chr.) komt een ander hoogtepunt: een gouden lauwerkrans van olijftakken mét olijven. De lauwerkrans was geplaatst op de schedel van de overledene. Lauwerkransen werden in Griekenland gebruikt bij processies, als prijs voor allerlei wedstrijden en ter versiering van godenbeelden. Een andere beroemde vindplaats is die van de Grote Bliznitza-grafheuvel (laat-4e eeuw v. Chr.) met onder meer de indrukwekkende pendant met het reliëf van een Nereïde (een van de dochters van de zeegod Nereus) op een zeepaard. ‘Grieks Goud’ sluit af met voorbeelden van laatHellenistische juwelen, die duidelijk de overgang van Griekse naar de Romeinse kunst tonen. Naast de sieraden zijn op de tentoonstelling ook enkele terracotta en zilveren vazen te zien. Op de vazen worden vergelijkbare sieraden gedragen door Griekse vrouwen én mannen. – 1 januari 2004