deel 1 - Vrije School Meander

advertisement
Protocol kinderbespreking
Eigenaar: voorzitter pedagogische vergadering
Vastgesteld: februari 2017
Herzien:
februari 2022
DE KINDERBESPREKING OP MEANDER VRIJE SCHOOL VOOR
BASISONDERWIJS
Een kinderbespreking wordt op elke vrijeschool ver schillend benaderd. Dit wordt
uit de literaturen duidelijk. Overal wordt echter veel belang gehecht aan de
manier waarop het kind wordt beschreven. Zo wordt altijd over het ‘opbouwen’
van een beeld van het kind gesproken. Hoe het beeld opgebouwd wordt is v an
belang voor het verdere verloop van de bespreking, daarover is iedereen eens.
Wij op Meander in Nijmegen kiezen ervoor om in twee pedagogische
vergaderingen een leerling te bespreken. Alle leerkrachten die de betreffende
leerling les geven en tenminst e één lid van het zorgoverleg zijn aanwezig.
De kinderbespreking wordt voorbereid door de leerkracht en de intern
begeleider.
In de eerste vergadering vormen wij een beeld van het kind, in de tweede
vergadering komen wij op het beeld terug en zien of en h oe wij het kind in zijn
ontwikkeling kunnen helpen.
De stappen van de kinderbespreking:
1. Beeldvorming
2. Beeldopbouw
3. Wetmatigheden bespreken (diagnose)
4. Zoeken naar individuele hulp en afspraken (therapie)
5. Oudergesprek
6. Evaluatie
1. DE BEELDVORMING
De leerkracht stuurt de het kind met een uit te voeren opdracht langs alle
leerkrachten en ander medewerkers die bij de kinderbespreking betrokken zijn.
Deze vormen een eerste indruk van het kind en observeren het kind in zijn
fysieke voorkomen.
Het kind wordt door de leerkracht en allen die hem of haar kennen beschreven.
We vertellen aan elkaar dat wat we feitelijk waarnemen, onze oordelen en
verwachtingen over het kind laten wij buiten beschouwing. De voorzitter let erop
hoe we de leerling beschrijven. Dit is het eerste scholingselement in het traject
van de kinderbespreking, scholen van de waarneming en het oordeel terughouden.
Een lijst met de volgende onderwerpen die aan bod kunnen komen:
A) Algemene gegevens (altijd vermelden):
 Volledige naam, geboortedatum, gebo orteplaats
 Plaats leeftijd en klas
 Onderzoekjes/toetsen
 Probleemstelling en vraagstelling
B) Biografie van de ouders.
Zie map kinderbespreking (in kamer intern begeleider).
C) Wezensdelen:
 Fysiek lichaam beschrijven:
- Verhoudingen van b.v. hoofd, ledematen en romp of het
aangezicht (voorhoofd -, neus-, kaakgebied) of de handen.
- Kleur van ogen, haar en huid (neiging tot bleek of goed
doorbloed)
 Gewoonteleven (etherlichaam) beschrijven:
- Hoe doet een kind iets: snel - traag, nauwkeurig, uitgebreid, kort
en bondig…
- Geheugen, wat en hoe onthoudt een leerling (in de verschillende
vakken kan dit verschillend zijn zoals de vakleerkrachten zullen
berichten, b.v. geheugen voor muziek, voor woordjes, verhalen
geschiedenis…)
- Gewoontes
- Handschrift (schriften/tekeningen laten z ien)
- Etc…
 Gevoelsleven (astraallichaam) beschrijven:
- Dynamiek van sympathie en antipathie
- Uitingen van kunstzinnigheid (muziekinstrumenten, zang,
schilderen) en in het dagelijkse werk
- Klank van de stem, hoogte van de stem
- Aard van het lopen
- Etc…
 Individuele ontwikkeling (het ik) beschrijven:
- Biografie, met name ritmes en terugkerende thema’s hierin,
tevens crisismomenten, zoals ziekten, ongelukken etc. (let hier op
momenten rondom het derde, negende, veertiende levensjaar)
- Beroepswens
- Etc…
Hierbij is het van belang niet te lang bij details te blijven staan, maar de grote
lijnen aan te houden.
Dit beeld laten wij staan. Dan zouden we elke dag (tenminste drie dagen achter
elkaar) uit de herinnering het beeld opnieuw op kunnen bouwen, op deze manier
verdichten we het gezamenlijk opgebouwde beeld tot een imaginatie. Als we
opletten hoe we de volgende dag wakker worden, met welke stemming, welk
beeld, of andere gewaarwordingen en die eventueel opschrijven dan kunnen we
hierover op de volgende vergadering spreke n.
2. BEELDWEERGAVE
We vertellen elkaar kort onze ervaringen, waarbij het een kunst is zich aan zijn
eigen beeld te houden en niet in associaties terecht te komen. Nu ontstaat
opnieuw één beeld, soms ook meerdere beelden die karakteristiek voor de leerlin g
zijn. Ook hier is het de kunst het gezamenlijke van de beelden te zien, zodat de
leerling met zijn eigen levensvraag voor ons kan staan. Nu zou de vraag over de
leerling door de klassenleraar voor het eerst gesteld kunnen worden.
3. WETMATIGHEDEN
Als we de leerling verder bespreken kunnen wij naar wetmatigheden zoeken.
Wetmatigheden die in de Vrije School gebruikt worden, zoals:
A) Welke van de drie ziele functies staat bij de leerling op de voorgrond:
 Het denken
 Het voelen
 Het willen
B) Welke constitutie heef t de leerling, in welk evenwicht staan:
 Het fysieke lichaam
 Het etherlichaam
 Het astraallichaam
 Het ik
C) Welk temperament staat bij het kind voorop:
 Cholerisch
 Melancholisch
 Sanguinisch
 Flegmatisch
D) Welk ethersoort werkt bij het kind het meest:
 Vuur
 Lucht
 Water
 Aarde
E) Balans tussen denken, voelen, willen.
Ook dit gesprek over de wetmatigheden leidt de voorzitter zodanig dat niet te
snel naar een oplossing gezocht wordt. Ook zal de voorzitter op het studie element ingaan en ervoor zorgen dat collegae hierop voo rbereid zijn.
4. ZOEKEN NAAR EEN OPLOSSING VOOR HET PRO BLEEM VAN
HET KIND:
Het zoeken naar een oplossing voor de betreffende leerling is in de vorige stap al
begonnen, nu is het zinvol concrete adviezen te geven, hierbij is de
zorgcoördinator/schoolar ts nauw betrokken, enkele mogelijkheden zijn:
 Begeleiding op de verdere leerweg, coördinatie door de klassenleerkracht
eventueel in overleg met de intern begeleider.
 Pedagogisch en of didactische hulp in de klas en andere, voor de
klassenleerkracht.
 Medische en therapeutische begeleiding, overleg van de schoolarts,
verbonden aan de Meander, met de klassenleerkracht.
 En andere mogelijkheden die dan ter tafel komen.
Onze keuze moeten we af kunnen leiden uit de besproken wetmatigheden. Hoe
opener en respectvo ller we over de leerling spreken hoe individueler en
verrassender de ideeën over hulp worden. Misschien zien we dat het kind geen
hulp nodig heeft naast de kinderbespreking, omdat ons beeld van het kind
hierdoor gecorrigeerd is.
De adviezen die gegeven zij n aan de leerkracht, worden met de intern begeleider
besproken en er wordt gekozen, welke adviezen uitvoerbaar zijn in de klas.
5. GESPREK MET DE OU DERS
Het gesprek met de ouders wordt door de klassenleraar gevoerd, waarbij hij of zij
de ouders vertelt wa t wij besproken hebben en welke oplossingen wij aandragen.
Het is vanzelfsprekend belangrijk dat de ouders samen met ons de oplossingen
ondersteunen juist als het buitenschoolse activiteiten of therapieën zijn. De
ouders hebben natuurlijk van tevoren met d e kinderbespreking ingestemd,
waardoor dit gesprek in een goede verstandhouding plaats kan vinden.
De intern begeleider is bij dit gesprek aanwezig.
6. EVALUATIE
Na uiterlijk 3 maanden evalueren wij kort in een pedagogische vergadering hoe
het met de leerling gaat, of en hoe wij de afspraken nagekomen zijn en of we een
verandering zien. Eventueel moeten wij afspraken bijstellen, aanscherpen.
Dit is wederom een studie -element, we kijken niet alleen of onze conclusies juist
waren. Maar ook naar onze eigen waarnemingen, waren die juist?
Download