Dagelijks leven in Egypte

advertisement
Dagelijks leven in Hellas
Sociale structuur
De bevolking van Athene was opgedeeld in burgers, metoiken (metoikoi) of 'van
elders komenden' en slaven.
Men kon het Atheense burrgerrecht, dat steeds als een uitzonderlijke eer werd
beschouwd, verwerven door geboorte of als een speciale gunst ten gevolgde van een
volksdecreet. Wie geboren was uit een Atheense vader en moeder, verkreeg het
Atheense burgerrecht, wat betekende dat hij over alle juridische en politieke rechten
kon beschikken. Om evenwel over een aantal private rechten te beschikken, zoals het
recht om gronden te bezitten in Attica, om een wettig huwelijk aan te gaan, om te
kunnen erven, en om een ambacht uit te oefenen of handel te drijven, moesten
iemands ouders daarenboven ook wettig gehuwd zijn. Dit gebeurde door een
formeel verdrag tussen de aanstaande echtgenoot en de vader of de voogd van de
vrouw. De vrouw was passief, ondergeschikt en werd beschouwd als onmondig, dit
wil zeggen dat ze niet alleen kon handelen, maar heel haar leven onder de voogdij
van een man stond: eerst van haar vader, later van haar echtgenoot, en - als ze alleen
kwam te staan - van een meerderjarige zoon. Ze had geen rechtspersoonlijkheid,
geen recht op eigendom, en geen erfrecht, tenzij er geen mannelijke erfgenamen
waren.
Metoiken waren vreemdelingen die zich in Attica hadden gevestigd. Het ging om een
zeer talrijke groep van vrije personen wiens familie uit het buitenland kwam, maar die
vaak zelf wel in Attica geboren waren. Athene was een groot centrum, rijk en
herbergzaam, en met een grote aantrekkingskracht. De stad was veel gastvrijer met
betrekking tot de opname van vreemdelingen, dan vele andere stadstaten. Hoewel
Athene dus zeer mild was in de opvang van de vreemdelingen, bleven de metoiken althans juridisch - mensen van een mindere rang, die een aantal speciale belastingen
moesten betalen. Metoiken konden, door hun economische activiteiten, rijker zijn
Atheense burgers.
Slaven waren de eigendom van een heer die totaal over hen kon beschikken. Er
waren twee soorten slaven, namelijk privé-slaven en staatsslaven. Privé-slaven
stonden in voor de huisdienst en bekleedden alle mogelijke posten als deurwachters,
kinderbewakers, kamerknechten, boekhouders, geneesheren of opvoeders. De vraag
naar deze slaven steeg door de groeiende nood in de handel en de nijverheid. Ze
werden tewerkgesteld in winkels, banken, ateliers, maar ook op het veld en in de
mijn, wat de slechtste omstandigheden waren. Ze werkten veelal volgens een
contract, waarbij ze een som moesten afgeven, maar de rest mochten houden. De
grote ateliers hadden meestal als opziener een slaaf die zich had kunnen opwerken.
Slaven werden door de rijksten aanzien als een investering, die ze konden verhuren
voor allerlei taken.
Ronduit erbarmelijk was het lot van de mijnslaven. In de 5de e v.C. werkten ongeveer
30.000 slaven in een 2000 mijnschachten van het Lauriongebergte (in het zuiden van
Attica). Zij werkten tot op een diepte van 100 meter. Hun leef- en
werkomstandigheden waren zo hard dat hun geen lang leven beschoren was.
Staatsslaven waren in zekere zin vrijer dan slaven die eigendom waren van privépersonen. Ze dienden in een soort stadspolitie, maar ook op allerlei andere posten
als bedienden van verschillende ambtenaren, herauten of gevangenisbewaarders; ze
waren werkzaam in muntateliers, als roeiers op de vloot (waar ze drie oboloi per dag
verdienden), als deurwaarders, lopers, of klerken. De behandeling van de slaven in
Athene was afhankelijk van de omstandigheden waarin men als slaaf terecht kwam,
en van het karakter van zijn meester. De behandeling van individuele slaven was
beter dan die van groepen slaven die in mijnen of ateliers werkten. De toestand was
minder drukkend voor de staatsslaven, die geen persoonlijke meester kenden; ze
hadden een goed leven, quasi als metoiken, met een eigen huishouden en eigen
geldmiddelen. In het algemeen kan men stellen dat de toestand vrij goed was en
menselijk, of zoals Demosthenes het uitdrukt (hoewel deze uitspraak als propaganda
bedoeld was): In Athene genieten de slaven meer vrijheid dan in sommige staten de
burgers. In tegenstelling tot in Sparta, waar slaven een kenmerkende haartooi
hadden, kon men in Athene uit de kledij en het uiterlijk ook niet opmaken of iemand
slaaf was of niet. De aanwezigheid van slaven is dan ook nooit een gevaar geweest
voor Athene.
Demografische gegevens voor de oudheid zijn schaars, zodat het moeilijk is het
aantal inwoners van Athene in te schatten. Volgens de bronnen waren er rond 499
v.C. 30.000 en rond 470 v.C. een 20.000 burgers politiek actief. Men schat dat Athene
rond 431 v.C. een 40.000 burgers telde (plus een 120.000 vrouwen en kinderen), een
30.000 metoiken en een 80.000 tot 110.000 slaven. Men veronderstelt anderzijds dat
er rond 313 v.C. nog maar een 21.000 actieve burgers waren en een 10.000 metoiken.
Sociale mobiliteit was moeilijk. Metoiken die burgerrechten kregen, kleine boeren die
rijk werden, slaven die de vrijheid kregen,… waren eerder uitzonderlijk. In het
Romeinse Rijk was dit gemakkelijker.
Het gezin, mannen, vrouwen en kinderen
Het gezin was erg belangrijk in de Griekse samenleving.
Een geboorte vond thuis plaats, in gezelschap van alle vrouwen uit het gezin. Soms
was er een vroedvrouw of dokter bij, vaak ook niet. Baby's kregen na de geboorte van
hun moeder de borst. Na tien dagen kreeg het kindje een naam via de
'naamgevingsceremonie' en behoorde dan officieel deel tot het gezin..
Mannen
De man was de baas in huis. Hij bepaalde zo af en toe letterlijk over leven en dood.
Als er een kindje werd geboren en de man des huizes erkende het niet (het kind was
ziekelijk of was een meisje), werd het in de bergen neergelegd om te sterven (en dat
terwijl veel baby's al bij de geboorte stierven). Soms werden baby’s gered om slaaf te
worden.
Verder bepaalde een vader met wie zijn dochter ging trouwen op ca. 15-jarige leeftijd
en kon hij zijn zoon onterven als deze dingen deed die hem niet bevielen.
Wanneer mogelijk brachten de rijke burgers de dag door in het gezelschap van
vrienden met gesprekken (over politiek en handel) op de agora of in de schaduw van
de stoa. Of ze keken naar sportende jongeren. Welstellenden ontmoetten elkaar ’s
avonds in hun huizen bij een feestelijk avondmaal (symposion). Hier werd gepraat,
gegeten, gedronken en gezongen. De genodigden lagen gesteund op een bed met
kussen. Vrouwen waren niet toegelaten (in het andron of mannenverblijf), zij zaten in
het gynaikon of vrouwenverblijf. Haetaren, een soort gezelschapsdames, zorgden
voor muziek, dans en het vermaak van de mannen.
Dansende vrouwen
Symposion
Vrouwen
Een vrouw stond in de Griekse samenleving altijd onder iemands leiding. Ongehuwd
behoorde ze strikt haar vaders bevelen op te volgen en, éénmaal getrouwd, ging dit
hetzelfde bij haar man. Wel was de vrouw de baas over de huishouding. Als alles
hierin goed verliep werd ze gerespecteerd. Ook besprak de man bijvoorbeeld
politieke zaken met zijn vrouw.
Vrouwen werden in de Griekse maatschappij als tweede rangsburgers beschouwd. Ze
hadden weinig rechten, helpen op de boerderij, spinnen, weven en schoonmaken. Als
de vrouw niet trouwde, bleef ze bij haar vader of broer wonen. Arme vrouwen
hadden iets meer bewegingsvrijheid dan rijke vrouwen, zij mochten werken en
konden naar de markt waar ze andere mensen ontmoetten.
Rijke vrouwen die geld of andere bezittingen hadden, waren dit gelijk kwijt als ze
trouwden, want dan werd het automatisch bezit van hun man.
Meisjes werden zo snel mogelijk uitgehuwelijkt.
Kinderen en onderwijs
Vrouwenvertrek of gynaikon
In rijke families verzorgden de slaven vaak de kinderen. Doordat de band tussen
moeder en kind hierdoor slecht was, werden deze soms erg verwend. Ze kregen
bijvoorbeeld poppen van terracotta. De poppen waren beschilderd en hadden
beweegbare armpjes en beentjes (die vast zaten met kleine stukjes touw). Men had
zelfs een speciale feestdag voor de kinderen, de zogenaamde Anthestèria. Op dit
feest kregen de kinderen bloemen en wijnkannetjes.
Naar school gaan, gold niet voor iedereen. Voor de zonen van arme gezinnen in
ieder geval niet. De ouders konden het niet betalen. Daarom moesten de jongens al
gauw meehelpen met het werk. Ze gingen bijvoorbeeld mee met de visvangst om te
helpen de netten schoon te maken en ze te repareren. En als bijvoorbeeld je vader
schoenmaker was, kon je helpen met het snijden van schoenriemen. Toch kregen de
zonen van arme gezinnen waarschijnlijk wel wat onderwijs. De meeste Atheners
konden lezen en schrijven.
Voor de zonen van rijke gezinnen gold het naar school gaan natuurlijk wel. De ouders
hadden daar genoeg geld voor. Dat was trouwens niet een gewone school zoals bij
ons, maar je kreeg les bij een leraar thuis! Hoe beter de leraren waren, hoe meer het
kostte om daar les van te krijgen.
Leerplicht was er in het oude Griekenland niet, maar de rijke mensen vonden
onderwijs wel belangrijk. Ook natuurlijk om mee te praten in de volksvergadering.
Griekse meisjes kregen thuis les en jongens gingen naar school (na betaling van
lesgeld) van hun zevende tot hun veertiende. Alleen op feestdagen waren de
kinderen vrij en schooldagen duurden van zonsop- tot zonsondergang
Tot hun zevende jaar mochten de kinderen thuisblijven en spelen. Griekse jongens
kregen in het algemeen onderwijs tussen hun zevende en veertiende jaar. Ze leerden
er lezen, schrijven, rekenen en goede manieren. De armsten gingen na drie of vier
jaar weer van school, gewapend met enige basiskennis, maar meer welgestelde
leerlingen konden wel tien jaar onderwijs volgen. Vanaf 10 jaar leerden de jongens
lier spelen en werd er meer aan sport gedaan. Vanaf 14 jaar was sport heel belangrijk
in de opleiding (palaestra). Heel rijke jongeren konden, met het oog op een latere
politieke carrière, als ze 18 waren nog retorica volgen.
Download