H4 Les 16 Grieken en Romeinen I. De leerling kan uitleggen hoe waardoor de expansie een oorzaak was van de Romeinse slavernij en hoe de slavernij de economie ondersteunde. V. De leerling kan bronnen interpreteren en beargumenteren of ze representatief zijn of niet. 1. Terugkoppeling (5 min.) Romeinse expansie. + Romanisering: aanneming Romeinse namen, spreken + schrijven in het Latijn, Romeins recht i.p.v. tribale wetten, geld als betaalmiddel, verharde wegen, badhuizen, villa’s, tempels, theaters, keizercultus, etenswaren als kip en perziken, mode: de toga, schrijfgerei, glas, vazen, bestek, gladiatorengevechten. 2. Uitleg (10 min.) Slavernij was in de Oudheid een doorgaans algemeen geaccepteerd en bekend verschijnsel. De meeste waren afkomstig uit Gallië, Hispania, Griekenland en Azië. Hoe werd je slaaf? 1. Je moeder was een slavin 2. Je was een krijgsgevangene 3. Je was geroofd/ gekidnapt 4. Je kon je schulden niet betalen. Op een slavenmarkt werden de slaven tentoongesteld en daarna verkocht. De bekendste slavenmarkt van de oudheid, die van Dèlos, kon als het moest dagelijks 10.000 slaven "omzetten". In Rome werden de pas aangevoerde slaven op een (soms draaibaar) podium uitgestald. Hun voet was witgekalkt om hen als "verse koopwaar" te laten herkennen. Om hun hals droegen ze een kaartje, waarop alle inlichtingen stonden die voor de koper van belang waren: nationaliteit, eigenschappen en aanleg, eventueel beroep en gebreken. De dure slaven werden te koop aangeboden in luxewinkels nabij het Pantheon. De kleding verschilde niet van die van de armere burgers en bestond uit een grove, bonte tunica. Slaven werkten in de keuken, waren bedienden, hielpen hun meesteressen met hun kapsel, zorgden voor vermaak, gaven kinderen les en verzorgden hen, vochten in gladiatorengevechten, moesten op het land werken, waren knecht in een werkplaats, bouwvakker, ambtenaar, schaapherder of waren galeislaaf. De werkzaamheden verschillen of je slavernij bekijkt bij de Grieken of bij de Romeinen. Waren slaven de machines van de Oudheid? Inderdaad werd in slaven geïnvesteerd. Maar mankracht is inferieur aan machinekracht, slaven eisen onderhoud (ook als ze niet produceren) en het risico van investeren is groter (sterfte, ontsnapping). Kip-eidiscussie: was er weinig technologie, omdat er toch zoveel slaven waren, of was het gebrek aan technologie de oorzaak dát er zoveel slaven waren? Daarbij: de helft van de slaven werkzaam in de huishouding, m.a.w. niet productief. Athene had veel aan de slavernij (daarom waarschijnlijk bloei filosofie), maar de economie was er niet geheel afhankelijk van. Over het algemeen werden slaven goed verzorgd: - (bedrijfs)kapitaal (vgl. auto) - stimulans om te werken (evt. toekomstige vrijheid) - staatsslaven (allerhande ambtenaren, keizerlijke slaven in Rome) - knechten in kleinere werkplaatsen - bouwvakkers - ploegbazen/opzichters - huisslaven. In de Romeinse republiek werden slaven erg slecht behandeld. In de keizertijd verbeterde dat: 1. 2. 3. 4. 5. Slavenopstanden opdrogen voornaamste bron slaven: krijgsgevangenen prikkel tot grotere productiviteit humanitaire ideeën in verschillende stromingen (verbetering, niet afschaffing) wetten ter bescherming van slaven. Keizer Hadrianus (118-137) verbood om nog langer slaven ter dood te laten brengen zonder de tussenkomst van een rechtbank. 3. Werkblad (10 min.) Zie werkblad, over slavernij in de Oudheid. 4. Bespreken werkblad (10 min.) Antwoorden: Niet representatief. De behandeling en de levensomstandigheden van slaven verschilden al naar gelang de bezitter en het gebruik van slavenarbeid. Wel representatief. Dit was heel gewoon, omdat er in de republiek toch genoeg slaven waren. Niet representatief. In Athene waren slaven inderdaad hetzelfde gekleed als de armen, maar ze hadden geen hoge status. Wel representatief. In de 6e eeuw (keizertijd) werden slaven beter behandeld dan in de republiek. Er kwamen wetten over wat er wel en niet mee mocht. Wel representief. Seneca was een (stoïcijns) filosoof die kritische vragen stelde bij de slavernij. Dat paste in de keizertijd. Bij de Grieken en Romeinen was de behandeling van slaven over het algemeen gelijk. In periodes waarin er veel slaven waren, verslechterde de behandeling. Doordat een slaaf echter kapitaal was, was de behandeling overwegend goed en kreeg de slaaf uitzicht op vrijlating. Hier duiden de meeste bronnen op een goede behandeling. Maar het was afhankelijk van de periode en de meester. Omdat de bronnen elkaar vaak tegenspreken. 5. Filmfragment ‘Spartacus’ (5 min.) Spartacus was een Romeinse slaaf, die een grote slavenopstand leidde die duurde van 74 v.Chr. tot 71 v.Chr. Zijn leger van ontsnapte slaven versloeg het Romeinse leger in verschillende veldslagen. In 73 v.Chr. ontsnapte Spartacus met zo'n 70 tot 200 anderen uit een school voor gladiatoren die het eigendom was van Lentulus Batiatus. Hij vluchtte naar de Vesuvius in de buurt van Napels. Daar bouwde hij een leger op met een maximaal geschat aantal van 70.000 ontsnapte slaven. Het leger versloeg twee Romeinse legioenen die waren gestuurd om de opstand te onderdrukken. Na het sluiten van een overeenkomst met Cilicische piraten, wilde Spartacus naar Sicilië vertrekken. Marcus Licinius Crassus liet echter 8 legioenen aanrukken om het leger van Spartacus in te sluiten. De Romeinse Senaat liet ook de legeraanvoerders Pompeius en Lucullus terugkomen. Spartacus slaagde erin door de linies van Crassus heen te breken en te ontsnappen richting Brundisium (huidige naam Brindisi). Crassus haalde het leger van Spartacus echter in. In de slag die volgde werd het leger van Spartacus verslagen. Spartacus werd nooit gevonden, we weten dus niet of hij is gedood of ontsnapt. Volgens andere bronnen was Spartacus bij de veldslag lichtgewond geraakt en ging het verhaal als volgt verder: ongeveer 6000 gevangen slaven (waaronder misschien Spartacus) werden langs de 200 kilometer lange Via Appia van Capua naar Rome gekruisigd. Hun lijken hebben nog jaren langs de weg gehangen als waarschuwing. In geen historische bron staat vermeld dat het doel was om de slavernij in de republiek af te schaffen. 6. Afsluiting (5 min.) Wat heb je geleerd? Nog vragen over de stof? Huiswerk: toets.