Maria bij Mattheus

advertisement
Interpretatie, Boekencentrum, Zoetermeer 2004, nr 7
Angela Berlis
Maria is de vijfde vrouw die door Matteüs in de stamboom van Jezus genoemd wordt. Met elk
van hen begint een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis: door hun handelen doorbreken deze
vrouwen de bestaande orde, en geven zichzelf daardoor over aan een ongewisse toekomst.
Juist hierdoor stellen ze de toekomst veilig. Maria komt bij Matteüs niet aan het woord, maar
heeft wel een prominente plaats in de vervulling van de belofte.
Angela Berlis is rector van de kerkelijke opleiding van de Oud-Katholieke Kerk in Nederland.
Vrouw van het begin
Vrouwen in Matteus 1:1 Maria
Wat zeggen namen ons als we de verhalen van mensen niet kennen? Een stamboom zal niet
zo gauw tot iemands stichtelijke of spirituele lievelingsliteratuur horen. De meesten slaan zo'n
lange lijst van deels moeilijk uitspreekbare namen liever over. Achter namen zitten vaak
echter dramatische gebeurtenissen en verwikkelingen verborgen die zich aan lezers alleen
ontsluiten wanneer de betreffende personen meer zijn dan namen alleen. Dit geldt zeker voor
de vrouwen die we in Jezus' genealogie aantreffen: Tamar, Rachab, Ruth en de vrouw van
Uria, Batseba. Hun avontuurlijke verhalen, waarin hun eigen bestaan op het spel staat, zijn
ons bekend via overleveringen uit het Eerste Testament. Zo persoonlijk hun verhalen wellicht
mogen schijnen, in wezen zijn ze van grote politieke betekenis voor de voortgang van de
geschiedenis van God met zijn volk.
De laatste vrouw die in de stamboom van Jezus genoemd wordt, is zijn moeder Maria.
Maar er zit een kink in de kabel. Jezus wordt uit Maria geboren (Mat. 1:16); er wordt – anders
dan bijvoorbeeld bij Ruth en Boaz – geen vader genoemd. De genealogie loopt uit op Jozef,
de man van Maria. Hij, niet Maria is een afstammeling van Abraham en van David. Dit vraagt
om nader uitleg die in de verzen 18-25 dan ook gegeven wordt.
Twee perspectieven
Het verhaal van de ‘oorsprong van Jezus Christus’ (génesis, Mat. 1:18) en de zwangerschap
van Maria wordt door Matteüs vanuit twee verschillende perspectieven verteld, dat van Jozef
en dat van de engel.
Voor Jozef lijkt het alsof Maria, zijn verloofde, gemeenschap met een andere man had
en vervolgens zwanger werd. Nog maar een generatie geleden was een buitenechtelijk kind
ook in onze samenleving een moeilijke zaak, met soms zware sociale gevolgen voor de vrouw
en voor het kind.
In het Palestina van de eerste eeuw van onze jaartelling gebeurde het trouwen van een
jonge vrouw in twee stappen: met de verloving kreeg ze al in vele opzichten de status van een
getrouwde vrouw. Ze bleef echter nog in het ouderlijk huis wonen. Pas met het trouwen ging
ze in het huis van haar man over, die voortaan voor haar onderhoud zorgde. Vanzelfsprekend
werd ervan uitgegaan dat de vrouw bij haar huwelijk maagd was. Volgens de bepalingen in
het boek Deuteronomium (22:23-27) kon een verloofde vrouw die vrijwillig seksueel contact
had met een andere man dan haar verloofde, zelfs gestenigd worden. Ten tijde van Matteüs
was het stenigen van een vrouw echter niet meer de praktijk. Veeleer was het gebruikelijk dat
de echtgenoot zijn vrouw wegstuurde. De vrouw verloor hierdoor de bescherming die zij als
echtgenote bezat en haar sociaal aanzien.1
1 Zie Jane Schaberg, ‘De voormoeders en moeder van Jezus’, in: Concilium 1989/6, p. 96-102.
Volgens de Mishna was adoptie mogelijk: een mannelijk kind dat met toestemming
van het gezinshoofd in een gezin werd opgenomen gold als zijn zoon.2 Via zijn pleegvader
Jozef, die niet zijn biologische vader is, maar Jezus als zoon heeft aangenomen, wordt Jezus
een nazaat van David, uit wiens geslacht de Messias verwacht wordt (Mat. 1:15). Door hem
bovendien ‘zoon van Abraham’ (Mat. 1:1) te noemen verbreedt de evangelist meteen de blik
op deze Messias die niet alleen voor Israël maar ook voor de volkeren gekomen is.
Daarmee geeft Matteüs een oplossing voor een probleem dat in de stamboom
weliswaar aangeduid maar pas in de volgende verzen volledig uit de doeken wordt gedaan:
hoe het nou precies zit met die Messias die de zoon van Maria, de vrouw van Jozef is?
In de visie van Jozef, die ‘rechtvaardig’ (díkaios, Mat. 1:19) genoemd wordt, is er
maar één oplossing mogelijk nadat – na ongeveer drie maanden3 – duidelijk geworden is dat
zij zwanger is: hij wil zich stilzwijgend, zonder ophef, van haar terugtrekken, haar van de
echtverplichting ontheffen. De exegeten zijn erover verdeeld wat Jozef wel of niet wist:
bevond hij haar schuldig van echtbreuk, vermoedde hij een verkrachting en wilde hij haar
volgens de gegeven regels een scheidbrief geven? Of wist hij van het bijzondere karakter van
haar zwangerschap en handelde hij eerder uit schuwheid voor het grootse dat haar was
overkomen? De exegese wordt hier sinds vele eeuwen bepaald door religieuze gevoelens,
theologische veronderstellingen en de confessionele achtergrond van de betreffende auteur.
Overeenkomstig de verschillende uitleg kan een woord als deigmatizein in Mat. 1:19 òf
vertaald worden in de zin van Maria als moeder van een buitenechtelijk kind ‘in opspraak
brengen’ òf met ‘Jozef wilde haar geheim niet verraden of ontwijden’.4
Wordt de volgorde van de tekst als volgorde van het gebeuren beschouwd, dan is
duidelijk dat Jozef niets wist over de aard van de zwangerschap van Maria. Pas door de komst
van de engel in Jozefs droom komt het andere perspectief in beeld: de engel laat Jozef weten
dat de zwangerschap van de vrouw afkomstig is van de heilige Geest en tot de geboorte van
een zoon zal leiden, die zijn volk redden zal van hun zonden (v. 21) en Immanuël genoemd
zal worden (v. 23). De voor de hand liggende, nuchtere maar ook puur ‘aardse’ verklaring dat
Maria zwanger is ten gevolge van een in een patriarchale samenleving onrechtmatig seksueel
handelen, wordt aangevuld door een wijder, eveneens heel nuchter verteld ‘hemels’
perspectief dat deze zwangerschap en geboorte in een ander licht zet. Het gaat erom wat dit
kind voor zijn volk zal gaan betekenen, het gaat om de vervulling van een oude profetie. In de
droom van Jozef worden dromen waar, vallen verleden en toekomst in het hier en nu samen.
Supporter
Jezus is de zoon van Maria, zoals de evangelist schrijft. Jozef is degene die zijn verloofde na
zijn droom in zijn huis opneemt en voor het levensonderhoud van het gezin zorgt. Hij helpt
Maria en ondersteunt haar, niet alleen tijdens haar zwangerschap, maar ook bij de vlucht naar
Egypte en de latere terugkeer, als de kust weer veilig is. Jozef is de zorgende helper, de
‘supporter’, de ‘partner van’. Het is niet een biologisch vaderschap (dat hij niet kan claimen)
of zijn recht als echtgenoot (waarvan hij volgens Mat. 1:25 geen gebruik maakt) dat zijn rol
bepaalt. Wie hij is komt tot uitdrukking in de relatie die hij met Maria en haar kind aangaat,
en in zijn daaruit voortvloeiende handelen. Andrea Günter spreekt in een binnenkort te
verschijnen boek over het ‘sociale vaderschap’ van Jozef.5
2 Baba Bathra 8,6. Geciteerd in: Hermann L. Strack / Paul Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament aus
Talmud und Midrasch, München 1926, Bd. 1, 35.
3 Zie Strack / Billerbeck, Kommentar zum Neuen Testament, Bd. 1, 47.
4 Vgl. Karl-Heinz Menke, Fleisch geworden aus Maria. Die Geschichte Israels und der Marienglaube der Kirche,
Regensburg 1999, 41-43. Menke zelf geeft de voorkeur aan de tweede interpretatie.
5 Andrea Günter, Einleitung, in: Andrea Günter, Maria liest. Das heilige Fest der Geburt, Rüsselsheim 2004 (in
druk).
-2-
Wie de bijbel goed kent, zal bij de woorden ‘Jozef’ – ‘zoon van Jakob’ – ‘dromen’ –
‘Egypte’ aan die andere Jozef denken, aan ‘de zoon van Rachel, de vrouw van Jakob’ (Gen.
46:19) uit het Eerste Testament. Ook deze Jozef werd wegwijs gemaakt via dromen, ook hij
speelde een belangrijke rol bij het overleven van Israël – net zo als deze nieuwe Jozef, die
zich als een ware zoon van Jakob en als een ware man van Maria toont.
Nieuw begin
Terwijl echter in het verhaal van de aartsouders in het boek Genesis niet alleen de aartsvaders
een rol spelen maar ook de aartsmoeders, lijkt de rol van de moeders bij Matteüs beperkt. In
de genealogie aan het begin komt geen enkele van de vier aartsmoeders van Israël (Sara,
Rebekka, Lea en Rachel) voor zoals dat misschien te verwachten zou zijn geweest. In plaats
daarvan worden alleen vrouwen genoemd die buitenlanders, buitenbeentjes of allebei zijn –
een vaker op te merken verschijnsel dat vrouwen in de historie alleen vermeld worden als er
problemen zijn! De bij Matteüs genoemde vrouwen staan aan kruispunten in Israëls
geschiedenis, zij nemen gevaarlijke risico's en waarborgen juist daardoor de vitaliteit en
toekomst van het volk Israël. Wat Maria met de vier andere in de genealogie genoemde
vrouwen verbindt is dat deze vrouwen niet zo maar in de ordening van gezin en huwelijk in te
passen zijn.
Voor de vier aartsmoeders is de zwangerschap en het bevallen van een zoon de
garantie voor aanzien en toekomst in een patriarchale samenleving. Bij de voormoeders van
Jezus en zijn moeder ligt het in het begin anders: zij zijn niet ‘op een gepaste wijze met een
man gelieerd, door huwelijk of als dochter’.6 Zij hebben zich niet gedragen zoals het een
eerbare vrouw betaamt en gaan door hun zwangerschap – het zichtbare bewijs – juist een
ongewisse toekomst tegemoet. Maar juist in de breuk van de orde ontkiemt het nieuwe, het
onverwachte, wordt een nieuw hoofdstuk in de geschiedenis geschreven, een hoofdstuk aan
wiens begin niet de potentie van een man, maar de kracht van een vrouw staat.
Schepperkracht
Net als bij de voormoeders van Jezus – Tamar, Rachab, Ruth en Batseba – is ook bij Maria
het einde van het verhaal ongewis. Zij hebben gehandeld met durf en dit had nog wel eens
tragisch kunnen eindigen: bewijzen van vrouwen die veel durfden, maar het niet haalden zijn
er in de geschiedenis ten overvloede.
Maria heeft hulp en helpers nodig. Jozef helpt de plannen van God ten uitvoering te
brengen. Hij geeft Jezus de naam, die hem door de engel bekend is gemaakt: Jesjoea betekent
‘God is hulp’. Met deze naamgeving die in het verhaal een centrale plaats inneemt voltrekt
Jozef de aanvaarding van Jezus als zijn zoon. En tegelijk maakt Matteüs zijn lezers duidelijk
dat het in het heilsplan van God op Maria en haar zoon aankomt. De wijzen uit het
morgenland komen, vallen voor haar en haar zoon neer en huldigen het kind (Mat. 2:11).
Jozef wordt hier niet genoemd. Als zorgende helper en onderhouder van zijn familie staat hij
op de achtergrond en bereidt te gelegener tijd hun vlucht naar Egypte voor (Mat. 2:13-18) en
later de terugkeer naar Israël en de huisvesting in Nazaret (Mat 2:19-21).
Maria is zwanger zonder toedoen van een man. Zij is zwanger uit de heilige Geest
(Mat. 1:18b). De heilige Geest staat voor de goddelijke schepperkracht, die de bron van het
menselijke leven is. Het is het werk van de Geest, mensen levendig te maken. De elementen
uit de christologie die vaak het moeilijkst lijken, omdat de menselijkheid van Jezus achter de
goddelijkheid lijkt te verdwijnen worden vaak verstaanbaar als ze worden toegepast op Jezus'
volgelingen. Zo spreekt ook Johannes over de christen die door de Geest of door God verwekt
is (Joh. 3:5; 1Joh. 2:29 enz.).
6 Elaine Wainwright, ‘The Gospel of Matthew’, in: Elisabeth Schüssler Fiorenza (ed.), Searching the Scriptures. A
Feminist Commentary, London 1994, vol. 2, 635-677, hier 643.
-3-
De maagdelijke geboorte is een geloofsgetuigenis. De voorstelling is gevoed uit
verschillende overleveringen, Hellenistische en Egyptische berichten over goddelijke
verwekkingen van koningen en helden, maar ook uit de overlevering over de geboorte van
Mozes, waarin echter geen aan het joodse denken vreemde seksuele verwekking door God
plaatsvindt.7 Matteüs wil aantonen dat alles wat geschied is, een vervulling is van wat eerder
voorzegd is. De ‘jonge vrouw’ in de profetie van Jesaja 7:14 werd reeds in de Septuagintvertaling tot maagd (párthenos, Mat. 1:23). Matteüs gebruikt Jezus' geboorte ter verheldering
van het handelen van deze God die met ons mensen is, hij maakt daarmee duidelijk dat Jezus
volledig mens is. De maagdelijke geboorte is voor de evangelist geen centraal punt. De latere
kerkelijke discussie over haar betekenis heeft Matteüs niet kunnen voorzien, noch de antijoodse apologetiek tegen het jodendom noch de kerkelijke leer over Maria. Het ‘geboren uit
de maagd Maria’ zoals gelovigen het in de apostolische geloofsbelijdenis belijden, blijft
daarbij dichter bij de nieuwtestamentische overlevering dan latere vrome theologische
speculaties en leerstellingen die ‘wisten’ dat Maria ook tijdens en na de bevalling fysiek nog
maagd bleef (wat met de vermelde broeders en zusters van Jezus niet echt te rijmen is) en
zelfs zonder zonde was ontvangen (wat zonder enige bijbelse grond is, maar in de Roomskatholieke kerk sinds 1864 officiële kerkelijke leer is).
Biografie
Matteüs vertelt in zijn evangelie niet veel over Maria. Zijn doel is te laten zien dat de verrezen
Christus in Matteüs 28 dezelfde is als de uit Maria geboren Jezus in Matteüs 1 en omgekeerd:
de zoon van God is de zoon van Maria. De geboorte uit Maria en zijn invoeging in de
davidische stamboom via Jozef zijn tekenen van het volledig mens-zijn van Jezus.
Anders dan bij Lukas, waar Maria haar toestemming geeft tot haar zwangerschap en
haar de woorden van het Magnificat in de mond worden gelegd, is de Maria van Matteüs
zwijgzaam. De evangelist laat haar niet actief optreden om zich tegen de verdenking van Jozef
of met blijdschap over haar zwangerschap uit te spreken. Het is Jozef wiens denken en
handelen worden beschreven en het is Jozef voor wie de engel Gods een boodschap heeft, niet
Maria. Haar visie, het derde perspectief naast dat van Jozef en de engel, blijft buiten beeld. De
evangelist is ook niet geïnteresseerd in het latere doen en laten van Maria, wier naam in het
evangelie nog maar één keer genoemd wordt, samen met Jezus' broers en zussen (Mat.
13:55v.). Als ‘moeder’ treedt ze na de kindheidsverhalen samen met zijn vier broers nog een
keer op (Mat. 12:46), maar in een scène waar Jezus zich juist van zijn naaste familie
distantieert: in het aangekondigde Rijk Gods gelden andere familiebanden, worden diegenen
die Jezus navolgen hem tot broeder, zuster en moeder (Mat .12:50; zie ook 10:37) – ook hier
ontbreekt overigens de aardse vader!
Of Maria ooggetuige was van het lijden en de kruisiging van haar zoon kunnen we
alleen gissen. Matteüs noemt (evenals Lucas en Marcus) geen namen, hij zegt alleen dat veel
vrouwen uit de verte toeschouwden (Mat. 27:55). Het gaat hierbij om discipelen van Jezus,
onder wie Maria van Magdala en Maria, de moeder van Jacobus en Jozef. Maria wordt niet
uitdrukkelijk genoemd: was haar aanwezigheid zo vanzelfsprekend dat Matteüs haar niet
hoefde te noemen? Of ontbrak ze? Anders dan bij Johannes verschijnt Maria bij Matteüs
(evenals bij Marcus) niet als discipel.
Het relaas van Matteüs over Maria laat vele vragen open die later door verhalen en
legendes zijn aangevuld. Wat de evangelisten over Maria vertellen zijn brokstukken van een
biografie, fragmenten die zich niet laten voegen tot een volledig beeld over de ‘werkelijke’
Maria.8 Wij mogen dan wel meer willen horen over deze uitzonderlijke, moedige vrouw, voor
7 Ulrich Luz, Das Evangelium nach Matthäus (Mt 1-7), (EKK I/1), Neukirchen-Vluyn 1985, Bd. I, p. 102v.
8 Klaus Schreiner, Maria. Leben – Legenden – Symbole, München 2003, 12.
-4-
Matteüs hoeft het niet. Dit geldt ook voor Paulus die de moeder van Jezus niet eens bij haar
naam noemt (Gal. 4:4-5), en de andere evangelisten. Wat Maria deed en betekent, spreekt
voor zichzelf. Zij is voor gelovigen van alle eeuwen veel meer dan een naam.
-5-
Download