Juli: J.A. van Hamel Joost van Hamel (1880-1964) is geen held omdat hij tijdens de oorlog een belangrijke verzetsrol speelde. Hij publiceerde slechts wat vaderlandslievende stukjes om de mensen een hart onder de riem te steken. In 1942 verscheen het boekje Vaderlandsche voetsporen dat hij opdroeg “aan mijne lieve Zonen”. Zijn jongste zoon Lodo was toen al gefusilleerd. Zijn oudste zoon Gerard bezweek in 1944 in het concentratiekamp Natzweiler. Van Hamel hoorde dat pas na de bevrijding. In mei 1945 schrijft hij in de heruitgave over het lot van zijn zoons: ‘de beste jongens kunnen tevreden zijn.’ Van Hamel is niet alleen trots op zijn zoons, maar op het hele Nederlandse volk: ‘De vijand alleen heeft nimmer de niet-vermoede krachten beseft, die in den Bataafschen bodem verscholen zijn.’ Telkens stonden er weer nieuwe mensen op om de vijand te trotseren: ‘Dit is dan wel de heerlijkste les, die van de vaderlandsche voetsporen uitgaat: dat ten allen tijde groote rijen van ons Volk zich zelve en elkander gelijk zullen blijven in vaste gehechtheid aan de Nederlandsche zaak. God zij met ons! Leve de Koningin!’ Wat was Van Hamel voor een man? In hedendaagse ogen schrijft hij een bizar nationalistisch proza. En wat moeten we ervan denken dat zijn zoons ‘tevreden’ kunnen zijn? Bovendien lijkt het onbegrijpelijk dat hij na de oorlog niet tot een rustige oude dag besluit, maar president van het Amsterdamse Bijzonder Gerechtshof wordt. In die rol moet hij namelijk oordelen over talloze collaborateurs en oorlogsmisdadigers, óók over Duitsers die verantwoordelijk waren voor de dood van zijn zoons. In zijn op het eerste gezicht eigenaardige boekje Vaderlandsche voetsporen zit het antwoord op wat Van Hamel dreef en waarom hij toch op een bepaalde manier een held was. Van Hamel was doordrongen van de kwetsbaarheid van een klein land als Nederland, van zijn rechtstatelijke instituties en culturele ‘eigenheid’. Hij vond bovendien dat het ieders plicht was om voor het land verantwoordelijkheid te nemen. Zelf deed hij dat toen in 1914 de Eerste Wereldoorlog uitbrak. Van Hamel had enige tijd als advocaat gewerkt en was hoogleraar in Amsterdam geworden. Net als zijn vader voor hem. Hij was van goede komaf, verkeerde in de hogere kringen en niets stond hem in de weg om het aangename pad te volgen dat voor hem uitgestippeld was. Hij besloot echter anders, werd hoofdredacteur van het links-liberale blad Groene Amsterdammer en een belangrijk opinieleider. Van Hamel waarschuwde voor het gevaar van het agressieve Duitse militarisme voor de Nederlandse onafhankelijkheid. Om zijn punt te bewijzen, ontmaskerde hij Duitse propagandisten en hun Nederlandse handlangers, onthulde hij de vergaande Duitse invloed op wetenschap en cultuur, kortom, probeerde hij zijn lezers op allerlei manieren duidelijk te maken dat zij moesten oppassen voor sluipende annexatie. Ook politiek moest Nederland fier afstand houden van Duitsland. Bijvoorbeeld door een sterke politieke eenheid te vormen. Daarom oefende hij flinke kritiek op parlement en regering en zelfs op de invoering van het algemeen kiesrecht in 1917. Was Van Hamel soms geen democraat? Weldegelijk, vond hij zelf, maar democratie was niet hetzelfde als algemeen kiesrecht! Van Hamel wilde een democratie van verantwoordelijkheid, niet van partijbelangen en demagogie. Hij wilde een democratisch stelsel waarin ieder individueel burger recht én plicht had zijn steentje bij te dragen. Algemeen kiesrecht was belangrijk, maar niet voldoende. Hij dacht aan nieuwe manieren van lokale politieke organisatie, aan referenda. Toen Duitsland in 1918 de oorlog verloor, toog Van Hamel naar de vredesbesprekingen in Parijs waar hij achter de schermen de Nederlandse belangen behartigde. Zo belandde hij in een toppositie van een nieuw instituut, de Volkenbond, de voorloper van de Verenigde Naties. Hij zette de Juridische Afdeling op en was vervolgens Hoge Commissaris van de Volkenbond in de vrijstad Dantzig. Daar, in Dantzig, zag Van Hamel hoe kwetsbaar de internationale rechtsorde nog altijd was. Duitsers en Polen betwistten elkaar de havenstad, waren niet geïnteresseerd in praktische compromissen, maar zochten juist de confrontatie. Het stemde Van Hamel pessimistisch: de volkeren namen niet hun verantwoordelijkheid, maar ondermijnden juist de instituties die de rechtsorde moesten beschermen. Hij vreesde een nieuwe oorlog. Die oorlog kwam voor Nederland met de Duitse bezetting in mei 1940. Waar Van Hamel al decennia lang bang voor was, gebeurde. De democratische rechtsstaat werd ontmanteld. De cultuur genazificeerd. In de geest van hun vader namen zijn zoons hun verantwoordelijkheid en gingen in het verzet. En dit is waar Van Hamel in Vaderlandsche voetsporen aan refereert en wat zijn trots verklaart: dat tóch, zelfs toen het ergste gebeurde, namelijk het verlies van de nationale onafhankelijkheid, er verzet was. Dat er mensen waren die hun verantwoordelijkheid namen. Die het niet pikten en zich niet lieten afschrikken. En het is opnieuw vanuit dat verantwoordelijkheidsgevoel dat Van Hamel na de oorlog de taak van president van het Bijzonder Gerechtshof op zich nam. Ismee Tames, juli 2011 Meer lezen? • I.M. Tames, ‘‘Waarlijk niet voor theoretisch twistgesprek’ : J.A. van Hamel en de Nederlandse neutraliteit’, in: Wankel evenwicht: neutraal Nederland en de Eerste Wereldoorlog, M. Kraaijenstein en P. Schulten (red.), Soesterberg 2007, 62-84. Filmmateriaal Via het NIOD-kanaal op You Tube kunt u een filmpje bekijken van een toespraak van Van Hamel t.g.v. Volkenbondsdag in mei 1936.