De heren Willy Van Hulle en Dirk Coghe verlaten de vergadering. 721/04/1.5.6/107/IM 74.- BEDRIJF VOOR GROND- EN BOUWBELEID – RUIMTELIJKE ORDENING EN STEDEN-BOUW – ONTWERP VAN WIJZIGEND BIJZONDER PLAN VAN AANLEG 107 ‘STEENSEDIJK-DUINKERKSEWEG’: VOORLOPIGE AANNEMING WIL INGHELBRECHT.- Mijnheer de Schepen, eigenlijk had ik u met dit Bijzonder Plan van Aanleg willen feliciteren. Eindelijk wordt immers een bijzonder plan van aanleg opgemaakt in een woon-uitbreidingsgebied waarbij men afstapt van de typische verkavelingsvorm van de alleenstaande woning op een individueel stuk grond. Zoals algemeen gekend is deze vorm van woningbouw enorm ruimteverslindend, dus milieuonvriendelijk en kost ze de gemeenschap handenvol geld. In dit Bijzonder Plan van Aanleg echter wordt resoluut gekozen voor een woningtypologie die hiertegen ingaat, nl. halfopen bebouwing en rijbebouwing. Een keuze die toe te juichen valt, gezien de grote druk op de open ruimte, zeker in Oostende. Tot hier niets dan goeds over dit Bijzonder Plan van Aanleg. Echter, zoals u bekend is de luchthaven Oostende-Brugge (de naam is blijkbaar nog steeds niet veranderd) ingevolge haar milieuvergunning van 13 april 2000 en 18 oktober 2000, ertoe gehouden om het aantal potentieel ernstig gehinderden binnen de Ldn-geluidscontour van 55 decibel (A) niet te laten stijgen t.o.v. het referentiejaar 2000. De realisatie van dit Bijzonder Plan van Aanleg voorziet de bouw van een 500-tal nieuwe woningen en dit binnen de geciteerde geluidscontouren en dan spreekt het voor zich dat hierdoor het aantal ernstig gehinderden, zelfs bij gelijkblijvende vliegbewegingen op de luchthaven, in grote mate zal toenemen. Dit laatste is geen bewering van mij, maar is een letterlijk citaat uit het advies van de Luchthavendirectie aan de stad Oostende. Met andere woorden: dat door de realisatie van dit Bijzonder Plan van Aanleg het aantal mensen dat grote hinder van de luchthaven zal hebben, ernstig zal toenemen, valt niet te ontkennen en ook niet door het Stadsbestuur. Dit is voor ons dan ook onaanvaardbaar. Des te meer -dat is bekend- dat nu al, bij de huidige milieuvergunning en bij de huidige bebouwing rond de luchthaven, het aantal toegelaten ernstig gehinderden in 2003 met maar liefst 25 % overschreden is. Wat is dan nog de waarde van een milieuvergunning als deze blijkbaar systema-tisch overschreden wordt? Ik heb het hier dan enkel over de geluidshinder. Ook de geurhinder -zo kunnen wij letterlijk in het dossier lezen- zal aanzienlijk toenemen. Let wel, ik ontken geenszins de noodzaak aan bijkomende woongelegenheid in Oostende. Integendeel, maar het kan toch niet zo zijn dat bij de creatie van dit woongebied de conflictstof als het ware ingebakken zit, dat de woon- en leefkwaliteit al op voorhand gehypothekeerd is, verplichte geluidsisolatie of niet, terwijl overal elders in de stad, juist inspanningen gedaan worden om de omgevingskwaliteit van de woongebieden ter verhogen. 1 Het antwoord op de woningbehoefte van de stad Oostende is dan ook niet uitbreiden richting luchthaven, maar realiseren van ruimtebesparende verkavelingen -anders dan in het verleden- een intensief renovatiebeleid, verdichting, een doorgedreven strijd tegen de leegstand, enz. Tenzij, natuurlijk men er toch eens zou over nadenken dat de luchthaven voor Oostende misschien toch niet zo’n zegen is, dat zij een voortdurende claim legt op de stedelijke ontwikkeling van Oostende, dat tewerkstelling op deze site misschien op een andere manier kan worden gerea-liseerd, tenzij m.a.w. het bestaan van de luchthaven zelf in vraag wordt gesteld. Ik heb echter al eerder begrepen dat dit geen optie is van het Stadsbestuur. Misschien is het nu tijd om keuzes te maken. De strategie om de kool én de geit te sparen -om én een luchthaven én een kwalitatieve woonomgeving te realiseren- komt toch steeds meer in het gedrang. Bij de bespreking van het gewijzigde Gewestplan in de Gemeenteraad, vier jaar geleden, heb ik toen al gewezen op de gevaren van de realisatie van dit woonuitbreidingsgebied in de onmid-dellijke omgeving van de luchthaven en de gevolgen hiervan voor de woon- en leefkwaliteit voor deze site. Mijn amendement hierover werd toen echter met een grote meerderheid afgewezen. Het is echter niet te laat om hierop terug te komen. Ik wil dan ook de stemming vragen over dit punt, na de nodige replieken. Ten slotte een tip voor de actiegroep die zich bezighoudt met de problematiek van de luchthaven. Ik raad hen aan een verkoopskantoortje van lidkaarten te openen naast het verkoopskantoor van de bouwpromotor. Succes gegarandeerd! BART TOMMELEIN.- Mijnheer de Schepen, wij juichen toe dat er bijkomende bouwgelegenheid gecreëerd wordt in Oostende, maar ik stel mij toch vragen over het feit dat het Woonbehoefteplan van Oostende uitgaat van de huidige situatie. Ik lees in de krant dat u zegt: neen! Ik ga niet akkoord met collega Inghelbrecht die zegt dat daar geen ruimte is voor volledig open bebouwing. Wij staan er nooit bij stil dat door de huidige mix van onze bevolking onze Stadskas steeds meer in de problemen komt. Ik kan begrijpen dat men probeert aan de sociale woningbouwnood te voldoen, want in Vlaanderen is dit een zeer groot probleem, doch ik meen dat wij daarbij de privé-sector meer moeten betrekken. Ook kan ik begrijpen dat men zoveel mogelijk mensen de kans wil geven om op deze locatie te wonen. Ik weet waarover ik spreek, want ik woon daar ook. Toch stel ik mij de vraag -in het algemeen, gelijk welke keuze u nu maakt, Mijnheer de Schepen- of er in de toekomst wordt nagedacht om in Oostende wél ruimte te scheppen voor mensen die groter willen wonen, die open bebouwing willen, maar die dan tegelijkertijd -dat is heel ons belastingsysteem, wat de Stad betreft- opcentiemen -die wij trouwens deze legislatuur verhoogd hebben- en ook gemeentebelastingen betalen. Een groot huis betekent ook een groter inkomen en eveneens grotere inkomsten voor de Stad. Ik heb al meermaals in deze Gemeenteraad 2 gezegd dat wij een verkeerde bevolkingsmix hebben in onze stad. Het is geen verwijt, maar een vaststelling dat wij een verouderde bevolking hebben en dat, wat sociale afkomst betreft, deze niet tot de meest rooskleurige van het land behoort, wat dan ook nefast is voor de inkomsten van de Stad. 3 Ten tweede. Ik zou eventjes willen repliceren op de heer Inghelbrecht. Men moet kritisch zijn over de mogelijkheid tot wonen en het voortbestaan van de luchthaven. Ik meen dat als men van zeer zware hinder spreekt, het niet verantwoord is dat er ofwel grotere vliegtuigen met zwaardere motoren komen ofwel nieuwe woningbouw. In het verleden was de aanvliegroute van en naar de luchthaven met bijvoorbeeld Stene-Dorp -zeker midden de jaren ’90- een zwaar probleem. Opnieuw weet ik waarover ik spreek, want ik woonde toen daar. De actiegroep heeft gelijk om te wijzen op het evenwicht tussen ecologie en economie, maar moet ook niet overdrijven. Zware hinder is op die locatie niet aanwezig. Het enige waarin wij eerlijk moeten zijn -wat ik al dikwijls gezegd heb- is dat wij daar af en toe hinder hebben van kerosinegeur, als de windrichting verkeerd zit. Van geluidshinder, Mijnheer Inghelbrecht, kan men daar niet spreken. WIL INGHELBRECHT.- En wat zegt de milieuvergunning? BART TOMMELEIN.- Die milieuvergunning kan zeggen wat zij wil, ik woon daar en er is daar geen geluidshinder! Blijkbaar gelooft men dat niet. Bepaalde mensen willen per se beweren dat daar wel geluidshinder is. Er is op deze locatie geen geluidshinder, maar wel geurhinder op bepaalde momenten! GEERT LAMBERT.- Mijnheer de Voorzitter, ik vind dit een vervelende discussie. Wij hebben, tijdens de periode waarbij ik deel uitmaakte van het College, deze omgeving al een paar keer besproken. Toen was ik al tegenstander van bewoning op deze locatie. Niet omdat ik -dat is misschien het verschil met de heer Inghelbrecht- een principiële tegenstander zou zijn van de luchthaven, dat ben ik niet. Ik meen dat de luchthaven bepaalde potentiële kansen kan bieden aan Oostende. Wij kunnen dat debat voeren, maar moeten dat nu niet doen. Ik ben geen voorstander, weliswaar in de grote wetenschap dat wij in Oostende bouwgrond nodig hebben en dat het goed zou zijn voor de Stad om nieuwe woningen te kunnen laten aangroeien, om op deze locaties dit te stimuleren. Indertijd hebben wij -dat was altijd een fundamentele kritiek op de plannen destijds- allemaal -het merendeel van de politici hier rond de tafel- gezegd dat de fouten van het verleden om bouwvergunningen toe te kennen in het verlengde van de startbaan en de aankomstroutes van de luchthaven, hebben gezorgd dat wij bijna zelf actiecomités hebben gecreëerd. Ik ben het niet eens met uw stelling, Mijnheer Tommelein, dat daar geen hinder zal zijn. Het betreft werkelijk buren van de luchthaven. Deze mensen zullen de luchthaven zien, en zeggen: “voor ons kan het geen kwaad”, maar zullen jammer genoeg wel de eerste klagers zijn. Daar begaan wij een echte fout, hoezeer dat Bijzonder Plan van Aanleg ook normen oplegt en wij de huizen laten isoleren, vrees ik dat wij dit toch zullen creëren. Om die reden ben ik geen voorstander van dit Bijzonder Plan van Aanleg, hoewel ik de oprechte bezorgdheid om nieuwe woningen wel deel. JEAN-MARIE DEDECKER.- Mijnheer de Burgemeester, wij moeten hier geen debat voeren over de luchthaven, of er nu wel of geen hinder is en of ik er nu wel of niet woon. Ik woon er vlakbij, wel er is hinder en er is kerosinegeur! Wat mij interesseert, is of men met dergelijke investeringen, met de aanleg van dergelijke terreinen, de personen aan 4 wie men de grond verkoopt wel degelijk duidelijk maakt wat zij aankopen. Dat men niet als instelling, als gemeente, de kiem legt voor terug allerhande klachten en dergelijke meer. De toekomstige bewoners moeten er zich bewust van zijn dat zij zullen wonen in een dergelijke buurt. Dit moet duidelijk worden gesteld en misschien in de akte worden bepaald dat als men aan de luchthaven woont, men weet dat daar vliegtuigen vliegen en dat men niet als men er enige tijd woont, allerhande klachten moet indienen. Ik vind het belang-rijk om dat juridisch te voorkomen. Natuurlijk kan men zeggen dat wij in de toekomst niet weten welke type vliegtuigen er zullen vliegen. Of er een nieuwe Ghanese compagnie komt, een uit Egypte of nog een andere uit Zambia, die waarschijnlijk met zeepkisten vliegt? Daarvoor zijn allemaal regels. De mensen die er komen wonen, moeten klaar en duidelijk, misschien in een notariële akte, weten dat het over de luchthaven gaat en dat er geen klachten meer moeten worden ingediend als men daar reeds woont. Als men aan het water woont, kan men er met de voeten in belanden! BART BRONDERS, schepen.- Ik zal proberen te antwoorden in volgorde van de tussenkomst van de sprekers. Mijnheer Inghelbrecht, bedankt voor de felicitaties, althans wat betreft de nieuwe woonvormen die wij willen introduceren met dit Bijzonder Plan van Aanleg. Het aantal gehinderden zal toenemen, zegt u. Hinder ondervinden is subjectief. Er zijn mensen -ik verwijs naar oud-Raversijde- die op het luchthaventerrein wonen en die hoor ik nooit klagen. Ik zeg niet dat die anderen geen hinder ondervinden, ik zeg alleen dat het subjectief is. Sommigen storen zich daaraan -misschien terecht- en anderen dan weer niet. Het criterium van de toename van het aantal ernstig gehinderden -het citaat dat u hebt gehaald uit het advies van de luchthaven zelf, waarbij wordt verwezen naar de afgeleverde milieuvergunning in 2000- klopt natuurlijk. Al was het maar dat naar mijn oordeel dit criterium als vergunningsvoorwaarde onwettig is. Waarom? Minstens wanneer dat interfereert in een toepassing van andere wetgevingen. Het gaat niet op dat men via een milieuvergunning de stedenbouwwetgeving zou herschrijven. Stedenbouw heeft zijn eigen regelgeving met eigen procedures en de milieuvergunning kan daarin niet interfereren. Hoe komt het dat het aantal gehinderden is toegenomen? Niet omdat de hinder de laatste jaren op de luchthaven is toegenomen. Wij kunnen daarmee weinig rekening houden, althans vanuit het stedenbouwkundig oogpunt. Dat is ook de reden waarom het College van Burgemeester en Schepenen onlangs in zijn advies omtrent de nieuwe milieuvergunningsaanvraag heeft geadviseerd dat de exploitatievoorwaarden niet zouden worden gekoppeld aan het aantal potentieel gehinder-den, doch wel aan de hinder zelf, aan de exploitatie zelf. Het aantal gehinderden neemt toe, los van enige actie van de luchthaven. Dat is dus zeer jammer. Men kan enerzijds moeilijk de lucht-haven daarmee in diskrediet brengen, maar men mag anderzijds niet verlangen dat wij nu zeggen: wij zullen nergens in Oostende meer bijbouwen, want er zal altijd wel iemand ermee gehinderd zijn. U zal onmiddellijk aanvaarden dat dit niet kan. 5 Mijnheer Inghelbrecht, u zetelt in een minderheidspartij en het is natuurlijk gemakkelijk vanuit de minderheidspartijen altijd het ideaal denkbare voor te stellen als een te nemen optie. Wij -vanuit de bestuursmeerderheid en vanuit het College van Burgemeester en Schepenen- moeten kiezen tussen het ideaal denkbare en het praktisch haalbare en daartussen een evenwicht zoeken. U zegt: u spaart de geit en de kool. Neen, ik zal geen discussie voeren over het al dan niet nuttig zijn van de luchthaven. Ik stel alleen vast dat toch bijna alle democratische partijen -u was niet uitgenodigd op die vergadering door een misverstand- en alle socioeconomische partners in Oostende een zeer grote consensus hebben bereikt omtrent de mogelijk beperkte ontwikkeling van de luchthaven, waar er rekening wordt gehouden met milieu-technische eisen. Het is ook zo dat de stad Oostende vanuit het Ruimtelijk Structuurplan, vanuit de afbakening van het stedelijk gebied, een welomstreden en zware taak heeft toebedeeld gekregen wat het creëren van het aantal nieuwe woningen betreft. Het is opgelegd vanuit de hogere overheid, zij het wel na overleg met het Stadsbestuur en andere partners, maar het is een gegeven. Wij hebben deze zware taak vanuit het Ruimtelijk Structuurplan een beetje kunnen verminderen naar aanleiding van de afbakening van het stedelijk gebied, omdat dit ons realistischer leek. Toch staat nu al vast dat wij zelfs de taakstelling vanuit het stedelijk gebied niet volledig zullen kunnen waarmaken bij gebrek aan bouwgrond. U zegt dat wij meer moeten renoveren, bestaande sites herbestemmen, leegstand bestrijden. U moet mij eens zeggen waar wij dit niet doen! Denk aan het Militair Hospitaal, toch een mooi herbestemmingsprogramma, hetgeen wij ook voornemens zijn te doen met andere kazernes die in de toekomst leeg zouden komen. Als u zegt dat wij naar grotere verdichting moeten, ben ik het daarmee niet eens. Het centrum van Oostende is al zo dicht, wij proberen daar de bouwlagen te verlagen om de leefbaarheid te verhogen en dit is volgens mij een andere discussie. De derde beweegreden die wij in ogenschouw hebben genomen bij het aanvaarden, het voorstellen van dit Bijzonder Plan van Aanleg, is dat er tal van jonge gezinnen nu geen woning kunnen kopen in Oostende. Ik zal ook onmiddellijk het antwoord geven aan de heer Tommelein, het is geen sociale woningbouwproject, wij hebben hier duidelijk geopteerd voor groepsbouw, eengezinswoningen, grondomsloten woningen, waarmee wij een grote densiteit kunnen behalen. Enerzijds omdat deze taak is opgelegd vanuit de afbakening, wij moeten daar 25 woningen per hectare halen en anderzijds omdat wij de prijzen willen drukken. Willen wij het voorschrift van de woningen, zoals het is opgenomen in het ontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg, waarmaken, dan kan men dat enkel realiseren door woningen te verkopen. Er zal geen grond verkocht worden, maar afgewerkte woningen. De grootte van die woningen wordt bepaald in het Bijzonder Plan van Aanleg en zullen zeker een invloed hebben op de prijs, zodat dit voor jonge tweeverdieners haalbaar is. 6 Met dit hele project beogen wij natuurlijk jonge gezinnen aan te trekken, want het zijn die jonge gezinnen die grondomsloten woningen willen kopen. Jonge gezinnen willen een ruime woning en een tuin, wel daar zullen ze het hebben tegen een betaalbare prijs. U kent ook de prijzen in Oostende en het is zelfs voor tweeverdieners dikwijls niet meer mogelijk een gewone rijwoning aan te kopen. Wij willen daarin tussenkomen. Wij moeten veel aandacht hebben voor sociale huisvesting, maar wij moeten ook aandacht hebben voor mensen die geen beroep doen op sociale huisvesting en zich toch willen blijvend vestigen in Oostende. Het heeft geen zin bijkomende werkgelegenheid te realiseren in Oostende, zoals wij doen met het Plassendaleproject. Het heeft geen zin om onze stad mooier en leefbaarder te maken, om de beleving in onze stad te verhogen, wanneer wij er niet voor zorgen dat ook de mensen die daarvan kunnen genieten, ook in onze stad kunnen wonen. Er zijn 101 redenen te bedenken om dit te ondersteunen. Ten slotte, Mijnheer Lambert, u hebt het zelf gezegd, het woonuitbreidingsgebied is bepaald in de laatste wijziging van het Gewestplan. Daarin zijn de grote zones opgenomen als woonuitbreidingsgebied. Het was geen keuze van de Stad, doch van de Vlaamse Regering. Los daarvan is dit een gegeven. Wanneer er interesse is om dit aan te snijden en daarmee de woonbehoefte in Oostende voor een groot stuk op te lossen -daarbij een doelgroep voor ogen te hebben, jonge gezinnen in Oostende te vestigen en het betaalbaar te houden- dan meen ik dat ook dit evenwicht is bereikt. Hinder, nogmaals er zal hinder zijn, maar waar is geen hinder? Dat is zo subjectief en ik herhaal het, als wij dit als enige criterium nemen dan stel ik voor om onmiddellijk Raversijde, Middelkerke en Leffinge te onteigenen en wellicht ook een groot stuk van Mariakerke. Als het slecht wil, moeten wij onteigenen tot aan de Elisabethlaan. Wij kennen die streek, Mijnheer Lambert, daar kan men ook kerosine ruiken. Dat is geen criterium. Men moet er aandacht voor hebben en de mensen, Mijnheer Dedecker erop wijzen wat zij kopen. Ik wil er ook op wijzen dat de laatste jaren in elke verkoopsovereenkomst, die gelegen is binnen de perimeter waar hinder kan zijn, altijd in de akten uitdrukkelijk is vermeld dat dit een zone is waar hinder mogelijk is. De kopers vergeten blijkbaar dikwijls de akten te lezen, maar in de laatste jaren, kan niemand meer zeggen dat hij daarvan niet werd verwittigd. Ik wil nog even benadrukken dat met het Bijzonder Plan van Aanleg ook een nieuw park wordt gecreëerd, dat de bufferzone verder wordt ontwikkeld waardoor toch weer een groenscherm ten opzichte van de luchthaven wordt gecreëerd. Ik kan nu nog niet zeggen of het hier om hoog-stammige bomen zal gaan, dat zal wellicht niet lukken om reden dat dit te gevaarlijk is voor de vliegtuigen, doch er komt wel een groenzone. Er komt nog een studie -dat is ook bepaald in het Bijzonder Plan van Aanleg- om te zien hoe men dit best kan ontwikkelen. Dus, Collega’s, meen ik dat met dit plan een grote stap vooruit kan worden gezet in de woon-behoefte van Oostende. Iedereen is altijd 7 welkom in Oostende. Wij belijden niet de retoriek dat wij jonge gezinnen aantrekken, maar doen dit werkelijk. WIL INGHELBRECHT.- Een paar korte replieken. Ten eerste. U stelt dat die woonuitbreidingszone mogelijk gemaakt is door een wijziging van het Gewestplan en dat dit gewestmaterie is. Nochtans werd die wijziging indertijd wel aangevraagd door de stad Oostende. Het is op aanvraag van de stad Oostende dat het Vlaamse Gewest die zone omgeturnd heeft tot woonuitbreidingsgebied. Ten tweede stelt u dat de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de milieuwetgeving al dan niet met elkaar interfereert. U bent daarin meer bevoegd dan ik, maar eigenlijk hebben de bewoners daaraan geen boodschap en doet dat niets af aan het al of niet aanwezig zijn van hinder. De wetgeving is één zaak, het al of niet aanwezig zijn van hinder een andere. Wat de wetgeving daarover zegt, die subjectieve hinder blijft er. Ten derde. U zegt: “dan moeten wij nergens meer bouwen!” Dat klopt niet. Die zone is niet zomaar ergens, maar binnen de afgebakende contouren van de ernstig gehinderden! Er zijn andere plaatsen denkbaar met minder hinder. Ten slotte stelt u: “u zetelt in de minderheidspartijen.” Dat klopt. “U hebt gemakkelijk praten.” Dat klopt gedeeltelijk, maar het is juist mijn taak als raadslid uit de minderheidspartijen om de meerderheidspartijen te wijzen op de mankementen, de tekortkomingen en op die punten waar ze volgens ons tekortschieten en dat heb ik bij deze gedaan. DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Dat is juist, ik heb het ook twaalf jaar gedaan. GEERT LAMBERT.- Mijnheer de Voorzitter, ik oefen geenszins enige kritiek uit op het feit dat er werk wordt gemaakt van het bouwen van woningen, gericht naar jonge tweeverdieners, naar jonge gezinnen, naar een beroepsgroep waarvan wij in Oostende de gemiddelde leeftijd een stuk willen verminderen. Dat vind ik allemaal heel mooie, nobele doelen. Daarover gaat mijn kritiek niet. Mijnheer de Schepen, u hebt het zelf gezegd in uw antwoord. De hinder stijgt niet, maar het aantal gehinderden wel door het feit dat ze gebouwd hebben. Dit is nu hetgeen wat u in dit dossier zal doen. U zal niet alleen op zichtafstand van een vliegtuig -elk stuk van Oostende kan wel een vliegtuig zien- maar op directe wandelafstand, op spuugafstand bijna -en ze zullen erop spugen, u weet dat- nieuwe woningen bouwen. U mag duizend keer -juridisch weet ik wat dat allemaal waard zal zijn- in aktes vermelden dat men er dan geen kritiek meer op mag hebben. Ik voorspel dat de affiches daar zullen worden uitgehangen. Ik vond de beeldspraak van de heer Inghelbrecht, dat hij de actiecomités aanraadt om naast het verkoopkantoor een kantoor te plaatsen om lidkaarten te verkopen, mooi uitgedrukt. Ik raad het hen niet aan, maar dat is iets anders. Hij heeft voor een stuk gelijk. U zal daar mensen krijgen die, op de hoogte van alles, toch de grootste roepers zullen zijn en daardoor, in een essentiële discussie in Oostende rond de toekomst van de luchthaven, een 8 bezwarend gegeven vormen. Dat vind ik een fundamentele keuze. Wij hebben in Oostende een paar keer fundamenteel verkeerde keuzes gemaakt. Wij zouden er de politieke pamfletten van de laatste twintig jaar moeten op nakijken. Op uitzondering van één partij -waarvan één lid hier eventjes diplomatiek afwezig is- hebben wij misschien allemaal in onze politieke programma’s wel eens geschreven dat los van de discussie over de luchthaven er één fundamentele fout is gemaakt, namelijk dat men bouwvergunningen en bouwkavels heeft aangelegd in de directe aanvliegroute of de directe omgeving ervan. Deze fout maken wij hier nu opnieuw en dat vind ik jammer. BART TOMMELEIN.- Collega Lambert heeft gelijk als hij zegt dat er in het verleden fouten zijn gemaakt en dat op plaatsen waar het absoluut niet hoorde -wat betreft de uitbreiding van de luchthaven of de aanvliegroute- gebouwd is. Er zijn heel mooie voorbeelden waar de hinder op een bepaald moment onaanvaardbaar en ontoelaatbaar was, nl. Stene en Stenedorp. Enige tijd geleden hebben wij een bijzonder plan van aanleg goedgekeurd voor sociale woningbouw op Stene en toen is nagenoeg niet gereageerd. Dat is de plaats waar zware hinder mogelijk is. Mijnheer Lambert, u zegt dat er affiches zullen worden uitgehangen. In de hele Prins Roselaan, die toch het dichtst bij de kavels ligt en waar gebouwd zal worden, heb ik nog nooit één affche zien uithangen tegen de luchthaven, omdat men teveel hinder heeft! Nog nooit! Ik vind dat stemming-makerij. Als er zware hinder is, is het onaanvaardbaar dat er gebouwd wordt. Op die plaats, is het aanvaardbaar. Ik heb het ook al gezegd in mijn uiteenzetting, ik zeg niet dat er geen hinder is, uiteraard gebeurt het af en toe dat er zware kerosinegeur hangt in die wijk. Evenals bij de heer Dedecker en op de Steensedijk. Als men spreekt over lawaaihinder, is dit absoluut aanvaardbaar en als ik het goed begrepen heb, Mijnheer de Schepen, zal u een bos laten aanleggen dicht bij de Duinkerkseweg en zullen de woningen dicht bij de Steensedijk worden gebouwd. Als men over Stenedorp niets gezegd heeft, vind ik dat men hier, in een dossier dat duidelijk veel minder problemen heeft, dit ook niet moet doen. Als men hiervoor waarschuwt, ga ik daarmee niet akkoord, Mijnheer Lambert. JEAN-MARIE DEDECKER.- Ik wil er nog aan toevoegen, Mijnheer Lambert, ik vind dat de mensen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Er bevindt zich een aanvliegroute boven een school, wat veel gevaarlijker is. Mijn persoonlijke mening is de laatste jaren niet veranderd, ik vind dat er daar 340 prachtige hectare liggen om 1/3 bouwgrond, 1/3 natuurdomein en nog 1/3 recreatiepark te realiseren. Dat zal ook -dat is niet het officieel standpunt van de VLD, maar mijn standpunt en deze is ook niet veranderd- veel beter zijn dan de verlieslatende luchthaven die men moet rechttrekken met allerhande nieuwe cargomaatschappijen. Ik ga wel 100 % akkoord met de meerderheidspartijen als zij dit willen verkavelen. De verantwoordelijkheid ligt bij de kopers, zij weten dat er lawaaihinder en kerosinegeur kan zijn. Op de Konterdam, langs de autostrade, moet men ook niet klagen dat er auto’s passeren! 9 GEERT LAMBERT.- Ik ben het daar allemaal principieel mee eens, maar de realiteit is niet zo. Wij wisten dit destijds ook, bij de aanleg van de de wijken op Stene. Mijnheer Tommelein, indien er enkele gemeenteraden geleden een sociaal bouwproject gepasseerd is, pleit ik voor mijzelf schuldig, want dan heb ik dat niet opgemerkt. Mijn stellingname was gedu-rende mijn hele politieke periode dezelfde, Mijnheer Miroir, toch wel! Dan pleit ik dus schuldig, dan heb ik dat waarschijnlijk niet gezien en was dit een stommiteit van mijzelf. Nochtans doet niets af van het feit dat ik vandaag nog altijd die mening verkondig. WIL INGHELBRECHT.- Ten eerste stel ik vast dat de heer Tommelein de hele milieuvergunning in vraag stelt, maar ook alle studies, documenten, onderzoeken en uitspraken van prominente professoren, die geleid hebben tot die milieuvergunning en de contouren, vastlegden. Ik heb die niet vastgelegd, de omwonenden ook niet! De milieuvergunning is het resultaat van deze studies en onderzoeken. En als daar vastgesteld wordt dat men binnen die zone ernstige hinder van de luchthaven ondervindt, dan weet ik niet hoe de heer Tommelein dat durft in vraag te stellen. Ten tweede stel ik vast dat in de laatste discussie de verantwoordelijkheid een beetje verlegd wordt naar de potentiële kopers. Zij hebben natuurlijk een grote verantwoordelijkheid en ik wil dit niet ontkennen. Toch wil ik wijzen op de initiële verantwoordelijkheid van het Stadsbestuur die daar in eerste instantie huizen laat bouwen. Pas in tweede instantie zijn de potentiële kopers verant-woordelijk. DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Vooraleer ik het woord geef aan schepen Bronders, wil ik een nuance leggen. Als er een vliegtuig landt of opstijgt, heeft men, in de contouren, die de vermaarde professoren vastgelegd hebben, hinder. Dat klopt uiteraard. Het maakt natuurlijk ook nog enig verschil of er per uur tien vliegtuigen komen of twee per twaalf uur. Ik herinner mij de situatie toen de heer Tommelein en ikzelf nog buren waren, letterlijk, op Stene, in het midden van de jaren ’90 en wij -de heer Lambert was toen nog Schepen- het initiatief geno-men hebben om onder meer via minister Baldewijns vervroegd de oudere toestellen te verbieden om de luchthaven aan te doen. Wij hebben zelf het initiatief genomen en dankzij die ministers hebben wij versneld kunnen laten uitvoeren dat die oudere toestellen niet meer op de luchthaven konden landen of vertrekken. Dat is een duidelijke keuze die men maakt. U kent de stelling van de meerderheidspartijen. Wij zijn voor een evenwichtiger luchthaven, een luchthaven die economisch moet kunnen overleven, maar ook aandacht moet hebben voor de milieuleefbaarheid van de omgeving. Vandaar ook dat, als u het advies van het Stadsbestuur bekeken hebt in verband met de milieuvergunning, aangevraagd door de autoriteiten van de luchthaven, niet door de Stad, men heel duidelijk merkt dat de visie van de Stad is om ’s nachts niet meer dan twee bewegingen toe te laten –ik woon in Stene, ze vliegen over mijn huis, ik weet dus wat het is- en wij niet van plan zijn DHL aan te trekken naar Oostende. 10 Wij hebben ook in ons advies geschreven dat wij wel een groei kunnen zien overdag, maar dat deze beslissing moet gebeuren met een voorafgaand overleg. Met andere woorden, de beslissing om daar te laten bouwen hangt samen met de visie om in de luchthaven een leefbare activiteit toe te laten. Dat is een verandering ten opzichte van de stelling van 30 jaar geleden toen het Gewest-plan van 1977 grote kavels realiseerde en die ons toen al -en ook het toenmalige Stadsbestuur, wij moeten daarin eerlijk zijn- in een positie plaatste dat het onmogelijk was bouwen niet toe te laten, want dan zou de Stad opdraaien voor alle planschade. De zaak ging over honderden miljarden frank en dat is voor een stad als Oostende onmogelijk. Men kan het ene niet loskoppelen van het andere, het is niet zwart-wit. Enerzijds is het een duidelijke keuze van dit Stadsbestuur om te zeggen dat de luchthaven moet kunnen, maar de milieu-effecten haalbaar moeten zijn. Anderzijds hebben wij kleine kavels bouwgrond nodig voor jonge gezinnen die toch ergens moeten kunnen wonen. Vergeet niet dat onze stad voor de helft aan de Noordzee grenst. Wij moeten een oplossing vinden om dat evenwicht te behouden. De bevolking van Oostende groeit, er komen veel oudere personen, maar ook veel anderen. Waaraan zie ik dat? De aanvullende personenbelasting is niet veranderd. Ondanks de ongewijzigde toestand zie ik dat ze 15 % meer opbrengt. Dat betekent dat de inkomens, zoals pensioenen of vervangingsinkomens, die fiscaal anders benaderd worden dan loon- en weddetrekkenden, overtroffen worden door mensen die andere activiteiten uitvoeren waardoor de inkomens stijgen, wat wij broodnodig hebben door de liberalisering van de energiemarkt, maar dat is een ander verhaal. Daaraan merk ik dat de gezonde bevolkingsmix, die wij allemaal moeten nastreven, op het terrein gerealiseerd wordt. Ik zou zeggen: geen paniek. Wat zien wij als toekomst voor de luchthaven? Twee zaken die nodig zijn voor de stad, meer bouwgrond, maar ook werk voor de mensen die er komen wonen, dat kan men niet loskoppelen. BART BRONDERS, schepen.- Ik zou alleen nog dit willen zeggen. Mijnheer Lambert, als wij niets moeten ondernemen telkens wanneer er een risico bestaat op klagers -u weet dat het alleen de klagers zijn die men hoort, wie tevreden is zwijgt meestal- zouden wij in deze stad bijzonder weinig moeten doen. Dit kan zeker geen criterium zijn. Ik meen dat de Burgemeester en ikzelf daarnet voldoende de redenen hebben uiteengezet, samen met de andere raadsleden, waarom dit project daar juist wel getolereerd moet worden. WIL INGHELBRECHT.- Ik had in mijn eerste tussenkomst duidelijk de stemming gevraagd. DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Als ik het Huishoudelijk Reglement had doen toepassen, Mijnheer Schottey, dan had ik eigenlijk alle andere sprekers moeten kortsluiten. WIL INGHELBRECHT.- Neen, in mijn interpellatie staat letterlijk: ik wil de stemming vragen op dit punt, na de nodige replieken. DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Het is maar een kleine plaagstoot. De stemming, Mijnheer de Stadssecretaris. 11 DE GEMEENTERAAD, Gelet op het Bijzonder Plan van Aanleg 107 ‘SteensedijkDuinkerkseweg’ dat bij een Ministerieel Besluit van 21 april 1987 werd goedgekeurd voor het gebied dat begrensd wordt door de Steensedijk, de Torhoutsesteenweg, de Duinkerkseweg, de Legeweg en de Prins Roselaan; Overwegende dat dit Bijzonder Plan van Aanleg met uitzondering van het gedeelte langs de Prins Roselaan, bestemd als WP-zone, bij een Ministerieel Besluit van 21 februari 1994 werd gewijzigd; Gelet op het Gewestplan ‘Oostende-Middenkust’ dat bij een Koninklijk Besluit van 26 januari 1977 werd vastgesteld dat het voormelde plangebied deels bestemt als woongebied, deels als parkgebied, deels als gebied voor dagrecreatie met een reservatiestrook voor aan te leggen wegen en deels als gebied voor gemeenschaps- en openbaar-nutsvoorzieningen; Gelet op het gewijzigde Gewestplan ‘Oostende-Middenkust’ dat bij een Besluit van 13 juli 2001 van de Vlaamse Regering definitief werd vastgesteld, waarin: het parkgebied deels werd gewijzigd in woonuitbreidingsgebied en deels in een gebied voor gemeenschaps- en openbaarnutsvoorzieningen ter uitbreiding van de bestaande school; het gebied voor dagrecreatie deels werd gewijzigd in parkgebied waarvan een gedeelte met luchtvaarterfdienstbaarheden en deels in woonuitbreidingsgebied; Gelet op de omzendbrief van 25 januari 2002, houdende de wijziging van de omzendbrief van 08 juli 1997 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen waarin wordt bepaald dat woonuitbreidingsgebieden uitsluitend zijn bestemd voor groepswoningbouw tenzij de overheid over de ordening anders beslist; Overwegende dat de aanwending van deze reservemogelijkheden binnen het aanbodbeleid past dat in het kader van het afbakeningsproces van de stedelijke gebieden en de woonkernen wordt vooropgesteld; Overwegende dat door de opmaak van een wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg, waarin onder meer het aansnijden van het voormelde woonuitbreidingsgebied is voorzien, de opmaak van een woonbehoeftestudie of het verkrijgen van een principieel akkoord niet zijn vereist; Gelet op het voorontwerp van wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg 107 ‘Steensedijk-Duinkerkse-weg’, dat een gebied omvat dat begrensd wordt door de Steensedijk, de Torhoutsesteenweg, de Duinkerkseweg, de Legeweg en de Prins Roselaan; Overwegende dat dit voorontwerp de volgende opties omvat: Voor de in bovenvermelde gewestplanherziening voorziene woonuitbreidingsgebieden wordt de bestemming 'woonzone' opgetekend met de uitdrukkelijke bedoelinrp van wijzigend aanlegplan door het College van Burgemeester en Schepenen principieel werd aanvaard in de vergadering van 26 januari 2004; Overwegende dat dit voorontwerp aan alle betrokken besturen en instanties voor advies werd toegestuurd op 27 februari 2004; Overwegende dat de volgende adviezen werden ontvangen: DATUM ADVIESINSTANTIE ADVIES 12 18/03/200 4 Riolendienst 09/03/200 4 Vlaamse Vervoermaatschappij De Lijn Internationale Advies Belgocontrol moet worden Luchthaven Oostendeingewonnen. Gunstig advies voor de Brugge bouwvrije hoogtes voor de obstakelvrije vlakken van landings- en op-stijgingsbanen. Negatief advies betreffende de voorgestelde woningbouw ofwel dwingende bepalingen opnemen in stedenbouwkundige voorschriften inzake de geluidsisolatie. Voorbehoud van voorschrift B1. Aanvullende studie nodig inzake de ontwikkeling van de parkzone. Provinciale Voorwaardelijk gunstig: Planologische Dienst Stelt zich vragen of het voorzien van een open-bare groenzone een meerwaarde zal bieden voor de aangelegen woonzones (W7&W11). Bepalingen betreffende de overgang tussen beide zones ontbreken. Wat met een overgang tussen het parkgebied en de ambachtelijke zone aan de Torhoutsesteenweg. Pleit voor een meer transparante invulling van de W11-zone. Uitleg gevraagd de veelheid van de verschillende woonzones. Aandacht ge-vraagd voor de kwaliteit van het bestaande woonlint langs de Steensedijk. Het formuleren van een totaalvisie op het plangebied of delen ervan is aangewezen. Inzake voorschrift B7 wordt voorgesteld te stellen wanneer te hoge gebouwen voor meer dan 40 % worden verbouwd, de verbouwing enkel kan worden goedgekeurd als de toege-stane bouwhoogte wordt gerespecteerd. Tot slot nog enkele vormelijke opmerkingen. afdeling Ruimtelijke Dit voorontwerp kadert in de Planning taakstelling die Oostende is toebedeeld via de afbakening van het stedelijk gebied. De opties zijn in overeen-stemming met het 04/03/200 4 12/03/200 4 24/03/200 4 Geen melding gemaakt van twee gravitaire hemelwatercollectoren en het bufferbekken van Aquafin. Alle bestaande waterlopen zijn niet vermeld op het plan. Gunstig advies. 13 17/03/200 4 Exploitatie Wegen West-Vlaanderen 24/03/200 4 31/03/200 4 Lokale Politie Oostende afdeling Ruimtelijke Ordening WestVlaanderen Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen. De grenzen van de zones W7 t/m W11 moeten eenduidig en definitief worden vastgesteld. De gemaakte keuzes moeten beter onder-bouwd worden: verduidelijking betreffende ontsluiting van de diverse zones – meerwaarde tussen groenzone en zone voor openbaar nut 01 en woonzone W7. Betere afstemming van de voorschriften op de tabel is noodzakelijk. N33 Torhoutsesteenweg: de rooilijn van de ambachtelijke zone moet op 13 m worden ingetekend. N341 Duinkerkseweg: de rooilijn valt samen met de grens van het openbare domein. Inzake mobiliteit geen opmerkingen. In het kader van de afbakening van het regio-naal stedelijk gebied moet het ontwerp Bijzonder Plan van Aanleg afgestemd worden op de vooropgestelde dichtheden van 10w/ha. Memorie van toelichting bevat geen informatie inzake het statuut van bestaande al dan niet vervallen verkavelingen in het plangebied. Opmerkingen betreffende de stedenbouw-kundige voorschriften. Geen bezwaren. 07/04/200 afdeling Natuur-cel 4 Kustzone Overwegende dat op 16 maart 2004 en 29 maart 2004 een aanvullend advies werd gevraagd aan Belgocontrol respectievelijk aan Aquafin nv en De Groote West-Polder; Overwegende dat de volgende adviezen werden ontvangen: 08/04/200 Belgocontrol Voorlopig negatief advies: 4 voorontwerp niet conform met ontwerp studiebureau Dumoulin aanvaard door Belgocontrol in juni 2003. 19/04/200 De Groote WestBinnen de achtertuinen en veelal 4 Polder onder de be-bouwing van de huizen langs de Steensedijk be-vindt er zich een overwelving al of niet functioneel (te onderzoeken). Gunstig, mits bepaald wordt dat binnen de 5 m naast een openbare waterloop geen hinderlijke aanplantingen, afsluitingen of 14 bouwwerken mogen worden geplaatst. Onderhoud en exploitatie van het spaarbekken moet mogelijk blijven. Toestemming Aquafin nv nodig voor bouw schuilhuisje in erfdienstbaarheidszone Overwegende dat op 28 mei 2004 een plenaire vergadering met betrekking tot dit voorontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg werd gehouden waaruit is gebleken dat dit voorontwerp moet worden aangepast; Gelet op het definitieve advies van 06 juli 2004 van Belgocontrol waarin de maximum toegelaten bouwhoogtes voor de diverse bestemmingszones worden meegedeeld en waarin wordt gesteld dat in de zone voor park (P) geen bouwwerken, geen hoogstammige aanplantingen en geen aanplantingen die vogelzwermen aantrekken, toegelaten zijn; Overwegende dat bij de opmaak van het ontwerp van wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg, omvattende een plan van de bestaande toestand fysisch, een plan van de bestaande toestand juridisch, een bestemmingsplan met afzonderlijke stedenbouwkundige voorschriften rekening werd gehouden met de door de betrokken adviesverlenende instanties geformuleerde opmer-kingen en met de resultaten van de plenaire vergadering die op 28 mei 2004 werd gehouden: de tabel van de stedenbouwkundige voorschriften werd aangepast; op het bestemmingsplan werden alle maximum toegelaten bouwhoogtes in de diverse bestemmingszones, die door Belgocontrol werden opgegeven, aangeduid; het stedenbouwkundige voorschrift B69 werd toegevoegd waarin wordt bepaald dat alle vaste constructies, aanplantingen bestaande uit hoogstammen en aanplantingen welke vogelzwermen aantrekken, verboden zijn in de parkzone (P); Overwegende dat de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening (GECORO) in de vergadering van 05 augustus 2004 in kennis werd gesteld van het voormelde ontwerp van aanlegplan; Overwegende dat de oppervlakte van het gebied waarop dit ontwerp betrekking heeft 53 ha 29 a bedraagt; Gelet op het eerste voorontwerp van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan waaruit blijkt dat de Stad onder meer de volgende doelstellingen heeft: het herwaarderen en gedifferentieerd verruimen van de woningvoorraad. In de rand van de kernstad wordt de mogelijkheid tot beperkte randstedelijke ontwikkeling opengehouden. Het gebied ten noorden van de oefenrenbaan tussen de Prins Roselaan en de Steensedijk komt in aanmerking voor het realiseren van een woonproject waardoor een kwalitatieve overgang tussen de stedelijke structuur en de open ruimte tot stand komt. Met de realisatie van dit woonproject worden de stadsdelen Stene en Mariakerke via de Steensedijk verbon-den; het herwaarderen en verruimen van de (stedelijke) open ruimte en haar publieke toeganke-lijkheid. Het randstedelijk groengebied Duinkerkseweg wordt aangeduid als een nieuw te ontwikkelen randstedelijk park, gelet op zijn bufferfunctie ten overstaan van de luchthaven, de toegankelijkheid vanuit het omliggende wonen en de beeldvorming naar de Duinkerkse-weg; 28/04/200 4 Aquafin nv 15 Overwegende dat dit ontwerp kadert binnen de taakstelling die Oostende zal worden toebe-deeld via de afbakening van het stedelijk gebied dat op zijn beurt een uitwerking is van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; Overwegende dat uit het voorontwerp van de voormelde afbakening duidelijk blijkt dat Oostende nog een zeer grote taak te vervullen heeft op het vlak van de realisatie van woongelegenheden; dat in het voormelde voorontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg rekening wordt gehouden met de vooropgestelde minimumrichtdichtheid inzake de bijkomende woonmogelijkheden in uitbreidingsgebieden met woonbestemming; Overwegende dat in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan de aanleg van nieuwe openlucht-recreatieve groene domeinen wordt aangemoedigd in gebieden met grote bevolkingsconcen-traties; Overwegende dat de opties van dit ontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg tevens in overeen-stemming zijn met het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen dat erop gericht is de stedelijke functies in het stedelijk gebied onder te brengen en te streven naar een grotere vermenging van deze functies; Overwegende dat, zoals in alle Bijzondere Plannen van Aanleg is vastgelegd, in het ontwerp is bepaald dat bouwwerken voor openbare diensten en gemeenschapsvoorzieningen in alle bestemmingszones kunnen worden toegelaten overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift ALG.5; Gelet op de artikelen 14, 18, 19 en 21 van het Decreet betreffende de ruimtelijke ordening gecoördineerd bij het Besluit van 22 oktober 1996 van de Vlaamse Regering, bekrachtigd bij het Decreet van 04 maart 1997 van het Vlaamse Parlement; Gelet op het Besluit van 02 februari 1994 van de Vlaamse Regering tot aanwijzing van de besturen en instanties die om advies moeten worden gevraagd; Gelet op de richtlijnen ter zake die zijn vervat in de publicatie "Beleidsaspecten Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen" uitgaande van de gemeenschapsminister voor Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en Natuurbehoud; Gelet op de omzendbrief van 25 januari 1994 van de Vlaamse minister bevoegd voor de Ruimte-lijke Ordening waarbij toelichting wordt verstrekt betreffende de te volgen procedure in verband met de goedkeuring van gemeentelijke plannen van aanleg; Gelet op het gewijzigde Decreet van 18 mei 1999, houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening; Gelet op het Besluit van 23 september 1997 van de Vlaamse Regering, houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; Gelet op het Decreet van 17 december 1997, houdende bekrachtiging van de bindende bepalingen van het Besluit van 23 september 1997 van de Vlaamse Regering, houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; Gelet op het Ministerieel Besluit van 06 maart 2002, houdende de goedkeuring van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan WestVlaanderen; Gelet op het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen waterbeleid; Gelet op de artikelen 30 en 33 van de Stedelijke verordening op de bouwwerken, waarbij de ver-plichting is opgelegd een hemelwaterput te 16 voorzien en de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere woningen te voorzien; Gelet op het voorstel van 09 augustus 2004 van het College van Burgemeester en Schepenen; Bij hoofdelijke oproep met 32 stemmen voor, 2 stemmen tegen, bij 0 onthoudingen: Hebben voorgestemd: mevrouw Hilde Veulemans, de heer Yves Miroir, mevrouw Marina Willems, de heer Willy Labens, mevrouw Nancy Bourgoignie, de heren Bart Bronders, Johan Verstreken, Tom Germonpré, Paul Van Laer, Philippe Boutens, Christian Verougstraete, Eddy Tulpin, Marc Quatacker, Alain Delanghe, mevrouw Annemie Dewinter, de heer Jean-Marie Dedecker, mevrouw Nadine De Sloovere, de heer Didier Ramoudt, mevrouw Myriam Azou, de heer Bart Tommelein, mevrouw Vanessa Vens, de heer Arne Deblauwe, mevrouw Nancy Moyaert, de heer Roland Vandenberghe, mevrouw Marijke Verhulst, de heer Daniël De Keyser, mevrouw Fabiola Depoorter, de heer Rudy Seldenslach, mevrouw Kelly Debreuck, de heren Jan Nuytten, Kristof Schottey, Jean Vandecasteele. Hebben tegengestemd: de heren Geert Lambert, Wil Inghelbrecht, 17 BESLIST: Art. 1 Neemt het ontwerp van wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg 107 ‘Steensedijk-Duinkerkseweg’, omvattende een plan van de bestaande toestand juridisch, een plan van de bestaande toestand fysisch en een bestemmingsplan met afzonderlijke stedenbouwkundige voorschriften, voorlopig aan. Art. 2 Stelt dit ontwerp in openbaar onderzoek overeenkomstig de vigerende wetgeving. 18