De heren Willy Van Hulle en Dirk Coghe verlaten de

advertisement
De heren Willy Van Hulle en Dirk Coghe verlaten de vergadering.
721/04/1.5.6/107/IM
74.- BEDRIJF VOOR GROND- EN BOUWBELEID – RUIMTELIJKE ORDENING EN
STEDEN-BOUW – ONTWERP VAN WIJZIGEND BIJZONDER PLAN VAN AANLEG
107 ‘STEENSEDIJK-DUINKERKSEWEG’: VOORLOPIGE AANNEMING
WIL INGHELBRECHT.- Mijnheer de Schepen, eigenlijk had ik u met dit
Bijzonder Plan van Aanleg willen feliciteren. Eindelijk wordt immers
een bijzonder plan van aanleg opgemaakt in een woon-uitbreidingsgebied
waarbij men afstapt van de typische verkavelingsvorm van de
alleenstaande woning op een individueel stuk grond. Zoals algemeen
gekend is deze vorm van woningbouw enorm ruimteverslindend, dus
milieuonvriendelijk en kost ze de gemeenschap handenvol geld. In dit
Bijzonder Plan van Aanleg echter wordt resoluut gekozen voor een
woningtypologie die hiertegen ingaat, nl. halfopen bebouwing en
rijbebouwing. Een keuze die toe te juichen valt, gezien de grote druk
op de open ruimte, zeker in Oostende.
Tot hier niets dan goeds over dit Bijzonder Plan van Aanleg.
Echter, zoals u bekend is de luchthaven Oostende-Brugge (de naam is
blijkbaar nog steeds niet veranderd) ingevolge haar milieuvergunning
van 13 april 2000 en 18 oktober 2000, ertoe gehouden om het aantal
potentieel ernstig gehinderden binnen de Ldn-geluidscontour van
55 decibel (A) niet te laten stijgen t.o.v. het referentiejaar 2000.
De realisatie van dit Bijzonder Plan van Aanleg voorziet de bouw van
een 500-tal nieuwe woningen en dit binnen de geciteerde
geluidscontouren en dan spreekt het voor zich dat hierdoor het aantal
ernstig gehinderden, zelfs bij gelijkblijvende vliegbewegingen op de
luchthaven, in grote mate zal toenemen. Dit laatste is geen bewering
van mij, maar is een letterlijk citaat uit het advies van de
Luchthavendirectie aan de stad Oostende.
Met andere woorden: dat door de realisatie van dit Bijzonder Plan van
Aanleg het aantal mensen dat grote hinder van de luchthaven zal
hebben, ernstig zal toenemen, valt niet te ontkennen en ook niet door
het Stadsbestuur. Dit is voor ons dan ook onaanvaardbaar.
Des te meer -dat is bekend- dat nu al, bij de huidige milieuvergunning
en bij de huidige bebouwing rond de luchthaven, het aantal toegelaten
ernstig gehinderden in 2003 met maar liefst 25 % overschreden is. Wat
is dan nog de waarde van een milieuvergunning als deze blijkbaar
systema-tisch overschreden wordt?
Ik heb het hier dan enkel over de geluidshinder. Ook de geurhinder -zo
kunnen wij letterlijk in het dossier lezen- zal aanzienlijk toenemen.
Let wel, ik ontken geenszins de noodzaak aan bijkomende
woongelegenheid in Oostende. Integendeel, maar het kan toch niet zo
zijn dat bij de creatie van dit woongebied de conflictstof als het
ware ingebakken zit, dat de woon- en leefkwaliteit al op voorhand
gehypothekeerd is, verplichte geluidsisolatie of niet, terwijl overal
elders in de stad, juist inspanningen gedaan worden om de
omgevingskwaliteit van de woongebieden ter verhogen.
1
Het antwoord op de woningbehoefte van de stad Oostende is dan ook niet
uitbreiden richting luchthaven, maar realiseren van ruimtebesparende
verkavelingen -anders dan in het verleden- een intensief
renovatiebeleid, verdichting, een doorgedreven strijd tegen de
leegstand, enz.
Tenzij, natuurlijk men er toch eens zou over nadenken dat de
luchthaven voor Oostende misschien toch niet zo’n zegen is, dat zij
een voortdurende claim legt op de stedelijke ontwikkeling van
Oostende, dat tewerkstelling op deze site misschien op een andere
manier kan worden gerea-liseerd, tenzij m.a.w. het bestaan van de
luchthaven zelf in vraag wordt gesteld.
Ik heb echter al eerder begrepen dat dit geen optie is van het
Stadsbestuur. Misschien is het nu tijd om keuzes te maken. De
strategie om de kool én de geit te sparen -om én een luchthaven én een
kwalitatieve woonomgeving te realiseren- komt toch steeds meer in het
gedrang.
Bij de bespreking van het gewijzigde Gewestplan in de Gemeenteraad,
vier jaar geleden, heb ik toen al gewezen op de gevaren van de
realisatie van dit woonuitbreidingsgebied in de onmid-dellijke
omgeving van de luchthaven en de gevolgen hiervan voor de woon- en
leefkwaliteit voor deze site. Mijn amendement hierover werd toen
echter met een grote meerderheid afgewezen. Het is echter niet te laat
om hierop terug te komen.
Ik wil dan ook de stemming vragen over dit punt, na de nodige
replieken.
Ten slotte een tip voor de actiegroep die zich bezighoudt met de
problematiek van de luchthaven. Ik raad hen aan een verkoopskantoortje
van lidkaarten te openen naast het verkoopskantoor van de
bouwpromotor. Succes gegarandeerd!
BART TOMMELEIN.- Mijnheer de Schepen, wij juichen toe dat er
bijkomende bouwgelegenheid gecreëerd wordt in Oostende, maar ik stel
mij toch vragen over het feit dat het Woonbehoefteplan van Oostende
uitgaat van de huidige situatie. Ik lees in de krant dat u zegt: neen!
Ik ga niet akkoord met collega Inghelbrecht die zegt dat daar geen
ruimte is voor volledig open bebouwing. Wij staan er nooit bij stil
dat door de huidige mix van onze bevolking onze Stadskas steeds meer
in de problemen komt. Ik kan begrijpen dat men probeert aan de sociale
woningbouwnood te voldoen, want in Vlaanderen is dit een zeer groot
probleem, doch ik meen dat wij daarbij de
privé-sector meer moeten betrekken. Ook kan ik begrijpen dat men
zoveel mogelijk mensen de kans wil geven om op deze locatie te wonen.
Ik weet waarover ik spreek, want ik woon daar ook. Toch stel ik mij de
vraag -in het algemeen, gelijk welke keuze u nu maakt, Mijnheer de
Schepen- of er in de toekomst wordt nagedacht om in Oostende wél
ruimte te scheppen voor mensen die groter willen wonen, die open
bebouwing willen, maar die dan tegelijkertijd -dat is heel ons
belastingsysteem, wat de Stad betreft- opcentiemen -die wij trouwens
deze legislatuur verhoogd hebben- en ook gemeentebelastingen betalen.
Een groot huis betekent ook een groter inkomen en eveneens grotere
inkomsten voor de Stad. Ik heb al meermaals in deze Gemeenteraad
2
gezegd dat wij een verkeerde bevolkingsmix hebben in onze stad. Het is
geen verwijt, maar een vaststelling dat wij een verouderde bevolking
hebben en dat, wat sociale afkomst betreft, deze niet tot de meest
rooskleurige van het land behoort, wat dan ook nefast is voor de
inkomsten van de Stad.
3
Ten tweede. Ik zou eventjes willen repliceren op de heer Inghelbrecht.
Men moet kritisch zijn over de mogelijkheid tot wonen en het
voortbestaan van de luchthaven. Ik meen dat als men van zeer zware
hinder spreekt, het niet verantwoord is dat er ofwel grotere
vliegtuigen met zwaardere motoren komen ofwel nieuwe woningbouw. In
het verleden was de aanvliegroute van en naar de luchthaven met
bijvoorbeeld Stene-Dorp -zeker midden de jaren ’90- een zwaar
probleem. Opnieuw weet ik waarover ik spreek, want ik woonde toen
daar. De actiegroep heeft gelijk om te wijzen op het evenwicht tussen
ecologie en economie, maar moet ook niet overdrijven. Zware hinder is
op die locatie niet aanwezig. Het enige waarin wij eerlijk moeten zijn
-wat ik al dikwijls gezegd heb- is dat wij daar af en toe hinder
hebben van kerosinegeur, als de windrichting verkeerd zit. Van
geluidshinder, Mijnheer Inghelbrecht, kan men daar niet spreken.
WIL INGHELBRECHT.- En wat zegt de milieuvergunning?
BART TOMMELEIN.- Die milieuvergunning kan zeggen wat zij wil, ik woon
daar en er is daar geen geluidshinder! Blijkbaar gelooft men dat niet.
Bepaalde mensen willen per se beweren dat daar wel geluidshinder is.
Er is op deze locatie geen geluidshinder, maar wel geurhinder op
bepaalde momenten!
GEERT LAMBERT.- Mijnheer de Voorzitter, ik vind dit een vervelende
discussie. Wij hebben, tijdens de periode waarbij ik deel uitmaakte
van het College, deze omgeving al een paar keer besproken. Toen was ik
al tegenstander van bewoning op deze locatie. Niet omdat ik -dat is
misschien het verschil met de heer Inghelbrecht- een principiële
tegenstander zou zijn van de luchthaven, dat ben ik niet. Ik meen dat
de luchthaven bepaalde potentiële kansen kan bieden aan Oostende. Wij
kunnen dat debat voeren, maar moeten dat nu niet doen. Ik ben geen
voorstander, weliswaar in de grote wetenschap dat wij in Oostende
bouwgrond nodig hebben en dat het goed zou zijn voor de Stad om nieuwe
woningen te kunnen laten aangroeien, om op deze locaties dit te
stimuleren. Indertijd hebben wij -dat was altijd een fundamentele
kritiek op de plannen destijds- allemaal -het merendeel van de
politici hier rond de tafel- gezegd dat de fouten van het verleden om
bouwvergunningen toe te kennen in het verlengde van de startbaan en de
aankomstroutes van de luchthaven, hebben gezorgd dat wij bijna zelf
actiecomités hebben gecreëerd.
Ik ben het niet eens met uw stelling, Mijnheer Tommelein, dat daar
geen hinder zal zijn. Het betreft werkelijk buren van de luchthaven.
Deze mensen zullen de luchthaven zien, en zeggen: “voor ons kan het
geen kwaad”, maar zullen jammer genoeg wel de eerste klagers zijn.
Daar begaan wij een echte fout, hoezeer dat Bijzonder Plan van Aanleg
ook normen oplegt en wij de huizen laten isoleren, vrees ik dat wij
dit toch zullen creëren. Om die reden ben ik geen voorstander van dit
Bijzonder Plan van Aanleg, hoewel ik de oprechte bezorgdheid om nieuwe
woningen wel deel.
JEAN-MARIE DEDECKER.- Mijnheer de Burgemeester, wij moeten hier geen
debat voeren over de luchthaven, of er nu wel of geen hinder is en of
ik er nu wel of niet woon. Ik woon er vlakbij, wel er is hinder en er
is kerosinegeur! Wat mij interesseert, is of men met dergelijke
investeringen, met de aanleg van dergelijke terreinen, de personen aan
4
wie men de grond verkoopt wel degelijk duidelijk maakt wat zij
aankopen. Dat men niet als instelling, als gemeente, de kiem legt voor
terug allerhande klachten en dergelijke meer. De toekomstige bewoners
moeten er zich bewust van zijn dat zij zullen wonen in een dergelijke
buurt. Dit moet duidelijk worden gesteld en misschien in de akte
worden bepaald dat als men aan de luchthaven woont, men weet dat daar
vliegtuigen vliegen en dat men niet als men er enige tijd woont,
allerhande klachten moet indienen. Ik vind het belang-rijk om dat
juridisch te voorkomen. Natuurlijk kan men zeggen dat wij in de
toekomst niet weten welke type vliegtuigen er zullen vliegen. Of er
een nieuwe Ghanese compagnie komt, een uit Egypte of nog een andere
uit Zambia, die waarschijnlijk met zeepkisten vliegt? Daarvoor zijn
allemaal regels. De mensen die er komen wonen, moeten klaar en
duidelijk, misschien in een notariële akte, weten dat het over de
luchthaven gaat en dat er geen klachten meer moeten worden ingediend
als men daar reeds woont. Als men aan het water woont, kan men er met
de voeten in belanden!
BART BRONDERS, schepen.- Ik zal proberen te antwoorden in volgorde van
de tussenkomst van de sprekers.
Mijnheer Inghelbrecht, bedankt voor de felicitaties, althans wat
betreft de nieuwe woonvormen die wij willen introduceren met dit
Bijzonder Plan van Aanleg.
Het aantal gehinderden zal toenemen, zegt u. Hinder ondervinden is
subjectief. Er zijn mensen -ik verwijs naar oud-Raversijde- die op het
luchthaventerrein wonen en die hoor ik nooit klagen. Ik zeg niet dat
die anderen geen hinder ondervinden, ik zeg alleen dat het subjectief
is. Sommigen storen zich daaraan -misschien terecht- en anderen dan
weer niet. Het criterium van de toename van het aantal ernstig
gehinderden -het citaat dat u hebt gehaald uit het advies van de
luchthaven zelf, waarbij wordt verwezen naar de afgeleverde
milieuvergunning in 2000- klopt natuurlijk. Al was het maar dat naar
mijn oordeel dit criterium als vergunningsvoorwaarde onwettig is.
Waarom? Minstens wanneer dat interfereert in een toepassing van andere
wetgevingen. Het gaat niet op dat men via een milieuvergunning de
stedenbouwwetgeving zou herschrijven. Stedenbouw heeft zijn eigen
regelgeving met eigen procedures en de milieuvergunning kan daarin
niet interfereren.
Hoe komt het dat het aantal gehinderden is toegenomen? Niet omdat de
hinder de laatste jaren op de luchthaven is toegenomen. Wij kunnen
daarmee weinig rekening houden, althans vanuit het stedenbouwkundig
oogpunt. Dat is ook de reden waarom het College van Burgemeester en
Schepenen onlangs in zijn advies omtrent de nieuwe
milieuvergunningsaanvraag heeft geadviseerd dat de
exploitatievoorwaarden niet zouden worden gekoppeld aan het aantal
potentieel gehinder-den, doch wel aan de hinder zelf, aan de
exploitatie zelf. Het aantal gehinderden neemt toe, los van enige
actie van de luchthaven. Dat is dus zeer jammer. Men kan enerzijds
moeilijk de lucht-haven daarmee in diskrediet brengen, maar men mag
anderzijds niet verlangen dat wij nu zeggen: wij zullen nergens in
Oostende meer bijbouwen, want er zal altijd wel iemand ermee gehinderd
zijn. U zal onmiddellijk aanvaarden dat dit niet kan.
5
Mijnheer Inghelbrecht, u zetelt in een minderheidspartij en het is
natuurlijk gemakkelijk vanuit de minderheidspartijen altijd het ideaal
denkbare voor te stellen als een te nemen optie. Wij -vanuit de
bestuursmeerderheid en vanuit het College van Burgemeester en
Schepenen- moeten kiezen tussen het ideaal denkbare en het praktisch
haalbare en daartussen een evenwicht zoeken.
U zegt: u spaart de geit en de kool. Neen, ik zal geen discussie
voeren over het al dan niet nuttig zijn van de luchthaven. Ik stel
alleen vast dat toch bijna alle democratische partijen -u was niet
uitgenodigd op die vergadering door een misverstand- en alle socioeconomische partners in Oostende een zeer grote consensus hebben
bereikt omtrent de mogelijk beperkte ontwikkeling van de luchthaven,
waar er rekening wordt gehouden met milieu-technische eisen.
Het is ook zo dat de stad Oostende vanuit het Ruimtelijk
Structuurplan, vanuit de afbakening van het stedelijk gebied, een
welomstreden en zware taak heeft toebedeeld gekregen wat het creëren
van het aantal nieuwe woningen betreft. Het is opgelegd vanuit de
hogere overheid, zij het wel na overleg met het Stadsbestuur en andere
partners, maar het is een gegeven. Wij hebben deze zware taak vanuit
het Ruimtelijk Structuurplan een beetje kunnen verminderen naar
aanleiding van de afbakening van het stedelijk gebied, omdat dit ons
realistischer leek. Toch staat nu al vast dat wij zelfs de
taakstelling vanuit het stedelijk gebied niet volledig zullen kunnen
waarmaken bij gebrek aan bouwgrond.
U zegt dat wij meer moeten renoveren, bestaande sites herbestemmen,
leegstand bestrijden. U moet mij eens zeggen waar wij dit niet doen!
Denk aan het Militair Hospitaal, toch een mooi
herbestemmingsprogramma, hetgeen wij ook voornemens zijn te doen met
andere kazernes die in de toekomst leeg zouden komen.
Als u zegt dat wij naar grotere verdichting moeten, ben ik het daarmee
niet eens. Het centrum van Oostende is al zo dicht, wij proberen daar
de bouwlagen te verlagen om de leefbaarheid te verhogen en dit is
volgens mij een andere discussie.
De derde beweegreden die wij in ogenschouw hebben genomen bij het
aanvaarden, het voorstellen van dit Bijzonder Plan van Aanleg, is dat
er tal van jonge gezinnen nu geen woning kunnen kopen in Oostende. Ik
zal ook onmiddellijk het antwoord geven aan de heer Tommelein, het is
geen sociale woningbouwproject, wij hebben hier duidelijk geopteerd
voor groepsbouw, eengezinswoningen, grondomsloten woningen, waarmee
wij een grote densiteit kunnen behalen. Enerzijds omdat deze taak is
opgelegd vanuit de afbakening, wij moeten daar 25 woningen per hectare
halen en anderzijds omdat wij de prijzen willen drukken. Willen wij
het voorschrift van de woningen, zoals het is opgenomen in het ontwerp
van Bijzonder Plan van Aanleg, waarmaken, dan kan men dat enkel
realiseren door woningen te verkopen. Er zal geen grond verkocht
worden, maar afgewerkte woningen. De grootte van die woningen wordt
bepaald in het Bijzonder Plan van Aanleg en zullen zeker een invloed
hebben op de prijs, zodat dit voor jonge tweeverdieners haalbaar is.
6
Met dit hele project beogen wij natuurlijk jonge gezinnen aan te
trekken, want het zijn die jonge gezinnen die grondomsloten woningen
willen kopen. Jonge gezinnen willen een ruime woning en een tuin, wel
daar zullen ze het hebben tegen een betaalbare prijs. U kent ook de
prijzen in Oostende en het is zelfs voor tweeverdieners dikwijls niet
meer mogelijk een gewone rijwoning aan te kopen. Wij willen daarin
tussenkomen.
Wij moeten veel aandacht hebben voor sociale huisvesting, maar wij
moeten ook aandacht hebben voor mensen die geen beroep doen op sociale
huisvesting en zich toch willen blijvend vestigen in Oostende. Het
heeft geen zin bijkomende werkgelegenheid te realiseren in Oostende,
zoals wij doen met het Plassendaleproject. Het heeft geen zin om onze
stad mooier en leefbaarder te maken, om de beleving in onze stad te
verhogen, wanneer wij er niet voor zorgen dat ook de mensen die
daarvan kunnen genieten, ook in onze stad kunnen wonen. Er zijn 101
redenen te bedenken om dit te ondersteunen.
Ten slotte, Mijnheer Lambert, u hebt het zelf gezegd, het
woonuitbreidingsgebied is bepaald in de laatste wijziging van het
Gewestplan. Daarin zijn de grote zones opgenomen als woonuitbreidingsgebied. Het was geen keuze van de Stad, doch van de Vlaamse Regering.
Los daarvan is dit een gegeven. Wanneer er interesse is om dit aan te
snijden en daarmee de woonbehoefte in Oostende voor een groot stuk op
te lossen -daarbij een doelgroep voor ogen te hebben, jonge gezinnen
in Oostende te vestigen en het betaalbaar te houden- dan meen ik dat
ook dit evenwicht is bereikt.
Hinder, nogmaals er zal hinder zijn, maar waar is geen hinder? Dat is
zo subjectief en ik herhaal het, als wij dit als enige criterium nemen
dan stel ik voor om onmiddellijk Raversijde, Middelkerke en Leffinge
te onteigenen en wellicht ook een groot stuk van Mariakerke. Als het
slecht wil, moeten wij onteigenen tot aan de Elisabethlaan. Wij kennen
die streek, Mijnheer Lambert, daar kan men ook kerosine ruiken. Dat is
geen criterium. Men moet er aandacht voor hebben en de
mensen, Mijnheer Dedecker erop wijzen wat zij kopen. Ik wil er ook op
wijzen dat de laatste jaren in elke verkoopsovereenkomst, die gelegen
is binnen de perimeter waar hinder kan zijn, altijd in de akten
uitdrukkelijk is vermeld dat dit een zone is waar hinder mogelijk is.
De kopers vergeten blijkbaar dikwijls de akten te lezen, maar in de
laatste jaren, kan niemand meer zeggen dat hij daarvan niet werd
verwittigd.
Ik wil nog even benadrukken dat met het Bijzonder Plan van Aanleg ook
een nieuw park wordt gecreëerd, dat de bufferzone verder wordt
ontwikkeld waardoor toch weer een groenscherm ten opzichte van de
luchthaven wordt gecreëerd. Ik kan nu nog niet zeggen of het hier om
hoog-stammige bomen zal gaan, dat zal wellicht niet lukken om reden
dat dit te gevaarlijk is voor de vliegtuigen, doch er komt wel een
groenzone. Er komt nog een studie -dat is ook bepaald in het Bijzonder
Plan van Aanleg- om te zien hoe men dit best kan ontwikkelen.
Dus, Collega’s, meen ik dat met dit plan een grote stap vooruit kan
worden gezet in de woon-behoefte van Oostende. Iedereen is altijd
7
welkom in Oostende. Wij belijden niet de retoriek dat wij jonge
gezinnen aantrekken, maar doen dit werkelijk.
WIL INGHELBRECHT.- Een paar korte replieken. Ten eerste. U stelt dat
die woonuitbreidingszone mogelijk gemaakt is door een wijziging van
het Gewestplan en dat dit gewestmaterie is. Nochtans werd die
wijziging indertijd wel aangevraagd door de stad Oostende. Het is op
aanvraag van de stad Oostende dat het Vlaamse Gewest die zone
omgeturnd heeft tot woonuitbreidingsgebied.
Ten tweede stelt u dat de wetgeving op de ruimtelijke ordening en de
milieuwetgeving al dan niet met elkaar interfereert. U bent daarin
meer bevoegd dan ik, maar eigenlijk hebben de bewoners daaraan geen
boodschap en doet dat niets af aan het al of niet aanwezig zijn van
hinder. De wetgeving is één zaak, het al of niet aanwezig zijn van
hinder een andere. Wat de wetgeving daarover zegt, die subjectieve
hinder blijft er.
Ten derde. U zegt: “dan moeten wij nergens meer bouwen!” Dat klopt
niet. Die zone is niet zomaar ergens, maar binnen de afgebakende
contouren van de ernstig gehinderden! Er zijn andere plaatsen denkbaar
met minder hinder.
Ten slotte stelt u: “u zetelt in de minderheidspartijen.” Dat klopt.
“U hebt gemakkelijk praten.” Dat klopt gedeeltelijk, maar het is juist
mijn taak als raadslid uit de minderheidspartijen om de meerderheidspartijen te wijzen op de mankementen, de tekortkomingen en op die
punten waar ze volgens ons tekortschieten en dat heb ik bij deze
gedaan.
DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Dat is juist, ik heb het ook twaalf jaar
gedaan.
GEERT LAMBERT.- Mijnheer de Voorzitter, ik oefen geenszins enige
kritiek uit op het feit dat er werk wordt gemaakt van het bouwen van
woningen, gericht naar jonge tweeverdieners, naar jonge gezinnen, naar
een beroepsgroep waarvan wij in Oostende de gemiddelde leeftijd een
stuk willen verminderen. Dat vind ik allemaal heel mooie, nobele
doelen. Daarover gaat mijn kritiek niet.
Mijnheer de Schepen, u hebt het zelf gezegd in uw antwoord. De hinder
stijgt niet, maar het aantal gehinderden wel door het feit dat ze
gebouwd hebben. Dit is nu hetgeen wat u in dit dossier zal doen. U zal
niet alleen op zichtafstand van een vliegtuig -elk stuk van Oostende
kan wel een vliegtuig zien- maar op directe wandelafstand, op
spuugafstand bijna -en ze zullen erop spugen, u weet dat- nieuwe
woningen bouwen. U mag duizend keer -juridisch weet ik wat dat
allemaal waard zal zijn- in aktes vermelden dat men er dan geen
kritiek meer op mag hebben. Ik voorspel dat de affiches daar zullen
worden uitgehangen. Ik vond de beeldspraak van de heer Inghelbrecht,
dat hij de actiecomités aanraadt om naast het verkoopkantoor een
kantoor te plaatsen om lidkaarten te verkopen, mooi uitgedrukt. Ik
raad het hen niet aan, maar dat is iets anders. Hij heeft voor een
stuk gelijk. U zal daar mensen krijgen die, op de hoogte van alles,
toch de grootste roepers zullen zijn en daardoor, in een essentiële
discussie in Oostende rond de toekomst van de luchthaven, een
8
bezwarend gegeven vormen. Dat vind ik een fundamentele keuze. Wij
hebben in Oostende een paar keer fundamenteel verkeerde keuzes
gemaakt. Wij zouden er de politieke pamfletten van de laatste twintig
jaar moeten op nakijken. Op uitzondering van één partij -waarvan één
lid hier eventjes diplomatiek afwezig is- hebben wij misschien
allemaal in onze politieke programma’s wel eens geschreven dat los van
de discussie over de luchthaven er één fundamentele fout is gemaakt,
namelijk dat men bouwvergunningen en bouwkavels heeft aangelegd in de
directe aanvliegroute of de directe omgeving ervan. Deze fout maken
wij hier nu opnieuw en dat vind ik jammer.
BART TOMMELEIN.- Collega Lambert heeft gelijk als hij zegt dat er in
het verleden fouten zijn gemaakt en dat op plaatsen waar het absoluut
niet hoorde -wat betreft de uitbreiding van de luchthaven of de
aanvliegroute- gebouwd is. Er zijn heel mooie voorbeelden waar de
hinder op een bepaald moment onaanvaardbaar en ontoelaatbaar was, nl.
Stene en Stenedorp. Enige tijd geleden hebben wij een bijzonder plan
van aanleg goedgekeurd voor sociale woningbouw op Stene en toen is
nagenoeg niet gereageerd. Dat is de plaats waar zware hinder mogelijk
is.
Mijnheer Lambert, u zegt dat er affiches zullen worden uitgehangen. In
de hele Prins Roselaan, die toch het dichtst bij de kavels ligt en
waar gebouwd zal worden, heb ik nog nooit één affche zien uithangen
tegen de luchthaven, omdat men teveel hinder heeft! Nog nooit! Ik vind
dat stemming-makerij. Als er zware hinder is, is het onaanvaardbaar
dat er gebouwd wordt. Op die plaats, is het aanvaardbaar. Ik heb het
ook al gezegd in mijn uiteenzetting, ik zeg niet dat er geen hinder
is, uiteraard gebeurt het af en toe dat er zware kerosinegeur hangt in
die wijk. Evenals bij de heer Dedecker en op de Steensedijk.
Als men spreekt over lawaaihinder, is dit absoluut aanvaardbaar en als
ik het goed begrepen heb, Mijnheer de Schepen, zal u een bos laten
aanleggen dicht bij de Duinkerkseweg en zullen de woningen dicht bij
de Steensedijk worden gebouwd. Als men over Stenedorp niets gezegd
heeft, vind ik dat men hier, in een dossier dat duidelijk veel minder
problemen heeft, dit ook niet moet doen. Als men hiervoor waarschuwt,
ga ik daarmee niet akkoord, Mijnheer Lambert.
JEAN-MARIE DEDECKER.- Ik wil er nog aan toevoegen, Mijnheer Lambert,
ik vind dat de mensen hun verantwoordelijkheid moeten nemen. Er
bevindt zich een aanvliegroute boven een school, wat veel gevaarlijker
is. Mijn persoonlijke mening is de laatste jaren niet veranderd, ik
vind dat er daar 340 prachtige hectare liggen om 1/3 bouwgrond, 1/3
natuurdomein en nog 1/3 recreatiepark te realiseren. Dat zal ook -dat
is niet het officieel standpunt van de VLD, maar mijn standpunt en
deze is ook niet veranderd- veel beter zijn dan de verlieslatende
luchthaven die men moet rechttrekken met allerhande nieuwe
cargomaatschappijen. Ik ga wel 100 % akkoord met de meerderheidspartijen als zij dit willen verkavelen. De verantwoordelijkheid ligt
bij de kopers, zij weten dat er lawaaihinder en kerosinegeur kan zijn.
Op de Konterdam, langs de autostrade, moet men ook niet klagen dat er
auto’s passeren!
9
GEERT LAMBERT.- Ik ben het daar allemaal principieel mee eens, maar de
realiteit is niet zo. Wij wisten dit destijds ook, bij de aanleg van
de de wijken op Stene.
Mijnheer Tommelein, indien er enkele gemeenteraden geleden een sociaal
bouwproject gepasseerd is, pleit ik voor mijzelf schuldig, want dan
heb ik dat niet opgemerkt. Mijn stellingname was gedu-rende mijn hele
politieke periode dezelfde, Mijnheer Miroir, toch wel! Dan pleit ik
dus schuldig, dan heb ik dat waarschijnlijk niet gezien en was dit een
stommiteit van mijzelf. Nochtans doet niets af van het feit dat ik
vandaag nog altijd die mening verkondig.
WIL INGHELBRECHT.- Ten eerste stel ik vast dat de heer Tommelein de
hele milieuvergunning in vraag stelt, maar ook alle studies,
documenten, onderzoeken en uitspraken van prominente professoren, die
geleid hebben tot die milieuvergunning en de contouren, vastlegden. Ik
heb die niet vastgelegd, de omwonenden ook niet! De milieuvergunning
is het resultaat van deze studies en onderzoeken. En als daar
vastgesteld wordt dat men binnen die zone ernstige hinder van de
luchthaven ondervindt, dan weet ik niet hoe de heer Tommelein dat
durft in vraag te stellen.
Ten tweede stel ik vast dat in de laatste discussie de
verantwoordelijkheid een beetje verlegd wordt naar de potentiële
kopers. Zij hebben natuurlijk een grote verantwoordelijkheid en ik wil
dit niet ontkennen. Toch wil ik wijzen op de initiële
verantwoordelijkheid van het Stadsbestuur die daar in eerste instantie
huizen laat bouwen. Pas in tweede instantie zijn de potentiële kopers
verant-woordelijk.
DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Vooraleer ik het woord geef aan schepen
Bronders, wil ik een nuance leggen. Als er een vliegtuig landt of
opstijgt, heeft men, in de contouren, die de vermaarde professoren
vastgelegd hebben, hinder. Dat klopt uiteraard. Het maakt natuurlijk
ook nog enig verschil of er per uur tien vliegtuigen komen of twee per
twaalf uur.
Ik herinner mij de situatie toen de heer Tommelein en ikzelf nog buren
waren, letterlijk, op Stene, in het midden van de jaren ’90 en wij -de
heer Lambert was toen nog Schepen- het initiatief geno-men hebben om
onder meer via minister Baldewijns vervroegd de oudere toestellen te
verbieden om de luchthaven aan te doen. Wij hebben zelf het initiatief
genomen en dankzij die ministers hebben wij versneld kunnen laten
uitvoeren dat die oudere toestellen niet meer op de luchthaven konden
landen of vertrekken. Dat is een duidelijke keuze die men maakt. U
kent de stelling van de meerderheidspartijen. Wij zijn voor een
evenwichtiger luchthaven, een luchthaven die economisch moet kunnen
overleven, maar ook aandacht moet hebben voor de milieuleefbaarheid
van de omgeving. Vandaar ook dat, als u het advies van het
Stadsbestuur bekeken hebt in verband met de milieuvergunning,
aangevraagd door de autoriteiten van de luchthaven, niet door de Stad,
men heel duidelijk merkt dat de visie van de Stad is om ’s nachts niet
meer dan twee bewegingen toe te laten –ik woon in Stene, ze vliegen
over mijn huis, ik weet dus wat het is- en wij niet van plan zijn DHL
aan te trekken naar Oostende.
10
Wij hebben ook in ons advies geschreven dat wij wel een groei kunnen
zien overdag, maar dat deze beslissing moet gebeuren met een
voorafgaand overleg. Met andere woorden, de beslissing om daar te
laten bouwen hangt samen met de visie om in de luchthaven een leefbare
activiteit toe te laten. Dat is een verandering ten opzichte van de
stelling van 30 jaar geleden toen het Gewest-plan van 1977 grote
kavels realiseerde en die ons toen al -en ook het toenmalige
Stadsbestuur, wij moeten daarin eerlijk zijn- in een positie plaatste
dat het onmogelijk was bouwen niet toe te laten, want dan zou de Stad
opdraaien voor alle planschade. De zaak ging over honderden miljarden
frank en dat is voor een stad als Oostende onmogelijk. Men kan het ene
niet loskoppelen van het andere, het is niet zwart-wit. Enerzijds is
het een duidelijke keuze van dit Stadsbestuur om te zeggen dat de
luchthaven moet kunnen, maar de milieu-effecten haalbaar moeten zijn.
Anderzijds hebben wij kleine kavels bouwgrond nodig voor jonge
gezinnen die toch ergens moeten kunnen wonen. Vergeet niet dat onze
stad voor de helft aan de Noordzee grenst. Wij moeten een oplossing
vinden om dat evenwicht te behouden.
De bevolking van Oostende groeit, er komen veel oudere personen, maar
ook veel anderen. Waaraan zie ik dat? De aanvullende personenbelasting
is niet veranderd. Ondanks de ongewijzigde toestand zie ik dat ze 15 %
meer opbrengt. Dat betekent dat de inkomens, zoals pensioenen of
vervangingsinkomens, die fiscaal anders benaderd worden dan loon- en
weddetrekkenden, overtroffen worden door mensen die andere
activiteiten uitvoeren waardoor de inkomens stijgen, wat wij
broodnodig hebben door de liberalisering van de energiemarkt, maar dat
is een ander verhaal. Daaraan merk ik dat de gezonde bevolkingsmix,
die wij allemaal moeten nastreven, op het terrein gerealiseerd wordt.
Ik zou zeggen: geen paniek.
Wat zien wij als toekomst voor de luchthaven? Twee zaken die nodig
zijn voor de stad, meer bouwgrond, maar ook werk voor de mensen die er
komen wonen, dat kan men niet loskoppelen.
BART BRONDERS, schepen.- Ik zou alleen nog dit willen zeggen. Mijnheer
Lambert, als wij niets moeten ondernemen telkens wanneer er een risico
bestaat op klagers -u weet dat het alleen de klagers zijn die men
hoort, wie tevreden is zwijgt meestal- zouden wij in deze stad
bijzonder weinig moeten doen. Dit kan zeker geen criterium zijn. Ik
meen dat de Burgemeester en ikzelf daarnet voldoende de redenen hebben
uiteengezet, samen met de andere raadsleden, waarom dit project daar
juist wel getolereerd moet worden.
WIL INGHELBRECHT.- Ik had in mijn eerste tussenkomst duidelijk de
stemming gevraagd.
DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Als ik het Huishoudelijk Reglement had
doen toepassen, Mijnheer Schottey, dan had ik eigenlijk alle andere
sprekers moeten kortsluiten.
WIL INGHELBRECHT.- Neen, in mijn interpellatie staat letterlijk: ik
wil de stemming vragen op dit punt, na de nodige replieken.
DE BURGEMEESTER-VOORZITTER.- Het is maar een kleine plaagstoot.
De stemming, Mijnheer de Stadssecretaris.
11
DE GEMEENTERAAD,
Gelet op het Bijzonder Plan van Aanleg 107 ‘SteensedijkDuinkerkseweg’ dat bij een Ministerieel Besluit van 21 april 1987
werd goedgekeurd voor het gebied dat begrensd wordt door de
Steensedijk, de Torhoutsesteenweg, de Duinkerkseweg, de Legeweg en
de Prins Roselaan;
Overwegende dat dit Bijzonder Plan van Aanleg met uitzondering van
het gedeelte langs de Prins Roselaan, bestemd als WP-zone, bij een
Ministerieel Besluit van 21 februari 1994 werd gewijzigd;
Gelet op het Gewestplan ‘Oostende-Middenkust’ dat bij een Koninklijk
Besluit van
26 januari 1977 werd vastgesteld dat het voormelde plangebied deels
bestemt als woongebied, deels als parkgebied, deels als gebied voor
dagrecreatie met een reservatiestrook voor aan te leggen wegen en
deels als gebied voor gemeenschaps- en openbaar-nutsvoorzieningen;
Gelet op het gewijzigde Gewestplan ‘Oostende-Middenkust’ dat bij een
Besluit van 13 juli 2001 van de Vlaamse Regering definitief werd
vastgesteld, waarin:
 het parkgebied deels werd gewijzigd in woonuitbreidingsgebied en
deels in een gebied voor gemeenschaps- en openbaarnutsvoorzieningen ter uitbreiding van de bestaande school;
 het gebied voor dagrecreatie deels werd gewijzigd in parkgebied
waarvan een gedeelte met luchtvaarterfdienstbaarheden en deels in
woonuitbreidingsgebied;
Gelet op de omzendbrief van 25 januari 2002, houdende de wijziging
van de omzendbrief van 08 juli 1997 betreffende de inrichting en de
toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen waarin
wordt bepaald dat woonuitbreidingsgebieden uitsluitend zijn bestemd
voor groepswoningbouw tenzij de overheid over de ordening anders
beslist;
Overwegende dat de aanwending van deze reservemogelijkheden binnen
het aanbodbeleid past dat in het kader van het afbakeningsproces van
de stedelijke gebieden en de woonkernen wordt vooropgesteld;
Overwegende dat door de opmaak van een wijzigend Bijzonder Plan van
Aanleg, waarin onder meer het aansnijden van het voormelde
woonuitbreidingsgebied is voorzien, de opmaak van een
woonbehoeftestudie of het verkrijgen van een principieel akkoord
niet zijn vereist;
Gelet op het voorontwerp van wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg 107
‘Steensedijk-Duinkerkse-weg’, dat een gebied omvat dat begrensd
wordt door de Steensedijk, de Torhoutsesteenweg, de Duinkerkseweg,
de Legeweg en de Prins Roselaan;
Overwegende dat dit voorontwerp de volgende opties omvat:
Voor de in bovenvermelde gewestplanherziening voorziene
woonuitbreidingsgebieden wordt de bestemming 'woonzone' opgetekend
met de uitdrukkelijke bedoelinrp van wijzigend aanlegplan door het
College van Burgemeester en Schepenen principieel werd aanvaard in
de vergadering van 26 januari 2004;
Overwegende dat dit voorontwerp aan alle betrokken besturen en
instanties voor advies werd toegestuurd op 27 februari 2004;
Overwegende dat de volgende adviezen werden ontvangen:
DATUM
ADVIESINSTANTIE
ADVIES
12
18/03/200
4
Riolendienst
09/03/200
4
Vlaamse
Vervoermaatschappij De
Lijn
Internationale
Advies Belgocontrol moet worden
Luchthaven Oostendeingewonnen. Gunstig advies voor de
Brugge
bouwvrije hoogtes voor de
obstakelvrije vlakken van
landings- en op-stijgingsbanen.
Negatief advies betreffende de
voorgestelde woningbouw ofwel
dwingende bepalingen opnemen in
stedenbouwkundige voorschriften
inzake de geluidsisolatie.
Voorbehoud van voorschrift B1.
Aanvullende studie nodig inzake de
ontwikkeling van de parkzone.
Provinciale
Voorwaardelijk gunstig:
Planologische Dienst
Stelt zich vragen of het voorzien
van een open-bare groenzone een
meerwaarde zal bieden voor de
aangelegen woonzones (W7&W11).
Bepalingen betreffende de overgang
tussen beide zones ontbreken. Wat
met een overgang tussen het
parkgebied en de ambachtelijke
zone aan de Torhoutsesteenweg.
Pleit voor een meer transparante
invulling van de W11-zone. Uitleg
gevraagd de veelheid van de
verschillende woonzones. Aandacht
ge-vraagd voor de kwaliteit van
het bestaande woonlint langs de
Steensedijk.
Het formuleren van een totaalvisie
op het plangebied of delen ervan
is aangewezen.
Inzake voorschrift B7 wordt
voorgesteld te stellen wanneer te
hoge gebouwen voor meer dan 40 %
worden verbouwd, de verbouwing
enkel kan worden goedgekeurd als
de toege-stane bouwhoogte wordt
gerespecteerd.
Tot slot nog enkele vormelijke
opmerkingen.
afdeling Ruimtelijke
Dit voorontwerp kadert in de
Planning
taakstelling die Oostende is
toebedeeld via de afbakening van
het stedelijk gebied. De opties
zijn in overeen-stemming met het
04/03/200
4
12/03/200
4
24/03/200
4
Geen melding gemaakt van twee
gravitaire hemelwatercollectoren
en het bufferbekken van Aquafin.
Alle bestaande waterlopen zijn
niet vermeld op het plan.
Gunstig advies.
13
17/03/200
4
Exploitatie Wegen
West-Vlaanderen
24/03/200
4
31/03/200
4
Lokale Politie
Oostende
afdeling Ruimtelijke
Ordening WestVlaanderen
Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen.
De grenzen van de zones W7 t/m W11
moeten eenduidig en definitief
worden vastgesteld.
De gemaakte keuzes moeten beter
onder-bouwd worden:
verduidelijking betreffende
ontsluiting van de diverse zones –
meerwaarde tussen groenzone en
zone voor openbaar nut 01 en
woonzone W7.
Betere afstemming van de
voorschriften op de tabel is
noodzakelijk.
N33 Torhoutsesteenweg: de rooilijn
van de ambachtelijke zone moet op
13 m worden ingetekend.
N341 Duinkerkseweg: de rooilijn
valt samen met de grens van het
openbare domein.
Inzake mobiliteit geen
opmerkingen.
In het kader van de afbakening van
het regio-naal stedelijk gebied
moet het ontwerp Bijzonder Plan
van Aanleg afgestemd worden op de
vooropgestelde dichtheden van
10w/ha.
Memorie van toelichting bevat geen
informatie inzake het statuut van
bestaande al dan niet vervallen
verkavelingen in het plangebied.
Opmerkingen betreffende de
stedenbouw-kundige voorschriften.
Geen bezwaren.
07/04/200 afdeling Natuur-cel
4
Kustzone
Overwegende dat op 16 maart 2004 en 29 maart 2004 een aanvullend
advies werd gevraagd aan Belgocontrol respectievelijk aan Aquafin nv
en De Groote West-Polder;
Overwegende dat de volgende adviezen werden ontvangen:
08/04/200 Belgocontrol
Voorlopig negatief advies:
4
voorontwerp niet conform met
ontwerp studiebureau Dumoulin
aanvaard door Belgocontrol in juni
2003.
19/04/200 De Groote WestBinnen de achtertuinen en veelal
4
Polder
onder de be-bouwing van de huizen
langs de Steensedijk be-vindt er
zich een overwelving al of niet
functioneel (te onderzoeken).
Gunstig, mits bepaald wordt dat
binnen de 5 m naast een openbare
waterloop geen hinderlijke
aanplantingen, afsluitingen of
14
bouwwerken mogen worden geplaatst.
Onderhoud en exploitatie van het
spaarbekken moet mogelijk blijven.
Toestemming Aquafin nv nodig voor
bouw schuilhuisje in erfdienstbaarheidszone
Overwegende dat op 28 mei 2004 een plenaire vergadering met
betrekking tot dit voorontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg werd
gehouden waaruit is gebleken dat dit voorontwerp moet worden
aangepast;
Gelet op het definitieve advies van 06 juli 2004 van Belgocontrol
waarin de maximum toegelaten bouwhoogtes voor de diverse
bestemmingszones worden meegedeeld en waarin wordt gesteld dat in de
zone voor park (P) geen bouwwerken, geen hoogstammige aanplantingen
en geen aanplantingen die vogelzwermen aantrekken, toegelaten zijn;
Overwegende dat bij de opmaak van het ontwerp van wijzigend
Bijzonder Plan van Aanleg, omvattende een plan van de bestaande
toestand fysisch, een plan van de bestaande toestand juridisch, een
bestemmingsplan met afzonderlijke stedenbouwkundige voorschriften
rekening werd gehouden met de door de betrokken adviesverlenende
instanties geformuleerde opmer-kingen en met de resultaten van de
plenaire vergadering die op 28 mei 2004 werd gehouden:
 de tabel van de stedenbouwkundige voorschriften werd aangepast;
 op het bestemmingsplan werden alle maximum toegelaten bouwhoogtes
in de diverse bestemmingszones, die door Belgocontrol werden
opgegeven, aangeduid;
 het stedenbouwkundige voorschrift B69 werd toegevoegd waarin wordt
bepaald dat alle vaste constructies, aanplantingen bestaande uit
hoogstammen en aanplantingen welke vogelzwermen aantrekken,
verboden zijn in de parkzone (P);
Overwegende dat de Gemeentelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening
(GECORO) in de vergadering van 05 augustus 2004 in kennis werd
gesteld van het voormelde ontwerp van aanlegplan;
Overwegende dat de oppervlakte van het gebied waarop dit ontwerp
betrekking heeft
53 ha 29 a bedraagt;
Gelet op het eerste voorontwerp van het Gemeentelijk Ruimtelijk
Structuurplan waaruit blijkt dat de Stad onder meer de volgende
doelstellingen heeft:
 het herwaarderen en gedifferentieerd verruimen van de
woningvoorraad. In de rand van de kernstad wordt de mogelijkheid
tot beperkte randstedelijke ontwikkeling opengehouden. Het gebied
ten noorden van de oefenrenbaan tussen de Prins Roselaan en de
Steensedijk komt in aanmerking voor het realiseren van een
woonproject waardoor een kwalitatieve overgang tussen de
stedelijke structuur en de open ruimte tot stand komt. Met de
realisatie van dit woonproject worden de stadsdelen Stene en
Mariakerke via de Steensedijk verbon-den;
 het herwaarderen en verruimen van de (stedelijke) open ruimte en
haar publieke toeganke-lijkheid. Het randstedelijk groengebied
Duinkerkseweg wordt aangeduid als een nieuw te ontwikkelen
randstedelijk park, gelet op zijn bufferfunctie ten overstaan van
de luchthaven, de toegankelijkheid vanuit het omliggende wonen en
de beeldvorming naar de Duinkerkse-weg;
28/04/200
4
Aquafin nv
15
Overwegende dat dit ontwerp kadert binnen de taakstelling die
Oostende zal worden toebe-deeld via de afbakening van het stedelijk
gebied dat op zijn beurt een uitwerking is van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen;
Overwegende dat uit het voorontwerp van de voormelde afbakening
duidelijk blijkt dat Oostende nog een zeer grote taak te vervullen
heeft op het vlak van de realisatie van woongelegenheden; dat in het
voormelde voorontwerp van Bijzonder Plan van Aanleg rekening wordt
gehouden met de vooropgestelde minimumrichtdichtheid inzake de
bijkomende woonmogelijkheden in uitbreidingsgebieden met
woonbestemming;
Overwegende dat in het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan de
aanleg van nieuwe openlucht-recreatieve groene domeinen wordt
aangemoedigd in gebieden met grote bevolkingsconcen-traties;
Overwegende dat de opties van dit ontwerp van Bijzonder Plan van
Aanleg tevens in overeen-stemming zijn met het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen dat erop gericht is de stedelijke functies
in het stedelijk gebied onder te brengen en te streven naar een
grotere vermenging
van deze functies;
Overwegende dat, zoals in alle Bijzondere Plannen van Aanleg is
vastgelegd, in het ontwerp is bepaald dat bouwwerken voor openbare
diensten en gemeenschapsvoorzieningen in alle bestemmingszones
kunnen worden toegelaten overeenkomstig de bepalingen van het voorschrift ALG.5;
Gelet op de artikelen 14, 18, 19 en 21 van het Decreet betreffende de
ruimtelijke ordening gecoördineerd bij het Besluit van 22 oktober 1996
van de Vlaamse Regering, bekrachtigd bij het Decreet van 04 maart 1997
van het Vlaamse Parlement;
Gelet op het Besluit van 02 februari 1994 van de Vlaamse Regering tot
aanwijzing van de besturen en instanties die om advies moeten worden
gevraagd;
Gelet op de richtlijnen ter zake die zijn vervat in de publicatie
"Beleidsaspecten Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen" uitgaande van de
gemeenschapsminister voor Ruimtelijke Ordening, Landinrichting en
Natuurbehoud;
Gelet op de omzendbrief van 25 januari 1994 van de Vlaamse minister
bevoegd voor de Ruimte-lijke Ordening waarbij toelichting wordt
verstrekt betreffende de te volgen procedure in verband met de
goedkeuring van gemeentelijke plannen van aanleg;
Gelet op het gewijzigde Decreet van 18 mei 1999, houdende de
organisatie van de ruimtelijke ordening;
Gelet op het Besluit van 23 september 1997 van de Vlaamse Regering,
houdende de definitieve vaststelling van het Ruimtelijk Structuurplan
Vlaanderen;
Gelet op het Decreet van 17 december 1997, houdende bekrachtiging van
de bindende bepalingen van het Besluit van 23 september 1997 van de
Vlaamse Regering, houdende definitieve vaststelling van het Ruimtelijk
Structuurplan Vlaanderen;
Gelet op het Ministerieel Besluit van 06 maart 2002, houdende de
goedkeuring van het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan WestVlaanderen;
Gelet op het Decreet van 18 juli 2003 betreffende het algemeen
waterbeleid;
Gelet op de artikelen 30 en 33 van de Stedelijke verordening op de
bouwwerken, waarbij de ver-plichting is opgelegd een hemelwaterput te
16
voorzien en de afkoppeling van hemelwater afkomstig van particuliere
woningen te voorzien;
Gelet op het voorstel van 09 augustus 2004 van het College van
Burgemeester en Schepenen;
Bij hoofdelijke oproep met 32 stemmen voor, 2 stemmen tegen, bij 0
onthoudingen:
Hebben voorgestemd: mevrouw Hilde Veulemans, de heer Yves Miroir,
mevrouw
Marina Willems, de heer Willy Labens, mevrouw Nancy Bourgoignie, de
heren Bart Bronders, Johan Verstreken, Tom Germonpré, Paul Van Laer,
Philippe Boutens, Christian Verougstraete, Eddy Tulpin, Marc
Quatacker, Alain Delanghe, mevrouw Annemie Dewinter, de heer
Jean-Marie Dedecker, mevrouw Nadine De Sloovere, de heer Didier
Ramoudt, mevrouw
Myriam Azou, de heer Bart Tommelein, mevrouw Vanessa Vens, de heer
Arne Deblauwe, mevrouw Nancy Moyaert, de heer Roland Vandenberghe,
mevrouw Marijke Verhulst, de heer Daniël De Keyser, mevrouw Fabiola
Depoorter, de heer Rudy Seldenslach, mevrouw
Kelly Debreuck, de heren Jan Nuytten, Kristof Schottey, Jean
Vandecasteele.
Hebben tegengestemd: de heren Geert Lambert, Wil Inghelbrecht,
17
BESLIST:
Art. 1
Neemt het ontwerp van wijzigend Bijzonder Plan van Aanleg 107
‘Steensedijk-Duinkerkseweg’, omvattende een plan van de bestaande
toestand juridisch, een plan van de bestaande toestand fysisch en een
bestemmingsplan met afzonderlijke stedenbouwkundige voorschriften,
voorlopig aan.
Art. 2
Stelt dit ontwerp in openbaar onderzoek overeenkomstig de vigerende
wetgeving.
18
Download