STAGENOTA Neuropsychologie Afdeling Psychologische Functieleer Universiteit Utrecht november 2011 Adres: Secretariaat Afdeling Psychologische Functieleer Kamer 17.18 Heidelberglaan 2 3584 CS Utrecht Telefoon: 030-253 4281 www.neuropsychologie.nl studion.fss.uu.nl Stagecoördinatie: Drs. Carla Ruis [email protected] Drs. Josje Kal [email protected] Stagedocenten: Dr. Martine van Zandvoort Dr. Esther van den Berg (tijdens zwangerschapsverlof Caroline Geesink) Dr. Barbara Montagne Drs. Carla Ruis Drs. Josje Kal Inhoud: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. Inleiding en leerdoelen Het zoeken naar een stageplaats Criteria voor stageplaatsen Toelatingsvoorwaarden en overige eisen Begeleiding Stageverslag Beoordeling Basisaantekening Psychodiagnostiek (NIP) Richtlijnen voor een stagecontract Bijlage I: richtlijnen voor casuïstiek BAPD Bijlage II: stagecontract Bijlage III: voorbeeld beoordelingsformulier 1. Inleiding en leerdoelen De klinische stage is een verplicht studieonderdeel van de Master Neuropsychologie en biedt de mogelijkheid, om in het kader van een klinische stage, in aanmerking te komen voor de 'NIP Basisaantekening Diagnostiek' en daarmee aan één van de instroomeisen voor de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog (GZ-opleiding) te voldoen. De stage wordt bij een externe instelling (ziekenhuis, verpleeghuis, psychiatrische instellingen, revalidatiecentrum, etc.) gevolgd. Het belangrijkste doel is het verwerven van klinische praktijkervaring gericht op het totale neuropsychologisch diagnostisch en behandelproces. De omvang van de stage bedraagt 30 ECTS; dit komt overeen met 840 uur oftewel een half jaar 4 dagen per week. Deze uren zijn inclusief het schrijven van het leerverslag en het bestuderen van eventueel aanvullende literatuur. Specifieke leerdoelen verschillen per student, maar basisleerdoelen bij de stage zijn: De kennismaking met de infrastructuur van een klinische setting. Hoe functioneert de afdeling, hoe worden patiënten verwezen, wie doet wat en waarom, wie is waar verantwoordelijk voor, hoe communiceren de verschillende afdelingen en specialismen met elkaar, hoe is het om multidisciplinair samen te werken, etc. De kennismaking met het werken met patiëntenpopulaties. Na jaren gelezen te hebben over cognitieve functiestoornissen en gerelateerde problemen, zal blijken dat de realiteit veel complexer is. Daarnaast geeft het werken met patiënten inzicht in de gevolgen die stoornissen hebben voor mensen in het dagelijks leven. Het oefenen van het diagnostische proces. Dit begint met de verwijzing en de daarin gestelde vraag, daarna volgt het voorbereiden van het onderzoek, het gesprek, het kiezen en vervolgens afnemen van functietests en andere meetinstrumenten, het interpreteren van de resultaten, en tenslotte het schrijven van het rapport en het terug rapporteren aan de patiënt en het team. Het verwerven van inzicht in het geven van adviezen en indicatie of uitvoer van behandelingen. Het opdoen van ervaring met indicatiestellingen en zo mogelijk meedenken en (mede-) uitvoering van behandelingen. Het opdoen van kennis m.b.t. farmacologie (de invloed van geneesmiddelen op het neuropsychologisch functioneren, (on)mogelijkheden van farmacologische behandeling). Het lezen van relevante literatuur over onderwerpen die tijdens de stage aan de orde komen. (bijvoorbeeld meer te weten komen over een bepaald ziektebeeld, de effecten van medicatie in relatie tot het neuropsychologisch functioneren, indicatiestellingen en behandelingen). 2. Het zoeken naar een stageplaats Voor dit onderdeel van de Master-opleiding is mw. Drs. Carla Ruis de coördinator. Voor informatie over de stage, het vinden van een geschikte stageplek en voor stagebegeleiding vormt zij het aanspreekpunt ([email protected]) . Verder kan men te allen tijde informatie omtrent de stages inwinnen door de stageverslagen te raadplegen welke ter inzage in de koffiekamer van de afdeling Psychologische Functieleer liggen. De verslagen worden niet uitgeleend, en moeten dus op de vakgroep gelezen of (gedeeltelijk) gekopieerd worden. Ook is hier een stagemap met aanvullende informatie te vinden. 2a. Lijst met stageadressen Bij de stagecoördinator is een lijst met stageadressen beschikbaar. Op deze lijst staan stageplaatsen weergegeven waarmee de vakgroep goede contacten heeft en die voldoen aan alle eisen om de BAPD te behalen. Let echter op, deze plekken hebben geen exclusief contract met de Universiteit Utrecht dus er is ook concurrentie vanuit andere universiteiten. Voor meer informatie over de lijst met adressen kan contact opgenomen worden met de stagecoördinator. 2b. Het zelf zoeken van een stageplaats Studenten kunnen ook op eigen initiatief een stageplaats zoeken bij een instelling waarmee de Afdeling Psychologische Functieleer (nog) geen contacten heeft. Het is raadzaam hierover in een vroeg stadium met de stagecoördinator overleg te plegen. Alvorens in contact te treden met een stage-instelling, middels een sollicitatiebrief en/of een gesprek, is het verstandig om helderheid te verkrijgen over in hoeverre de stageplaats voldoet aan de criteria die hieraan worden gesteld (zie punt 3). 3. Criteria voor stageplaatsen Alleen goedgekeurde stageplaatsen gelden voor de Master Neuropsychologie. Dit betekent dat sommige, maar niet alle stageplaatsen die bijvoorbeeld binnen de specialisaties Klinische Psychologie en Ontwikkelingspsychologie aangeboden worden ook voor de specialisatie Neuropsychologie kunnen gelden. Stageplaatsen moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: 1) Het stageveld dient een instelling of organisatie (of een benoembaar onderdeel van een instelling of organisatie) te zijn, die gericht is op zorgverlening voor mensen met verondersteld of bekend verworven hersendisfunctioneren, ontwikkelingsstoornissen, of een andere achtergrond die tot cognitieve functiestoornissen kunnen leiden (bijvoorbeeld psychiatrische beelden). 2) Binnen het stageveld dienen meerdere gekwalificeerde beroepskrachten, waaronder psychologen een taak te hebben in het realiseren van deze doelstellingen. De begeleiding vanuit het stageveld wordt uitgevoerd door een van de gekwalificeerde psychologen (i.i.g. GZ-psycholoog) en bedraagt tenminste 1 uur per week. Voor uitzonderingsgevallen is toestemming van en overleg met de stagecoördinator noodzakelijk. 3) De stagewerkzaamheden zijn ingebed in het kader van de instelling. De stagiair(e) krijgt de beschikking over een werkplek in overeenstemming met de aard van de werkzaamheden. Hierbij is in overleg mogelijk naar een zo optimaal mogelijk evenwicht te zoeken, waarbij mogelijk een deel van het literatuur lezen, uitzoeken etc. ook bijvoorbeeld op de UU verricht kan worden. 4) Bij deze werkzaamheden neemt men actief deel aan de realisering van die doelstellingen. Het is dus de bedoeling dat de stagiair(e) participeert in zoveel mogelijk aspecten van het klinisch bedrijf. 5) Minimaal 40% van de stageactiviteiten dient te bestaan uit werkzaamheden waarbij, zoals bij diagnostiek en interventies, de stagiair(e) direct contact heeft met de doelgroeppatiënten. 6) De stagewerkzaamheden dienen voor minimaal 60% van neuropsychologische aard te zijn; de overige mogen andere aard zijn mits psychologisch (dit altijd in overleg met de stagecoördinator). De stagiair(e) zal als een 'juniorpsycholoog' werkzaamheden uitvoeren waarop de neuropsychologische academische opleiding hem/haar voorbereidt, waarbij gebruik wordt gemaakt van de kennis (literatuur) en kunde (practica) die door universitaire opleiding is verschaft. 7) De werkzaamheden moeten voor een substantieel deel bestaan uit activiteiten die een neuropsycholoog binnen de betreffende stage-instelling wordt geacht uit te voeren. Deze werkzaamheden zullen zowel direct uitvoerend van aard zijn, als meer het karakter hebben van genererend, analyserend, voorbereidend op een systematisch/methodische opzet van de uitvoering. De stagiair(e) zal betrokken moeten zijn bij de besluiten over uit te voeren werkzaamheden en bij de evaluatie daarvan. 8) Binnen de werkzaamheden dient aandacht te worden besteed aan indicatiestelling, advisering en behandeling. 9) Binnen de stage-instelling zullen in de supervisie zowel de meer persoonlijke als de technische aspecten aan de orde moeten komen. 4. Toelatingsvoorwaarden en overige eisen In principe voldoen alle studenten van de Master opleiding Neuropsychologie aan de toelatingsvoorwaarden voor het lopen van een klinische stage in de neuropsychologie. Hierbij wordt basiskennis van de neuropsychologische syndromen, symptomen en diagnostiek als bekend verondersteld. In het geval dat hier niet aan voldaan is, neem dan contact op met de stagecoördinator. De gewenste voorkennis wordt opgedaan binnen de bachelorcursussen ‘Klinische Neuropsychologie’ en ‘Neuropsychologische diagnostiek en behandeling’ (inclusief test practicum). Per stage-instelling kunnen er ook specifieke voorwaarden gesteld worden. Veelal gaat het om het met goed gevolg afgerond hebben van andere klinische cursussen, zoals 'Psychodiagnostiek voor volwassenen’ en ‘Communicatievaardigheden in beroepssituaties’ . In een aantal specialistische instellingen kunnen eisen worden gesteld aan specifieke voorkennis, dit kan in nader overleg met de lokale begeleider (extern) worden besproken en afgestemd. Aan het begin van de Master worden twee verplichte cursussen aangeboden te weten, Cognitieve Neuropsychiatrie en Kinderneuropsychologie. 5. Begeleiding De dagelijkse begeleiding van de stagiair(e) gebeurt vanuit de stage-instelling. Daarnaast zal de stagecoördinator of één van de andere stafmedewerkers van de Master Neuropsychologie als interne begeleider functioneren. De begeleid(st)er vanuit de stageinstelling wordt ook wel de stagementor genoemd, en die vanuit de afdeling Psychologische Functieleer de stagedocent. 5a. De stagementor De stagementor doet de veldbegeleiding, de methodische en persoonlijke supervisie en is in de meeste gevallen degene die de beoordeling over het functioneren van de stagiaire geeft. De eindbeoordeling ligt bij de stagedocent, echter dit geschied in nauw overleg met de stagementor. 5b. De stagedocent De stagedocent functioneert veel meer op de achtergrond. Hij of zij is de formele contactpersoon, is verantwoordelijk voor de formele tussen- en eindevaluatie van de stagiair(e), bemiddelt bij moeilijkheden tussen stagiair(e) en stage-instelling, helpt bij inhoudelijke vragen indien daar behoefte aan is, beoordeelt het stageverslag en verzorgt de afronding van het studieonderdeel. In Bijlage III is een veel gebruikt beoordelingssysteem opgenomen. Hierin kun je de punten terugvinden op grond waarvan een uiteindelijk oordeel gevormd wordt. 6. Stageverslag De eerste eindversie van het stageverslag dient uiterlijk 1 maand na beëindiging van de stagewerkzaamheden bij de stagedocent te zijn ingeleverd. Hierna is het mogelijk maximaal nog één maal, doch uiterlijk binnen 1 maand na beëindiging van de stagewerkzaamheden, wijzigingen of aanvullingen in te leveren voordat het cijfer van het stageverslag definitief door de stagedocent wordt vastgesteld. In het stageverslag geeft de stagiair(e) een persoonlijk verslag van zijn/haar verwachtingen, de wijze waarop hij/zij de stage heeft ervaren en gaat specifiek in op hoe hij/zij zich tijdens de stage op het gebied van de diverse onderscheiden stagewerkzaamheden heeft gevormd. Daarnaast is het natuurlijk een gedetailleerd verslag van werkzaamheden. Het verslag dient van academisch niveau te zijn, hetgeen in ieder geval betekent, dat beslismomenten die binnen de werkzaamheden optraden, worden geëxpliciteerd en dat de overwegingen/argumenten voor de genomen beslissingen worden genoemd. In het kader van de vooropleidingseisen voor de GZ-opleiding moet daarnaast door middel van het stageverslag kennis op gedaan worden van: a) de structuur van de gezondheidszorg in Nederland (van der Molen, Perreijn & van den Hout (1997) Klinische Psychologie.Wolters Noordhof. Hoofdstuk 1.2 blz. 43-86), b) de juridische en ethische achtergrond waartegen klinisch psychologisch handelen plaatsvindt (Smeets, Bogels, van der Molen en Arntz, 1997, hoofdstuk 20, 543-568. c) de belangrijkste klinisch psychologische behandelmethoden naast de cognitieve trainingsprocedures, zoals gedrags-, client-centred therapie, etc. (van der Molen, Perreijn & van den Hout (1997) Klinische Psychologie.Wolters Noordhof. Deel 2 blz. 87-350), en d) classificatiesystemen (van der Molen, Perreijn & van den Hout (1997) Klinische Psychologie.Wolters Noordhof. Deel 3, blz. 351-406) . Hoewel de stageverslagen qua inhoud, omvang en opbouw kunnen verschillen, moeten de volgende onderwerpen in ieder geval concreet worden uitgewerkt. Het onderstaande geeft een overzicht van de hoofdstukindeling van het verslag. Wanneer men onderstaande punten exact opvolgt en voldoende aandacht besteedt aan de hoofdstukken welke nodig zijn voor het aanvragen van een LOGO-verklaring (voor GZopleiding) is het schrijven van een addendum niet meer nodig. 1. De stagevoorbereiding - motivatie van de keus van het stageveld en de hoofdactiviteit - verwachtingen en leerdoelstellingen van de stagiair(e) - eerste contact met het veld, waarin de stageovereenkomst of het contract tot stand komt 2. Het stageveld - de doelstellingen van de stage-instelling - de doelgroep - de activiteiten van de afzonderlijke disciplines - eventuele structuren en doelstelling van subvelden, afdelingen, enz. - de eigen ervaringen binnen het stageveld 3. De juridische en ethische aspecten van het klinisch neuropsychologisch handelen (verplicht voor aanvraag LOGO verklaring) - welke wetten zijn van toepassing - welke belangrijke gevolgen heeft dit voor de praktijk Besteed hier voldoende aandacht aan en betrek dit bij de dagelijkse werkzaamheden tijdens je stage! 4. De structuur van de Nederlandse gezondheidszorg (verplicht voor aanvraag LOGO verklaring) - wat is binnen de globale organisatiestructuur de positie van de stage instelling Besteed hier voldoende aandacht aan en betrek dit bij de dagelijkse werkzaamheden tijdens je stage! 5. De neuropsychologische (diagnostiek)werkzaamheden - de inwerkperiode - de verschillende stagewerkzaamheden - de vraag- en probleemstellingen - reflectie over beslismomenten en beschrijvingen van overwegingen, b.v. bij keuze van psychologische methoden en instrumenten - andere werkzaamheden 6. Klinisch psychologische behandelmethoden en DSM-IV classificatiesysteem (verplicht voor aanvraag LOGO verklaring) - de belangrijkste neuropsychologische revalidatietechnieken en procedures - een globale beschrijving van de relevante klinische psychologische behandelmethoden, zoals gedragstherapie. - beschrijving van het DSM-IV classificatiesysteem Besteed hier voldoende aandacht aan en laat zien welke behandelmogelijkheden aanwezig waren op je stageplaats en met welke methoden je kennis hebt gemaakt. Geef ook aan of je stageplaats gebruikt maakt van het DSM-IV systeem. 7. De samenwerking en begeleiding - samenwerking met collega-psychologen, andere stagiair(e)s, andere disciplines - functioneren binnen het samenwerkingsteam - begeleiding uit het veld en van de stagedocent 8. De evaluatie van de leerdoelstellingen - leerervaringen, realisering van doelstellingen, eigen ontwikkeling, etc. 9. Drie uitgebreide uitgeschreven casussen - Deze casusbeschrijvingen moeten uitgevoerd worden volgens het format van het NIP om in aanmerking te komen voor de BAPD (zie bijlage I) - Deze drie casussen zijn cruciaal voor de beoordeling van het stageverslag en om in aanmerking te komen voor de basis aantekening diagnostiek van het NIP en te voldoen aan de instroomeisen voor de GZ-opleiding. N.B. Het is sterk aan te bevelen om gedurende de gehele stageperiode materiaal te verzamelen voor het stageverslag. Het is verstandig om tijdens de stage een logboek bij te houden. Tenslotte is het prettig wanneer één verslag van een casus toegevoegd wordt in het format zoals deze geschreven wordt op de stageinstelling. Dit geeft de stagedocent inzicht in de manier waarop de student geleerd heeft om stageverslagen te schrijven (naast de casussen die volgens de NIP richtlijnen worden geschreven). 7. Beoordeling Bij de eindbeoordeling van de stage wordt zowel de kwaliteit van de stagewerkzaamheden als van het stageverslag betrokken. Formeel gezien ligt de eindverantwoordelijkheid voor de beoordeling van de stage bij de stagedocent(e). De beoordelingsprocedure gaat als volgt. Aan het eind van de stage bespreekt de stagementor de stage en het verslag met de stagiair(e). De mentor geeft vervolgens een, liefst schriftelijk, onderbouwde cijfermatige beoordeling van de kwaliteit van de werkzaamheden door aan de stagedocent(e). Dit heeft een adviesfunctie ten aanzien van de bepaling van het eindcijfer, alhoewel de docent een afwijkende becijfering wel moet beargumenteren. Tenslotte volgt een afrondingsgesprek tussen stagedocent en stagiair(e). In Bijlage III is een formulier opgenomen waarin de verschillende punten per categorie gespecificeerd worden op grond waarvan een eindbeoordeling tot stand komt. Dit formulier kan ook gebruikt worden voor tussentijdse beoordelingsmomenten om de leerpunten aan te geven en de vorderingen op een aantal punten duidelijker zichtbaar te maken. 8. Basisaantekening Psychodiagnostiek (NIP) - BAPD De klinische stage neuropsychologie geldt als één van de voorwaarden om de basisaantekening psychodiagnostiek van het NIP te verkrijgen. Studenten dienen in de vooropleiding de cursus ‘Communicatievaardigheden in beroepssituaties’ of cursussen met vergelijkbare inhoud gevolgd te hebben. Daarnaast moeten de vakken ‘Klinische neuropsychologie’, ‘Neuropsychologische Diagnostiek en Revalidatie’ en ‘Psychopathologie II’ behaald zijn. Contactpersoon voor de basisaantekening Psychodiagnostiek is drs. Carla Ruis ([email protected]). 9. Richtlijnen voor een stagecontract Sommige stage-instellingen hebben een eigen stagecontract. Mocht dit niet het geval zijn dan kunnen onderstaande richtlijnen gebruikt worden voor het opstellen van een stagecontract. Hieronder volgen de punten die in ieder geval in een contract opgenomen dienen te worden: 1) naam instelling, naam stagiair(e), naam stagementor, naam stagedocent. 2) start- en einddatum van de werkperiode op de stageplaats. 3) aantal (halve) dagen per week, en het aantal op te nemen vakantiedagen en welke procedure daarbij gevolgd dient te worden. 4) een omschrijving van alle te verrichten werkzaamheden (eventueel gespecificeerd naar minimum tijdsinvestering per werkonderdeel). 5) omschrijving van de aard en de uitvoering van de veldbegeleiding, en de hoeveelheid tijd die daaraan per week wordt besteed (tenminste een uur per week op een vast tijdstip). 6) wanneer en hoe de stagiair(e) geëvalueerd wordt tijdens de stageperiode. 7) de plaats van de stagiair(e) binnen het team met betrekking tot medebeslissingsrecht en medeverantwoordelijkheid ten aanzien van psychologische werkzaamheden en beleid. 8) de lengte van een inwerkperiode/proefperiode waarin beide partijen het recht hebben het contract, met opgaaf van redenen, te verbreken. Deze periode schept de mogelijkheid voor beide partijen om na te gaan of de wederzijdse doelstellingen en verwachtingen haalbaar zijn en, indien nodig het contract bij te stellen. Een periode van ongeveer 4 weken is reëel. Punten die ook in het contract vermeld dienen te worden, maar niet voor elke instelling relevant zijn: 1) mogelijkheden tot en/of grootte van onkostenvergoeding (reiskosten, maaltijden, gage, etc.). 2) verplichting tot medisch onderzoek en/of TBC-verklaring. 3) onderzoeks- en onderwijsverplichting van de stagiair(e). 4) regeling met betrekking tot WA en/of andere verzekeringen. 5) regeling omtrent interne huisvesting. In bijlage II is een "model" stagecontract weergegeven. Bijlage I Richtlijnen voor de gevalbeschrijvingen (NIP) Stramien Naam ..................................................… Geboortedatum ...................................... Verwijzer ................................................ Datum eerste contact ............................. Aantal sessies ........................................ Datum laatste contact ..........................… A. De globale situatie van de cliënt Uiterlijk, houding en beweging, leeftijd, gezins- en beroepsgegevens en de klachten waarvoor cliënt hulp of advies vraagt. A.1. Algemene gegevens Waaronder biografische gegevens, personalia en eventueel de eerste indruk van de cliënt. Minimaal 5, maximaal 10 regels. A.2. Klachtomschrijving door de cliënt zelf Minimaal 5, maximaal 10 regels. A.3. Klachtomschrijving door de verwijzer Minimaal 0, maximaal 10 regels. A.4. Vraagstelling Van de cliënt en/of verwijzer, de reden of het doel van de gevraagde hulp. Minimaal 5, maximaal 10 regels. ‘ B. Het psychologisch onderzoek Hiermee wordt psychologisch onderzoek bedoeld in de in de ruimste zin van het woord: het inventariseren en trekken van conclusies, enerzijds gericht op het vaststellen van wat de klachten veroorzaakt en in stand houdt en anderzijds op het vaststellen van een plan m de klachten op te heffen dan wel te verminderen. Een en ander vindt plaats tegen de achtergrond van de door de psycholoog gehanteerde theoretische referentiekaders. B.1. Autoanamnese Minimaal 10, maximaal 20 regels. B.2. Heteroanamnese Minimaal 0, maximaal 15 regels. B.3. Veronderstellingen of vermoedens of hypothesen Minimaal 5, maximaal 15 regels. B.4. Observatie Minimaal 5, maximaal 10 regels. B.5. Het psychologisch onderzoek met test en vragenlijsten Om de veronderstellingen (B3) te verifiëren. De gebruikte test dienen met naam en (kort) testresultaat vermeld te worden. Er dient duidelijk gemaakt te worden welke veronderstellingen (B3) met welke testresultaten bevestigd of ontkend worden. Een cruciaal aspect is het beschrijven van de overwegingen die ten grondslag liggen aan het gebruik van de specifieke tests. Minimaal 30, maximaal 75 regels. B.6. Samenvatting van de onderzoeksresultaten Conclusie(s): cruciaal is om de overwegingen die ten grondslag liggen aan de conclusie(s), in relatie tot alle bevindingen, te omschrijven; behandeladvies. Minimaal 10, maximaal 20 regels. C. De behandeling Met name het (psycho)therapeutische deel van de behandeling dat de supervisant zelf uitvoert. Ook wanneer de behandeling niet zelf is uitgevoerd, dient zo mogelijk de voortgang kort beschreven te worden. C.1. Het behandelplan Dit omvat de geplande interventie(s), de verwachte tijdsinvestering die hiermee gemoeid is, het overleg hierover met de cliënt en (eventueel) de prognose. Minimaal 5, maximaal 10 regels. C.2. De behandeling De behandeling kan sessiegewijs of in een achtereenvolgende fasen worden beschreven. Een en ander tegen de achtergrond van de door de psycholoog gehanteerde theoretische referentiekaders, c.q. (psycho)therapeutische methoden. Naast de theoretische en praktische uitgangspunten dienen hier ook behandelresultaten vermeld te worden, evenals storende of bevorderende interventies. Minimaal 30, maximaal 75 regels. C.3. Follow-up Verslag van overleg, maand(en) na afloop van de behandeling met de cliënt, diens familie of met de verwijzer. Minimaal 0, maximaal 5 regels. D. Evaluatie Opmerkingen over wat de psycholoog/supervisant van deze casus heeft geleerd en hoe hij/zij een soortgelijke casus een volgende keer (eventueel) anders zou aanpakken. Minimaal 0, maximaal 10 regels. Opmerkingen 1. Het is van belang de notitie gedifferentieerd testgebruik toe te passen (zie hieronder). 2. Bij het gebruik van lettergrootte "11 punts", en regelafstand "1.5", dient een casus minimaal 3 en maximaal 5 pagina’s te omvatten; bij andere lettergrootten of andere regelafstanden een vergelijkbare hoeveelheid tekst. 3. Het aantal regels dat wordt vermeld kan worden opgevat als richtlijn. 4. De supervisor dient op elke pagina zijn paraaf te zetten. Gedifferentieerd testgebruik 1. Gedifferentieerde psychodiagnostiek Er bestaan talloze theorieën met betrekking tot klinisch relevant probleemgedrag. Men denke hierbij aan de vele theorieën over intelligentie en psychologische functies en aan persoonlijkheidstheorieën. Gedifferentieerde diagnostiek betekent het niet dogmatisch gebruiken van één theorie als referentiekader maar van meer theorieën. Een atheoretisch, psychiatrisch classificatiesysteem als het DSM-IV-TR is in deze volstrekt onvoldoende! 2. Diagnostisch methoden De belangrijkste diagnostisch methoden van de klinisch psycholoog zijn: 1. Interview; open, semi-gestructureerd, gestructureerd en standaard/inventarisatielijsten (anamnese/klachten) 2. Observatie; gestandaardiseerd/ongestandaardiseerd, in vivo, in vitro, observatie schalen 3. Tests De laatstgenoemde vormt de unieke bijdrage van de klinisch psycholoog. Derhalve dient minimaal 50% van de diagnostische werkzaamheden te bestaan uit diagnostiek met tests. Tests kunnen globaal ingedeeld in de volgende categorieën: - intelligentietests - neuropsychologische en functie tests - persoonlijkheidsvragenlijsten - probleemgerichte vragenlijsten - projectietests Klinisch psychologische diagnostiek waarbij voornamelijk één categorie wordt toegepast, is eenzijdig. Bij gedifferentieerde diagnostiek wordt gebruik gemaakt van ten minste drie categorieën tests. Literatuur Evers, A., van Vliet-Mulder, J.C., Ter Laak, J. (1992). Documentatie van Tests en Testresearch in Nederland. Amsterdam: Nederlands Instituut van Psychologen en Assen/Maastricht: van Gorcum. Luteijn, F., Deelman, B.G., Emmelkamp, P.M.G. (1990). Diagnostiek in de klinische psychologie. Houten: Bohn, Stafleu, Van Loghum. Bijlage II STAGECONTRACT Klinische diagnostiekstage Neuropsychologie De ondergetekenden verplichten zich hierbij om de afspraken die in dit stagecontract zijn vastgelegd na te komen. Namens de Afdeling Psychologische Functieleer: Naam stagedocent: ..................................................... Adres stagedocent: Afdeling Psychologische Functieleer Heidelberglaan 2 3584 CS Utrecht Tel: 030-2534281 Handtekening: Naam stagiair(e):..................................................... Adres stagiair(e):..................................................... ..................................................... ..................................................... Handtekening: Namens de stage-instelling: Naam stagementor: ..................................................... Adres stage-instelling:.................................................... ..................................................... ..................................................... Handtekening: De stage begint op ................... en eindigt op ................... De stagiair(e) werkt ........... dagen per week, ......... uren per dag. De werktijden zijn van ........ tot ........ en van ........ tot ......... De stagiair(e) heeft recht op ........ vakantiedagen, op te nemen op onderstaande wijze: ..................................................................................................................... ..................................................................................................................... Aard van de werkzaamheden: 0 het opzetten van een klinisch onderzoek 0 het afnemen van een anamnese 0 het verrichten van testonderzoek 0 het interpreteren van testresultaten 0 het schriftelijk rapporteren 0 het mondeling rapporteren op een stafbespreking 0 het begeleiden van patiënten en familie 0 het opstellen van een behandelingsplan 0 het uitvoeren van een behandelingsplan Meer specifieke werkzaamheden zijn: 0 .................................................................................... 0 .................................................................................... 0 .................................................................................... 0 .................................................................................... De stagiair(e) draagt specifieke verantwoordelijkheid voor: 0 .................................................................................... 0 .................................................................................... 0 .................................................................................... De stagiair(e) krijgt .......... uren per week veldbegeleiding. Dit geschiedt ................... (bijv. individueel of groepsgewijs). Evaluatiemomenten vinden plaats met een frequentie van ........ maal per ........ maanden op de volgende wijze. De stagiair(e) heeft een proeftijd van ........ weken, aan het einde waarvan beide partijen het recht hebben eenzijdig dit stagecontract te verbreken (met opgave van redenen). Wordt dit contract na 4 weken gecontinueerd dan zijn beide partijen verplicht de stageperiode vol te maken, tenzij grove nalatigheden (c.q. contractbreuk) van een van beide partijen optreden. In een dergelijk geval kan in overleg met de stagedocent/contactpersoon van de Capaciteitsgroep Psychonomie het contract alsnog worden verbroken. - De stagiair(e) dient zich te houden aan het beroepsgeheim, zoals omschreven voor de leden van de NIP. - De stagiair(e) zal zich gedurende de stageperiode houden aan de regels van het huis en ter plaatse geldende gebruiken. - Cliëntgegevens blijven bij de instelling, de stagiair(e) neemt ze niet mee naar huis, tenzij deze anoniem zijn gemaakt. Bijlage III Voorbeeld beoordelingsformulier