1. Stoom, staal en steenkool

advertisement
1. De erfenis van de Franse revolutie ......................................................................... 2
1. Inleiding............................................................................................................... 2
2. maar wat is een revolutie? .................................................................................. 2
2. Nationalisme ........................................................................................................... 3
1. Omschrijving ....................................................................................................... 3
2. volksliederen ....................................................................................................... 4
3. In de kunst .......................................................................................................... 5
4. eenmaking .......................................................................................................... 9
A. Duitse eenmaking (1871) ................................................................................ 9
B. Italiaanse eenmaking .................................................................................... 11
C. Balkan ........................................................................................................... 14
3. De industriële revolutie ......................................................................................... 16
1. Stoom, staal en steenkool ................................................................................. 16
2. Waarom het westen rijk werd ............................................................................ 17
3. In cijfers en kaarten ........................................................................................... 18
4. enkele voorbeelden ........................................................................................... 19
5. industriële archeologie ...................................................................................... 20
4. Sociale wantoestanden......................................................................................... 20
Eline Burms
1
Geschiedenis
5de jaar
1. De erfenis van de Franse revolutie
Liberté, égalité, fraternité ou la mort
1. Inleiding
Even opfrissen:
- 1789: de koning heeft geld nodig en roept burgerij (3e stand) bijeen
3e stand wil inspraak in politiek
Koning weigert  eed op de kaatsbaan: 3e stand zweert niet uiteen te gaan
vooraleer Frankrijk een grondwet heeft.
- Fase van oorlog, chaos en terreur (vb. Robespierre)
- Mondt uit in staatsgreep van Napoleon: oorlog en nog eens oorlog; grote
delen van Europa: veroverd.
- Verspreiding van ideeën van de Franse Revolutie
o Beperking macht vorst; opkomst democratie
2. maar wat is een revolutie?
-
Een plotse, vrij snelle verandering bijna onomkeerbaar, niet alleen op politiek
vlak (laat altijd sporen na).
Voorbeeld: politiek, religieus, technologie
o Politiek: Franse Revolutie: inspraak  democratie: wil van 3e stand om
inspraak te krijgen.
o Cultureel: verlichting
FOCUS: democratie
- T-shirt oefening:
Naargelang de kiesmethode, kan je een andere uitslag krijgen.
- Democratie = regelen van een inspraakmoment, recht om te zeggen wat je
vindt, vrije meningsuiting, geen democratie zonder vrije media.
- Modaliteiten: wijze waarop democratie uitwerken
o Verkiezingen: kiesdrempel, verschillende ronden, …
o Cijnskiesrecht of cijnskiesstelsel (1830)
 Toegang om te stemmen wordt door belastingen bepaald. Zo
stellen ze de macht veilig. Ze bepalen wat met hun geld gebeurd
(ancien régime). Logica: wij betalen  wij bepalen. (= uitsluiting
van de armen)
REACTIE: armen willen ook inspraak (ze worden benadeelt)
o Meervoudig kiessysteem (1893) (Daens)
 Iedereen mag stemmen, maar sommigen mogen 2 of 3 keer
stemmen
o Algemeen enkelvoudig (mannen) (na WO I: 1919)
 Als je voor het vaderland mag sterven, mag je ook stemmen
(enkel mannen)
o Algemeen enkelvoudig (mannen en vrouwen) (na WO II: 1948)
 Vrouwen nemen de bedrijven over, terwijl de mannen vechten.
Ze bepalen de economie
o 18 jaar (1981)
- 19e eeuw: strijd voor stemrecht in vele landen van Europa.
Franse Revolutie  ontstaan Europese democratie
Eline Burms
2
Geschiedenis
5de jaar
PS: V.S.
1) kiesmannen ~ punten
a. elke staat 2
b. hoe groter het aantal inwoners, hoe groter aantal kiesmannen
bv. Alaska: 2 + 1
 kleine staten wegen relatief zwaar door
bv. New Hampshire: 2 + 2
slechts in een paar staten een evenredig systeem
A: 50%  4
B: 20%  2
C: 30%  2
2. Nationalisme
1. Omschrijving
-
-
-
Opdracht
Nationalisme = een samenhorigheidsgevoel dat ontstaat rond een
gemeenschappelijk: taal, godsdienst, verleden, …
Ontstaan na Franse Revolutie
Types:
o Staatsnationalisme:
 Natie: klemtoon op samenhorigheid van de burgers van het land
 Staat: “organisatie”, structuur, landsgrenzen, …
 staat promoten.
Voor de Franse Revolutie bestond het concept ‘vader’-of ‘moederland’ niet.
o Standenbewustzijn over de grenzen heen
Voor Franse Revolutie: standen bewustzijn: makkelijker omgaan met
iemand van een ander land, maar dezelfde stand dan met een
landgenoot van een andere stand
o Franse Revolutie: nieuwe ideologie om bevolking rond machthebbers te
scharen
Voor Franse Revolutie: koning middelpunt van de staat (als een god)
Na Franse Revolutie: nieuw concept: NATIE
 nieuwe manier om burgers aan de overheid te binden
 Wordt bewust gepromoot vanuit de overheid
Eline Burms
3
Geschiedenis
5de jaar
-
-
Een volk heeft recht op een vaderland om zijn eigen bestemming waar te
maken: volkssoevereiniteit
o Volk: gemeenschap van mensen met gemeenschappelijk verleden,
godsdienst, cultuur, taal
o Staat/natie
Steeds de basis van indeling van de wereld ofschoon er barsten in de muur
komen.
2. volksliederen
 belang als document, bron: gekozen door de overheid als symbool opgesteld
(heel bewust) (≈ visitekaartje van een land)
Voor Franse Revolutie: ancien régime  God en vorst
Na Franse Revolutie: vaderland, God en vorst: minder aanwezig
Ook vaak sterven voor het vaderland.
- Volkslied België (1860):
o vaderland (O heilig land der vaad’ren)
- Volkslied Frankrijk (1792):
o vaderland (enfants de la Patrie)
Qu’un sang impur, Abreuve nos silons ! = opdat geen onzuiver bloed
het land zou bezoedelen.  Frans bloed in je aderen
(Duitsland: WO II) biologisch aantoonbaar  Hitler
- Volkslied Engeland (1745):
o God en koningin (God save the Queen) voor Franse Revolutie
- Volkslied Duitsland:
o (1797) God en keizer (Gott beschütze Unsern Kaiser) voor Franse
Revolutie
o (1841) vaderland (Für das deutsche Vaterland!) (2. uitgehaald wegens
té nationalistisch)
- Volkslied Italië:
o Vaderland (Fratelli d’Italia) (Il canto degli Italiani = het lied van de
Italianen)
- Volkslied Amerika (1814):
o The star spangled banner
o Overgangsmoment: noch vaderland, noch god en vorst aanwezig
Eline Burms
4
Geschiedenis
5de jaar
3. In de kunst
Eugène Delacroix: La liberté (=de vrouw) guidant le peuple
= de vrijheid leidt het volk
-
Vorm geven van nationalisme:
o Franse vlag (1e keer als symbool van het vaderland)
o Doden: mensen gestorven voor het vaderland
o Rijk en arm: vechten samen voor het vaderland
o Vrijheid wordt voorgesteld als een vrouw (verpersoonlijking)
o Vrouw met blote borsten: kwetsbaarheid van het volk maar toch blijven
ze gaan  moed
Romantiek en nationalisme gaan hand in hand
 driehoek: top van de driehoek is het hoofd van de vrouw
-
(dia 14) Frankrijk: de mythe rond Jeanne d’Arc:
Verhaal:
100-jarige oorlog: Frankrijk >< Engeland (15e-16e eeuw)
Ze gaat de troepen leiden ( moed inspreken). Ze hoort stemmen in haar
hoofd van God. Er is geen koning in Frankrijk op dit moment
Toen: not done
Nu: wow, vocht voor het vaderland
 teruggrijpen naar de geschiedenis van het eigen land.
Link nationalisme:
o Ze deed veel voor haar vaderland
Eline Burms
5
Geschiedenis
5de jaar
Jacques-Louis David: De eed van de Horatiërs (1785)
Verhaal:
2 van de Romeinse broers: dood
3 Albanees: zwaar gewond
3e Romeinse broer loopt weg, fitste van de Albanezen gaat hem achterna.
De Romein vermoordt hem, later de 2 anderen van de fitste naar de zwakste.
-
Rome >< Alba Longa (oorlog)
Drieling: Horatiërs >< drieling: Curatiërs
Driehoek vanuit de zwaarden
o Rouwende groep vrouwen (= typisch)
 sterven voor het vaderland
Jacques-Louis David: De dood van Socrates
Verhaal:
Hij moet vluchten uit Athene, maar doet dit niet. Hij had de leiders van Athene (
bang voor oppositie) in vraag gesteld.
Hij heeft de wet altijd verdedigd, dus legt zich erbij neer  doodstraf.
Eline Burms
6
Geschiedenis
5de jaar
-
Socrates: in het wit (opvallend)
Gifbeker wordt door de beul aangereikt.  hij kan het niet aanzien
Hij maant zijn vrienden aan zich te vermannen: linkerhand
Plato: iets donkerder wit: leerling, opvolger, overtreffer
Groepje vrouwen gaat weg
 sterven voor de wet
Jacques-Louis David: Lucius Junius Brutus
Verhaal:
Brutus zet de laatste koning af en wordt een belangrijke consul.
Complot: koning terug aan de macht.
 iedereen in het complot moet terechtgesteld worden. Ook zijn zoons Titus en
Tiberius in het complot. Ze worden terechtgesteld in dit complot.
- jammerende vrouwen (moeder)
 hij geeft zijn zoon voor de republiek
Egide Charles Gustave Wappers: episode uit septemberdagen 1830
Eline Burms
7
Geschiedenis
5de jaar
Verhaal:
De stomme van Portici: opera die de situatie deed ontploffen.
 opstand van het volk tegen het gezag van koning Karel I
 België onafhankelijk
- driehoekscompositie: top = vlag
- rijk en arm: strijden samen
- nagemaakt van la liberté guidant la peuple
- onafhankelijkheid van België
 op de Grote Markt in Brussel
Charles-Auguste Fraikin (1864):
de graven van Egmont en Hoorn graaf
Louis Gallait (1848): Egmonts laatste uur
Lamoraal I van Gavere wordt graaf van Egmont (= gebied) nu: in Noord-Holland
Hoorn ook graafschap: Filips II van Montmorency nu: in Limburg
Standbeeld: op de kleine Zavel in Brussel
Egmont (1848: Gallait)
Verhaal:
edellieden: Egmont en Hoorn zijn samen terechtgesteld
Egmont en bisschop van Ieper wachten op terechtstelling
Opstand van Egmont en Hoorn die vechten tegen centralisatie van macht. Ze
proberen de koning te verdrijven en willen politieke inspraak terug. Ze worden
onthoofd in Bloedraad van Alva.
(zie dia 20)
Eigenschappen worden toegekend aan volkeren
1. (links) wreedheid van de Duitsers: gewelddadig (hoewel de Britten in de 19 e eeuw
gewelddadiger zijn)
Kanon wordt geladen met een kind.
2. (rechts) kleine, dappere Brit >< gewelddadige Duitser ( worsten)
Eline Burms
8
Geschiedenis
5de jaar
(zie dia 21)
Nicaise De Keyzer: de slag bij Woeringen (1288)
Keizerlei is vernoemd naar deze schilder.
Woeringen: in Duitsland
Hertog Jan I van Brabant
Graaf Otto II van Gelre
 Reinoud x vrouw die Limburg zal erven
= zoon van Otto
Kunnen geen kinderen krijgen, vrouw sterft.
 Jan wil Limburg opeisen en verovert het.
Men doet alsof Otto II zich over geeft aan Brabant, dit is niet zo. Hij is gestorven in de
strijd.
(zie dia 22)
- Rusland: Russische reus is op weg naar het westen
- Duitsland: strekt zich uit over heel Europa, expansie over Europa
- Frankrijk: zit klaar om zich te verdedigen tegen Duitsland
- Italië: 1 grote man  eenmaking van Italië
- Engeland: oude tante
- Ierland: schoothondje van Engeland
4. eenmaking
Congres van Wenen: gaat de grenzen bepalen (1814-1815)
Door Franse Revolutie:
- staten die uit veel volkeren bestaan  ontploffen: elk volk wil eigen land zijn
o vb. Osmaanse rijk
- etnische staten  nog geen land, maar ze voelen zich wel zo
o vb. Duitsland, Italië
door nationalisme worden ze 1 staat.
A. Duitse eenmaking (1871)
1648: vrede van Westfalen in Duitsland
Na 30-jarige oorlog (katholieken >< protestanten)  Duitsland bestaat uit zeer veel
kleine stukjes  samenkomen van deze stukjes worden Duitsland.
(Pruisen en Oostenrijk: belangrijkste staten)
- Karel V: Duitse rijk katholiek maken
- Luther:
o zal zorgen dat het rijk verdeeld wordt. (protestanten en katholieken)
o maar zal ook het rijk 1 maken: hij laat de bijbel vertalen in het Duits 
Duitse taal wordt vastgelegd.
- The zollverein (opgericht door Pruisen) = Duits tolverbond ( handel werd
moeilijk in Duitse rijk door tol (industriële revolutie), bepaalde staten gingen
een verbond aan en creëerden een gematigde vrijheid)
 economische eenmaking
- Otto von Bismarck: Pruis, arrogant politicus
o ‘Motor’ achter de Duitse eemaking
o Pickelhaube = helm uit geperst leer met metalen versiering, verdediging
bij sabelgevechten
 afgeschaft in WO II
Eline Burms
9
Geschiedenis
5de jaar
-
De grote rivaal van Pruisen: Oostenrijk:
o 1866: slag bij Sadowa (Königgrätz)
o Legers waren even groot, maar niet goed georganiseerd. Tussen
Sadowa en Königgrätz kan het Oostenrijkse leger zich ongeveer
opstellen: Linker- en rechterflank: onbeschermd
 Terugtrekken was moeilijk omdat ze met hun rug naar de Elbe
stonden.
 Pruisen vallen aan en winnen: (konden geweer langs achter laden 
scheelt veel tijd, Oostenrijkers hadden veel tijd nodig om hun geweer te
laden + zijn fel blauw gekleed)
(zie dia 28)
Le grand ogre Allemand  de grote Duitse Boeman
- cartoon van Franse afkomst
- voorwerp in zijn mond = Oostenrijk
Frankrijk heeft ook schrik om opgegeten te worden
- 1870: Pruisen >< Frankrijk (machtigste land in Europa (tot 1870): willen
invloed houden)
Wilhelm I >< Napoleon III
(zie dia 29)
1871: eenmaking Duitse keizerrijk is feit
 1e keizer = koning van Pruisen
Otto von Bismarck = rijkskanselier (vlak onder de keizer)
HB pg. 31 doc 5b:
Koning van Pruisen wordt in Versailles (spiegelzaal) tot Duitse keizer gekroond. Ze
doen dit in Frankrijk om nog eens te benadrukken.
Doodskop: ligging van Elzas en Lotharingen: Frankrijk moet dit afgeven aan Pruisen
Opm: Oostenrijk hoort niet bij het Duitse keizerrijk.
(zie dia 30) le desastre de Sedan
In Metz: Franse leger staat er slecht voor. Napoleon III gaat zijn leger helpen en
wordt gevangen genomen bij Sedan. Hij moet zich overgeven aan Pruisen.
(zie dia 31)
Spotprent over le desastre de Sedan
Eline Burms
10
Geschiedenis
5de jaar
B. Italiaanse eenmaking
1. aanleiding
- Napoleon Bonaparte
Sinds 1805: koning van Italië
 voert doelmatiger bestuur
 moderne wetgeving
 - feodale structuur in Italië valt weg.
- nationaal bewustzijn onder de Italianen (vreemde Franse koning)
- contact tussen Frankrijk en Italië  komen in contact met liberalisme
BESLUIT: In Italië begint het nationalisme en liberalisme op te komen.
- Congres van Wenen
Beslissingen: Oostenrijk krijgt vazalstaten in Italië (bezit).
2. protagonisten
- Carbonari: geheim genootschap tegen absolutisme
 lagere geestelijken, militairen, later ook Italiaanse burgerij
 Carbonari worden vervolgd  la giovane Italia = het jonge Italië (leider:
Garibaldi)
La giovane Italia: willen Italiaanse democratische republiek
 bereiken zonder steun van het buitenland, met geweld.
Garibaldi wordt lid van la giovane Italia. Jaar later  verlaat leger om deel te
nemen opstand in Genua. Opstand mislukt en hij wordt veroordeeld  vlucht
naar Zuid-Amerika.
1848: Garibaldi keert terug + neemt deel aan guerrillaoorlog tegen Oostenrijk,
met leger van bv. boeren (geen echt leger). Ze vallen aan met kleine
aanvallen.
 Piémont (staat in Italië) = motor achter guerrillaoorlog, maar haken al snel
af Garibaldi strijdt alleen verder (Garibaldi en zijn roodhemden: droegen rode
slagershemden)  redelijk succesvol.
Opvolger: Victor Emmanuel II  wordt 1e koning van Italië
 carbonari nemen genoegen met monarchie.
- De Il Risorgimento
Leider: Camillo Benso di Cavour  wil ook eenmaking van Italië, een
monarchie met parlement (grondwet).
Monarchie moet uit huis van de Savoyes komen.
Ze willen geweld gebruiken als dit nodig is, maar stellen dit niet als middel, wel
met buitenlandse hulp.
3. eenmaking
1820: navolging van de Spaanse revolutie (opstand): grondwet 1812 terughebben
 Napels: Ferdinand I moet van rebellen grondwet te tekenen in Piémont.
Victor Emmanuel I moet troonsafstand doen
Oostenrijk moeit zich (grondgebied in Italië)
 willen niet dat Italië 1 wordt  zouden ze grondgebied verliezen
In Napels zorgen ze ervoor dat Ferdinand I de absolutistische koning wordt (geen
grondwet) (door Oostenrijk)
In Piémont: Karel Felix (jongere broer Victor) wordt koning, MAAR: grondwet blijft
 klokt wordt niet teruggedraaid.
CONCLUSIE: Napels niets veranderd na revolutie, Piémont wel (= enige stad met
grondwet)
Eline Burms
11
Geschiedenis
5de jaar
1830: na juli-revolutie (Parijs)
Aantal staten komen in opstand in Midden-Italië (Romagna, Parma en Modena) (
op kaart kunnen aanduiden)
In Romagna is soeverein de paus, Oostenrijkers kunnen de klok terugdraaien. De
afgezette koningen komen terug op troon
CONCLUSIE: 1830: niets bereikt op eenmakinggebied
1848-1849: na de Franse februari-revolutie
Sicilië komt in opstand (groot deel ook van hak van de laars)
Een heel aantal staten gaan zich erbij aansluiten zoals staten van Midden Italië (bv.
Venetië (= OOSTENRIJKS)
Soevereinen worden afgezet  Oostenrijk komt zich moeien
Moment waar eenmaking echt begint: want de staten kunnen een coalitie vormen.
Piémont en Sardinië zullen 1 rijk worden.
Begin: Piémont-Sardinië  Napels terug aan zijn kant proberen te krijgen
 gesteund door Carbonari
Ontstaan strijd: Napels wint (willen geen eenmaking)  tegenslag voor
nationalisme
Noord-Italië weer leiding.
Belangrijke stap: Venetië, Toscane, Rome  bondgenootschap
 pauselijke macht wordt ingeperkt, Frankrijk en Oostenrijk
helpen hem, Rome = katholiek en moet zo blijven.
Alles wordt teruggeschroefd enkel Piémont kan eenmaking
verwezenlijken.
 overeenkomst van Plobières (1858) tussen Napoleon III (FR)
en Cavour (IT + met steun buitenland)
Plan: Piémont gaat Oostenrijkse aanval uitlokken om Piémont in te nemen
Frankrijk en Piémont gaan dit beletten
Frankrijk vindt dat Oostenrijk te machtig wordt.
Piémont, Lombardijen, Venetië (=Oostenrijks)  koninkrijk vormen (Noord-It)
Bedoeling: als Oostenrijk verslagen is, om alle andere staatjes aan te
moedigen om zich hierbij aan te sluiten.
Wat gebeurt er nu? Parma, Toscane, Romagna  willen zich aansluiten bij het
koninkrijk van Noord-Italië, gaan volksraadpleging houden en er
wordt massaal voor gestemd. (sluiten zich aan)
Zuiden  opstand (in Sicilië) waardoor volksraadpleging gehouden wordt, willen zich
ook aansluiten bij het koninkrijk Noord-Italië
Maart 1860: midden sluit zich aan
Mei 1860: zuiden sluit zich aan
Noord-Midden-Zuid-Italië willen eenmaking, Napels legt zich erbij neer.
!! Enkel pauselijke staat heeft zich nog niet aangesloten !!
Eline Burms
12
Geschiedenis
5de jaar
Italiaanse koning: Victor Emmanuel II (= ook koning Sardinië)  uit huis van de
Savois = wat il risorgimento wil
Valt kerkelijke staat binnen  wordt geëxcommuniceerd door de paus
We hebben koning Victor en Turijn (=hoofdstad), maar wat met Rome?
Probleem van Rome: Rome hoort niet onder gezag van Italië, wel onder paus
(dankzij Frankrijk: Napoleon VI)
1870: Franse troepen weg uit Rome om in Frankrijk oorlog te voeren. (Duitse
eenmaking)
 pauselijke zouaven = pauselijk leger
Paus doet oproep aan katholieke wereld (jonge, ongehuwde mannen) om Rome te
verdedigen: vrijwillig uit geloof
Nu: Rome = niet meer van de paus, enkel Vaticaanstad = van de paus
Vanaf 1929: paus legt zich erbij neer dat enkel Vaticaanstad van hem is = kleinste
onafhankelijke staat ter wereld.
Synthese Italiaanse eenmaking:
1) eenmaking Noorden:
 voorbereid door Carbonari
 leiding: Piémont-Sardinië
Groei noorden: via referenda: vragen aan burgerij of ze willen aansluiten 
burgerij neemt macht
2) Zuiden
Geribaldi gaat het zuiden binnen, zonder slag of stoot
Zuiden geeft zich over (sneeuwbaleffect, kaartenhuisje)
3) Pauselijke staat
1870: wordt ingenomen met manu militari
Maken meteen van Rome de hoofdstad
Italië = 1?
- geografisch: ja
- mentaliteit: nee
(zie film landing in Marsala Geribaldi)
Verwaarlozing monument m.a.w. zuiden heeft geen sympathie meer voor
eenmaking. Noorden beschouwt zuiden als parasiet, willen elkaar afstoten.
Bossi wil onafhankelijkheid maar Noord-Italië enorme industriële grootheid.
Risorgimento: naam beweging (Italiaanse eenmaking)
< resurgere: wederopstanding van Italië tot oude Romeinse rijk
Duitsland = 1?
- federale staat
- bestaat uit deelstaten met heel veel eigen bevoegdheid
Beieren bepaalt heel veel zelf
 1 MAAR:
Zuiden: katholiek
Noorden: protestant
Eline Burms
13
Geschiedenis
5de jaar
Vergelijking Duitse en Italiaanse eenmaking:
Duitsland
±1850-1870: 1 geworden
Pruisen
Bismarck: streeft ernaar 1 te worden
Italië
±1850-1870: 1 geworden
Piémont
Cavour + Geribaldi: willen 1 worden
C. Balkan
3e eeuw: Oost- en West-Romeinse rijk scheiden  grens: Drina (leeft bijna niemand)
Oosten o.l.v. Byzantium  orthodox
Westen o.l.v. Rome  katholiek
5e eeuw: verhuizing van volkeren in Europa.  waarschijnlijk ten gevolge van
klimaatsverandering (bij ons Franken)
Drinavallei: rechterkant: Servië
Linkerkant: Bosnië, Kroatië, Slovenië
Bij ons zelfstandige staten door volksverhuizingen, hier hetzelfde.
1389: opkomst Turkse (Ottomaanse) rijk
Langs Balkan (gebergte) naar Europa
Servië gaat zich verdedigen
Slag bij Merelveld (Kosovo): Servië gaat ten onder  beschouwen zich als offer voor
het christendom  hoge symbolische waarde
Ottomaanse rijk (moslims) voert geen gedwongen bekeringen door.
Geen islam  tweederangsburger
RESULTAAT: deel gaat zich bekeren
 adel: zo behoudt ze haar macht
Aantal Serviërs vluchten: sommigen halen de grens niet à en
blijven in Bosnië hangen è verspreiding van de Serviërs:
verklaart S aanwezigheid daar. Behouden eveneens hun cultuur
Aantal Serviërs vluchten: sommigen halen de grens  komen in
Bosnië  verspreiding van de Serviërs
Anderen  komen in Oostenrijk: krijgen land aan de grens van
Oostenrijk (moeten geen belastingen betalen). Grens aan het
islamitisch gebied: Krajina’s  zich vrij vestigen, moeten grens
bewaken (behouden cultuur).
e
19 eeuw: nationalisme: elk volk een land; Ottomaanse rijk verzwakt (Multi-etnisch)
Serviërs (orthodox geloof) willen terug onafhankelijk worden en dit lukt stilaan. Van ½
19de eeuw (zie dia)
Waar moet de grens van nieuw Servië komen?
 laatst bekende grens (1889)
Of
 plaats waar Serviërs wonen: Oostenrijkse rijk, delen van Bosnië + Krojina’s
Nieuwe spelers in het veld die ook van verzwakking Ottomaanse Rijk wil profiteren:
Rusland: 1 hoofdhaven (Sint-Petersburg) wil doorbreken naar Middellandse zee
Serviërs en Russen: beider orthodox  bondgenootschap
 willen beide uitbreiding
Oostenrijk ziet dit niet zitten  zou omsingeld worden  neemt Bosnië in
Tot ergernis van Servië
1914: prins van Oostenrijk  in hoofdstad van recent aangehechte Bosnië
(Sarajevo) paraderen. Hij wordt doodgeschoten door Bosnische Serviër. Wapens
komen uit Servië. Dit laatste krijgt steun van Rusland (zie boven). (vgl. Bill Clinton
wordt doodgeschoten door Iranees)
Eline Burms
14
Geschiedenis
5de jaar
Na WO I: Servië in kamp overwinnaars (Rusland)
 nieuw land: Joegoslavië (= alle landen die we hebben in de 7e eeuw, dia42)
Joegoslavië (< iungere: verbinden: trucje om te onthouden)
 vereniging van Zuid-Slavische landen
Probleem: nieuwe land is cadeau aan Servië
 hoofdstad = Belgrado
 koning = Serviër
 leiding leger + ministers = Serviërs
Vooral Kroaten hebben het hier moeilijk mee  vorming oppositie.
Extreem nationalistische Kroaten pikken dit niet + NAZIS (pronazi) = USTACHA
(ustachisten) >< Servië: doden Servische koning  spanning loopt op.
WO II: Serviërs in kamp geallieerden.
In Kroatië: meeheulen met de nazi’s omdat ze zo een middel zien om hun
onafhankelijkheid te laten zien (nog steeds kwaad om 2e rangburgerschap)
Servië = bezet door de Duitsers
Collaborateurs staan aan de kant van de Duitsers
 Tchetnics: kleine groep Serviërs is bereid met de Duitsers mee te heulen
Heuse burgeroorlog: symbool = Serviëndoder (Serviček)  ± 100 000 doden bij
Serviërs.
In WO II: moeten ze hiervoor boeten  veel Serviërs dood
Serviërs worden herkend: orthodox (kruisteken = anders: eerst rechts dan links)
Joegoslavië krijgt een communistische dictatuur: leider: Tito Brooz
Uiteindelijk worden elke nationalistische bewegingen onderdrukt. Alle kwalen uit WO
II worden behouden, geen verzoening.
Val van communisme: dood Tito en poppen gaan aan het dansen (1989)
 burgeroorlog leidt tot menging van NAVO, muur is gevallen
Noorden: rijker dan zuiden
Deelgebieden van Joegoslavië willen onafhankelijk worden, nl. Slovenië, Kroatië en
Bosnië  verzet van Belgrado
Reden van verzet: in deze gebieden wonen Serviërs.
In Slovenië niet  mislukt daarom
Oorlog: Servië vs. 3 Slovenië, Kroatië en Bosnië
Oorlog Slovenië: referendum  spreekt onafhankelijkheid uit
Belgrado valt aan (weigert dit), en krijgt klappen.
 Slovenië kan onafhankelijkheid behouden, blijft vrij van oorlog
Oorlog Kroatië, Servische minderheid in Krajina’s (dia 44):
Tudjman (aan de macht)  nationalistische beweging
 Kroatië aan de Kroaten en Serviërs buiten
Serviërs in Kroatië verdedigen zich hiertegen  richten Servische milities op
(gesteund door Servië): moeten vuile klussen doen, die het leger niet mag doen
Belgrado valt aan
Strategie:
1 aaneengesloten louter Servisch gebied vormen
Iedere niet-Serviër  dood of eruit
(etnische zuivering: brutale, agressieve moordpartij. Kroaten moeten
weg om Krajina’s aan te sluiten bij Servië)
Publieke, wereldopinie keert zich tegen Servië
Onderhandelingen: ± erkenning Kroatië: met Navo hulp Servië er grotendeels uit
geknald. Velen verhuisd. Kroatië en Servië: vrede
 Servië haalt deel van Kroatië binnen. Moreel moeilijk aanvaardbaar: dood of weg
Waarom Voïvodina niet veroveren?
Eline Burms
15
Geschiedenis
5de jaar
Hongarije = groot + sterk leger  helpen Voïvodina, Servië kan er niet tegenop
Oorlog Bosnië en Servië:
Serviërs vallen Bosniërs aan en gooien iedereen buiten die niet-Servisch is.
Opnieuw verandert de wereldopinie zich tegen de Serrviërs
Wegens pnieuw massamoorden.  o.l.v. Amerikanen gaat de NAVO aanvallen
Nieuw: grafietbommen op kerncentrale van Belgrado  heel Belgrado zonder
elektriciteit  duidelijk maken dat het zo niet gaat.
1995: samenkomen in Amerika, Dayton. Servische veroveringen in Bosnië worden
erkend en worden Servisch gebied  nieuwe grens
Servië stopt er op dat moment mee, en willen bij Europa komen  enkel als ze
oorlogsmisdadigers uitleveren.
 Melosevič: Dé Servische leider die de oorlogen heeft geleid, gestorven in
gevangenis.
 Meadič (pas vorig jaar uitgeleverd): verantwoordelijk voor een aantal moordslacht- en verkrachtingsgebeurtenissen.
Nu nog 1 probleem voor toetreden:
Kosovo is provincie, heel oud Servisch gebied, plaats waar ze gevochten hebben
tegen de islam = zeer belangrijk gebied. De bevolking is helemaal veranderd door de
geschiedenis van de bezitting: 90% Albanese moslims.
Kosovo wil ook onafhankelijk worden, de aanval wordt ingezet en opnieuw de
dreiging van de internationale gemeenschappelijke grens wordt bewaakt door VN
met de blauwhelmen.
Servië mag tot Europa behoren als dit probleem opgelost is.
3. De industriële revolutie
1. Stoom, staal en steenkool
De uitvinding van de stoommachtine
- de oude Grieken hadden reeds stoommachines uitgevonden
- Heroon van Alexandrië heeft in de 4e eeuw v.C. talloze voorbeeldjes
uitgewerkt. (site zie ppt dia 2)  je zult er versteld van staan
- Voorbeelden zie dia 3-4
- Deze wetenschap gaat echter verloren maar vanaf de 17e eeuw is er opnieuw
onderzoek naar.
- In 1778: James Watt (Schot) bouwde de stoommachine met een voldoende
rendement om als universele drijfkracht te worden ingezet.
- vroegere versie van een mijnpomp (zie ppt dia 5: site -6)
- ontstaan van “Stoom-staal-steenkool” cirkel
door de stoommachine kan men diepere mijnen ontginnen. Dankzij betere en
diepere mijnkoollagen.  betere en meer machines  meer mijnkool
ontginnen  …
- Stephenson (1814): meer en sneller goederen transporteren (nieuw transport):
spoorlijn aanleggen bij de haven om hier ook goederen te vervoeren
- Dankzij de stoommachine gaat de industriële wereld open
- Nog nooit had de mensheid over zoveel vermogen beschikt
- Nog nooit konden zoveel goederen worden vervaardigd
- Nog nooit was er zoveel welvaart mogelijk…
Eline Burms
16
Geschiedenis
5de jaar
-
o Definitie welvaart: de beschikbaarheid van materiële goederen. (in
westen stellen we dit gelijk aan geluk)  welvaart gaat niet naar de
arbeider, maar naar de burgerij.
Maar nog nooit was deze zo slecht verdeeld
Textielsector: 1e en voorname afnemer van de nieuwe
o technologie
 Waarom?
 Iedereen heeft kleren nodig = basisbehoefte
 beste van de mechanica is hiervoor nodig (moet snel en fijn werken)
computer van vandaag in 19e eeuw omgezet.
 industrie in Engeland onder druk. Kolonie India met stoffen. De hele
burgerij wil Indische stoffen (katoen), dus eigen industrie ligt eronder;
moet verbeteren om te kunnen concurreren.
Industriële uitdaging: economische concurrent
(India: Indische katoen kapot  ellende en hongersnood)
o Spitstechnologie
 Moet snel en nauwkeurig kunnen werken (dia 11)
2. Waarom het westen rijk werd
-
-
aanzet: Indisch katoen
stedelijk fenomeen
o vb. Antwerpen: moderne 19e eeuwse stad
fabriek met daar rond arbeidshuisjes  industriewijken
Het centraal station is de tempel van de industriële revolutie. In de stad
(Meir) woont de burgerij: niet pendelen: geen goede wegen, time =
money + reizen is te duur (dichtbij handelsbeurzen ed.)
(Nu: omgekeerd  burgerij aan de rand)
Het westen met andere voorwaarden: bank met beurssysteem
Geld van de koloniale hand (= startkapitaal om te investeren)
We gaan dus zien dat technologie de maatschappij grondig en
onherroepelijk zal veranderen.
Eline Burms
17
Geschiedenis
5de jaar
3. In cijfers en kaarten
Vb. Engeland: nieuwe steden: nieuwe grondstoffen
 havensteden worden belangrijk (vervoer)
 worden gebonden met elkaar met spoorweglijnen
Op het vasteland rond de steenkoolbekkens:
Landen die grondstoffen (ijzererts) of energie (en haven en spoorlijn) hebben doen
mee met de industriële revolutie
Vb. België: (Zoll Verein komt erbij)
Nu is dit anders: hoeft niet meer.
(dia 16: grafiek)
1840: Groot-Brittannië neemt de leiding
1860: Frankrijk en Duitsland gelijk
1880: Duitsland steekt Frankrijk voorbij: Frankrijk = 3x kleiner dan Duitsland
Duitse economische groei: Zoll Verein
Frankrijk: landbouw: wijn, kaas  landelijke traditie (gastronomie)  rurale
samenleving
Industrie brengt veel op  rijker
Duitse industrie brengt meer op  rijker
Frankrijk verliest leiding op vaste land  Duitsland neemt over
 spanningen  Duitsland wint oorlog
 1914 (WO I): Frankrijk wil wraak
Einde 19e eeuw: Engeland wordt zelfs bedreigd door Duitse industrie  Engeland en
Frankrijk: bondgenoten (in WO I)
(dia 18) gemiddelde opbrengstfactoren van tarwe, rogge en gerst (1500-1820)
Meer voedsel  grotere bevolking
België (toen) ≈ Taiwan (nu)
(dia 19) graanproductie en bevolkingsgroei
Begin 19e eeuw:
graanproductie neemt toe
 hongersnood
bevolking neemt harder toe
(dia 20) geboorten- en sterftecijfers in Engeland (1721-1871)
Meer voeding  minder sterften
Opm: geboortecijfer daalt 1821-1831: oorlog met Napoleon
(dia 21) evolutie van de bevolking 19e eeuw
1750: Frankrijk: groot  veel manschappen
1850: Duitsland  neemt toe (Zoll Verein)
Groot-Brittannië  voorbijgestoken door Duitsland
(dia 22) percentage van de bevolking in de landbouw tewerkgesteld
Groot-Brittannië ziet als 1e landbouw achteruit gaan  als 1e industrialiseren
Duitsland ook meer geïndustrialiseerd.
(dia 23) de industriële wereldproductie (1900 = index 100)
Exponentieel
1980: petroleumcrisis: energie wordt duurder
Na WO II: onze industrie toegenomen
Uitvallen van petroleum  kerncentrales
Eline Burms
18
Geschiedenis
5de jaar
(dia 24) BBP 1840-1910 (BBP 1913 = 100)
Bruto Binnenlands Product (BBP) = Gross National Product (GNP)
= alle goederen en diensten in een land
geproduceerd in de tijdspanne van 1 jaar en in
geld uitgedrukt.
(dia 25) BBP 1914-1945 (BBP 1913 = 100)
1918-1920: klein oorlogje
1923-1925: oorlog
(dia 26) productiviteit in Groot-Brittannië in de katoenindustrie
Katoenindustrie  spitstechnologie (toen) = referentiepunt
4. enkele voorbeelden
-
1e industriële revolutie: 1750-1850
2e industriële revolutie: 1850-1914
Metaal: schaars en duur (Ancien Régime)  in Industriële revolutie:
basisproduct waaruit alles vervaardigd wordt.
Nieuwe machines  hogere rendementen haalbaar
In alle sectoren van de industrie en landbouw  onderzoek verricht naar
nieuwe producten of toepassingen
Mechanica, scheikunde, geneeskunde, transport, dagelijks leven,
ontspanning… alle sectoren van de maatschappij  ondergaan revolutie
Alle aspecten van de samenleving ondergaan grondige wijzigingen door deze
nieuwe ontdekkingen en uitvindingen
Geef een voorbeeld van de industriële revolutie en leg uit hoe ze de maatschappij
beïnvloed heeft.
- 1778: ironbridge: 1e brug in ijzer gemaakt
- Katoenfabrieken (Vlaanderen en Engeland: sterk)
 aparte energiekamer (met stoommachines): indien ontploffen  niet alle
dure machines kapot (productie)
- Tractor
- Trein met stoommachine (= heel belangrijk)
- Broadly mill: beeld van de vooruitgang
- 1e auto: evolueert tot een koets die men verbouwt  luchtbanden:
betrouwbare rubberen banden (±1890)
- Telefooncentrale: handbediend, draad van ene gaatje naar het andere
verbinden
- 1e stemopname: Edison
stemgolf wordt in was gekrast  worden later platen (platter) 
consumentenmaatschappijen rond ontspanning
- Reclame consumptiemaatschappij
- Dynamiet: nitroglycerine = zeer ontplofbaar
WO I was mogelijk door industrialisatie
- Gloeilampen: Edison
Vroeger elk huis maar 1/3 lampen
- 19e eeuw: begin elektriciteit: versterking
Ontwikkeling van radiosignalen. Mussolini: massa politiek vergadering 
versterking nodig
- Vliegtuig (eind 19e eeuw)
- 1e foto: Zuiden van Frankrijk (1824)
Eline Burms
19
Geschiedenis
5de jaar
-
Fotografie: bestralen pek met zonlicht = 1e methode
1889: film
Vaccinatie + stetoscoop: 1e bevallingen onder narcose: chloroform
5. industriële archeologie
In ons land nu pas opgesteld: steenbakkerij Boom
In Engeland is belangstelling blijven bestaan
-
Robert Owen  Richard Archwright
Mill (= watermolen)
Water, droogte
-
-
-
stoom
Father of the factory system
Mill = fabriek
o belang textiel
o vb. soort vilt maken met hamers  mechanisme aangedreven
ondergang van Europese textielindustrie: India en China ( zelfde techniek,
goedkopere werkkrachten)
Vervuiling:
Lawaai in de fabriek
high pressure cilinder
Rowing Mill  1905
Eerst houtskool = charcoal
 hele bossen afgebrand (milieuramp)  steenkool gaan zoeken (industriële
revolutie op volle toeren)
Cast = gieten
Klinknagel
warme nagel wordt tegengehouden (1), op de andere kant wordt geslagen.
Trevertick: ‘1e’ machine op rail (rail cfr. Supra)
4. Sociale wantoestanden
Tekst 1: Samuel Courtauld
Kinderarbeid bestaat:
kinderarbeidwet
Prijzen van lonen van meisjes worden hier uitgezet
 vrouwen en meisjes: goedkoopst (worden vernoemd)
 aanleiding tot maken van die wet
 als je deze wet stemt, moet er een reden voor zijn
Tekst 2: kinderarbeid in de fabriek van Richard Arkwright
R. Arkwright  1 van de grootste beulen uit deze tijd
Vooral vrouwen en kinderen: goedkoop
Schandalig rijk geworden door deze mensen
Overvloed aan producten  prijs daalt
Eline Burms
20
Geschiedenis
5de jaar
Tekst 3: Dokter Thomas Turner
-
Zie ook doc. 4: gesprek vindt plaats op formele plaats
Vraag - antwoord (bijna letterlijk)  verslagen zijn bewaard  kan je weinig
bedrog mee plegen. Relatief slecht interpreteerbaar voor emotie.
Hogerhuis: ‘the house of Lords’  adel
Verwachting: eerder sympathie voor hun standgenoten
 hebben onwaarschijnlijke sympathie voor de arbeiders
Onderzoekscommissie: er heeft zich dus iets voorgedaan, een groot probleem
Het staat vast dat er kinderen werken in de fabriek. Om zich te verdedigen zou hij
een tegenargument geven (kinderen van 8 jaar werken 14 uur). Dus: de Lord heeft
zijn huiswerk gemaakt. De dokter kan geen gegevens geven (ook al zegt hij dat hij
de fabriek wel geïnspecteerd heeft).
Het vrijkomen van stof wordt ook niet ontkend.
 er blijkt dus dat de kinderen in zeer slechte omstandigheden moeten
werken.
Tekst 4: Dokter Michael Ward
Deze tekst eerder geloven dan (3): hij geeft namen, getallen, plaatsen, feiten
Zeker dat hij daar geweest is (duidelijk bewijs): hoge temperatuur  heel warm want
katoen is vrij breekbaar
 met olie insmeren zodat systeem goed loopt, maar moet er warm genoeg
voor zijn.
Tekst 5: Samuel Greg
Kinderen worden uit verschillende parochies en steden uitgehuurd. Hier schuilt grote
ellende achter.
Eline Burms
21
Geschiedenis
5de jaar
Tekst 6: Andrew Ure
Hij is voor kinderarbeid, gewoon irreëel.
Filosofie: ophemelen van de fabrieken ( the philosophy of manufactures)
 systeem van kinderarbeid verdedigen
Tekst 7: Robert Owen (had oog voor zijn werklui)
PS: ± 1e mill
Waarde doc: (zie hierboven) zie betrouwbaarheid van parlementaire commissie. Hier
in Lagerhuis.
Bevestigt de wantoestanden (kinderarbeid)
Amper kunnen lezen, schrijven
m.a.w. wantoestanden die wij kennen
hij was zo verontwaardigd dat hij zodra hij de macht/kans kreeg, maatregelen heeft
getroffen.
Tekst 8: James Farington
Lange dagen
Tekst 9: John Reed
Egodocument (getuigenis): kan liegen, maar geeft cijfers en hij is blut. Er is geen
opvang (voor kreupel geworden arbeiders). Hij is kreupel geworden.
Tekst 10: opzichters en bazen
Ashton Chronicle: soort krant geschreven door dominee die er vrij veel last mee heeft
gehad (zoals Daens)
 klaagt wantoestanden aan
 kan bijna niet liegen: getuigenissen
 naar de context kijken. 1 leugen = ongeloofwaardig
Vrij bondig, citeert namen
Figuur in Daens = geloofwaardig
Tekst 11: Robert Blincoe
 getuigenis klopt: - lange uren
- hitte
- zolang staan  vermoeiend
Tekst 12: Mary Richards
 gruwelijke gebeurtenissen
Eline Burms
22
Geschiedenis
5de jaar
Tekst 13: John Fielden
De vloek van the factory system
John Fielden: politicus met eigen fabriek
 maakte het eerst zelf mee als kind, groeide eruit  politicus
 redevoering: kind legt 32 km af.
Tekst 14: Hannah Brown
 klaagt mishandelingen en werkomstandigheden aan
Tekst 15: Boetes
Tekst 16: Fabriekswet in Groot-Brittannië
We zien kinderarbeid
We weten dat, iedereen moet dat geweten hebben
Heel de wereld zag die armoede
Hoe kan dat dan verantwoord worden?
Verklaring:
1) de oudheid was de voorbeeldbeschaving en daar bestond slavernij.
2) Klasse egoïsme: burgerij heeft adel als leidinggevende stand opzij gezet
(politiek uitgeschakeld, ook economisch). Niemand heeft de burgerij geholpen
om de macht over te nemen, hebben dit zelf gedaan, komen voor zichzelf op
en niet voor de adel.
3) Lijden = eigen fout, geen enkele empathie/sympathie voor de armen, afkeer,
afgrijzen
Misprijzen van het volk, voor een massa die onder ontwikkeld is.
Het verschijnsel van armoede wordt afgeschaft.
4) Uit de godsdienst
Door god gewilde ordening van de maatschappij
Eer zijn nu ongelijke verdiepingen van capaciteit. Er is nu eenmaal armoede.
De kerk zei dat dit in het hiernamaals wel goed zou komen = MISBRUIK van
de godsdienst.
 gewoon om ze te sussen
Bij protestanten:
Predestinatieleer
God = alwetend, weet ons lot al, onze rekening is al bepaald, voor we geleefd
hebben, een voorbestemming om een bepaald levenspad te volgen
Het feit dat je het goed doet = het feit dat je het moreel goed doet.
Niet-religieus:
L’ordre naturel: de natuurlijke ordening. Er zijn nu eenmaal roof- en
prooidieren. Er is een natuurlijke orde, natuurlijke ongelijkheid
Natuurlijke orde van het leven
van de maatschappij
 men heeft geen enkele reden om hen te helpen.
Eline Burms
23
Geschiedenis
5de jaar
Nu wordt er geholpen maar het gebeurt met mondjesmaat. Technisch gezien
willen we onze welvaart niet delen. We doen bijna hetzelfde, dus bestempel ze
niet als onmensen (kijk met een bril).
Leerstof:
Franse Revolutie: burgerij komt op + beschermd macht
Hoofdstukken: lopen samen
Nationalisme:
 oudheid = voorbeeldbeschaving
Industriële Revolutie: wat ging vooraf aan de IR?
 geld koloniale handel
 Newton: Stoommachine
 banken en beurssysteem
Bronnen: betrouwbaar?
 wat kan je er uit afleiden?
Eline Burms
24
Geschiedenis
5de jaar
Download