Insecten en andere GELEEDPOTIGEN Inhoud Insecten....................................................................................................................................... 3 Kenmerken van de insecten.................................................................................................... 3 Schubvleugeligen ................................................................................................................... 6 Libellen................................................................................................................................... 7 Vliesvleugeligen ..................................................................................................................... 8 Wespen ............................................................................................................................... 9 Mieren .............................................................................................................................. 11 Tweevleugeligen .................................................................................................................. 11 Kevers................................................................................................................................... 13 Wantsen ................................................................................................................................ 13 Gaasvliegen, Elzenvliegen en Schorpioenvliegen................................................................ 14 Rechtvleugeligen .................................................................................................................. 15 Oorwormen........................................................................................................................... 16 Spinnen ..................................................................................................................................... 17 Duizendpootachtigen ................................................................................................................ 20 =================================================================== IVN Helden 2 geleedpotigen Geleedpotigen Een van de hoofdafdelingen van het dierenrijk wordt gevormd door de geleedpotigen. Dit zijn, veelal kleine, dieren met een uitwendig geraamte. Voor de beweegbaarheid is het lichaam opgebouwd uit segmenten(leden). De hoofdafdeling van de geleedpotigen wordt onderverdeeld in insecten, spinnen, kreeften, duizendpoten en miljoenpoten. Insecten De meest bekende groep binnen de geleedpotigen wordt gevormd door de insecten. Ver voor de mensheid bewoonden deze de aarde. De variatie is gigantisch. Dit geldt bijvoorbeeld voor het uiterlijk, de grootte, de bouw, de leefwijze, de voeding en het biotoop waarin ze voorkomen. In de loop van de evolutie zijn ze weinig veranderd. Dit pleit voor een doelmatige bouw en levenswijze. Er zijn ruim 900.000 soorten insecten bekend. Van alle diersoorten behoort ruim 75% tot de insecten. Ze komen overal voor en bewonen het luchtruim, het water en de bodem. Het zal niet verwonderlijk zijn dat insecten een belangrijke schakel vormen binnen de vele voedselnetwerken. Kenmerken van de insecten Enkele belangrijk kenmerken van insecten: - Lichaamsbouw Aan het lichaam kun je 3 onderdelen onderscheiden; de kop, het borststuk en het achterlijf. Aan het borststuk zitten zes (drie paar) poten. (hexapoda) De voortbewegingsorganen, de tastorganen en de monddelen zijn duidelijk uit allerlei verschillende delen samengesteld. - Uitwendig skelet Alle geleedpotigen hebben een uitwendig skelet van chitine. Chitine is een hoornachtige stof. Het uitwendige skelet zit als een soort pantser om het lichaam, dit skelet kan niet meegroeien. Geleedpotigen vervellen dan ook enkele keren in het stadium waarin groei plaats vindt. Bij een vervelling kruipt een dier uit zijn pantser. In die korte tijd groeit het dier heel snel. Ondertussen vormt het een nieuw pantser. Als het nieuwe pantser klaar is, stopt de groei tot de volgende vervelling. =================================================================== IVN Helden 3 geleedpotigen A- Kop B- Borststuk C- Achterlijf 1 antenne 2 bijoog (bovenste) 3 bijoog (onderste) 4 facetoog 5 hersenen 6 prothorax 7 rug-ader 8 trachee (adembuisje) 9 mesothorax 10 metathorax 11 voorvleugel 12 achtervleugel 13 maag 14 hart 15 eierstok 17. 17 opening anus 18. 18 vagina 19. 19 buikzenuw 20. 20 Buis van Malpighi 21. 21 voet 22. 22 klauw 23. 23 tarsus 24. 24 tibia 25. 25 femur 26. 26 trochanter 27. 27 krop (links) spiermaag(rechts) 28. 28 buikzenuw 29. 29 coxa 30. 30 speekselklier 31. 16 vlnr: (darmen, rectum, 32. anus) 31 slokdarmzenuw 32 monddelen =================================================================== IVN Helden 4 geleedpotigen - Ogen Insecten hebben samengestelde ogen: de ogen zijn opgebouwd uit een heleboel zeshoekjes (facetten), die in elkaar passen. Daarnaast zitten er vaak boven op de kop nog een paar enkelvoudige puntoogjes (ocellen). - Vleugels De meeste volwassen insecten hebben vleugels, waarmee ze aan gevaar kunnen ontsnappen en over een groot gebied naar voedsel kunnen zoeken. - Antennes Aan de kop zitten altijd twee gelede antennes die vaak reukzintuigen bevatten om geuren en/of feromonen waar te nemen voor het zoeken naar voedsel of de voortplanting. - Zenuwstelsel Insecten hebben een touwladder zenuwstelsel dat eindigt in een zenuwknoop. - Spijsvertering Bij insecten komen verschillende monddelen voor. Vaak zijn ze bijtend of zuigend. Ze hebben een darmstelsel met een maag. Soms hebben ze een uitwendige vertering. Ze brengen dan een verterende vloeistof in hun prooi waarna ze hun voedsel opzuigen. - Ademhaling Insecten halen adem door hun achterlijf. Als je het achterlijf van een insect onder de microscoop zou leggen, zou je een heleboel kleine gaatjes zien (poriën of stigma’s). Deze poriën vormen het begin van een heel systeem van kleine buisjes, tracheeën genaamd. Deze werken ongeveer op dezelfde manier als de luchtpijp bij de mens. Er loopt een heel netwerk van die vertakte buisjes door hun lichaam. Via deze buisjes wordt de zuurstof in de lucht opgenomen in het lichaam. Om uit te ademen geven ze het koolzuurgas en water af door dezelfde buisjes. - Bloedsomloop Het bloed van insecten dient niet voor het transport van zuurstof en is meestal kleurloos. Insecten hebben geen aders. Het bloed stroomt dus vrij door het lichaam. Ze hebben we een wel een hart. =================================================================== IVN Helden 5 geleedpotigen - Gedaanteverwisseling (metamorfose) Insecten ondergaan gedurende hun leven een gedaanteverwisseling of metamorfose. Bij sommige groepen is deze volledig bij anderen onvolledig. Vliegen en vlinders zijn voorbeelden van insecten met een volledige gedaanteverwisseling: uit het ei komt een made of larve. Bij vlinders worden die rupsen genoemd. Ze lijken niet op het volwassen dier. Als de larve na meerdere vervellingen volgroeid is volgt een inactief popstadium. Hier komt na verloop van tijd het volwassen insect, imago genoemd, uit te voorschijn. Omdat de larven erg opvallend en verschillend kunnen zijn komen we namen tegen als rupsen, emelten, engerlingen en maden. Bij insecten komt parthenogenese voor. Dit is voortplanting zonder bevruchting. Wantsen en sprinkhanen zijn insecten met een onvolledige gedaan verwisseling. Het jonge dier lijkt al min of meer op het volwassen insect. De vleugels zijn al als stompjes aanwezig en het dier verandert geleidelijk na meerdere vervellingen in het volwassen insect. Er is geen popstadium. Het onvolwassen stadium, de larve, made of nimf, is het stadium van de groei: er wordt vooral gegeten. Het volwassen insect eet meestal weinig en is vooral gericht op de voorplanting. De levensduur van het volwassen insect is over het algemeen veel korter dan die van het jeugdstadium. We bespreken een aantal insecten. Schubvleugeligen (vlinders) Vlinders worden onderverdeeld in drie groepen: - dagvlinders; - macronachtvlinders; - micronachtvlinders. De meeste vlinders die je in de tuin tegenkomt zijn uiteraard dagvlinders, maar er zijn ook enkele nachtvlinders die overdag vliegen. De antennes van dagvlinders zijn knotsvormig, nachtvlinders kunnen draadvormige, geveerde en soms ook knotsvormige antennes hebben. =================================================================== IVN Helden 6 geleedpotigen Vlinders hebben een lange roltong, waarmee ze vloeistoffen kunnen opzuigen, vast voedsel eten ze niet. De typische tuinvlinders halen nectar uit de bloemen, later in het seizoen kun je ze ook op rottend fruit aantreffen, waar ze het vocht uitzuigen. Soms wordt ook van plasjes water gedronken. Er zijn echter ook vlinders die je niet zo gauw op bloemen zult aantreffen; ze drinken honingdauw van bladluizen, vocht van boomknoppen en bloedende bomen en zelfs van mest en vocht van dode dieren wordt wel gedronken. Naast drinken is de andere kernactiviteit van een vlinder gericht op de voortplanting: baltsen, paren en eitjes leggen. Vlindermannen bezetten vaak een klein territorium waaruit ze andere mannen verjagen. De eitjes worden door de vrouwjes gelegd op een waardplant: dat is een plant die de rups tot voedsel dient. Niet elke plantensoort is daarvoor geschikt. Sommige rupsen zijn zo kieskeurig dat ze slechts van één plantensoort eten (monofaag), andere eten van alleen van planten uit één familie en er zijn ook minder kieskeurige, die van veel soorten planten eten. Libellen Libellen worden onderverdeeld in juffers en echte libellen. De Juffers zijn kleine, slank gebouwde libellen, met een dun achterlijf. De Echte libellen zijn over het algemeen groter en veel forser gebouwd. Juffers rusten met de vleugels over het lichaam gevouwen, echte libellen houden de vleugels in rust gespreid. Libellen kennen geen popstadium. Toch is er een groot verschil tussen larve en imago: de larven leven in het water, de volwassen dieren zijn echte vliegers. Kort voor de laatste vervelling kruipt de larve uit het water, de huid barst open en =================================================================== IVN Helden 7 geleedpotigen het volwassen dier kruipt eruit. Dit proces wordt uitsluipen genoemd. Het larvehuidje blijft achter. Libellen zijn jagers. De larven eten alles wat zich in het water bevindt: van ééncelligen als ze nog klein zijn tot kleine visjes bij de latere stadia. De volwassen dieren zijn uiterst behendige vliegers die vooral op andere insecten jagen. Net uitgeslopen libellen verwijderen zich vaak van het water tot ze geslachtsrijp zijn. Daarom kun je ze ook aantreffen in tuinen zonder vijver. Jagende libellen kunnen de vreemdste capriolen in de lucht maken om een insect te pakken te krijgen. Mannetjes bezetten vaak een territorium langs de oever, waaruit ze indringers wegjagen en proberen langs vliegende vrouwtje te grijpen. Als dat laatste lukt wordt er een paringswiel gevormd. Na de paring zet het vrouwtje eitjes af in het water. Soms gebeurt dat solitair, soms in tandem met het mannetje verbonden. Sommige soorten laten de eitjes in het water vallen, andere zetten ze af in ondergedoken plantenstengels. Alleen de houtpantserjuffer zet de eitjes af in boomtakken langs de waterkant. De uitgekomen (pro-)larven vallen dan in het water of hupsen vanaf de kant het water in Vliesvleugeligen (Bijen, wespen en mieren) Bijen, wespen en mieren vormen samen de orde vliesvleugeligen, een orde met een volledige gedaanteverwisseling. Bijen Alle bijen, inclusief hommels en honingbij, worden tegenwoordig in één familie ondergebracht, de Apidae. Naast de gekweekte honingbij vormen alleen hommels kolonies. Bij hommels zijn deze éénjarig. Alleen de bevruchte koningin overwintert en sticht in het voorjaar een nieuwe kolonie. Alle andere bijen zijn solitair. Sommige soorten maken hun nesten wel bij elkaar in de buurt en vormen zo een soort aggregatie. De larven van bijen zijn vegetarisch. De moeder (of koningin en werksters bij hommels en honingbij) verzamelt hiervoor een mengsel van nectar en stuifmeel en heeft hiervoor meestal speciale voorzieningen om dit te vervoeren, vaak aan de achterpoten, soms ook aan de buikzijde van het achterlijf (de buikschuiers). Er zijn ook koekoeksbijen, die niet zelf voedsel voor hun nageslacht verzamelen, maar stiekem het ei leggen bij een ei van een andere soort. De larve van de koekoeksbij komt eerder uit, eet het andere ei en de voedselvoorraad op. Er komen in Nederland ruim 300 soorten voor, maar veel soorten zijn ernstig bedreigd, onder meer door teloorgang van leefgebied. De laatste jaren is er sprake van een wereldwijde ziekte onder honingbijen, waarbij volken massaal uitsterven. Over de oorzaken wordt gegist, de ziekte heeft =================================================================== IVN Helden 8 geleedpotigen de naam CCD (Colony Collapse Disorder) gekregen. Omdat de oorzaak niet bekend is, is het ook onduidelijk of wilde bijen hier last van hebben. Volwassen bijen voeden zich met nectar van bloemen, alleen vrouwen hebben ook wat stuifmeel voor de ontwikkeling van de eitjes nodig. Voor hun larven verzamelen ze nectar en stuifmeel. Door deze leefwijze zijn het de bloembestuivers bij uitstek. In de loop van de evolutie heeft zich een heel samenspel van bij en bloem ontwikkeld, waarbij sprake is van wederzijdse afhankelijkheid. Er zijn bijen met korte en lange tongen en dat bepaalt weer welke bloemen ze bezoeken voor de nectar. Lipbloemigen en vlinderbloemigen hebben diepliggende nectar en kan dus alleen door langtongige bijen bezocht worden. Onder de hommels hebben bijv. de tuinhommel en akkerhommel lange tongen, de aardhommels een korte. Door inbraak kunnen de aardhommels toch bij dieper gelegen nectar komen: ze bijten een gaatje in de keel van de bloem en steken de tong daar doorheen. Eenmaal een gaatje gemaakt, maken ook andere soorten daar gebruik van. Zo had de bloem het natuurlijk niet "bedoeld"! Ook solitaire bijen maken nesten, waar ze per cel een klompje nectar met stuifmeel in brengen en daarop een eitje deponeren. Veel bijensoorten, waaronder de zandbijen, nestelen in de grond, maar er zijn ook soorten die gebruik maken van allerlei holten en spleten in muren, rietstengels etc. De laatste zijn de soorten die gretig gebruik maken van zgn. bijenhotels: blokken hout waarin gaten zijn geboord of bundeltjes holle stengels etc. Wespen Wesp is een verzamelnaam voor een aantal groepen binnen de vliesvleugeligen. Blad-, hout- en halmwespen hebben geen wespentaille. Ze hebben ook geen angel en de larven leven vegetarisch. Ze lijken wel wat op vlinderrupsen. Wespen met een wespentaille vallen weer uiteen in twee hoofdgroepen: =================================================================== IVN Helden 9 geleedpotigen - parasitair levende wespen zonder angel - angeldragers. Sluipwespen horen tot de eerste groep. De vrouwen hebben een legboor, waarmee ze één of meerdere eitjes afzet in het lichaam van een ander insect (vaak een larve). De larve van de sluipwesp eet vervolgens zijn gastheer van binnen op. Omdat de gastheer hier uiteindelijk aan bezwijkt, wordt deze levenswijze "parasitoïd" genoemd. Echte parasieten doden hun gastheer niet. Sluipwespen worden veel ingezet als biologische bestrijding van lastige insecten in fruit- en groenteteelt. Bijen, mieren en verschillende wespenfamilies, waaronder de zgn. limonadewespen, horen allemaal tot de groep van angeldragers. Afgezien van enkele primitieve families kennen de angeldragende wespen geen parasitisme. De larven zijn weliswaar carnivoor, maar krijgen dit als prooi door de volwassen dieren aangedragen. De meeste angeldragende wespen leven solitair. Alleen binnen de familie van Plooivleugelwespen komen kolonievormende wespen voor. Voorbeelden daarvan zijn "limonadewespen", die papiernesten maken en de veldwespen. Net als bij de hommels en anders dan bij de honingbij is de kolonie éénjarig: alleen de bevruchte koningin overwintert en sticht in het voorjaar een nieuwe kolonie. Volwassen wespen leven voornamelijk vegetarisch, ze hebben koolhydraten en suikers nodig als energiebron. Voor dit voedsel bezoeken ze bloemen. Ze hebben een korte tong, dus de nectar moet oppervlakkig liggen, er is verder niet een duidelijke specialisatie. Sporkehout schijnt een geliefde nectarbron voor wespen te zijn. De nectar van lipbloemigen en vlinderbloemigen ligt te diep, maar enkele wespensoorten lossen dit op door bij de kroonbuis een gat te bijten en zo de necar te "roven". Vrouwen hebben wel wat eiwitten nodig voor de ontwikkeling van de eitjes. Vaak zuigen ze wat lichaamssap op van prooien, die ze voor de larven vangen. De larven leven, op een enkele uitzondering na, allemaal van dierlijk voedsel. Bij de solitair levende wespen wordt dit voedsel door de moeder verzorgd. Er is soms een sterke specialisatie in prooikeuze, dit wordt weerspiegeld in veel Nederlandse namen van families of genera: spinnendoders, vliegendoders, bijenwolf etc. Vrijwel alle solitaire wespen maken een nest, waarin de verlamde of gedode prooi samen met het ei wordt gelegd. Elk ei met prooi krijgt een =================================================================== IVN Helden 10 geleedpotigen aparte nestcel. De nesten kunnen op verschillende plaatsen worden gebouwd. Graafwespen en andere families maken een nest in de grond. Anderen gebruiken plantenstengels, holten en spleten in muren, boorgangen van kevers etc. Veel wespensoorten maken ook gebruik van aangeboden, kunstmatig gemaakte nestgelegenheden. Mieren Mieren zijn een groep van kolonievormende sociale insecten, die behoren tot de orde van vliesvleugeligen. Mieren hebben zich kunnen aanpassen aan zeer verschillende leefomgevingen; waar ze voorkomen zijn mieren de dominante levensvorm op de bodem. Mieren komen vrijwel overal ter wereld voor en zijn daarmee één van de succesvolste diergroepen. Vele mierensoorten bouwen hun nest in de bodem of in holle bomen. Andere mieren spinnen bladeren aan elkaar om een nest te maken. Weer anderen leven in spleten tussen rotsen. De kolonie bestaat uit één koningin, werksters (allemaal vrouwtjes) en soms jonge mannetjes en maagdelijke koninginnen. De grootste groep zijn de werksters, die samen de werktaken verdelen. Er zijn o.a. verkenners, voedselverzamelaars, nest-onderhouders, kinderverzorgsters en soldaten. Wanneer het nest groot genoeg is, wordt een lichting van de opgroeiende larven opgekweekt tot mannetjes en koninginnetjes. Bij de meeste soorten verlaten die het nest vliegend wanneer de tijd daarvoor rijp is. Dit gebeurt in Nederland vaak op warme dagen na een regenbui. In de lucht paren de mannetjes met de koninginnetjes, waarna de mannetjes kort daarop sterven en de koninginnen een nieuwe nestplaats zoeken. Dit kan al vliegend gedaan worden, zodat zelfs in bloembakken 10 meter boven de grond nesten kunnen ontstaan. Tweevleugeligen (vliegen en muggen) Vliegen en muggen vormen één van de grootste orden binnen de insecten. Alleen in Nederland komen al ongeveer 5000 verschillende soorten voor. Er is een grote verscheidenheid in leefomgeving en leefwijze bij zowel de volwassen dieren als de larven. Rovers, vegetariërs, parasieten: het komt allemaal voor binnen deze orde. Het borststuk draagt één paar vleugels, hieraan zijn de tweevleugeligen van vrijwel alle insecten te onderscheiden. Het andere paar is ook aanwezig maar is sterk gedegenereerd tot halters. Dit zijn kleine uitsteeksels met een knopachtig uiteinde die weliswaar hun functie als vleugel verloren hebben maar nog wel een rol spelen bij het vliegen. =================================================================== IVN Helden 11 geleedpotigen Tweevleugeligen hebben goed ontwikkelde zuigende monddelen, die in veel gevallen uitklapbaar zijn. Vliegen zuigen hier vloeistoffen mee op. Bij veel muggen wordt het apparaat gebruikt om bloed uit dieren (vrouwtjes) of nectar uit bloemen (mannetjes) te zuigen. Een ander kenmerk van de tweevleugeligen is hun uitstekende reukzin. Bij veel vliegen bevinden zich daarvoor twee veer-achtige tot borstelachtige zintuigorganen op de antennes. Muggen hebben vaak lange, draadvormige antennes met veel leden. Vliegen hebben korte antennes met meestal drie leden plus een borstel. Vliegen en muggen hebben maar één paar vleugels, het achterste paar is omgevormd tot een paar evenwichtsorgaantjes, de haltertjes. Veel tweevleugeligen zijn uitstekende vliegers. Vliegen en muggen hebben een volledige gedaanteverwisseling. Het biotoop en de leefwijze van imago en larve kan totaal verschillend zijn. De familie van de zweefvliegen is in Nederland het best onderzocht en beschreven. Zweefvliegen zijn vaak opvallend gekleurd. Veel soorten doen aan mimicry (nabootsing): ze lijken op wespen, bijen of hommels. De bedoeling hiervan is om belagers af te schrikken, die denken met een angeldragend insect van doen te hebben. Een belangrijk kenmerk van de zweefvliegen is de zgn. blinde ader in de vleugel, een ader die los in de vleugel ligt. Zweefvliegen danken hun naam aan het vermogen om schijnbaar stil in de lucht te hangen, in werkelijkheid hebben ze tijdens het "hangen" een zeer snelle vleugelslag. Zweefvliegen hebben een tong waarmee ze nectar en stuifmeel oplikken. De meeste zweefvliegen zijn echte bloembezoekers. Ze hebben niet zo'n lange tong, dus komen ze op bloemen, waar de nectar en stuifmeel gemakkelijk te bereiken zijn. De larven van een flink aantal soorten zweefvliegen eten bladluizen. Van andere soorten leven de larven in het water, in sapstromen van bomen, in rottend organisch materiaal en de larven van de meeste Volucella soorten leven van afval in nesten van hommels of sociale plooivleugelwespen. =================================================================== IVN Helden 12 geleedpotigen Zweefvliegmannen zie je vaak op één plek in de lucht hangen: dat is hun territorium, waaruit andere mannetjes worden verjaagd. Zweefvliegvrouwen van soorten waarvan de larven van bladluizen leven, zullen hun eitjes op planten met bladluizen afzetten. Kevers Dit is wereldwijd de insectenorde met het grootste aantal beschreven soorten. In Nederland komen meer dan 4000 soorten voor. Kevers hebben verharde voorvleugels, de dekschilden, die over de vliezige achtervleugels liggen. De dekschilden sluiten op elkaar aan en vormen zo een naad over het midden. De dekschilden beperken het vochtverlies enigszins, waardoor kevers ook in drogere omstandigheden kunnen leven. Vrijwel alle kevers hebben bijtende monddelen. Kevers hebben een volledige gedaanteverwisseling, er is een popstadium. De larven zijn vaak rupsachtig met drie paar poten. Kevers kunnen planteneters of vleeseters zijn. Onder vleeseters zijn er de jagers, die hun prooien vangen en aaseters die van kadavers eten. Vaak leven de larven van hetzelfde voedsel als de volwassen kevers. Lieveheersbeestjes helpen de tuinier door bladluizen te eten. Wantsen Hét kenmerk voor de wantsen is het bezit van stekende monddelen als van een injectienaald. Hiermee worden sappen uit planten of dieren gezogen. Er is geen popstadium. Uit de jonge nimfen ontwikkelt zich geleidelijk het volwassen insect. De orde valt uiteen in twee morfologisch nogal verschillende subordes: Heteroptera Dit zijn de wantsen. De wantsen hebben voorvleugels, waarvan het basale deel leer- of hoornachtig is en de rest vliezig. Homoptera Dit is een minder éénduidige groep en omvat o.a. andere de cicaden, blad- en schildluizen. De vleugels zijn vaak als een dakje over het lichaam gevouwen en kunnen of vliezig of hoornachtig zijn. =================================================================== IVN Helden 13 geleedpotigen Veel wantsen voeden zich met plantaardig sap, maar er zijn ook soorten die op andere insecten jagen en deze leegzuigen of bloed van zoogdieren zuigen. Op en in het water zijn de oppervlakte- en water- wantsen te vinden. Dit zijn rovers. Wantsen kun je nogal eens parend op bladeren van struiken of planten aantreffen, lichamen in elkaars verlengde met de koppen van elkaar af: de zgn. touwtrekhouding. De Homoptera leven uitsluitend van plantensappen. De bekendste lastpakken onder de homoptera zijn misschien wel de bladluizen, die je liever niet teveel in je tuin ziet. Gelukkig schieten insecten uit de andere ordes te hulp met het in bedwang houden van deze beestjes: larven van gaas- en zweefvliegen en zowel de larven als volwassen lieveheersbeestjes lusten ze graag. Zolang de tuin ecologisch bezien in orde is, zal het met de bladluizen dus wel meevallen. Gaasvliegen, Elzenvliegen en Schorpioenvliegen Op deze pagina's zijn drie ordes samengebracht. Ze hebben alledrie een volledige gedaanteverwisseling. Gaasvliegen Dat is een verwarrende naam omdat deze naam ook voor een familie in deze orde is gereserveerd. Beter is de oude Netvleugeligen. Deze naam verwijst naar het adernetwerk in de vleugels, dat ontstaat door de vele dwarsaders. De larven verschillen duidelijk van alle andere insectengroepen door de zuigende monddelen: deze zijn lang en smal en naar voren gericht (dolkvormig). Elzenvliegen (slijkvliegen) In Nederland is deze orde maar door 3 soorten vertegenwoordigd, die tot één geslacht binnen één familie behoren. Van deze drie soorten wordt er maar één soort algemeen waargenomen, de andere zijn uiterst zeldzaam. De elzenvlieg kun je ook onder de naam slijkvlieg tegenkomen. De larven leven in het water. =================================================================== IVN Helden 14 geleedpotigen Schorpioenvliegen De schorpioenvliegen worden zo genoemd omdat de mannetjes een tangachtig orgaan aan het achterlijf hebben, dat ze vaak omhoog gekruld houden. Ze gebruiken het bij de paring. Het belangrijkste kenmerk voor deze orde is echter de snavelachtige verlenging van de kop. De larven lijken wel wat op rupsen. Schorpioenvliegen eten vnl. dood dierlijk materiaal en fruit. Ze zitten meestal in de schaduw. Elzenvliegen drinken alleen wat nectar. Ze zitten meestal aan de rand van water, waar ze ook de eipakketjes afzetten. De larven van gaasvliegen eten bladluizen. Schietmotten of Kokerjuffers - orde Trichoptera Schietmotten lijken oppervlakkig wel wat op motten, maar ze hebben haartjes op de vleugels in plaats van schubben. Verder hebben ze een paar opvallende palpen ( sprietachtige monddelen) aan de kop. De antennes van sommige soorten zijn erg lang. Er is een popstadium. De larven leven in het water en veel soorten maken een kokervormig omhulsel, wat deze orde een tweede Nederlandse naam oplevert: kokerjuffers. De larven schijnen een belangrijke indicator voor de waterkwaliteit te zijn. Volwassen schietmotten voeden zich nauwelijks, de larven zijn meestal omnivoor. De eieren worden in of rond het water afgezet. Rechtvleugeligen (sprinkhanen en krekels) Tot de rechtvleugelige insecten behoren sprinkhanen en krekels. - Sprinkhanen In Nederland worden de sprinkhanen door drie families vertegenwoordigd: Sabelsprinkhanen De vrouwtjes hebben een lange, sabelvormige legboor, beide geslachten hebben lange sprieten. De meeste soorten maken geluid door de vleugels over elkaar te wrijven. =================================================================== IVN Helden 15 geleedpotigen Doornsprinkhanen Deze hebben korte sprieten en een verlengd halsschild, dat als een doorn over het achterlijf ligt. Ze hebben kleine, gereduceerde voorvleugels. Ze maken geen geluid Veldsprinkhanen Deze hebben korte sprieten, geen verlengd halsschild en normaal ontwikkelde voorvleugels. Ze maken geluid door de achterpoot langs de vleugel te bewegen. Sprinkhanen hebben een onvolledige gedaanteverwisseling, de onvolwassen exemplaren (nimfen) lijken sterk op de volwassen sprinkhanen. De vleugels verschillen wel, maar dit is niet altijd duidelijk te zien. Veld- en doornsprinkhanen zijn vegetarisch, sabelsprinkhanen kunnen vegetarisch of omnivoor zijn. Veel veldsprinkhanen eten overwegend gras. Veel veld- en doornsprinkhanen zitten lager in de vegetatie, op de bodem, terwijl sabelsprinkhanen vaak wat hoger zitten. Veld- en doornsprinkhanen leggen de eieren in de grond, sabelsprinkhanen in een plant of ook in de bodem. Doornsprinkhanen overwinteren als nimf of imago, de anderen overwinteren als ei. - Krekels Het bekende tjirpen wordt meestal door de mannetjes gedaan door te striduleren waarbij de vleugels langs elkaar worden gestreken. In tegenstelling tot veel sprinkhanen zijn krekels nooit groen. Ze hebben een afgeplat lichaam met een lengte van 0,5 tot 5 cm. Veel krekels zijn herbivoor of omnivoor, terwijl boomkrekels meer gespecialiseerde carnivoren zijn. Oorwormen Oorwormen hebben geen verharde dekschilden als kevers en wantsen. Ze hebben wel verharde voorvleugels die dienen ter bescherming van de vliezige achtervleugels, waarmee gevlogen kan worden. Een aantal oorwormen heeft gedegenereerde voorvleugels waarbij de achtervleugels geheel ontbreken. De kop van oorwormen is klein, het borststuk vrij langgerekt en het achterlijf is langwerpig en afgeplat. Het bestaat bij de mannetjes uit tien segmenten en bij vrouwtjes uit acht. Wat direct opvalt aan vrijwel alle oorwormen is het gepaarde, tangachtige orgaan aan de achterzijde. Deze verharde, ongesegmenteerde delen zijn gevormd uit de cerci. =================================================================== IVN Helden 16 geleedpotigen Spinnen Spinnen zijn geen insecten, ze vormen samen met schorpioenen, hooiwagens, mijten en teken de klasse der arachniden. Deze groep heeft 4 paar poten, insecten hebben er drie paar. Het lichaam van de spin bestaat uit het stevige, met chitine beklede, kopborststuk en het zachte achterlijf. De bovenkant (rug) van de spin wordt de dorsale kant genoemd en de onderkant de ventrale zijde. De acht poten zijn aan het kopborststuk bevestigd. Verder zijn er nog twee kaken en twee tasters(palpen). Bij de mannetjes zit aan het eind van de palpen een bulbus wat gevuld kan worden met sperma. Een spin heeft meestal acht ogen. In Europa komen er ook nog zes-ogige spinnen voor. In het lichaam bevindt zich een uitgebreid zenuwstelsel Spinnen hebben geen oren, zij horen met zeer fijne haren (thrichobothrium) op hun poten. Dit is zintuighaar (hoorhaar) waarmee trillingen van de lucht kunnen worden opgevangen. Alle spinnen zijn roofdieren. Sommige soorten maken een web, anderen liggen op de loer om een prooi te bespringen of gaan op jacht. Ze vangen vooral insecten. Met de grote kaken spuit een spin gif in zijn prooi en zuigt hij zijn voedsel in vloeibare vorm naar binnen. Bij spinnen zijn de mannetjes over het algemeen kleiner dan de vrouwtjes en vaak wat bonter gekleurd. De mannetjes zijn te herkennen aan de knotsvormige tasters (palpen) op hun kop. Tijdens de paring wordt het wijfje niet onmiddellijk bevrucht. Het sperma wordt opgeslagen in twee kleine "spermabeursjes" langs weerszijden van de geslachtsspleet, net onder de achterlijfshuid. Het sperma kan daar bewaard worden tot de eitjes opgebouwd en klaar zijn. Voor het leggen van de eitjes maakt het wijfje een spinselmatje waarop ze een "geleiachtige" eiersubstantie via de geslachtsspleet naar buiten perst. =================================================================== IVN Helden 17 geleedpotigen Als de geleiachtige eiersubstantie naar buiten geperst wordt komt ze voorbij de spermabeursjes en wordt ze besprongen door het aanwezige sperma. De spermacelletjes zoeken zich een weg naar de eitjes en, eenmaal buiten droogt de gelei op en blijft er een hoopje mooie ronde eitjes over. Het spinselmatje wordt nu omgeplooid zodat de eitjes in een soort zak komen te liggen die dan omgesponnen wordt tot een meerlagige cocon. De cocon moet de eitjes beschermen tegen koude, uitdroging en vooral vijanden. Bij sommige spinnen is de cocon doorzichtig en kan je de eitjes doorheen de coconwand zien zitten. De kleur van de eitjes varieert naar gelang het ontwikkelingsstadium van de eitjes. Hoe dichter bij het tijdstip van uitkomen, hoe donkerder. Het aantal van de eitjes kan, naargelang de soort, variëren van een paar tot meer dan tweeduizend. Kreeftachtigen De kreeftachtigen vormen de enige grote klasse onder de geleedpotigen die voornamelijk uit waterbewoners bestaat. Van de in totaal ca. 26000 soorten treft men de meeste aan in zee, al zijn er ook die in zoet water zelfs op het land voorkomen. Aan het uiterlijk van de kreeftachtigen onderscheidt men gewoonlijk drie zones, die elk verscheidene segmenten bevatten. Deze zones duidt men aan als respectievelijk kop, borststuk en achterlijf. Met name bij de lagere kreeftachtigen is van deze zonering maar weinig te zien. Bij de hogere kreeftachtigen bestaat het lichaam bijna steeds uit negentien segmenten, waarvan er vijf tot de kop worden gerekend, acht tot het borststuk en zes tot het achterlijf. Ieder segment draagt een paar gelede aanhangsels. Kenmerkend voor alle kreeftachtigen is dat zich voor de kaken (de aanhangsels van het derde kopsegment) steeds twee paar antennen (de aanhangsels van de eerste twee segmenten) bevinden. Zowel de spinachtigen als de insecten hebben maar één paar antennen. Een tweede bijzonderheid van de kreeftachtigen is, dat alle ledematen in oorsprong slijtpoten zijn. Dit betekent dat aan het basale gedeelte van de poot twee takken ontspringen, die elk weer uit één tot vele segmenten bestaan. Deze eigenschap vindt men evenwel dikwijls =================================================================== IVN Helden 18 geleedpotigen alleen nog maar in een larvaal stadium. De opeenvolging van een aantal karakteristieke larvale stadia tijdens de individuele ontwikkeling is ook nog een belangrijk kenmerk. De eerste vorm die meestal direct uit het ei te voorschijn komt, is de zogenoemde naupliuslarve. Deze bezit maar drie paar aanhangsels, die dienst doen als zwemorgaan en een enkel oog voor op kop. Van een lichaamssegmentatie is nog geen spraken. Pissebedden zijn kreeften met een teruggetrokken landleven op vochtige plaatsen. In ons land kent men zo’n 30 soorten met ieder zijn karakteristieke leefwijze. Pissebedden vermeerderen zich in de meeste gevallen via onbevruchte eitjes. Het is dus een vorm van parthenogenese. Uit deze eitjes komen altijd vrouwtjes. Bevruchte eitjes leveren zowel mannetjes als vrouwtjes op. Hierdoor bestaat slechts 1% van een populatie uit mannelijke diertjes. =================================================================== IVN Helden 19 geleedpotigen Duizendpootachtigen De duizendpoten zijn vleeseters. Zij leven van insecten, kleine vlinders en wormen. Zij geven de voorkeur aan vochtige omgevingen. Hun lichaam bestaat uit ringen, die voorzien zijn van een opening om adem te halen. Bij elke ring hoort een paar poten. Gewoonlijk zijn het er vijftien. Sommige soorten hebben er meer. Wanneer een duizendpoot uit het ei komt heeft het diertje maar zeven ringen en maar zeven poten. Duizendpoten vangen hun prooi met hun ‘gifklauwen’, speciaal ontwikkelde voorpoten met tanden. Grotere soorten kunnen een pijnlijke beet veroorzaken. De vrouwtjes duizendpoot legt haar eieren, een kleverige massa, op een verdord blad. De jongen die uit het ei gekomen zijn, hebben nog maar de helft van hun ringen en beenparen. =================================================================== IVN Helden 20 geleedpotigen