Vragen bij Hfst 4. Ziekten en plagen. 1. Welke hygiëne maatregelen kun je nemen om schimmels zoveel mogelijk te voorkomen? 2. Schimmels behoren tot de planten, maar waarin verschillen ze van de planten (bomen, struiken) zoals wij die goed kennen? 3. Wat is het verschil tussen directe en indirecte schade van insecten? 4. Waaraan herkennen we insecten? 5. In welk stadium kunnen we de insecten het beste bestrijden? Geef ook aan waarom juist in dat stadium wel of niet. 6. Een pop is een van de vormen van een insect. Rups wordt vlinder, ritnaald wordt kniptor. Bekend zijn ook emelt en engerling. Wat is daarvan de volwassen soort? 7. Zoek een ander woord voor geurstoffen. 8. Luizen veroorzaken directe en indirecte schade. Noem van elk een voorbeeld. 9. Welke luizen kun je moeilijk bestrijden en waarom? 10.Wat is het verschil tussen mijten en insecten? 11.Welk schade zie je bij slakkenvraat? 12.Nematoden veroorzaken moeheid. Wat is dat? 13.Noem eens een bekend voorbeeld van moeheid uit de akkerbouw en een voorbeeld uit de groenvoorziening. 14.Wat is vruchtwisseling? 15.Wat is het verschil tussen bacteriën en virussen? 16.Wat is een meristeemcultuur? 17.Hoe voorkom je een virusverspreiding? 18.Voedingstoestand en weersinvloeden zijn voorwaarden voor een goede groei. Wat betekent dat ivm. “De wet van het minimum” 19.Milieuschade aan de planten? Waar moet je dan aan denken. Noem eens een vijftal voorbeelden. 20.Lees het artikel over DOB en schrijf drie resultaten / conclusies op.