Klimaatverandering en natuurverschijnselen

advertisement
Klimaatverandering en
natuurverschijnselen
Woensdag 16 februari 2005 is het internationale
klimaatverdrag van Kyoto in werking getreden.
Het feit dat er sprake is van een klimaatverandering is vrijwel onomstreden. Dat er iets
moet gebeuren om de catastrofale gevolgen te
voorkomen staat vast.
Het effect van temperatuurverandering op de
natuur is goed zichtbaar aan de wisseling der
seizoenen. Voor ons begint de lente elk jaar op
21 maart, maar voor de natuur is dat anders.
Doordat planten en dieren zich aan de
weersomstandigheden aanpassen, beginnen de
(groei)seizoenen elk jaar op een andere dag. De
laatste jaren wordt het groeiseizoen in onze
streken steeds langer.
Fenologie
Het aanbreken van een nieuw seizoen in de
natuur wordt gemarkeerd door vaste jaarlijkse
gebeurtenissen: planten gaan bloeien, insecten
komen tevoorschijn, vogels gaan trekken,
vruchten zijn rijp. Fenologen zijn de biologen
die zulke jaarlijks terugkerende verschijnselen
van de natuur bestuderen. De fenologie heeft
een lange geschiedenis, met wetenschappers als
Linnaeus en Celsius in het begin van de achttiende eeuw. In Nederland zijn er vanaf 1868
gedurende verschillende perioden systematische
waarnemingen gedaan. In 2001 is een nationaal
netwerk na dertig jaar weer opgestart: de
Natuurkalender (www.natuurkalender.nl ).
Van pollen tot padden
Een klimaatverandering heeft soms direct
gevolgen voor het tijdstip waarop fenologische
processen plaatsvinden. Uit de waarnemingsreeksen blijkt dat temperatuur een belangrijke
rol speelt bij de timing van fenologische
processen als het ontluiken van bloemen.
Uit vergelijking van waarnemingen sinds 1990
met oudere waarnemingsreeksen blijkt dat er
grote verschuivingen zijn opgetreden.
Planten
Zo bloeien veel planten de laatste jaren erg
vroeg. Vroeger bloeiden het Sneeuwklokje, de
Hazelaar en de Els in februari, tegenwoordig is
het geen uitzondering meer als de eerste
bloeiende exemplaren al in november of
december gezien worden. De bloei van
voorjaarsplanten, zoals Fluitenkruid en
Speenkruid, is met twee tot drie weken
vervroegd. Ook stuifmeel oftewel pollen komt
tegenwoordig eerder in de lucht. Voor een groot
aantal planten, waaronder berken, Haagbeuk,
weegbree en grassen, begint het pollenseizoen
sinds eind jaren tachtig één tot drie weken
eerder. De vervroeging heeft geleid tot een
langer pollenseizoen, waardoor drie miljoen
hooikoortspatiënten een aantal weken langer
snotteren en tranen.
Door de vroegere bloei en de hogere zomertemperaturen zijn vruchten eerder rijp. Voor
appels, peren, rode bessen en druiven is het
verschil gemiddeld één tot twee weken. Ook
eikels vallen tegenwoordig weken eerder van de
boom. Is het voorjaar vervroegd, de herfst is in
Noordwest-Europa de laatste dertig jaar juist
steeds later begonnen, met uitzondering van de
jaren met droge zomers. De warme herfst van
2001, met late bladverkleuring en bladval, was
een typisch voorbeeld. De verschuiving van het
einde van het groeiseizoen met vijf dagen is
echter beduidend minder groot dan de
verschuiving in het voorjaar.
Insecten
Ook bij insecten zijn er duidelijke
verschuivingen. Zo komen bladluizen negen tot
negentien dagen eerder te voorschijn bij 1o C
temperatuurstijging. De Atalanta en Distelvlinder, twee trekvlinders, kwamen normaal
gesproken vanaf eind april of begin mei terug uit
Zuid-Europa, maar tegenwoordig worden ze al in
februari en maart gezien. Ook het Oranjetipje
verschijnt eerder in het jaar.
Padden
De paddentrek begint normaal in maart, maar is
de afgelopen jaren enkele keren al begin
februari op gang gekomen. Hoge temperaturen
zijn ook hier de oorzaak.
Vogels
Bij trekvogels is het beeld gemengd. Sommige
zomergasten, zoals de Tjiftjaf en de Zwartkop,
keren de laatste jaren geleidelijk aan iets
vroeger terug. De verschuivingen zijn echter
minder spectaculair dan bij planten en vlinders.
Grutto, Gierzwaluw en Fitis arriveren nauwelijks
eerder.
De vraag die zich opdringt, is: hoe erg is dat
allemaal? Heeft de natuur hier last van, of baat
bij? Daar valt geen algemeen antwoord op te
geven. De ene soort profiteert, de andere lijdt
eronder.
Voedselketens raken verstoord
In een artikel in de Volkskrant van zaterdag 12
februari 2005 betogen prof. dr. Rik Leemans en
ir. Arnold van Vliet van Wageningen dat er
sprake is van een uit balans geraakte natuur. Het
meest verontrustend is dat voedselketens door
een warmer klimaat uit elkaar worden
getrokken. De jongen van de Bonte vliegenvangers komen te laat uit het ei om goed gevoed
te kunnen worden. De rupsenpiek is dan al over.
De Bonte vliegenvanger in Afrika weet niet dat
hij daar vroeger moet vertrekken omdat de
broedomstandigheden in Nederland door het
warmere weer zijn vervroegd.
De klimaatexperts rekenen erop dat in een paar
decennia soorten 50 tot 250 kilometer kunnen
opschuiven naar het warmere noorden. Maar ook
dat klopt niet meer. De korstmossen zitten daar
met duizend kilometer al ver boven en ook
zooplankton is door warmer zeewater al meer
dan duizend kilometer opgerukt.
In het boek "Opgewarmd Nederland " (ISBN 90808158-2-9), waaruit een deel van bovenstaande
tekst is overgenomen, kunt u verder lezen wat
we kunnen verwachten en welke gevolgen de
klimaatsverandering heeft voor de menselijke
samenlevingen en de ecosystemen.
maart 2005
Jan van Rijn
Download