#ICantBreathe.

advertisement
#ICantBreathe.
Een kleinschalig onderzoek naar de rol van
Twitter in sociaal protest
Samenvatting
De opkomst van het web 2.0 biedt nieuwe mogelijkheden voor gebruikers en ook op het gebied van
sociaal activisme vragen onderzoekers zich af wat de implicaties zijn van web 2.0-applicaties. Dit
onderzoek adresseert de rol die het platform Twitter speelt in de protesten in de VS naar aanleiding
van de dood van Eric Garner. Deze casus wordt uitgevoerd met als doel een cyclisch model van
Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) te toetsen, waarin een raamwerk wordt geboden om de
evolutie van een sociale beweging te analyseren. Dit model onderscheidt vier fasen: 1) triggering
event; 2) escalatie naar traditionele media; 3) virale organisatie; 4) fysiek protest. In dit onderzoek
wordt niet gepleit voor een versterking of verzwakking van sociale bewegingen door de opkomst van
het web 2.0, maar wordt wel betoogd dat het internet het ‘repertoire of collective action’ heeft
gecomplementeerd en uitgebreid. In de casus komt naar voren dat het model een bruikbaar,
chronologisch raamwerk biedt, maar doordat sociale media bij voorbaat centraal worden gesteld, biedt
het model helaas niet altijd ruimte voor de complexiteit die gepaard gaat met een sociale beweging.
Arjan van Dalen -3833437Scriptie Nieuwe Media & Digitale Cultuur
08-05-2015
Begeleider: Jasper van Vught
Studiejaar 2014-2015, Blok 3
Inhoudsopgave
Samenvatting ................................................................................................................... 0
1. Inleiding ........................................................................................................................ 2
1.1. Aanleiding.......................................................................................................................... 2
1.2. Analysemodel .................................................................................................................... 3
1.3. Structuur ........................................................................................................................... 4
2. Theoretisch Kader ......................................................................................................... 5
2.1 Visies op de positie van het internet in sociaal protest ......................................................... 5
2.1.1. Autonome communicatie op het internet? .......................................................................... 5
2.1.2. Bezwaren tegen internet-optimisme .................................................................................... 6
2.1.3. De uitbreiding van het ‘repertoire of collective action’ ........................................................ 7
3. Methode ....................................................................................................................... 9
4. Case Study .................................................................................................................. 10
4.1. Triggering Event ............................................................................................................. 11
4.2. Traditionele Media.......................................................................................................... 13
4.3. Virale Organisatie ........................................................................................................... 15
4.4. Fysiek protest .................................................................................................................. 17
5. Conclusie & Discussie .................................................................................................. 19
Bibliografie ..................................................................................................................... 20
Secundaire Bronnen........................................................................................................ 23
1
1. Inleiding
1.1. Aanleiding
“This is an American problem and not just a black problem. It is an American problem when
anybody in this country is not being treated equally under the law” (Bobic, 2014). Dit waren
de woorden van de Amerikaanse president Barack Obama naar aanleiding van de beslissing
van de Grand Jury om politieagent Daniel Pantaleo niet te vervolgen voor de dood van de
Afro-Amerikaanse Eric Garner. Garner stierf op 17 juni 2014 als direct gevolg van een
wurggreep van Pantaleo, een handeling die in strijd is met het politieprotocol. Een video,
waarin duidelijk te zien is hoe Garner de dood vond, circuleerde vrij snel na dit incident op
internet. In deze video is te horen dat Garner meerdere malen de zin “I Can’t Breathe”
uitspreekt, terwijl Pantaleo zijn greep op Garner behoudt. De beslissing van de Grand Jury
leidde tot grote verontwaardiging in de Amerikaanse maatschappij, waar veel burgers op het
internet met eigen ogen hebben kunnen aanschouwen hoe het incident verliep.
De snelheid en het gemak waarmee de video van de dood van Garner zich kon
verspreiden, illustreert de plaats die het internet inneemt in de hedendaagse maatschappij. In
de nasleep van de dood van Garner werd de kwestie op sociale media als Twitter volop
geadresseerd en bediscussieerd. Twitter wordt dikwijls bestempeld als ‘microblog’, omdat
gebruikers in principe alles wat zij willen, kunnen plaatsen op het platform, in maximaal
honderdveertig tekens. Twitter is verreweg het grootste platform in dit segment (Van Dijck,
2013, p.60). De hashtag is een onderdeel van Twitter dat werd ingegeven door de gebruikers
en gehanteerd kan worden om bepaalde thema’s en onderwerpen te markeren (Bruns &
Burgess, 2011). Een hashtag kan een frame bieden om de significantie van een bericht aan te
tonen, of dient om kort aan te geven waar het bericht nou echt over gaat (Bonilla & Rosa,
2015). Daarnaast kunnen hashtags door deze massale toepassing als een soort indexicaal
systeem dienen om informatie omtrent een bepaald thema te vinden. Zo werd de hashtag
#ICantBreathe door veel gebruikers gehanteerd om de Eric Garner-zaak te duiden, afgeleid
van de zin die Garner herhaaldelijk uitsprak. Een hashtag als #ICantBreathe omvat echter bij
lange na niet alle berichten omtrent een bepaald thema, en biedt zodoende ook slechts een
inkijkje in een beperkt deel van de conversatie. In dit onderzoek staat de rol die het medium
Twitter speelde in het protest omtrent de Eric Garner-zaak centraal.
Er heerst een dominante opvatting dat het internet en sociale media tegenwoordig sterk
aanwezig zijn in hedendaagse sociale bewegingen (McCaughey, 2014) en de afgelopen jaren
is met de opkomst van sociale media als Twitter en Facebook sterk de vraag opgekomen
welke plaats deze platformen innemen in sociale bewegingen en protesten, gezien het grote
aantal sociale protesten dat zich dit decennium voordeed. Volgens McCaughey (2014, p.) zijn
web 2.0-tools een standaardmiddel voor activisten geworden en zijn sociale bewegingen
tegenwoordig een hybride van online- en offline-activiteit. Het gebruik van hashtags met
betrekking tot bepaalde thema’s is hierbij op verschillende manieren onderzocht, bijvoorbeeld
middels een contentanalyse van politieke hashtags en diens gebruikers (Small, 2011), of een
netwerkanalyse van de manier waarop informatie zich op Twitter kan verspreiden (Tremayne,
2014). Er is ook onderzoek gedaan naar de motivaties van gebruikers, zoals in een
etnografisch onderzoek naar “hashtag activisme” (Bonilla & Rosa, 2015) of een empirisch
2
onderzoek naar de manier waarop gebruikers “hashtag activisme” ervaren (O’Hallarn &
Shapiro, 2014).
De meningen lopen echter uiteen over waarde die aan de invloed van sociale media en
het web 2.0 worden toegekend. Aan de ene kant van het spectrum bestaat er een opvatting dat
het internet cruciale plek is om machtsrelaties uit te dagen (Castells, 2012), terwijl aan de
andere kant van het spectrum een opvatting heerst dat online activisme juist een verzwakking
is in vergelijking met traditionele en fysieke vormen van protest (Gladwell, 2012). Het
ontbreekt echter aan overkoepelende raamwerken of modellen om de evolutie van sociale
bewegingen en de rol van sociale media hierin te analyseren. In plaats van een onderzoek naar
(en de classificering van) interacties op het internet, poogden Rodrigo Sandoval-Almazan en
J. Ramon Gil-Garcia (2014) een model te creëren, waarmee de ontwikkeling van sociale
bewegingen kan worden geanalyseerd. Centraal hierin staat hun opvatting dat sociale
bewegingen zich omstreeks 2014 bevinden in een fase de auteurs zelf duiden als
“cyberactivism 2.0”. Het web 2.0 heeft grote invloed op onder andere de organisatie,
mobilisatie en communicatie van een sociale beweging, zo betogen zij, en sociale media
vormen zodoende het middelpunt van dit model.
Dit werpt echter de vraag op of internettechnologie daadwerkelijk zo’n grote impact
heeft gehad op sociale bewegingen dat het de centrale plaats in het model rechtvaardigt. In
deze scriptie wordt het model toegepast op het protest rondom de Eric Garner-zaak, waarmee
een zeer relevante maatschappelijke situatie wordt geanalyseerd en vooral het model van
Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) kritisch kan worden getoetst. Door te kijken of de
stappen die Sandoval-Almazan en Gil-Garcia onderscheiden zichtbaar zijn in de casus en dit
model met te positioneren in relatie tot het heersende academische debat, wordt in deze
scriptie geprobeerd een bijdrage te leveren in dit debat.
1.2. Analysemodel
Het model van Sandoval-Almazan en Gil Garcia (2014) bevat vier stappen die als het
ware in een constante cyclus functioneren, omdat collectieve actie zich constant dient aan te
passen aan nieuwe contexten of technologieën. Het beginpunt ligt bij het 1) triggering event:
een significante gebeurtenis die zo buitengewoon is, dat er een sociale reactie volgt. Het
triggering event functioneert als een soort katalysator van en dit trekt de aandacht van
zogenaamde 2) traditionele media. Sociale media overtreffen volgens Sandoval-Almazan en
Gil-Garcia traditionele media echter in termen van snelheid en interactiviteit. Nadat er een
massareactie plaatsvindt, ontstaat er als gevolg hiervan ruimte voor 3) virale organisatie en uit
dit proces ontstaat een gemeenschap. Het 4) fysieke protest tot slot, plaatst het protest in de
fysieke wereld. Dit laat de wereld de kracht zien van de beweging en moedigt potentiële
nieuwe activisten aan om zich aan te sluiten bij de beweging. Het model zal worden toegepast
op de protestbeweging die zich ontwikkelde naar aanleiding van de uitspraak van de Grand
Jury in de Eric Garner-zaak. Vanwege de zeer beperkte omvang valt deze scriptie als
“exploratief” te omschrijven.
3
1.3. Structuur
De centrale onderzoeksvraag in deze scriptie is: Wat is de rol van Twitter bij het
sociaal protest omtrent de zaak-Eric Garner?
In mijn poging om deze vraag te beantwoorden, wordt het model van SandovalAlmazan en Gil-Garcia (2014) centraal gesteld en zodoende wordt deze vraag eigenlijk
voornamelijk toegespitst op de manier waarop Twitter te duiden valt binnen dit model. Het is
dus niet enkel een onderzoeksvraag die een maatschappelijke situatie omschrijft, maar hierin
wordt bovenal geprobeerd om een raamwerk met betrekking tot de analyse van sociale
bewegingen te toetsen. Het model wordt gekenmerkt door het standpunt dat er tegenwoordig
sprake is van een algemene fase van “cyberactivism 2.0”. Het doel van deze scriptie is om te
bekijken hoe belangrijk een platform als Twitter kan zijn binnen een maatschappelijke
ontwikkeling omtrent een probleem wat in dit geval al enorm lang bestaat, namelijk raciale
ongelijkheid.
In de volgende paragraaf worden een aantal visies uitgelicht die betrekking hebben op
de rol die het internet speelt in hedendaags protest. De discussie die hierin heerst richt zich
vooral op de vraag of het web 2.0 sociale bewegingen al dan niet versterkt. De standpunten
die hier worden aangereikt, zullen worden gebruikt om het model van Sandoval-Almazan en
Gil-Garcia (2014) kritisch te benaderen. Vervolgens wordt de methode uitgelegd, waarna het
model van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia wordt toegepast op de Eric Garner-beweging in
de analyse. Dit resulteert uiteindelijk in een conclusie en discussie van dit onderzoek.
4
2. Theoretisch Kader
2.1 Visies op de positie van het internet in sociaal protest
Voordat het model van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) zal worden toegepast en
getoetst, zal deze paragraaf enkele verschillende invalshoeken presenteren met betrekking tot
de rol van online platformen in hedendaags sociaal activisme, waarbinnen dit model ook kan
worden gepositioneerd. Er lijkt weinig discussie te bestaan over de sterke aanwezigheid van
web 2.0-toepassingen in hedendaagse sociale bewegingen (McCaughey, 2014). De
eigenschappen die hierbij aan het web 2.0 worden toegedicht, hebben vooral betrekking op de
snelheid en effectiviteit waarmee informatie verspreid kan worden en actie in gang kan
worden gezet. Zo gaf een demonstrant ten tijde van de Eric Garner-protesten aan dat ze er via
sociale media achter kwam dat er een protest plaats zou gaan vinden: “There’s no need for a
group when you have a hashtag” (Smith & Tangel, 2014).
2.1.1. Autonome communicatie op het internet?
Wat wél een groot punt van discussie is, is op welke manier sociale media benaderd
moeten worden met betrekking tot sociaal activisme en welke rol sociale media spelen in
hedendaags sociaal protest. Deze scriptie probeert een bijdrage te leveren aan deze discussie.
Manuel Castells (2012) richt zich in zijn boek Networks of Outrage and Hope. Social
Movements in the Internet Age op meerdere revoluties en opstanden die in 2011 plaatsvonden,
vanuit het idee dat we leven in een ‘Internet Age’. Volgens Castells zijn machtsrelaties
bepalend voor een maatschappij, omdat de invloedrijke instituties in de maatschappij
(waaronder de overheid) worden gevormd naar de normen en waarden van de machtshebbers.
Hiertegenover staat het vermogen van sociale actoren om deze machtsrelaties uit te dagen, om
representatie van eigen waarden en belangen op te eisen. Machtsuitoefening vindt
voornamelijk, maar niet uitsluitend, plaats middels netwerken van massacommunicatie en
zodoende zijn communicatienetwerken volgens Castells (2012, p.7) bepalende bronnen van
machtsuitoefening.
Echter, de fundamentele verandering die heeft plaatsgevonden, is de opkomst van
‘mass self-communication’, zo stelt Castells (2012, p.6). Hiermee doelt de auteur op de
mogelijkheden van gebruikers op web 2.0-applicaties om autonoom te besluiten over de
productie van een bericht. De gevolgtrekking hieruit is dat sociale bewegingen tegenmacht
uitoefenen door zichzelf te construeren in een proces van autonome communicatie, vrij van de
controle van diegenen die institutionele macht hebben (Castells, p.9). Volgens anderen
kunnen sociale media in bepaalde gevallen juist ook een middel zijn waarmee activisten
gecontroleerd en gevolgd kunnen worden (Salter, 2014). Het internet is in de visie van
Castells wel slechts één component van de autonome ruimte van protest. Fysiek protest, de
tweede component, is ook nog steeds belangrijk, omdat dit de beweging zichtbaar maakt in
het ‘offline’ sociale leven en in die zin een symbolische functie heeft, maar ook functioneel is
als ruimte voor beraadslaging. Tevens bevordert fysiek protest de saamhorigheid, volgens
Castells een fundamenteel psychologisch principe is om angst te overwinnen (2012, p.10).
Het is een erg interessante visie op de zeer significante ontwikkelingen in 2011, waar
van het Midden-Oosten (de Arabische Lente), tot Spanje (de 15-mei-beweging) tot de VS
5
(Occupy Wall Street) protesten uitbraken. Castells (2012) bepleit zeer sterk de essentiële rol
van (online) communicatienetwerken in sociaal protest. Er zijn in Castells’ betoog twee
condities te onderscheiden, wil het communicatieproces succesvol zijn bij sociaal protest
(2012, p.15). Ten eerste gaat het om ‘cognitive consonance’ tussen zenders en ontvangers: de
ervaring van een collectief probleem. De tweede conditie is de aanwezigheid van een effectief
communicatiekanaal, wat de gebeurtenissen en de verbonden emoties propageert. Het
onderliggende idee is ook hier dat deze kanalen zich in een autonome ruimte bevinden.
Castells (2012) bepleit een zeer techno-optimistische opvatting. Er zijn door bepaalde
auteurs, soms in een directe reactie op Castells’ boek, enkele bezwaren aangedragen die een
andere visie op de rol van Internet en Web 2.0-applicaties in sociaal activisme representeren.
Fuchs (2012) schreef een review van het boek van Castells en deelt de opvatting dat er voor
de opkomst van een protestbeweging of revolutie een objectieve conditie moet zijn (een
sociaal probleem), evenals een subjectief inzicht over deze conditie (de perceptie dat
verandering nodig is). Echter, Fuchs is het oneens met de nadruk die Castells legt op de
capaciteiten van het internet. Zo verklaart Castells de Arabische Lente als “spontaneous
processes of mobilization that emerged from calls from the Internet and wireless
communication networks” (2012, p.106). De opvatting dat het internet resulteert in de
opkomst van sociale bewegingen, wordt door Fuchs betiteld als ‘technologisch
deterministisch’. De redenering van Castells plaatst volgens Fuchs (2012) een bepaald
handelingsvermogen bij het internet.
Er bestaan op andere vlakken onderzoeken die bepaalde assumpties die Castells (2012)
maakt in twijfel trekken of in ieder geval meer complexiteit toevoegen aan het theoretiseren
van hedendaagse sociale bewegingen. Uit zijn case-studies destilleert Castells een aantal
overeenkomsten, waaronder dat ‘de horizontale organisatie coöperatie en solidariteit
ondersteunt, en de behoefte aan formeel leiderschap ondermijnt’ (2012, p.225). Uit interviews
met activisten met verscheidene achtergronden, laat Gerbaudo (2012, p.135) echter zien hoe
ook sociale bewegingen referentiepunten en (‘soft’) leiders hebben, die de ‘communication
flow’ beïnvloeden. De claim van Castells dat genetwerkte sociale bewegingen grotendeels
gebaseerd zijn op het internet (2012, p.229) is betwistbaar, omdat face-to-face-communicatie
ook een belangrijke factor voor mobilisatie bleek in de Arabische Lente (Juris, 2012).
Daarnaast is wereldwijd nog steeds sprake van een ‘digital divide’, waar bijvoorbeeld in
Egypte in 2011 slechts 26,4% toegang tot internet had (Fuchs, 2012, p.782). Tegenover de
techno-optimistische opvatting van bijvoorbeeld Castells, staat een zeer sceptische perceptie
van de rol van het internet in sociaal activisme, waarbij de invloed van internet op
hedendaagse bewegingen juist als negatief wordt gezien.
2.1.2. Bezwaren tegen internet-optimisme
Een term die dikwijls als kritiek op online activisme wordt gehanteerd, is
‘slacktivism’, door Evgeniy Morozov (2010) omschreven als “feelgood activism that has zero
political or social impact”. Een voorbeeld hiervan is het tekenen van een online petitie of het
kopiëren van een status op een sociaal netwerk. Critici als Morozov claimen dat deze acties
enkel leiden tot voldoening bij de participant, maar geen noemenswaardige betrokkenheid en
inzet vergen, waardoor enig effect ook uitblijft. Het gevaar kan zijn dat het gemakkelijke
6
alternatief in potentie ten koste kan gaan van acties die meer toewijding vergen (Van Laer &
Van Aelst, 2012). Die toewijding is nodig voor acties die op een bepaalde manier een risico
vormen, bijvoorbeeld omdat participanten bij een bezetting van een openbare ruimte op een
gewelddadige manier in contact kunnen komen met de politie.
Malcolm Gladwell (2010) legt dit uit aan de hand van het idee van ‘strong and weak
ties’, vooral bekend geworden door het werk van Mark Granovetter (1973). Granovetter
definieert de sterkte van een verbinding (‘tie’) als een combinatie van de hoeveelheid tijd, de
emotionele intensiteit, de intimiteit en de wederkerige diensten die zijn geïnvesteerd in een
interpersoonlijke verbinding. Gladwell (2010) spreekt van ‘high risk activism’: het risico dat
participanten in revoluties en rebellies lopen om slachtoffer te worden van geweld en
redeneert dat deelname aan ‘high-risk activism’ zogenaamde ‘strong ties’ vereist, omdat
sterke sociale banden en vriendschappen nodig zijn om de moed te verzamelen om hierin te
participeren. Dit terwijl een platform als Twitter volgens hem gestoeld zou zijn op ‘weak
ties’, omdat je hierin mensen ‘volgt’ die je in principe niet eens ontmoet hoeft te hebben.
Granovetter (1973) toont in zijn boek echter ook juist de kracht van ‘weak ties’. Niet
onze nabije vrienden, maar onze vage kennissen bieden vaak de beste ideeën en kansen, zo
ontdekte Granovetter. Gladwell (2010) sluit zich hier wel bij aan en stelt dat het internet deze
kracht met een geweldige efficiëntie kan exploiteren. In tegenstelling tot Castells (2012) vindt
Gladwell echter juist niet dat internetcommunicatie het sentiment dat gepaard gaat met het
overwinnen van angst en deelname aan ‘high-risk activism’ tot uiting kan brengen. Sociale
netwerken creëren een ander soort activisme, dat het vertrouwen ontbeert wat juist essentieel
wordt geacht voor activisten (Van Laer & Van Aelst, 2010). Gladwell (2010): “Social
networks are effective at increasing participation—by lessening the level of motivation that
participation requires.”
2.1.3. De uitbreiding van het ‘repertoire of collective action’
In de voorgaande tekst is een discussie over de rol van sociale media in activisme
uiteengezet. We zien dat er een bepaalde consensus heerst over dat het internet snel en
effectief informatie toegankelijk kan maken. Over de implicaties hiervan voor hedendaags
sociaal activisme bestaan meer uiteenlopende invalshoeken. Sommigen zien het internet als
de dominante ruimte waar machtsrelaties worden uitgedaagd (Castells, 2012), waar anderen
internet juist zien als een verzwakking van sociaal activisme (Fuchs, 2012; Gladwell, 2010).
De bezwaren ten spijt, kunnen we er niet omheen dat de opkomst van het internet de
mogelijkheden van sociale bewegingen heeft uitgebreid. Van Laer & Van Aelst (2010)
erkennen bezwaren van ‘slacktivism’, de ‘weak ties’ die het internet faciliteert en de
bestaande ‘digital divide’ op globaal niveau, en beweren dan ook niet dat het internet er
zozeer voor zorgt dat sociale bewegingen een sterkere kracht zijn geworden. Wel pleiten zij
sterk voor de opvatting dat het internet enerzijds de (traditionele) offline collectieve actie
faciliteert in termen van organisatie, mobilisatie en transnationalisatie, en het anderzijds ook
nieuwe vormen van collectieve actie (bijvoorbeeld online petities) creëert. Hiermee verbreedt
en complementeert het internet de ‘repertoire of collective action’ van Charles Tilly (1984). In
essentie gaat het in zo’n repertoire om de middelen die beschikbaar zijn voor een bepaalde
7
groep. Volgens Van Laer & Van Aelst (2010) bevinden zich meer in het middenveld in het
debat dat hiervoor is geschetst. Volgens hen heeft er vooral een uitbreiding plaatsgevonden
die niet per definitie versterkend werkt.
Theocharis e.a. (2014) categoriseerden drie vormen van veranderingen die het internet
heeft bewerkstelligt in sociaal protest, zijnde veranderingen van 1) politieke mobilisatie, 2)
organisatie en coördinatie van protest en 3) informatieverspreiding en politieke discussie. Zij
vergeleken drie verschillende recente bewegingen en zagen dat er het gebruik van Twitter
voornamelijk was gericht op het faciliteren van het discours tussen activisten, organisaties,
nieuwsmedia en het publiek enerzijds, en anderzijds het ondersteunen van mobilisatie dat
elders in gang was gezet. In hun casussen was vooral sprake van distributie van informatie en
conversationele berichten, en niet zozeer van directe mobilisatie en coördinatie. De snelheid
van het internet en lage drempel tot participatie op sociale media (McCaughey, 2012) biedt op
papier veel mogelijkheden voor mobilisatie en coördinatie, maar het onderzoek van
Theocharis e.a. (2014) impliceert potentieel niet volledig online wordt benut, en zodoende in
andere domeinen ook nog wordt bewerkstelligt. Deze noties zullen worden meegenomen in de
analyse van de protesten omtrent de Eric Garner-zaak middels het model van SandovalAlmazan en Gil-Garcia (2014), waarmee dit model wordt getoetst en met betrekking tot
deterministische uitgangspunten een bijdrage wordt geleverd aan dit complexe debat.
8
3. Methode
In deze scriptie wordt geprobeerd meer inzicht te verkrijgen over de rol van Twitter in
hedendaags protest. De structuur en focus van dit onderzoek zijn toegespitst op een model dat
is voorgesteld door Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014). Dit model richt zich op de
evolutie van een beweging ‘at large’. De toetsing van dit model geschiedt binnen een ‘casestudy design’, een methode die erg geschikt is ‘onderzoek naar actuele fenomenen binnen een
‘real-life context, vooral wanneer de grenzen tussen fenomeen en context niet evident is’
(Yin, 1994).
Ter afbakening is gekozen voor een specifieke kwestie, zijnde de protesten die
opkwamen in relatie tot de Eric Garner-zaak. De hoofdvraag is gericht op de rol van Twitter
in het protest omtrent de Eric Garner-zaak in 2014. Door de Eric Garner-zaak in kaart te
brengen en deze te analyseren binnen het model van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014),
wordt dit model getoetst. De auteurs onderscheiden vier fasen, die in een vaste volgorde
verlopen en functioneren in een cyclus. Door het raadplegen van berichtgeving in deze media
wordt op een archeologische wijze de Eric Garner-zaak in kaart wordt gebracht. De
belangrijkste bronnen hiervoor zijn documenten, voornamelijk nieuwsbronnen. De
berichtgeving van grote kranten als de NYTimes, Wall Street Journal en The Guardian, of
nieuwssites televisienetwerken als NBC worden geraadpleegd om een compleet beeld van het
protest te verkrijgen. In de eerste plaats wordt mediaberichtgeving dus geanalyseerd om de
gebeurtenissen rondom de Eric Garner-zaak te reconstrueren.
Hoewel voorgaande ontwikkelingen in dit onderzoek worden benoemd, wordt vooral
gekeken naar de berichtgeving vanaf 3 december 2014: de dag dat de Grand Jury uitspraak
deed in de Eric Garner-zaak. Vanaf dit moment wordt chronologisch onderzocht welke
relevante ontwikkelingen er in nieuwsbronnen worden geduid. Er wordt ten eerste gekeken of
deze ontwikkelingen overeenkomen met de chronologie die in de vier fasen van het model
van Sandoval-Almazan en Gil Garcia worden onderscheiden. Vervolgens wordt kritisch in
elke fase onderzocht of de rol van sociale media hierin, zoals dit door hen wordt
geïdentificeerd, van toepassing is op deze specifieke casus. Relevante literatuur die sociale
bewegingen theoretiseren worden aangewend voor eventuele alternatieve verklaringen.
Zodoende bevat deze scriptie eigenlijk een wederkerig onderzoek van casus en analysemodel,
waarbij het uiteindelijke doel de toetsing van het model is. Hiermee wordt bijgedragen aan het
begrip omtrent een raamwerk van deze auteurs dat de rol van hedendaagse sociale media in de
mobilisatie en organisatie van sociale bewegingen probeert te duiden.
Het Internet representeert in dit onderzoek zowel een onderzoeksobject, als een
medium voor datacollectie (Silverman, 1997), omdat voornamelijk mediaberichtgeving wordt
geraadpleegd om de Eric Garner-zaak in kaart te brengen en te analyseren. Naast ‘Secondary
Internet Research’ middels deze nieuwsbronnen (Hewson, 2007) wordt Twittergebruik op
zeer indicatieve wijze bekeken door de meest relevante en interessante hashtags te analyseren.
Hier wordt het onderzoek vanuit nieuwsbronnen aangevuld met ‘Internet-Mediated Research’
(Hewson, 2007), waarbij exemplarische berichten op Twitter worden aangewend. De beperkte
reikwijdte van dit onderzoek maakt dit aspect “exploratief” van aard, omdat er geen ruimte is
voor een systematische categorisering en kwantificering van tweets.
9
4. Case Study
In deze analyse wordt onderzocht op welke manier de rol van Twitter in de Eric Garner-zaak
benaderd kan worden volgens het model van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014). De
auteurs staan overwegend positief tegenover sociale media in protest en spreken van een
historische evolutie van 1) ‘activisme’, via 2) ‘cyberactivism 1.0’ naar de huidige vorm van 3)
‘cyberactivism 2.0’. Deze transitie naar ‘cyberactivism 2.0’ heeft volgens de auteurs tot een
duidelijk veranderde dynamiek van protest geleid. Zo stellen de auteurs bijvoorbeeld over het
bereik: “cyberactivism 2.0 can not only inform, but also participate in the protest using
internet tools no matter the distance of the virtual protest” (Sandoval-Almazan & Gil-Garcia,
2014). Er heerst een algemene opvatting dat er een constante data-flow aanwezig is die, in
tegenstelling tot eerdere fases, niet gelimiteerd is door traditionele media of leiders binnen een
beweging. Volgens Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) is de organisatie bij
“cyberactivism 2.0” zelf-organiserend en horizontaal.
De komst van het web 2.0 en diens applicaties en ‘tools’ hebben dus een bepaalde
veranderde dynamiek van protest afgedwongen in termen van bereik, organisatie, mobilisatie
en informatieverspreiding, zo is de basisassumptie van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia
(2014). Een platform als Twitter heeft in die zin een bepaalde determinerende effect op de
manier waarop men in protest komt, omdat dit de strategie van activisten heeft doen
veranderen. Het cyclische model bouwt verder op dit idee en middels dit model proberen de
auteurs dan ook een middel te bieden om deze fase te duiden in een poging om ‘de oorzaken
en consequenties van online tools systematisch te plaatsen in een theoretisch raamwerk’
(Sandoval-Almazan en Gil-Garcia, 2014). Het is hierin een cruciale vraag is in hoeverre
sociale media een nieuwe beleving van protest hebben afgedwongen of in hoeverre het
hedendaags protest juist een voortzetting is van het voorgaande.
We hebben in het theoretisch kader gezien dat er enerzijds een opvatting bestaat van
het internet als dominante ruimte waar machtsrelaties worden uitgedaagd (Castells, 2012),
terwijl anderzijds het internet door sommigen juist wordt zien als een verzwakking van
sociaal activisme (Fuchs, 2012; Gladwell, 2010). In tegenstelling tot voorgaande onderzoeken
die zich focussen op interacties op het internet, richten Sandoval-Almazan en Gil-Garcia
(2014) zich op het ‘grotere fenomeen’, door een conceptueel model te ontwikkelen van de
evolutie van een beweging ‘at large’.
Dit betekent overigens niet dat meer traditionele factoren afwezig zijn in het model.
Sterker nog, ‘traditionele media’ en ‘fysiek protest’ zijn beiden stappen in het model, maar
deze worden gepositioneerd ten opzichte van sociale media. Het model is vrij recent en de
auteurs geven zelf al aan dat bepaalde problemen en beperkingen aanvullend onderzoek
vereisen. Het model omvat vier stappen die als het ware in een constante cyclus functioneren,
beginnend bij een 1) triggering event, gevolgd door 2) een escalatie naar traditionele media,
waarna 3) virale organisatie plaatsvindt, wat eindigt in 4) een fysieke uiting van protest.
10
4.1. Triggering Event
Het ‘triggering event’ is de eerste stap uit de cyclus en deze krijgt drie kenmerken toegedicht:
het doorbreekt de status quo in een maatschappij; het is autonoom; en burgers organiseren
zich rondom deze gebeurtenis. Het triggering event hoeft geen direct gevolg van iets te zijn,
maar kan berust zijn op een (toevallige) samenloop van omstandigheden. Het is echter wel de
spreekwoordelijke druppel die erin resulteert dat er een bepaalde reactie wordt opgewekt.
De gebeurtenis die in deze analyse centraal staat is het moment dat de Amerikaanse
Grand Jury uitspraak deed in de Eric Garner-zaak op 3 december 2014. Garner kwam op 17
juli 2014 om het leven, als gevolg van een wurggreep die op hem werd toegepast door agent
Daniel Pantaleo. Hij werd echter vrijgesproken op 3 december, wat leidde tot veel onvrede en
protest bij bepaalde groepen Amerikanen. Belangrijk detail is dat het incident op 17 juli op
video werd vastgelegd door een toeschouwer, die het materiaal aan ‘The Daily News’ leverde
(Murray, Burke, Marcius, & Parascandola, 2014). In deze video is onder andere te horen hoe
Garner, in een wurggreep op de grond liggend, meerdere malen aangeeft dat hij geen lucht
krijgt (“I Can’t Breathe). Het incident was dus vrijwel meteen nadat het gebeurde al onder de
aandacht, maar de climax van protest bleek veel later te liggen, namelijk op 3 december.
Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) relateren het ‘triggering event’ aan het idee
van “political opportunity” van Lohman (1994), die dit omschrijft als ‘the notion that people
become active not when they are most deprived, oppressed, or discontent, but when a closed
system of opportunities opens up’. Sandoval-Almazan & Gil-Garcia voegen aan de notie van
Lohman toe dat ‘this political opportunity arises from the social media tools, which empower
people to organize the protest’. Het idee van een bepaald ‘triggering event’ als beginpunt van
een activistische stroming wordt ook bepleit door Castells (2012). Het ‘triggering event’
ontstaat dan wel autonoom, in het model wordt gesteld dat hedendaagse bewegingen de
strategie hebben afgesteld op het inspelen op zo’n triggering event en het doen ontstaan van
een ‘political opportunity’.
Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) noemen het ‘triggering event’ ambigue en
moeilijk te voorspellen en benoemen dat veel factoren (context, socio-economische
achtergrond, etc.) dit zouden kunnen beïnvloeden. In deze casus is echter een duidelijke
aanloop naar het ‘triggering event’ aanwezig, waardoor burgers en instituties zich al op een
bepaalde manier konden instellen op wat er komen ging. Immers, men wist dat de uitspraak
van de Grand Jury ging komen.
Het wantrouwen tussen de (zwarte) Amerikaanse gemeenschap en de politie lag op dat
moment al gedurende langere tijd onder druk, door een aantal gevallen waarin AfroAmerikanen door de politie zijn gedood onder dubieuze omstandigheden. Er was hierdoor al
een bepaald momentum aanwezig. Een belangrijke ontwikkeling speelde zich af in Ferguson,
Missouri, waar de donkere Michael Brown op 9 augustus werd neergeschoten. De politie in
de stad Ferguson werd door inwoners beschuldigd van racisme er volgde een week vol rellen.
Op 16 augustus, een week na de dood van Brown, riep de burgemeester een noodtoestand uit
en werd een avondklok ingesteld (Noodtoestand in Ferguson, 2014). President Obama
erkende het bestaande probleem van discriminatie: “There are still problems and communities
11
of colour are not making these things up” (Swaine, Lewis & Roberts, 2014). Hierachter zit
een meer structurele opvatting dat Afro-Amerikanen al jarenlang onjuist worden
gerepresenteerd in het rechtssysteem. Dit valt via de ‘Civil Rights Movement’ uit de jaren ’60
terug te herleiden naar de Jim Crow-wetten die volgden op de slavernij. Deze context is
breder van aard en zeer complex te noemen, maar wel relevant. Zoals Bonilla & Rosa (2015)
al lieten zien in het geval van de hashtag #Ferguson, verwijzen veel online betogers naar een
‘lange historie van inaccurate en oneerlijke representatie van Afro-Amerikanen in mainstream
media en systematische profilering en victim-blaming’.
Het momentum dus was door voorgaande ontwikkelingen al in bepaalde mate
aanwezig en de politiemacht in New York bereidde zich dan ook al voor op mogelijke
protesten. Politiecommissaris Bill Bratton: “We have had quite a bit of time to prepare for the
events that will unfold here for the next few days” (Newman, 2014). Al snel na de uitspraak
van de Grand Jury werden hashtags als #EricGarner, #ICantBreathe en #CrimingWhileWhite
‘trending topic’ op Twitter. Hoewel ik geen uitspraak kan doen over de exacte verhouding
tussen soorten tweets, werden deze hashtags vooral aangewend door gebruikers om hun
mening te geven over de uitspraak en door nieuws te verspreiden. Foto’s en berichten met
betrekking tot de protesten van die avond werden ook gedeeld. Dit is een indicatie die zijn
aansluiting lijkt te vinden bij de bevindingen van Theocharis e.a. (2014), die vooral distributie
van informatie terugzagen in tweets.
Een voorbeeld hiervan is de hashtag #CrimingWhileWhite, die ‘trending topic’ werd
na de uitspraak van de Grand Jury. Hiermee benoemden blanke Twitteraars een misdaad die
zij begingen, maar waarbij de politie bewust een oogje toekneep. Het doel is in de meeste
gevallen om de dubbele standaard in de wetshandhaving te laten zien (Howard, 2014). Een
andere hashtag, die later als reactie hierop gezien kan worden, beschreef onder de noemer
#Alivewhileblack de negatieve ervaringen van Afro-Amerikanen met de politie.
(bron: Twitter, @MarkeyaThomas en @Auragasmic)
Het is hier goed zichtbaar dat Twitter een platform biedt voor personen om zich uit te
drukken. Volgens Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) is het is als het ware een strategie
geworden om op het moment van een ‘triggering event’ direct in te haken met protest. Zij
stellen dat ‘the political opportunity arises from social media tools’ (Sandoval-Almazan &
Gil-Garcia, 2014). Het is duidelijk zichtbaar dat Twitter meningsuitingen kan faciliteren, en
het valt te beargumenteren dat men de status quo in een maatschappij bekritiseert middels een
hashtag als #Crimingwhilewhite. Het is echter betwistbaar in hoeverre ‘social media tools’ de
voornaamste factor zijn in de opkomst van een politieke mogelijkheid, omdat face-to-face
contact bijvoorbeeld op vrijwel geen enkele manier aanwezig is in deze fase van het model.
12
Hierdoor wordt geïmpliceerd dat iemands identiteit en persoonlijke frame voornamelijk
online wordt geconstrueerd en amper afhankelijk is van bijvoorbeeld socio-economische
achtergrond of face-to-face discussies. Gezien het ad-hoc karakter van Twitter (Bruns &
Burgess, 2011) zou het platform beter gezien kunnen worden als een platform dat wordt
toegeëigend door bepaalde actoren, die een bepaald gebruik en een bepaalde betekenis aan
deze technologie toekennen, waarbij deze ‘social media tools’ dus direct resulteren in
‘political opportunity’. Er moet kortom meer ruimte zijn voor andere invloeden.
4.2. Traditionele Media
Een ‘triggering event’ trekt in het model de aandacht van traditionele media, waarmee vooral
nieuwskanalen als televisie, krant en radio worden bedoeld. De reactie van massamedia
bevordert de aggregatie van informatie door activisten én biedt voor latere activisten hiermee
de mogelijkheid om ook nog tot de beweging te kunnen toetreden. Deze reactie volgt na de
initiële reactie op sociale media, waarover deze traditionele media als het ware verslag doen.
Sandoval-Almazan & Gil-Garcia (2014) werpen het idee op dat burgers niet altijd
toegang hebben tot traditionele kanalen en in plaats daarvan het internet als belangrijkste
kanaal gebruiken. Het is onduidelijk waar deze assumptie vandaan komt, mede omdat er ook
met betrekking tot het internet sprake is van een grote ‘digital divide’ (Fuchs, 2012). Hoe dan
ook, het standpunt is dat internet het voornaamste communicatiekanaal is geworden, en dan
traditionele media hier vervolgens aandacht voor kunnen genereren. De vraag is hier op welke
manier deze traditionele media betekenis geven aan de ontwikkelingen, wat ik kort zal
behandelen op basis van de berichtgeving in (online) krantenberichten.
Zoals hiervoor aangegeven, zijn de protesten met betrekking tot Eric Garner te
plaatsen in een reeks, een verband dat op de voorpagina’s van de twee grootste kranten van de
VS, de Wall Street Journal en de New York Times, ook wordt gelegd, voornamelijk in relatie
tot de Michael Brown-zaak. Op beide voorpagina’s is de Eric Garner-zaak het prominentste
nieuws, inclusief coverfoto. Hoewel zowel The Wall Street Journal en NYTimes in hun
headline vrij beschrijvend te werk gaan, is er op de voorpagina van de NYTimes ook een
kopje te vinden, waarin dieper wordt ingegaan op de emoties en motivaties van de betogers.
De titel ervan luidt: “I Can’t Breathe’ is Re-echoed In Voices of Fury and Despair” (Yee,
2014), waarin een vorm van kritiek of verontwaardiging zichtbaar is: “Yet this was no
Ferguson, where conflicting witness accounts obscured the circumstances of the
confrontation” (Yee, 2014).
Enkele andere media kozen voor een nadrukkelijker statement. The New York Daily
News kwam met een zwarte voorpagina met in grote letters de tekst “We Can’t Breathe”
(Mazza, 2014) en een editorial in die krant verklaarde dat de uitspraak ‘has the earmarks of a
gross miscarriage of justice’ (Mazza, 2014). Een voorbeeld van een uitgesproken krantenkop
in de buitenlandse media is zichtbaar bij de grote Britse krant The Independent: “Eric Garner
'chokehold' death: History repeats itself as another grand jury decides not to indict police
officer involved in killing of unarmed black man” (Walker, 2014).
13
Sociale media worden door Sandoval-Almazan & Gil-Garcia (2014) neergezet als dé
plek waar activisme plaatsvindt, terwijl traditionele media
enkel beschrijvend te werk zouden gaan. Het valt op dat veel
media voorbeelden van Twitter halen om collectieve
verontwaardiging te illustreren. Twitterberichten worden op
veel nieuwssites geïntegreerd in de berichtgeving. Een vorm
die op meerdere nieuwssites terugkomt, is een artikel dat zich
volledig focust op wat er op Twitter wordt gezegd en wat het
algemene sentiment is (Zak, 2014). Daarnaast worden
Twitterhashtags door bepaalde media als belangrijke tool
omschreven, zoals in The Wall Street Journal, die hashtags
omschrijven als ‘a centerpiece of actvism, helping bring
attention to major events while enabling protesters to direct
large groups of people to specific demonstrations’ (Smith &
Tangel, 2014). Anderzijds hebben journalisten (en veel
burgers) op Twitter verslag gedaan van de protesten, zoals
hier te zien (bron: Twitter, @MichaelSkolnik). Echter, Jay
Kang (2014) merkte in de NYTimes op dat er soms tussen de werkelijkheid en de online
representatie een groot verschil kan zitten. Waar op straat er soms weinig sprake was van een
samenhangende groep, op sociale media kwamen al de foto’s en video’s ervan samen in een
ogenschijnlijk coherente massa.
Journalistiek en Twitter zijn entiteiten die verbonden zijn geraakt. Uit een enquête
onder 600 Britse journaliste in 2013 bleek dat 96% van de journalisten sociale media
dagelijks gebruiken op een professionele basis, waarbij 42% van hen aangaf hun werk niet te
kunnen doen zonder deze sociale media (Cision & Canterbury Christ Church University,
2014). Enerzijds worden traditionele media gedreven door verscheidene factoren, waaronder
evenementen, bestaand discours en publieke opinie (die mede wordt gerepresenteerd op
Twitter). Anderzijds raakt Twitter ingeworteld in de journalistiek, waardoor de content van
Twitter juist onderhevig is aan traditionele media en journalistiek, waardoor dit ook de
content op Twitter beïnvloedt (Tonkin, Pfeiffer & Tourte, 2011).
Dit kan ook een mogelijke reden zijn van een probleem waarop Sandoval-Almazan &
Gil-Garcia stuitten: hun model bleek na toetsing sterk afhankelijk te zijn van de reactie van
traditionele media: “If the triggering event does not have sufficient importance to escalate to
the mass media [..] it is difficult for the movement to gain attention. This point also implies
that social media efforts are not always strong enough to create collective action” (SandovalAlmazan & Gil-Garcia, 2014). Hoewel traditionele media een belangrijke rol krijgen
toegedicht in het verspreiden van informatie en het genereren van aandacht, wordt er weinig
aandacht geschonken aan de mobiliserende capaciteiten die hierin schuilgaan. Net zoals
berichten op Twitter kunnen leiden tot mobilisatie, zou dit ook moeten kunnen gelden voor
nieuwsberichten of opiniestukken die tot een mentale verandering leiden bij de lezer, wat hen
doet aansluiten bij de idealen van een beweging. Zeker omdat in de volgende fase virale
14
organisatie weer plaats zou vinden op sociale netwerken, is het de vraag hoe mensen die niet
participeren op sociale media in dit model passen.
4.3. Virale Organisatie
De virale organisatie van een beweging valt te beschouwen als een effect van het gebruik van
sociale media voor politieke mobilisatie. Zoals eerder is betoogd, beschikt de #Icantbreathebeweging mede door voorgaande ontwikkelingen over een bepaald momentum. Een
visualisatie, vrijgegeven door Twitter, illustreert hoe de hashtag #Icantbreathe zich verhoudt
tot de hashtags #Blacklivesmatter en #HandsUpDontShoot. Vooral de hashtag
#Blacklivesmatter is een veelgebruikte uiting op Twitter en werd gebruikt sinds de dood van
Trayvon Martin in 2012.
Afb. 1 (boven) – Still van visualisatie op 28-11-2014, op 15 maart 2015 geraadpleegd via:
https://srogers.cartodb.com/viz/3ecef0b4-7cae-11e4-8bbb-0e9d821ea90d/embed_map
Afb 2. (onder) – Still van visualisatie op 04-11-2014, op 15 maart 2015 geraadpleegd via:
https://srogers.cartodb.com/viz/3ecef0b4-7cae-11e4-8bbb-0e9d821ea90d/embed_map
15
In de visualisatie is amper gebruik van de hashtag #Icantbreathe te zien, tot de bewuste 3
januari, wanneer deze hashtag de twee anderen volledig overschaduwt. Uit statistieken van
Statweestics blijkt dat de hashtag #ICantbreathe veel werd gehanteerd, maar wel over een
korte periode (0,65% populariteit op Twitter op zijn top), waar de hashtag #BlackLivesMatter
maanden later nog een veel breder gehanteerde hashtag blijkt.
#ICantBreathe
#BlackLivesMatter
(bron: Statweestics.com, geraadpleegd op respectievelijk 15-02-2015 en 04-02-2015)
Bovenstaande statistieken illustreren de manier waarop online protestbewegingen,
ingekaderd middels hashtags, niet op zichzelf staan, maar in een breder geheel zijn te duiden.
Het vergt echter een zeer omvangrijk onderzoek om te achterhalen op welke manier Twitter
door miljoenen gebruikers werd aangewend. Theocharis e.a. (2014) toonden aan dat directe
mobilisatie en coördinatie verhoudingsgewijs sporadisch voorkomt. Desalniettemin zijn er
zeker voorbeelden van te vinden in deze casus, zoals de
American Civil Liberties Union:
Echter, mobilisatie kan op veel manieren en
voornamelijk in samenhang met elkaar plaatsvinden, en
bovendien hoeft dit niet te gebeuren middels een directe
oproep, maar kunnen mensen ook zelf een bepaalde
behoefte ontwikkelen. Ook voor coördinatie zijn andere
mogelijkheden dan Twitter in te beelden, zoals face-toface communicatie. De protesten die in de avond van 3
december plaatsvonden, waren op bekende plaatsen in
New York, zoals Times Square en Grand Central,
waardoor het misschien wel niet eens nodig is om vooraf
op de hoogte te zijn van de locatie: wanneer je de stad in
gaat stuit je vanzelf op een demonstratie.
(bron: Twitter, @ACLU)
16
Volgens Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) valt de virale organisatie van een
beweging te beschouwen als een effect van het gebruik van sociale media en ontwikkelt zich
in deze fase een collectieve identiteit. Een massaal gebruik van hashtags als #ICantBreathe is
evident, maar het is onduidelijk hoe hieruit een collectieve identiteit ontstaat, terwijl een
online beweging zich juist laat kenmerken door een gebrek aan leiderschap en regels
(Sandoval-Almazan en Gil-Garcia, 2014). Volgens Gerbaudo (2014) moet Twitter niet enkel
gezien worden als technologische infrastructuur dat een bepaald gebruik afdwingt, maar is het
onderdeel van een bredere hedendaagse protestcultuur, waardoor het door middel van een
gedeelde symboliek op een platform onder participanten een bron is voor coherentie en de
vorming van een collectieve identiteit.
Gerbaudo betoogt, in tegenstelling tot Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014), dat
coherentie voortkomt uit 1) de aanwezigheid van een gedeelde protestidentiteit en 2) de
vorming van collectief leiderschap (Gerbaudo, 2014) met ondersteuning van ‘soft leaders’
(Gerbaudo, 2012), wat ervoor zorgt dat men het gevoel heeft “tot iets groters te behoren”. De
opvatting van Gerbaudo om Twitter als onderdeel te zien van een bredere protestcultuur biedt
een duidelijkere verklaring voor zowel de organisatie, als de vorming van een collectieve
identiteit in een beweging, waar Sandoval-Almazan en Gil-Garcia de virale organisatie
onvoldoende weten te duiden. Zo wordt gesteld dat: “no single leader controls the movement
and demands are presented and cooperatively agreed upon through different mass media
spaces” (Sandoval-Almazan & Gil-Garcia, 2014), waarmee vrijwel geen duiding wordt
gegeven aan de processen die aan besluitvorming ten grondslag liggen..
4.4. Fysiek protest
Fysiek protest speelt ook tegenwoordig nog steeds belangrijke rol, zoals duidelijk zichtbaar in
de bekende fysieke protesten van de afgelopen jaren als de Occupy-beweging en de bezetting
van het Tahrirplein tijdens de Arabische Lente. In het model van Sandoval-Almazan en GilGarcia (2014) demonstreert het fysieke protest de sterkte en het vermogen van de online
beweging. Castells (2012, p.11) stelt dat hedendaagse sociale bewegingen een hybride zijn
van digitale sociale netwerken en urbane ruimte.
Castells legt het zwaartepunt hierin wel bij communicatienetwerken op het internet.
Tegenstanders draaien dit eigenlijk juist om en leggen het zwaartepunt bij de fysieke kant,
waar sociale media simpelweg te zwak worden geacht voor echte verandering (Gladwell,
2010). Sociale media worden door een criticus als Gladwell (2010) omschreven als: “simply a
form of organizing which favors the weak-tie connections that give us access to information
over the strong-tie connections that help us persevere in the face of danger” (Gladwell, 2010).
Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) betogen in hun model dat fysiek protest de kracht
van een online beweging demonstreert. Fysiek protest lijkt een blijvende factor te zijn voor
omvangrijke bewegingen, ook anno 2015, welke rol er ook aan wordt toegedicht. Zoals Van
Laer & Van Aelst (2010) betogen: “[E]ven a wide digital action repertoire will not, and
probably never will, be able to replace traditional forms of activism and face-to-face
communication.”
17
Amerikaanse burgers gingen de avond van de uitspraak van de Grand Jury de straat op
om te protesteren. The Wall Street Journal (Smith & Tangel, 2014) bericht over verscheidene
kleine, gefragmenteerde groepen die met wisselend succes protesteerden in New York. Een
citaat van een participant, die aangeeft dat ze op Facebook las over het protest, ondersteunt
het argument dat in het artikel wordt gemaakt dat hashtags het middelpunt zijn van activisme
op social media, door belangrijke gebeurtenissen onder de aandacht te brengen en om groepen
mensen naar specifieke protesten te dirigeren.
Middels de hashtag #ShutitDown werd opgeroepen om de openbare infrastructuur stil
te leggen door deze te blokkeren. De motivatie voor deze acties vergt een onderzoek op zich,
maar het zou geïnterpreteerd kunnen worden als een vorm
van burgerlijke ongehoorzaamheid. Dit activisme bleef
verre van beperkt tot New York; ook in onder andere
grote Amerikaanse steden als Atlanta, Chicago Dallas,
San Francisco en Washington werd gedurende meerdere
dagen geprotesteerd in de straten (Jarrett, 2014). Ten tijde
van de blokkades was er veel online activiteit en toen
Google Maps dit leek te verwerken, werden ook
afbeeldingen hiervan gedeeld op Twitter (bron: Twitter,
@zeynep).
De protesten hielden dagenlang aan (Southall,
2014; Leitsinger, 2014), maar de protesten op donderdag
waren grootschaliger dan op de woensdagnacht van 3
december (Specia & Dalieda, 2014). De organisatie van
protest vergt dus, ook met toegang tot nieuwe media,
enige tijd en daarbij is het ook erg opvallend hoe
gefragmenteerd de protesten in New York waren in de
nacht van 3 op 4 december, ook al werden dezelfde slogans (waaronder “I Can’t Breathe”)
gebruikt.
De hashtag #ShutitDown is een voorbeeld van een actiegerichte hashtag, die als
organiserend mechanisme fungeert. Ook al heeft de staat technisch gezien geen invloed op de
rechtspraak, toch blijkt de aloude tactiek van het ontregelen van infrastructuur ook in het
internettijdperk een middel waar men naartoe neigt te grijpen om onvrede kenbaar te maken
(Joseph, 2014). We zien dat Twitter fysiek protest kan ondersteunen, zoals in het geval van
een ‘internet-mediated’ protestvorm in de hashtag #ShutItDown. De angst van o.a. Gladwell
(2010) dat online activisme een substituut wordt van fysiek activisme lijkt voorlopig echter
niet uit te komen en een sociale beweging lijkt tegenwoordig meer een hybride van online en
offline activiteit (McCaughey, 2014), die niet volledig gecentreerd is om ‘sociale media’,
zoals de claim luidt van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014).
18
5. Conclusie & Discussie
In deze scriptie is onderzoek gedaan naar de rol van Twitter in de protesten die plaatsvonden
naar aanleiding van de uitspraak van de Amerikaanse Grand Jury in de Eric Garner-zaak.
Deze casus had voornamelijk als doel om een cyclisch model, voorgesteld door SandovalAlmazan en Gil-Garcia (2014), kritisch te toetsen. Dit onderzoek valt te plaatsen in een brede,
academische discussie omtrent de rol van sociale media in protest, die claims omvat dat het
internet sociaal activisme versterkt (Castells, 2012), evenals claims dat het internet sociaal
activisme juist verzwakt (Gladwell, 2010).
Het uitgangspunt van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) is dat de opkomst van
“cyberactivism 2.0” een veranderde dynamiek van protest heeft afgedwongen, iets wat bij de
case-study duidelijk merkbaar was. De vier fases uit dit model boden qua structuur een goed
raamwerk om de rol van Twitter in het protest omtrent de Eric Garner-zaak te analyseren,
waar de chronologie die zij onderscheiden (triggering event; traditionele media; virale
organisatie; fysiek protest) ook te onderscheiden was in de casus.
De eerste fase ,het triggering event -de uitspraak van de Grand Jury- bleek bij de Eric
Garner-zaak onderdeel uit te maken van een bredere context, waardoor er een bepaald
momentum aanwezig was en er ook al een bepaald netwerk van activisten was bestendigd.
Het ‘triggering event’ functioneert binnen het model van Sandoval-Almazan en Gil-Garcia
(2014) als een strategisch middel van een online beweging, waarbij sociale media de
belangrijkste tool zouden zijn om dit te bewerkstelligen. Doordat sociale media hierin als het
voornaamste strategische middel wordt gezien, lijkt het alsof iemands persoonlijke frame
bovenal online wordt geconstrueerd, en krijgen bijvoorbeeld de socio-economische
achtergronden van gebruikers of het belang van face-to-face communicatie (Juris, 2012) geen
plaats binnen het model.
Dit probleem komt vooral tot uiting in de derde fase van het model –virale organisatiewanneer men zich, als effect van mobilisatie in de eerste fase, op een bepaalde manier zou
organiseren. Volgens Sandoval-Almazan en Gil-Garcia (2014) wordt men het hier op
‘coöperatieve wijze eens over de na te streven doelen en strategieën’, wat een vage verklaring
is. Ook hier is eigenlijk geen ruimte voor invloeden worden andere vormen van
communicatie, zoals face-to-face communicatie. Vooral de opvatting van Sandoval-Almazan
en Gil-Garcia van een online beweging als een ‘horizontale, leiderloze’ organisatie lijkt
ervoor te zorgen dat de manier waarop men zich organiseert moeilijk analyseerbaar is. Een
alternatieve opvatting van Gerbaudo (2014), waarin Twitter als onderdeel wordt gezien van
een bredere protestcultuur en de aanwezigheid van impliciet leiderschap wel wordt erkend
(Gerbaudo, 2014), biedt een betere duiding aan het organisatie- en besluitvormingsproces,
omdat dit duidelijker verklaard kan worden aan de hand van ‘soft leaders’.
Wanneer je een medium als Twitter bij voorbaat centraal stelt in een model, is het
ergens wel logisch dat dit uiteindelijk ook de dominantste factor blijkt te zijn bij toepassing
van dit model. Het grootste probleem met het model is dan ook dat alle stappen uit het model
een soort gevolg zijn van gedrag op sociale media.
19
Ook al verlopen processen van mobilisatie, organisatie en informatieverspreiding
verlopen op een complexere manier dan het model impliceert, toch zijn de fases die SandovalAlmazan en Gil-Garcia (2014) onderscheiden in grote lijn wel zichtbaar binnen de casus en
was het hierin een bruikbaar raamwerk. Een voorbeeld hiervan was de tweede fase –escalatie
naar traditionele media- waarin mooi naar voren kwam hoe traditionele media rapporteren
over een online activiteit en hoe grote kranten Twitter integreren in hun artikelen. Mobilisatie
blijft hierin echter wel het terrein van sociale media en, hoewel mogelijk dat men zich
onderdeel van een beweging voelt door een statement op sociale media te plaatsen en dat hier
een bepaalde urgentie tot protest gaat broeien, doen negatieve en kritische berichten over het
rechtssysteem in massamedia mij afvragen of dit ook geen vorm (of factor) van mobilisatie is.
De rol van Twitter in het fysieke protest, nog steeds de climax van activisme, werd
goed zichtbaar in de casus in de vorm van de hashtag #ShutItDown. Of online activisme leidt
tot een versterkte positie van sociale bewegingen (Castells) of een verzwakking van het effect
van protest (Gladwell), is een vraag die in dit onderzoek onbeantwoordbaar blijft. Hierbij zou
je je in essentie moeten afvragen of het fysieke protest groter en effectiever was geweest,
wanneer mensen niet zouden doen aan online activisme, maar dit is een volledig
hypothetische kwestie. Het is wel duidelijk dat Twitter tegenwoordig op grote schaal wordt
aangewend op veel verschillende manieren. Internet heeft het ‘repertoire of collective action’
sterk uitgebreid (Van Laer & Van Aelst, 2010), maar dient echter wel gezien te worden als
onderdeel van een bredere protestcultuur, en niet als determinerend mechanisme.
De reikwijdte van dit onderzoek is echter erg klein en adresseert in beperkte mate
welke plaats verscheidene factoren innemen in de complexe protestomgeving. Dit gaat
bijvoorbeeld om de rol van traditionele media, wat in dit onderzoek op zeer exploratief niveau
is geadresseerd, en ook de manier waarop Twitter wordt aangewend vereist een veel
uitgebreider onderzoek. Om te kijken naar het gebruik van Twitter moet niet enkel gekeken
worden naar wat gebruikers voor berichten sturen, maar ook hoe zich in andere online en
offline gemeenschappen gedragen (Bonilla & Rosa, 2015). Daarnaast is face-to-face
communicatie vrijwel volledig buiten het model gelaten. Processen van mobilisatie,
organisatie en informatieverspreiding geschieden op veel verschillende manieren en juist de
relatie tussen deze domeinen is een enorme uitdaging om in kaart te brengen.
Bibliografie
Bonilla, Y., & Rosa, J. (2015). #Ferguson: Digital protest, hashtag ethnography, and the racial
politics of social media in the United States. American Ethnologist, 42(1), 4-17.
20
Bruns, A. & Burgess, J.E. (2011, 25 augustus) The Use of Twitter Hashtags in the Formation
of Ad Hoc Publics. Paper gepresenteerd op The European Consortium for Political Research
Conference, Reykjavik. Geraadpleegd op 4 maart via:
http://eprints.qut.edu.au/46515/1/The_Use_of_Twitter_Hashtags_in_the_Formation_of_Ad_
Hoc_Publics_%28final%29.pdf
Bryman, A. (2014). Social Research Methods (4e ed.). Oxford: Oxford University Press.
Castells, M. (2012). Networks of outrage and hope: Social movements in the Internet age.
Cambridge: Polity Press: .
Cision & Caterbury Christ Church (2013). Social Journalism Study. Geraadpleegd via:
http://www.cision.com/de/wp-content/uploads/2014/04/Social-Journalism-Study-2013-14Grossbritannien.pdf
Fominaya, C. (2010). Collective Identity in Social Movements: Central Concepts and
Debates. Sociology Compass, 4(6), 393-404.
Gerbaudo, P. (2014). The Persistence of Collectivity in Digital Protest. Information,
Communication & Society, 17(2), 264-268.
Gerbaudo, P. (2012). Tweets and the streets social media and contemporary activism.
London: Pluto.
Granovetter, M. (1973). The Strength Of Weak Ties. American Journal of Sociology, 78(6),
1360-1380.
Fuchs, C. (2012). Some Reflections on Manuel Castells’ Book Networks of Outrage and
Hope. Social Movements in the Internet Age. TripleC, 10(2), 775-797.
Gladwell, M. (2010). Small Change. Why the Revolution Will Not Be Tweeted. The New
Yorker, 42-49.
Hewson, C. (2007). Internet-mediated Research as an Emergent Method and it’s Potential
Role in Facilitating Mixed Methods Research. In S. Hesse-Biber & P. Leavy (Red.), The
Handbook of Emergent Methods (pp. 543-570). New York: Guildford Press.
Jorgensen, M. & Phillips, L. (2002). Discourse Analysis as Theory and Method. Londen: Sage
Publications.
Juris, Jeff (2012). Reflections on #Occupy Everywhere: Social Media, Public Space, and
Emerging Logics of Aggregation. American Ethnologist, 39(2), 259-279.
Lohmann, S. (1994). The Dynamics of Informational Cascades: The Monday Demonstrations
in Leipzig, East Germany, 1989–91. World Politics, 47(1), 42-101.
McCaughey, M. (2014). Cyberactivism on the Participatory Web. New York: Routledge.
Morozov, E. (2010). The Net Delusion. How Not to Liberate the World. London: Allen Lane.
21
O’Hallarn, B. & Shapiro, S. (2014). #NBCFail: A Qualitative Review of the Shared
Experience as a Social Movement. First Monday, 19(1).
Sandoval-Almazan & Gil-Garcia (2014). Towards Cyberactivism 2.0? Understanding the Use
of Social Media and Other Information Technologies for Political Activism and Social
Movements. Government Information Quarterly, 31(3), 365-378.
Salter, L. (2014). Emergent Social Movements in Online Media and States of Crisis:
Analyzing the Potential for Resistance and Repression Online. In M. McCaughey (Red.),
Cyberactivism on the Participatory Web. New York: Routledge.
Saunders, C. (2008). Double-edged swords? Collective Identity and Solidarity in the
Environment Movement. British Journal of Sociology, 59(2), 227–253
Segerberg, A., & Bennett, W. (2011). Social Media And The Organization Of Collective
Action: Using Twitter To Explore The Ecologies Of Two Climate Change Protests. The
Communication Review, 14(3), 197-215.
Small, T. (2011). What the hashtag? A Content Analysis of Canadian Politics on Twitter.
Information, Communication & Society, 14(6), 872-895.
Silverman, D. (1997). Qualitative research: Theory, method, and practice. London: Sage
Publications.
Theocharis, Y., Lowe, W., Van Deth, J.W. & Garcia-Albacete, G. (2015). Using Twitter to
Mobilize Protest Action: Online Mobilization Patterns and Action Repertoires in the Occupy
Wall Street, Indignados, and Aganaktismenoi Movements. Information, Communication &
Society, 18(2), 202-220.
Tremayne, M. (2014). Anatomy of Protest in the Ditital Era: A Network Analysis of Twitter
and Occupy Wall Street. Social Movement Studies: Journal of Social, Cultural and Political
Protest, 13(1), 110-126.
Tilly, C. (1984) Social movements and national politics. In: C. Bright & S. Harding (Eds.).
Statemaking and Social Movements: Essays in History and Theory. Ann Arbor: University of
Michigan Press.
Tonkin, E., Pfeiffer, H., & Tourte, G. (2012). Twitter, information sharing and the London
riots? Bulletin of the American Society for Information Science and Technology, 49-57.
Van Dijck, J. (2013). The Culture of Connectivity. New York: Oxford University Press.
Van Laer, J. & Van Aelst, P. (2010). Internet and Social Movement Action Repertoires.
Opportunities and Limitations. Information, Communication & Society, 13(8), 1147-1171.
Yin, R. (1994). Case Study Research: Design and Methods. London: Sage Publications.
22
Secundaire Bronnen
A Search for Justice in the Eric Garner Case (2014, 3 december). New York Times. Geraadpleegd op
22 maart 2015 via http://www.nytimes.com/2014/12/04/opinion/new-inquiry-needed-on-eric-garnersdeath.html
Bobic, I. (2014, 3 december). Obama Reacts To Eric Garner Decision: 'This Is An American Problem'.
Huffington Post. Geraadpleegd op 22 maart 2015 via:
http://www.huffingtonpost.com/2014/12/03/obama-eric-garner-decision_n_6264762.html
Ge, L. (2014, 3 december). Hollywood Reacts as Thousands Protest in NYC Over Eric Garner
Chokehold Death Decision. The Wrap. Geraadpleegd op 6 maart 2015 via:
http://www.thewrap.com/police-officer-in-eric-garner-chokehold-death-not-indicted-hollywoodreacts-as-thousands-protest-in-nyc/
Goldstein, J., & Schweiber, N. (2014, 18 juli). Man's Death After Chokehold Raises Old Issue for the
Police. The New York Times. Geraadpleegd op 5 februari via:
http://www.nytimes.com/2014/07/19/nyregion/staten-island-man-dies-after-he-is-put-in-chokeholdduring-arrest.html
Goodman, J. (2014, 23 augustus). On Staten Island, Thousands Protest Police Tactic. New York Times
– Region. Geraadpleegd op 21 maart 2015 verkregen via:
Http://www.nytimes.com/2014/08/24/nyregion/on-Tactics.html.
Howard, A. (2014, 4 december). #CrimingWhileWhite trends in wake of Eric Garner grand
jury. MSNBC. Geraadpleegd op 23 maart 2015 via: http://www.msnbc.com/msnbc/crimingwhilewhitetrending-twitter-garner-grand-jurys-wake
Jarrett, T. (2014, 4 december). Eric Garner Grand Jury Decision Sparks Second Day of
Protests. NBCNews. Geraadpleegd op 21 maart 2015 via: http://www.nbcnews.com/news/usnews/eric-garner-grand-jury-decision-sparks-second-day-protests-n262011
Jauregui, A. (2014, 3 december). NYPD Tweet #WeHearYou Immediately Backfires After Eric
Garner Ruling. Huffington Post. Geraadpleegd op 23 maart 2015 via:
http://www.huffingtonpost.com/2014/12/03/nypd-tweet-wehearyou-backfired-_n_6264648.html
Joseph, P. (2014, 5 december). ‘I can’t breathe’: Why Eric Garner protests are gaining momentum.
Reuters Blogs. Geraadpleegd op 23 maart 2015 via: http://blogs.reuters.com/greatdebate/2014/12/05/i-cant-breathe-why-eric-garner-protests-are-gaining-momentum/
Kang, J. C. (2014, 12 december). Moving Pictures. What’s Really Radical About the Eric Garner
Protests. NYTimes. Geraadpleegd op 23 maar via:
http://www.nytimes.com/2014/12/12/magazine/moving-pictures.html
Leitsinger, M. (2014, 8 december). 'I Can't Breathe': Garner Decision Protests Hit Fifth Day.
NBCNews. Geraadpleegd op 20 maart 2015 via: http://www.nbcnews.com/news/us-news/i-cantbreathe-garner-decision-protests-hit-fifth-day-n263476
Looting Erupts after Vigil for Slain Missouri Teen Michael Brown (2014, 11 augustus). NBCNews. Op
21 maart 2015 geraadpleegd via: http://www.nbcnews.com/storyline/michael-brown-shooting/lootingerupts-after-vigil-slain-missouri-teen-michael-brown-n177426
23
Mazza, E. (2014, December 3). NY Daily News Makes Huge Statement With Front Page On Eric
Garner Decision. Huffington Post. Geraadpleegd op 23 maart via:
http://www.huffingtonpost.com/2014/12/03/ny-daily-news-eric-garner-front-page_n_6265964.html
Murray, K., Burke, K., Marcius, C., & Parascandola, R. (2014, 17 juli). Staten Island man dies after
NYPD cop puts him in chokehold. New York Daily News. Geraadpleegd op 2 februari via:
http://www.nydailynews.com/new-york/staten-island-man-dies-puts-choke-hold-article-1.1871486
Newman, A. (2014, 3 december). Reaction to Eric Garner Grand Juryt Decision. New York Times –
City Room. Geraadpleegd op 6 maart 2015 via: http://cityroom.blogs.nytimes.com/2014/12/03/thedeath-of-eric-garner-the-grand-jury-decision/?_r=0
Noodtoestand na rellen Ferguson (2014, 16 augustus). NOS. Geraadpleegd op 21 maart via:
http://nos.nl/artikel/687360-noodtoestand-na-rellen-ferguson.html
Scola, N. (2014, 5 december). Watch as Twitter shifts from “#BlackLivesMatter” to “#ICantBreathe”
and back again. Washington Post. Op 18 maart geraadpleegd via:
http://www.washingtonpost.com/blogs/the-switch/wp/2014/12/05/watch-as-twitter-shifts-fromblacklivesmatter-to-icantbreathe-and-back-again/
Smith, J., & Tangel, A. (2014, 5 december). Social Media Help Fuel Protests After New York Officer
Not Indicted Over Death of Eric Garne. Wall Street Journal. Geraadpleegd op 21 maart 2015 via:
http://www.wsj.com/articles/social-media-help-fuel-protests-after-new-york-officer-not-indicted-overdeath-of-eric-garner-141766299
Southall, A. (2014, 4 december). Protesters Fill Streets Across U.S. Over Decision in Garner
Case. New York Times. Geraadpleegd op 23 maart via
http://www.nytimes.com/2014/12/05/nyregion/protests-continue-after-grand-jury-decision-in-ericgarner-case.htm
Specia, M. & Dalieda, C. (2014, 5 december). How Twitter and Facebook helped shut down Lower
Manhattan for Eric Garner. Mashable. Op 21 maart 2015 geraadpleegd via:
http://mashable.com/2014/12/05/protests-eric-garner-grassroots/
Swaine, J., Lewis, P., & Roberts, D. (2014, 25 november). Grand jury decline to charge Darren Wilson
for killing Michael Brown. The Guardian. Geraadpleegd op 21 maart 2015 via:
http://www.theguardian.com/us-news/2014/nov/24/ferguson-police-darren-wilson-michael-brown-nocharges
Walker, T (2014, 4 december). Eric Garner ‘chokehold’ death: History repeats itself as another grand
jury decides not to indict police officer involved in killing of unarmed black man. Independent.
Geraadpleegd op 19 maart via: http://www.independent.co.uk/news/world/americas/eric-garnerchokehold-death-history-repeats-itself-as-another-grand-jury-decides-not-to-indict-police-officerinvolved-in-killing-of-unarmed-black-man-9904481.html
Yee, V. (2014, 3 december). ‘I Can’t Breathe’ Is Echoed in Voices of Fury and Despair. New York
Times - Region. Geraadpleegd op 22 maart via: http://www.nytimes.com/2014/12/04/nyregion/i-cantbreathe-is-re-echoed-in-voices-of-fury-and-despair.html
Zak, E. (2014, 3 december). #ICantBreathe: Twitter Reactions to No Indictment Decision in Eric
Garner Death. WSJ – New York. Op 6 maart 2015 geraadpleegd via:
24
http://blogs.wsj.com/metropolis/2014/12/03/icantbreathe-twitter-reactions-to-no-indictment-decisionin-eric-garner-death/
25
Download