WEG EN WAGEN | Juni 2012 | Jaargang 26 | Nummer 67 Wegvervoerrecht Multimodaal vervoer en de CMR: De Hoge Raad heeft gesproken! In een recent arrest buigt de Hoge Raad zich over de vraag of het CMR-verdrag in zijn geheel, inclusief de daarin opgenomen regeling die de bevoegde rechter aanwijst, van toepassing is op multimodaal vervoer dat niet betreft het zogeheten stapelvervoer. 1. De zaak Prof. Mr. M.H. Claringbould, hoogleraar Zeerecht aan de Universiteit van Leiden en advocaat bij Van Traa Advocaten Vervoer van een container met gezouten vis van Reykjavik naar Rotterdam met het zeeschip ‘Godafoss’ en van daar naar Napels. De vervoerder Eimskip heeft voor dit vervoer een combined-transport-document (CT-document) uitgegeven waarop Reykjavik als port of loading wordt vermeld, Rotterdam als port of discharge en Napels als place of delivery. De transportmodaliteit voor het traject van Rotterdam naar Napels is niet vermeld. Feitelijk vond het vervoer plaats over de weg door een chauffeur van een Napolitaanse vervoerder. De zending wordt tijdens het vervoer over de weg gestolen; de chauffeur zegt dat hij is overvallen. Ladingbelanghebbenden claimen de schade van € 134.628,van de multimodale vervoerder. Zij dagvaarden deze IJslandse vervoerder bij de Rechtbank Rotterdam. Zij baseren de bevoegdheid van de Rechtbank Rotterdam op art. 31 lid 1 onder b CMR, stellende dat Rotterdam de in die bevoegdheidsbepaling genoemde ‘plaats van inontvangstneming der goederen’ is. Eimskip is van mening dat de Nederlandse rechter onbevoegd is en dat de zaak moet worden behandeld door de rechtbank te Reykjavik en dat IJslands recht van toepassing is en zij baseert zich daarbij op de ‘Jurisdiction and law clause’ in de toepasselijke ‘terms and conditions for transport’ zoals die staan afgedrukt op het CT-document. 2. De juridische vraag De vraag die juristen al enkele jaren bezighoudt is of het CMR-verdrag lock, stock and barrel, dat wil zeggen inclusief de in dat verdrag opgenomen bevoegdheidsbepaling van art. 31 CMR, van toepassing is op een overeenkomst van multimodaal vervoer. De meningen zijn hierover sterk verdeeld. De rechtbank verklaart zich bevoegd omdat zij van mening is dat het CMR-verdrag inclusief de forumkeuzeclausule van art. 31 van toepassing is op multimodaal vervoer wanneer de 11 schade zich heeft voorgedaan tijdens het wegtraject. Dit is in overeenstemming met eerdere uitspraken van de rechtbank over deze kwestie. Het hof is daarentegen van mening dat het CMR-verdrag niet van toepassing is op multimodaal vervoer, zodat de forumkeuzeclausule in de transport conditions van Eimskip geldig is; derhalve verklaart het hof zich onbevoegd om van deze zaak kennis te nemen. Uiteindelijk komt de zaak bij de Hoge Raad. In wezen moet de Hoge Raad twee vragen beantwoorden: (i) Is het CMR-verdrag in het algemeen van toepassing op multimodaal vervoer dat niet betreft het zogeheten stapelvervoer? en (ii) Als het CMR-verdrag niet van toepassing is op multimodaal vervoer, is het verdrag mogelijk wel van toepassing indien de schade aan de lading is ontstaan tijdens het vervoer over de weg? De Hoge Raad komt tot de conclusie dat het CMR-verdrag inclusief de bevoegdheidsregeling niet van toepassing is op een overeenkomst van multimodaal vervoer. De argumenten die de Hoge Raad daartoe gebruikt zijn de volgende: –Toen het CMR-verdrag in 1956 werd opgesteld is in het ondertekeningsprotocol bij het verdrag de zin opgenomen dat de ondergetekenden (dat zijn de landen die het CMR-verdrag ondertekenen) zich verbinden te onderhandelen over een verdrag nopens de overeenkomst tot gecombineerd vervoer. Dit is een sterke aanwijzing voor de Hoge Raad dat verdragspartijen niet hebben bedoeld dat het multimodale vervoer in zijn algemeenheid binnen het toepassingsgebied van het CMR-verdrag valt. –Ook hecht de Hoge Raad veel belang aan een uniforme verdragsuitleg. Het Bundesgerichtshof had al op 17 juli 2008 in dezelfde zin beslist als de Hoge Raad nu doet. De Hoge Raad hecht wat dat betreft niet zoveel waarde aan een uitspraak van de Engelse Court of Appeal inzake ‘Quantum/Plane Trucking’ waarin het Court of Appeal besliste dat bij vervoer van Singapore naar Parijs door de lucht en vervolgens over de weg naar Dublin op het wegtraject het CMR-verdrag van toepassing was. Dit betekent dat de Hoge raad met betrekking tot de eerste vraag van oordeel is dat de CMr in het algemeen niet van toepassing is op multimodaal vervoer dat geen stapelvervoer (lading en voertuig gaan mee op het schip) betreft. Met betrekking tot het antwoord op de tweede vraag, namelijk als de schade aan de lading is ontstaan tijdens het vervoer over de weg of in dat geval toch de CMr van toepassing is, oordeelt de Hoge raad als volgt: – Hoewel art. 1 CMr met zoveel woorden zegt dat het verdrag van toepassing is op iedere overeenkomst voor het internationale vervoer van goederen over de weg, is de Hoge raad van mening dat art. 1 niet zo moet worden uitgelegd dat het verdrag ook van toepassing is bij multimodaal vervoer. De Hoge raad zegt dat het op het wegtraject betrekking hebbende gedeelte van de multimodale vervoerovereenkomst niet hetzelfde is als een zelfstandige overeenkomst voor het vervoer van goederen over de weg. – In bepaalde gevallen kan het onzeker zijn op welk traject van het vervoer de schade is ontstaan. Wordt vastgesteld dat de schade op het wegtraject is ontstaan, dan zou je het standpunt kunnen innemen dat de CMr inclusief de bevoegdheidsregeling van toepassing is en dan zou er dus in rotterdam geprocedeerd moeten worden, maar als de schade op het zeetraject zou zijn ontstaan dan moeten gewoon de Hague-Visby rules worden toegepast maar blijft de in de condities aangewezen rechter (hier de rechter in IJsland) bevoegd. Met andere woorden, afhankelijk van waar de schade zich voordoet zou dan de ene of de andere rechter bevoegd kunnen zijn. Die uitkomst vindt de Hoge raad ongewenst. Mede gelet op de rechtszekerheid, die in de vervoersector om diverse redenen van groot belang is, is het ongewenst dat deze kwestie medebepalend zou zijn voor de beantwoording van de vraag welke rechter bevoegd is over het geschil van partijen te oordelen. De Hoge raad voegt er nog aan toe dat wanneer mogelijk afhankelijk van waar de schade zich voordoet verschillende rechters bevoegd zijn, tevens die aldus bevoegde rechter de vraag moet beantwoorden welk recht dan uitsluitend of in aanvulling op het CMr-verdrag van toepassing is op het geschil. Deze argumenten afwegend is de Hoge raad van oordeel dat ook de tweede geformuleerde vraag ontkennend moet worden beantwoord omdat een stelsel waarin de toepasselijke regels veranderen al naar gelang het specifieke vervoertraject, onwerkbaar is. 3. Commentaar Ik had al uitgebreid geschreven over de ‘Godafoss’ in Weg en Wagen januari 2012, nr. 65, p. 11 en 12. Daarin verdedig ik de opvatting dat het CMr-verdrag inclusief de bevoegdheidsregeling niet van toepassing is bij multimodaal vervoer waarin een internationaal wegtraject is opgenomen. Ik merk daarin overigens al op dat in de Engelse zaak van de Court of Appeal inzake ‘Quantum/plane trucking’ de Engelse rechter weliswaar de CMr van toepassing achtte op het wegtraject parijs-Dublin, maar daar ging het uitsluitend om de vraag welk aansprakelijkheidsregime moest worden toegepast en niet over de vraag welke rechter mogelijk bevoegd was volgens art. 31 CMr. Die bevoegdheid van de Engelse rechter in die zaak heb ik nog eens nader uitgewerkt in mijn voordracht ‘Van multimodaal vervoer naar synchromodaal vervoer’, sVa-syllabus 2012 p. 20 en 21. Ik kom tot de conclusie dat in die Engelse zaak de bevoegdheidskwestie nooit aan de orde is gesteld. Strikt genomen was die Engelse rechter, nu Air France de multimodaal vervoerder was, niet eens bevoegd omdat de plaats van inontvangstneming of van aflevering van de goederen niet eens in Engeland was gelegen. Maar de Engelse rechter heeft wel een belangrijk oordeel gegeven over het toepasselijke aansprakelijkheidsregime, namelijk CMraansprakelijkheid inclusief de daarin opgenomen limiet. Die limiet werd overigens doorbroken omdat er sprake was van diefstal door de chauffeur. Ik ben dus van mening dat als Nederlands recht van toepassing is op de overeenkomst van multimodaal vervoer de bepalingen van art. 8:40-52 BW moeten worden toegepast. Artikel 8:41 BW bepaalt dat als bekend is waar de schade zich heeft voorgedaan de rechtsregelen gelden die op dat betreffende traject van toepassing zijn. Mijn mening is, en daar zijn alle auteurs die over multimodaal vervoer schrijven het wel over eens, dat wanneer de schade zich voordoet op een internationaal wegtraject, het CMraansprakelijkheidsregime moet worden toegepast. Dit vinden we ook terug in de memorie van toelichting bij art. 8:41 BW. Maar niet, en daar gaat het mij om, ook de bevoegdheidsregels van het CMr-verdrag behoren te worden toegepast. Welnu, de Hoge raad heeft nu beslist dat bij multimodaal vervoer met daarin een internationaal wegtraject waar zich de schade heeft voorgedaan, het CMr-verdrag in zijn geheel niet autonoom van toepassing is. De vraag die de Hoge raad niet kon beantwoorden omdat IJslands recht van toepassing was op deze multimodaal vervoerovereenkomst, was of wel het aansprakelijkheidsregime van het CMr-verdrag bij een overeenkomst van multimodaal vervoer kan worden toegepast. Ik vermoed dat de Hoge raad gelet op hetgeen 12 WEG EN WAGEN | Juni 2012 | Jaargang 26 | Nummer 67 daarover in Boek 8 is geschreven, wel tot die conclusie zal komen. Maar nu is de zaak verwezen naar de IJslandse rechter en die moet naar IJslands recht beoordelen of op het wegtraject Rotterdam-Napels het aansprakelijkheidsregime van het CMR-verdrag kan worden toegepast. Dat laatste lijkt mij niet zo gemakkelijk, want IJsland is geen partij bij de CMR en ik weet niet of in IJsland eenzelfde wettelijke regeling bestaat met betrekking tot multimodaal vervoer als in Nederland. Ik vrees dat veel lezers inmiddels al zijn afgehaakt. Al dat geneuzel over bevoegde rechters. Maar dan wordt uit het oog verloren dat het in de praktijk soms heel belangrijk kan zijn welke rechter over je zaak gaat oordelen. Zo zal bijvoorbeeld een Duitse rechter veel sneller tot doorbreking van de CMR-limiet komen dan de Nederlandse rechter. En voor een internationaal opererende multimodaal vervoerder (dat zijn de bedrijven die containers worldwide vervoeren) is het natuurlijk ook belangrijk dat de rechter aangewezen in hun eigen multimodaal vervoerovereenkomst bij uitsluiting bevoegd is en dat niet opeens de rechter in Rotterdam zich bevoegd acht terwijl in de jurisdictieclausule de Court of Shanghai bevoegd wordt verklaard. Dat valt moeilijk uit te leggen aan die Chinezen. Gelukkig heeft de Hoge Raad nu gekozen voor een oplossing die, zoals hij zelf zegt, rekening houdt met de rechtszekerheid die in de vervoersector om diverse redenen van groot belang is. 13