Godsdienst en oorlog In het Oude Testament www.kspronk.wordpress.com Israëls militaire geschiedenis • • • • • • • • Abraham tegen de vier koningen (Genesis 14) Israël tegen Egypte (Exodus) Israël tegen Kanaän (Numeri – Rechters) Israël tegen de Filistijnen (Samuel – Koningen) Juda tegen Israël Israël tegen Assyrië Juda tegen Babylonië De Joden tegen … Godsdienst radicaliseert: de strijd met Amalek Exodus 17:8-16 In Refidim werd Israël aangevallen door de Amalekieten. 9 Toen zei Mozes tegen Jozua: ‘Kies een aantal mannen uit en trek met hen tegen Amalek ten strijde. Ikzelf zal morgen op de top van de heuvel gaan staan, met in mijn hand de staf van God.’ 10 Jozua deed wat Mozes hem had opgedragen en trok tegen Amalek ten strijde, en Mozes ging naar de top van de heuvel, samen met Aäron en Chur. 11 Zolang Mozes zijn arm opgeheven hield, was Israël de sterkste partij, maar liet hij zijn arm zakken, dan was Amalek de sterkste. 12 Toen Mozes’ armen zwaar werden, legden Aäron en Chur een steen bij hem neer, zodat hij daarop kon gaan zitten. Zelf gingen ze aan weerszijden van hem staan, om zijn armen te ondersteunen. Daardoor konden zijn armen opgeheven blijven totdat de zon onderging. 13 Zo versloeg Jozua het leger van Amalek tot de laatste man. 14 De HEER zei tegen Mozes: ‘Leg deze overwinning in een oorkonde vast, zodat niemand die ooit zal vergeten, en overtuig Jozua ervan dat ik zal zorgen dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert.’ 15 Toen bouwde Mozes een altaar, en hij noemde het ‘De HEER is mijn banier’. 16 Hij zei: ‘Omdat Amalek de hand heeft durven opheffen tegen de troon van de HEER, zal de HEER strijd voeren tegen Amalek, in alle komende generaties.’ Godsdienst radicaliseert: de strijd met Amalek (2) Deuteronomium 25:17-19 Vergeet niet wat de Amalekieten u hebben aangedaan tijdens uw tocht uit Egypte. 18 Toen u uitgehongerd en uitgeput was hebben ze gewetenloos, zonder enig ontzag voor God, de achterhoede overvallen, waar de zwaksten zich bevonden. 19 Vergeet het niet! En wanneer straks de HEER, uw God, u vrede heeft gegeven in het land dat u als grondgebied van hem krijgt, door u te verlossen van de vijanden die u omringen, zorg er dan voor dat niets op aarde nog aan het volk van Amalek herinnert. Godsdienst radicaliseert: de strijd met Amalek (3) 1 Samuël 15:1-3, 32-33 Op een keer zei Samuel tegen Saul: ‘De HEER heeft mij destijds gezonden om u te zalven tot koning over zijn volk, over Israël. Luister dus nu naar wat de HEER te zeggen heeft. 2 Dit zegt de HEER van de hemelse machten: Ik ben niet vergeten wat Amalek Israël heeft aangedaan: het heeft Israël de weg versperd bij zijn uittocht uit Egypte. 3 Trek daarom op tegen de Amalekieten en versla ze. Wijd al hun bezittingen onvoorwaardelijk aan de HEER. Spaar ze niet, maar dood alles en iedereen: mannen en vrouwen, kinderen en zuigelingen, runderen en schapen, kamelen en ezels.’ 32 Daarna zei Samuel: ‘Laat koning Agag van Amalek hier komen.’ Agag kwam naar hem toe, nog steeds geboeid. ‘De bittere dreiging van de dood is zeker wel geweken?’ vroeg hij. 33 Maar Samuel antwoordde: ‘Zoals uw zwaard vrouwen van hun kinderen heeft beroofd, zo wordt nu uw moeder van haar kind beroofd.’ En hij hakte Agags hoofd af ten overstaan van de HEER in Gilgal. De ban • Wijd al hun bezittingen onvoorwaardelijk aan de HEER. (1 Samuël 15:3) • Uit de inscriptie van Mesa, koning van Moab: En Kemos zei tot mij: Ga, neem Nebo op Israël! En ik ging in de nacht en ik streed ertegen van het aanbreken van de dageraad tot de middag en ik nam het en ik dood alles ervan: 7000 mannen en vreemdelingen en vrouwen en vreemdelingen en dienstmaagden; immers, voor Astar Kemos had ik het met de ban geslagen. En vandaar nam ik de vaten van JHWH en ik sleepte deze voor het aangezicht van Kemos. Godsdienst radicaliseert: de strijd met Amalek (4) Ester 9:5-10, 24-26 De Joden sloegen met het zwaard op al hun vijanden in en zaaiden dood en verderf, ze deden met hun belagers wat ze wilden. 6 In de burcht van Susa doodden ze niet minder dan vijfhonderd man. 7 Ook doodden ze Parsandata, Dalfon en Aspata, 8 Porata, Adalja en Aridata, 9 Parmasta, Arisai en Aridai en Waizata, 10 de tien zonen van Haman, de zoon van Hammedata, de vijand van de Joden. Maar hun bezittingen raakten ze met geen vinger aan. 24 Want zo was het gegaan: Haman, de zoon van Hammedata, een nakomeling van Agag en de vijand van alle Joden, had een plan beraamd om de Joden uit te roeien. Hij had het poer, dat wil zeggen het lot, laten werpen om paniek onder hen te zaaien en hen te kunnen uitroeien. 25 Maar nadat Ester zich tot de koning had gewend, gaf deze niet alleen toestemming om een brief te schrijven, maar besloot hij ook dat het onheil dat Haman met zijn verderfelijke plan tegen de Joden had beraamd, op diens eigen hoofd zou neerkomen. Hij en zijn zonen werden aan de paal gehangen. 26 Het is naar het woord poer dat deze dagen Poeriem worden genoemd. Godsdienst relativeert: het verhaal van Rachab en Achan Jozua 2:1-9 Hierna stuurde Jozua, de zoon van Nun, er vanuit Sittim in het geheim twee spionnen op uit. Hij gaf hun de opdracht: ‘Verken het hele gebied, maar vooral Jericho.’ De mannen vertrokken. Toen ze in Jericho waren gekomen, vonden ze onderdak bij een hoer, Rachab genaamd, bij wie ze wilden overnachten. 2 Maar toen de koning van Jericho hoorde dat er die nacht spionnen van Israël waren gekomen, 3 liet hij Rachab het volgende bevel geven: ‘Lever ze uit, die mannen die bij je zijn, want ze zijn hier om te spioneren.’ 4 Maar Rachab – die de twee mannen verborgen had – zei: ‘Die mannen hebben mij inderdaad bezocht, maar ik weet niet waar ze vandaan kwamen. 5 Ze zijn vertrokken vlak voordat het donker werd en de poort zou worden gesloten. Ik heb geen idee waar ze naartoe zijn gegaan. Ga ze snel achterna, dan haalt u ze nog in.’ 6 Rachab had de mannen naar het dak gebracht en ze daar verborgen onder bundels vlas. 7 Hun achtervolgers vertrokken meteen in de richting van de Jordaan, naar de oversteekplaatsen. Zodra ze de stad hadden verlaten werd de poort gesloten. 8 Rachab ging naar het dak voordat de mannen in slaap zouden zijn. 9 ‘Ik weet,’ zei ze tegen hen, ‘dat de HEER dit land aan jullie heeft gegeven. Godsdienst relativeert: het verhaal van Rachab en Achan (2) Jozua 7:1, 16-18, 25-26 Maar Israël schond de ban. Er was een zekere Achan: hij was een zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, de zoon van Zerach, en hij was afkomstig uit de stam Juda. Deze Achan vergreep zich aan de goederen die onvoorwaardelijk aan de HEER gewijd waren. Hierop ontstak de HEER in woede tegen het volk van Israël. 16 De volgende ochtend vroeg liet Jozua Israël aantreden volgens de stammen en de stam Juda werd aangewezen. 17 Daarna liet Jozua de stam Juda aantreden en de HEER wees het geslacht van Zerach aan. Daarna liet Jozua van het geslacht van Zerach de familiehoofden aantreden en Zabdi werd aangewezen. 18 En van diens familie liet Jozua de mannen aantreden en Achan werd aangewezen: een zoon van Karmi, die een zoon was van Zabdi, de zoon van Zerach, en afkomstig uit de stam Juda. 25 Jozua zei: ‘Jij hebt ons in het ongeluk gestort! Daarom zal de HEER jou vandaag in het ongeluk storten.’ Hij en al de zijnen werden door heel Israël gestenigd en verbrand. 26 Daarna bedolven ze hen onder een grote hoop stenen. Toen bekoelde de woede van de HEER. God geeft te denken: de profeten Nahum en Jona Exodus 34:4-7 Mozes hakte twee stenen platen uit, net als de vorige, en ’s morgens ging hij in alle vroegte de Sinai op, zoals de HEER hem had opgedragen. De twee stenen platen droeg hij bij zich. 5 De HEER daalde neer in een wolk, hij kwam naast Mozes staan en riep de naam HEER uit. 6 De HEER ging voor hem langs en riep uit: ‘De HEER! De HEER! Een God die liefdevol is en genadig, geduldig, trouw en waarachtig, 7 die duizenden geslachten zijn liefde bewijst, die schuld, misdaad en zonde vergeeft, maar niet alles ongestraft laat en voor de schuld van de ouders de kinderen en kleinkinderen laat boeten, en ook het derde geslacht en het vierde.’ God geeft te denken: de profeten Nahum en Jona (2) Profetie over Nineve. Boek van het visioen van Nahum uit Elkos. 2 De HEER is een wrekende God, hij duldt niemand naast zich. De HEER is een woedende wreker, de HEER wreekt zich op zijn tegenstanders, hij richt zijn toorn op zijn vijanden. 3 De HEER is geduldig, maar zeer sterk, hij laat nooit iets ongestraft. Jona 4:1-4 Dit wekte grote ergernis bij Jona en hij werd kwaad. 2 Hij bad tot de HEER: ‘Ach HEER, heb ik het niet gezegd toen ik nog thuis was? Daarom wilde ik naar Tarsis vluchten. Ik wist het wel: u bent een God die genadig is en liefdevol, geduldig en trouw, en tot vergeving bereid. 3 Laat mij maar sterven, HEER: ik ben liever dood dan dat ik zo verder moet leven.’ 4 Maar de HEER zei: ‘Is het terecht dat je zo kwaad bent?’ Megiddo - Harmageddon Openbaring 16:16-20 Ze brachten hen bijeen op de plaats die in het Hebreeuws Harmagedon heet. 17 De zevende engel goot zijn offerschaal leeg over de lucht. Toen klonk er uit de tempel een luide stem vanaf de troon, die uitriep: ‘Het is voorbij!’ 18 Er volgden bliksemschichten en groot geraas en donderslagen. Er kwam een zware aardbeving, zo zwaar als nog niet was voorgekomen sinds er mensen op aarde waren; verschrikkelijk was die aardbeving. 19 De grote stad viel in drie stukken uiteen en de steden van alle volken werden verwoest. Het grote Babylon moest het ontgelden: God gaf het de beker met de wijn van zijn hevige woede. 20 Alle eilanden verdwenen in het niets en van de bergen was geen spoor meer te vinden. 21 Uit de hemel vielen loodzware hagelstenen op de mensen, en de mensen lasterden God vanwege de plaag van die hagel, want het was een vreselijke plaag.