EUROPESE COMMISSIE Brussel, 15.11.2013 COM(2013) 900 final ANNEX 1 BIJLAGE bij de MEDEDELING VAN DE COMMISSIE Ontwerpbegrotingsplannen 2014 van de eurozone: algehele evaluatie van de begrotingssituatie en -vooruitzichten NL NL BIJLAGE I: Methodiek en aannamen voor de Europese economische najaarsprognoses 2013 In artikel 7, lid 4, van Verordening (EU) nr. 473/2013 is het volgende bepaald: De methode (...) en aannamen van de meest recente economische prognoses van de diensten van de Commissie voor elke lidstaat, waaronder ook de geraamde effecten van de geaggregeerde budgettaire maatregelen op de economische groei, worden als bijlage bij de algehele evaluatie gevoegd. De Europese economische prognoses worden onafhankelijk door de diensten van de Commissie opgesteld. De aannamen die aan de najaarsprognoses 2013 van de Commissie ten grondslag liggen, worden in het prognosedocument zelf toegelicht1. De begrotingsgegevens tot 2012 berusten op de gegevens die door de lidstaten op 1 oktober aan de Commissie zijn toegezonden en op 21 oktober 2013 door Eurostat zijn gevalideerd. Eurostat heeft een voorbehoud gemaakt bij de kwaliteit van de door Oostenrijk gemelde gegevens, omdat onzekerheid bestaat over de statistische gevolgen van de conclusies in het verslag van de federale auditdienst van 9 oktober 2013 over de deelstaat Salzburg. In het verslag zijn tekortkomingen geconstateerd in het financieel beheer en de volledigheid van de publieke rekeningen van de deelstaat Salzburg. De statistische implicaties van de audit voor de BTP-gegevens worden momenteel door het bureau voor de statistiek van Oostenrijk in samenwerking met Eurostat onderzocht, teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de precieze gevolgen voor 2012 en ook de jaren daarvoor. Een en ander kan leiden tot een opwaartse bijstelling van de overheidsschuld met maximaal een half procent van het bbp en tot enkele geringe bijstellingen van het overheidstekort, zulks op basis van de informatie die ten tijde van de validering beschikbaar was. Wat de prognoses betreft, zijn de maatregelen om de financiële stabiliteit te ondersteunen, geregistreerd overeenkomstig het besluit van Eurostat van 15 juli 20092. Tenzij door de betrokken lidstaat anders is gemeld, zijn kapitaalinjecties waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, in de prognoses verwerkt als financiële transacties, die de schuld, maar niet het tekort doen oplopen. Staatsgaranties voor verplichtingen en deposito's van banken worden niet als overheidsuitgaven meegeteld, tenzij bij de afronding van de prognoses vaststaat dat er een beroep op is gedaan. Leningen die door de overheid of door een entiteit die in de overheidssector is ingedeeld, aan banken zijn verstrekt, worden echter doorgaans bij de overheidsschuld opgeteld. Voor 2014 worden de begrotingen die zijn aangenomen of bij het parlement zijn ingediend, en alle maatregelen waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, in aanmerking genomen. Met name wordt met alle informatie in de uiterlijk op 15 oktober ingediende ontwerpbegrotingsplannen (OBP's) in deze prognoses rekening gehouden. Voor 2015 houdt de in de prognoses gehanteerde aanname van "geen beleidswijziging" in dat de ontvangstenen uitgaventrends worden geëxtrapoleerd en dat maatregelen waarover voldoende bijzonderheden bekend zijn, in de prognoses worden verwerkt. De overheidssaldo's die van belang zijn voor de buitensporigtekortprocedure, kunnen enigszins afwijken van die in de nationale rekeningen. Het verschil heeft te maken met 1 2 Zie daarvoor het volledige document van de "Economic forecast, autumn 2013", blz. 40. Online te vinden onder: http://ec.europa.eu/economy_finance/publications/european_economy/forecasts/index_en.htm Zie Eurostat News Release nr. 103/2009. 2 betalingen in het kader van swapovereenkomsten en met FRA's ("forward rate agreements", termijncontracten met rentevaststelling na afloop). Volgens het ESR95 (gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2558/2001) zijn swap- en FRAgerelateerde stromen financiële transacties en tellen deze dus niet mee bij de berekening van het overheidssaldo. In het kader van de buitensporigtekortprocedure worden dergelijke stromen echter als netto rente-uitgaven geregistreerd. De Europese aggregaten voor de overheidsschuld in de prognosejaren 2013-2015 worden gepubliceerd op nietgeconsolideerde basis (d.w.z. niet gecorrigeerd voor intergouvernementele leningen). Omwille van de consistentie in de tijdreeksen worden historische gegevens ook op dezelfde basis gepubliceerd. Daardoor valt de schuldquote voor 2012 in de eurozone 2,1 procent (en in de EU 1,5 procent) hoger uit dan de geconsolideerde schuldquote die Eurostat in zijn News Release 152/2013 van 21 oktober 2013 heeft gepubliceerd. De overheidsschuldprojecties over 2013-2015 voor de afzonderlijke lidstaten omvatten de gevolgen van de garanties aan de EFSF3, bilaterale leningen aan andere lidstaten en de deelname in het kapitaal van het ESM zoals gepland op de afsluitdatum van de prognoses (mits goedgekeurd). Volgens de najaarsprognoses 2013 van de Commissie zijn alle begrotingsmaatregelen voor 2014 tezamen goed voor ¼ % van het bbp. De gevolgen van deze raming voor de groei bedragen op korte termijn minder dan ¼ %, met andere woorden er wordt een min of meer neutrale begrotingskoers gevaren. Deze raming moet met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd: als niets wordt gedaan aan budgettaire onevenwichtigheden, kan de kwetsbaarheid van financiële activa toenemen en kunnen de spreads en de rente op leningen oplopen. Er is dus geen beleidskeuze mogelijk tussen wel of geen maatregelen treffen; krachtens de verordening moet het effect van de maatregelen in het OBP worden geëvalueerd. Genomen maatregelen die voor het OBP al in werking zijn getreden, worden dus niet in de beoordeling betrokken (ook al kunnen zij van invloed zijn op de prognoses); maatregelen die in 2014 ingaan, compenseren tevens bestaande eenmalige maatregelen voor 2013, die dus aflopen en geen effect meer sorteren, en compenseren de trendmatige stijging van de uitgaven, die wanneer deze hoger uitvalt dan de middellangetermijngroei van het bbp, op zich in een budgettaire expansie resulteert. De Commissie raamt de eenmalige maatregelen op geaggregeerd EZ13-niveau voor 2013 op 0,1 % van het bbp en de trendmatige stijging van de uitgaven in de EZ13 op 0,3 % van het bbp wanneer geen beleidsmaatregelen zouden worden getroffen. 3 Conform het besluit van Eurostat van 27 januari 2011 inzake de statistische registratie van operaties van de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit, zie: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/cache/ITY_PUBLIC/2-27012011-AP/EN/2-27012011-AP-EN.PDF 3 BIJLAGE II: Gevoeligheidsanalyse In artikel 7 van Verordening (EU) nr. 473/2013 is onder meer het volgende bepaald: "De algehele evaluatie omvat gevoeligheidsanalyses die een indicatie geven van de risico's voor de houdbaarheid van de openbare financiën bij ongunstige economische, financiële of budgettaire ontwikkelingen". Deze bijlage bevat bijgevolg een analyse van de gevoeligheid van de ontwikkeling van de overheidsschuld voor mogelijke macro-economische schokken (in de groei en rente), waarbij wordt gebruikgemaakt van de resultaten van stochastische schuldprojecties4. Met de analyse kan een beeld worden gekregen van de effecten die van neerwaartse en opwaartse risico's voor de groei kunnen uitgaan op de overheidsschulddynamiek (en ook van de effecten ervan op de cyclische component van het begrotingssaldo, via de werking van de automatische stabilisatoren), en van de effecten van positieve en negatieve ontwikkelingen op de financiële markten, die zich vertalen in lagere of hogere leenkosten voor de overheid. Met stochastische projecties wordt de onzekerheid in de toekomstige macro-economische condities in de analyse van de overheidsschulddynamiek belicht rond een "centraal" schuldprojectiescenario, dat correspondeert met het prognosescenario van de Europese Commissie (najaarsprognoses 2013) en met het prognosescenario van de OBP's in de twee delen van de grafiek hieronder, die de resultaten voor de EZ135 bevat (in beide gevallen onder de gebruikelijke aanname dat het beleid na de prognoseperiode ongewijzigd blijft)6. De schokken worden toegepast op de macro-economische condities (korte en lange rente op staatsobligaties, groeipercentage) waarvan in het centrale scenario wordt uitgegaan om de "conus" (verdeling) van de mogelijke schuldtrajecten in de grafiek hieronder te verkrijgen. De conus correspondeert met een brede reeks mogelijke onderliggende macro-economische condities, met niet minder dan 2 000 gesimuleerde schokken in de groei en de rente. De omvang en de correlatie van de schokken berusten op het historische gedrag van de variabelen7. De gesimuleerde schulddynamiek hangt samen met het feit dat schokken in de groei hun neerslag vinden in "budgettaire schokken", aangezien de cyclische component van het begrotingssaldo wordt beïnvloed door de werking van de automatische stabilisatoren. De resulterende waaiergrafieken hieronder bieden derhalve probabilistische informatie over de schulddynamiek voor de EZ13, waarbij is uitgegaan van het mogelijk optreden van schokken in de groei en de rente met een omvang en correlatie die overeenkomen met die welke in het verleden zijn waargenomen. De waaiergrafieken tonen het voorspelde schuldtraject in het centrale scenario (waarrond macro-economische schokken worden toegepast) in de vorm van een onderbroken lijn, en het schuldprojectietraject dat de gehele reeks mogelijke schuldtrajecten die door toepassing van de schokken wordt verkregen, in twee helften onderverdeelt (de mediaan) in de vorm van een ononderbroken zwarte lijn in het midden van de conus. De conus zelf bestrijkt 80 % van alle mogelijke schuldtrajecten die door de simulatie van de 2 000 schokken in de groei en de rente worden verkregen (aangezien de boven- en onderlijn waarmee de conus wordt afgebakend, respectievelijk het 10- en het 90-percentiel van de verdeling vormen), zodat de gesimuleerde 4 5 6 7 De methodiek voor de hier gebruikte stochastische overheidsschuldprojecties wordt beschreven in het Fiscal Sustainability Report 2012 van de Europese Commissie, hoofdstuk 3.3.3. De eurozonelidstaten, met uitzondering van die welke aan een macro-economisch aanpassingsprogramma zijn onderworpen (CY, EL, IE en PT). Dit houdt in dat voor het structurele primaire saldo van de EZ13 wordt aangenomen dat het gedurende de rest van de projectiehorizon gelijk blijft aan de laatste prognosewaarde, namelijk een overschot van 1,8 % in 2014 in het OBPscenario, tegen een overschot van 1,4 % in 2015 in het EC-scenario. Aangenomen wordt dat de schokken een gezamenlijke normale verdeling volgen. 4 schuldtrajecten (20 % van het geheel) die het gevolg zijn van extremere (dus minder waarschijnlijke) schokken of staartgebeurtenissen, van het gekleurde segment worden uitgesloten. De verschillende kleurschakeringen binnen de conus vertegenwoordigen verschillende segmenten binnen de totale verdeling van de mogelijke schuldtrajecten. Het donkerblauwe segment (afgebakend door het 40- en het 60-percentiel) omvat 20 % van alle mogelijke schuldtrajecten die dichter bij het centrale scenario liggen. Waaiergrafieken van de stochastische overheidsschuldprojecties rond het prognosescenario van de Europese Commissie (EC) en het prognosescenario van de ontwerpbegrotingsplannen (OBP) Uit de waaiergrafieken voor zowel het EC- als het OBP-scenario blijkt dat er een kans van 40 % bestaat dat de schuldquote voor de EZ13 door het optreden van ongunstige macroeconomische schokken ongunstiger uitvalt dan thans wordt voorspeld8. Voor het EC- en het OBP-scenario geldt dat als zowel de neerwaartse als de opwaartse risico's voor de groei- en de financiëlemarktcondities in aanmerking worden genomen, er een kans van 80 % bestaat dat de EZ13-schuld in 2014 ergens tussen de 91 % en 95 % van het bbp ligt (aangezien de conus 80 % van alle mogelijke schuldtrajecten vertegenwoordigt). De boven- en de ondergrens van het schuldquote-interval in 2014 liggen in het EC-scenario iets hoger dan in het OBPscenario. Dit komt door het verschil van 0,5 procentpunt tussen beider centrale prognoses waarop de schokken worden toegepast (een schuldquote van 93,5 % in het EC-scenario, tegen 93,0 % in het OBP-scenario). Voor de periode na 2014, het eindpunt van de huidige OBP's, blijkt uit de simulatieresultaten dat het verschil in de voorspelde schuldquoten tussen het EC- en het OBP-scenario onder de diverse schokken toeneemt. Aan het einde van de projectiehorizon in de waaiergrafieken (2018) is er in het EC-scenario een kans van 50 % dat de schuldquote boven de 90 % van het bbp ligt en is er in het OBP-scenario een kans van 50 % dat deze boven de 88 % van het bbp ligt. Dit verschil is hoofdzakelijk toe te schrijven aan het feit dat in het OBP-scenario het structurele primaire saldo, dat geacht wordt constant te blijven op zijn laatste voorspelde niveau, telkens hoger uitvalt dan in het EC-scenario, waardoor de gesimuleerde schuldquoten in het OBP-scenario na 2014 sterker dalen. 8 In 2014 komt de onderbroken lijn voor de prognoses van het centrale scenario in beide waaiergrafieken overeen met de lijn van het 60-percentiel van de verdeling, hetgeen betekent dat 40 % van alle mogelijke waarden voor de schuldquote in 2014 boven de voorspelde waarde ligt. 5 BIJLAGE III: De tenuitvoerlegging van structurele hervormingen zorgt voor sterkere groei, meer banen en gezondere overheidsfinanciën Het doorvoeren van structurele hervormingen is een centraal thema in de economische beleidsaanbevelingen van de Europese Commissie. Ten eerste is de implementatie van dergelijke hervormingen van cruciaal belang voor de bevordering van groei en werkgelegenheid, een strategische prioriteit voor zowel de Europese Unie als de lidstaten en tevens een onderdeel van de Europa 2020-strategie. Bovendien kan het wegwerken van structurele starheden het effect van het lopende economische aanpassingsproces afzwakken en een efficiënte reallocatie van middelen in de hand werken, met alle positieve gevolgen van dien voor de vooruitzichten inzake de productiviteit en het concurrentievermogen. In dit verband hebben de lidstaten van de eurozone, en met name de kwetsbaarste onder hen, de afgelopen jaren een groot aantal structurele hervormingen doorgevoerd om de in het verleden opgebouwde onevenwichtigheden te verhelpen en de economie op een duurzamer groeipad te brengen. In de beide landen die in het kader van de procedure bij macro-economische onevenwichtigheden als landen met buitensporige onevenwichtigheden werden aangemerkt, namelijk Spanje en Slovenië, alsook in de programmalanden, is er sprake van een bijzonder sterke hervormingsdynamiek9. In Spanje is er sprake van een gestaag vorderende herbalancing. Recente gegevenspunten duiden op een stabilisatie van de economie en de financiële sector, die nog in de hand wordt gewerkt door de onverkorte uitvoering van het ESM-programma van 2012 voor de herkapitalisatie van financiële instellingen. Tegen deze achtergrond is het tempo van de hervormingen voor het aanpakken van structurele tekortkomingen duidelijk opgevoerd, hetgeen grotendeels spoort met de bestaande verbintenissen in het kader van het Europees semester. Ten eerste zijn belangrijke maatregelen genomen om het pensioenstelsel betaalbaar te houden op lange termijn, terwijl de uitgaven voor gezondheidszorg verder in toom worden gehouden. Ten tweede zullen naar verwachting vanaf 2014 diverse initiatieven ter verbetering van de kwaliteit van de overheidsuitgaven en ter bevordering van de efficiëntie van het overheidsapparaat (zoals een beperking van de toepassing van indexeringsclausules in de overheidssector, een administratieve vereenvoudiging of de oprichting van een onafhankelijke begrotingsraad) in werking treden. Ten derde wordt verder werk gemaakt van de modernisering en versterking van de arbeidsbemiddelingsdiensten, alsook van de verbetering van het actieve arbeidsmarktbeleid en van de combinatie ervan met passieve beleidsmaatregelen. Ten vierde worden diverse initiatieven ontplooid ter verbetering van het bedrijfsklimaat en ter bevordering van de concurrentie in de niet-verhandelbare sector: i) de wet tot waarborging van de eenheid van de markt; ii) het eerste wetsvoorstel tot hervorming van de vrije beroepen; iii) de wet inzake het ondernemerschap ter verbetering van het kader voor insolventie van ondernemingen; en iv) een hervorming in de elektriciteitssector om de te grote kloof tussen snel stijgende gereglementeerde kosten en verplichte tarieven voor eindverbruikers aan te pakken. Slovenië heeft aanzienlijke vorderingen gemaakt bij het doorvoeren van hervormingen op een aantal essentiële beleidsterreinen, en met name op begrotings- en bankgebied. De hervormingen op andere terreinen bevinden zich evenwel nog in een minder 9 Voor deze landen, zie de laatste nalevingsverslagen in European Economy – Occasional Papers, 159 (Griekenland), 164 (Ierland), 161 (Cyprus), 156 (Roemenië) en 153 (Portugal). 6 vergevorderd stadium en het uiteindelijke effect ervan op de economie zal in zeer belangrijke mate afhangen van het in stand houden van de dynamiek tijdens de implementatiefase ervan. Wat ten eerste de budgettaire governance en de langetermijnhoudbaarheid van de overheidsfinanciën betreft, wordt aan een hervorming van het begrotingskader gewerkt, terwijl ook hervormingen van de langdurige zorg, een analyse van de uitgaven en een nieuw onderzoek naar mogelijke hervormingen in het pensioenstelsel zich in de voorbereidingsfase bevinden. Wat ten tweede de maatregelen tot stabilisatie van de banksector betreft, zijn een grondige doorlichting van de kwaliteit van de activa en een stresstest aan de gang, die de weg moeten vrijmaken voor een algemenere herstructurering en herkapitalisatie van de sector met het oog op de afstoting van overheidsdeelnemingen in binnenlandse banken. Wat ten derde de arbeidsmarkt betreft, is Slovenië onlangs overgegaan tot een herziening van de wetgeving inzake de arbeidsbescherming, terwijl ook herzieningen van de wet op het minimumloon en het studentenwerk in behandeling zijn. Ten vierde zijn nog andere hervormingen ter verbetering van de aanpassingscapaciteit en de groeivooruitzichten van de economie in voorbereiding, maar daarbij is enige vertraging opgelopen. Er wordt gewerkt aan een hervorming van de insolventiewet, waarin onder meer nieuwe bepalingen inzake buitengerechtelijke herstructurering zullen worden opgenomen. De voorgenomen wijzigingen in de wet tot oprichting van de Sloveense overheidsholding zouden leiden tot een verbetering van de governance, het beheer en de verantwoordingsplicht van staatsbedrijven. Krachtens de gewijzigde wet zouden de autoriteiten ook verplicht zijn een strategie uit te stippelen op basis van een classificatie van activa in overheidsbezit, wat de privatisering van niet-essentiële activa zou vergemakkelijken. Ten slotte lijken de verbeteringen in het beheer van rechtszaken een positief effect op de gerechtelijke efficiëntie te hebben gehad, terwijl het succes van een proefproject in 2014 tot de uitrol ervan over het gehele land zal leiden. Ten tweede vinden buitensporige overheidstekorten veelal ten dele hun oorsprong in structurele zwakheden. Het kan bijgevolg vaak noodzakelijk blijken dat begrotingsmaatregelen hand in hand gaan met structurele hervormingen om een blijvende correctie van buitensporige tekortsituaties te verzekeren. In dit verband zijn de lidstaten ten aanzien waarvan een buitensporigtekortprocedure loopt, sinds de inwerkingtreding van het twopack verplicht een economisch partnerschapsprogramma (EPP) in te dienen. Dit is in feite een routekaart met de structurele begrotingshervormingen die noodzakelijk zijn voor een effectieve en duurzame correctie van het buitensporige tekort. In een EPP moeten met name nadere bijzonderheden worden verstrekt over hervormingen op de volgende terreinen: i) nationale begrotingskaders, ii) belastingen, en iii) het pensioenstelsel en het gezondheidszorgstelsel. Op 1 oktober 2013 hebben Spanje, Frankrijk, Malta, Nederland en Slovenië voor het eerst hun EPP's10 ingediend. Het uit deze EPP's naar voren komende algemene beeld op de drie terreinen van structurele begrotingshervormingen wordt hieronder beschreven. 1. In alle lidstaten van de eurozone zijn al goede vorderingen gemaakt bij het doorvoeren van ingrijpende hervormingen van de nationale begrotingskaders onder impuls van de vereisten die voortvloeien uit het "sixpack" (en meer in het bijzonder Richtlijn 2011/85/EU inzake de begrotingskaders), het "twopack" en het intergouvernementele Verdrag inzake stabiliteit, coördinatie en bestuur in de EMU. 10 De gedragscode met betrekking tot het twopack is te vinden op: http://ec.europa.eu/economy_finance/economic_governance/sgp/pdf/coc/130701_-_two_pack_coc_final_endorsed.pdf 7 Tegen de achtergrond van deze algemene inspanningen met het oog op de versterking van de binnenlandse budgettaire governanceregelingen hebben drie van de vijf lidstaten die een EPP hebben ingediend (Spanje Malta en Slovenië), in het kader van de landenspecifieke aanbevelingen (LSA's) voor 2013 ook aanbevelingen met betrekking tot het begrotingskader gekregen. De beleidsreactie van deze drie lidstaten op die aanbevelingen concentreert zich op essentiële bouwstenen, zoals de toepassing van tot een structureel sluitende begroting strekkende regels, de oprichting van onafhankelijke begrotingsinstellingen en de totstandbrenging van solide begrotingskaders voor de middellange termijn. De nationale beleidsvormingsprocessen bevinden zich in uiteenlopende stadia, maar het is algemeen genomen de bedoeling deze hervormingen tegen eind 2013 of begin 2014 te voltooien. De andere twee lidstaten waarvoor in 2013 geen LSA met betrekking tot het begrotingskader is gedaan (Frankrijk en Nederland), hebben concrete stappen ondernomen om hun begrotingskaders te verbeteren. Verwacht wordt dat in Frankrijk de oprichting van de Hoge Raad voor de Openbare Financiën grote gevolgen zal hebben voor de begrotingsplanning en -monitoring, terwijl de binnenkort in Nederland in werking tredende Wet Houdbare overheidsfinanciën de begrotingsdiscipline stevig zal verankeren en zodoende de naleving van de EU-vereisten zal verzekeren. 2. Alle vijf lidstaten die een EPP hebben ingediend, hebben LSA's in verband met belastingen gekregen. Algemeen genomen komen in de EPP's hoofdzakelijk de lopende of reeds geplande belastinghervormingen aan de orde, maar er worden ook recente of nieuwe maatregelen gepresenteerd. Meer in het bijzonder legt Nederland het accent op de hervormingen die thans worden doorgevoerd op het gebied van woningen abeidsbelasting om zich naar de aanbevelingen te voegen, hoewel over de meeste van deze hervormingen vorig jaar al overeenstemming was bereikt. In reactie op de aanbevelingen op dit gebied presenteert Malta een reeks hervormingen met het oog op een betere inachtneming van de belastingplicht en een betere fiscale governance. Tal van deze beleidsmaatregelen lijken echter samen te hangen met al in het verleden doorgevoerde of lopende hervormingen, terwijl de LSA om iets te doen aan de bevoordeling van schulden in het kader van de vennootschapsbelasting, niet uitdrukkelijk in het programma aan de orde komt. Slovenië presenteert op zijn beurt diverse fiscale maatregelen die onlangs in het kader van de nieuwe begrotingsstrategie zijn ingevoerd voor consolidatiedoeleinden (zoals onder meer een btw-verhoging, de afschaffing van geplande verlagingen van de vennootschapsbelasting, een nominale bevriezing van de belastingschijven en fiscale aftrekken in het kader van de inkomstenbelasting, en een hervorming van de vastgoedbelasting), alsook maatregelen met het oog op een betere inachtneming van de belastingplicht. Frankrijk werkt aan diverse hervormingen in reactie op de fiscale LSA's die tot het land zijn gericht. In dit verband wordt in het EPP het accent gelegd op de invoering en uitbreiding van het belastingkrediet voor het concurrentievermogen en de werkgelegenheid, alsook op het doorvoeren van een btw-hervorming en de heffing van nieuwe milieubelastingen. Het beheer van de belastinguitgaven wordt hervormd en er worden maatregelen genomen om de vennootschapsbelasting zodanig aan te passen dat het aangaan van schulden minder wordt bevoordeeld. In het EPP van Spanje wordt vooral stilgestaan bij de lopende hervorming van het belastingstelsel, waarop was aangedrongen in de tot het land gerichte aanbevelingen en die volgens de plannen eind februari 2014 voltooid zal zijn. Er zijn geen concrete maatregelen gepresenteerd om de andere elementen van de fiscale LSA voor Spanje aan te pakken. 8 3. Alle vijf lidstaten die een EPP hebben ingediend, hebben ook LSA's met betrekking tot het beleid inzake pensioenen en gezondheidszorg gekregen. Drie onder hen (Spanje, Frankrijk en Nederland) hebben concrete hervormingsmaatregelen genomen en het parlementaire proces in gang gezet voor de aanneming van wetgeving om aan de aanbevelingen tot hervorming van de pensioenen gevolg te geven en de stabiliteit van hun pensioenstelsels, en dus de betaalbaarheid ervan, te verbeteren. De overige twee (Malta en Slovenië) zijn nog dergelijke hervormingsmaatregelen verder aan het uitwerken. Wat het gezondheidszorgbeleid betreft, hebben alle vijf lidstaten stappen ondernomen om iets te doen aan de efficiëntie van de uitgaven voor gezondheidszorg en aldus aan de LSA's gevolg te geven. De werkzaamheden zijn echter niet overal even ver gevorderd: in sommige lidstaten zijn de plannen al in een vrij gevorderd stadium (Nederland, Frankrijk en Spanje), terwijl het hervormingsproces in de andere lidstaten zich nog maar pas in de prille beginfase bevindt (Slovenië en Malta). 9 BIJLAGE IV: Grafieken en tabellen Tabel A1: Nominale tekortdoelstellingen (% van het bbp) voor de EZ13 volgens de ontwerpbegrotingsplannen (OBP), de stabiliteitsprogramma's (SP) en de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) 2013 2014 Land OBP SP COM OBP SP COM BE DE EE ES FR IT LU MT NL AT SI SK FI EZ-13 -2,5 -2,5 -2,8 -2,1 -2,0 -2,6 0,0 -0,3 0,0 0,2 0,2 0,1 -0,6 -0,5 -0,4 -0,4 0,0 -0,1 -6,8 -6,3 -6,8 -5,8 -5,5 -5,9 -4,1 -3,7 -4,1 -3,6 -2,9 -3,8 -3,0 -2,9 -3,0 -2,5 -1,8 -2,7 -0,9 -0,7 -0,9 -0,5 -0,6 -1,0 -2,7 -2,7 -3,4 -2,1 -2,1 -3,4 -3,2 -3,4 -3,3 -3,3 -3,0 -3,3 -2,3 -2,3 -2,5 -1,5 -1,5 -1,9 -5,6 -7,9 -5,8 -6,7 -2,6 -7,1 -3,0 -2,9 -3,0 -2,8 -2,6 -3,2 -2,2 -1,9 -2,2 -1,9 -1,3 -2,3 -2,7 -2,7 -2,8 -2,3 -1,9 -2,5 10 Tabel A2: Veranderingen in het structurele saldo (% van het bbp) voor de EZ13 volgens de ontwerpbegrotingsplannen (OBP), de stabiliteitsprogramma's (SP) en de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) 2013 2014 Land OBP SP COM OBP SP COM BE DE EE ES FR IT LU MT NL AT SI SK FI EZ-13 1,1 1,2 0,8 0,7 0,5 0,4 0,3 0,0 0,3 0,0 0,4 0,0 -0,5 -0,5 -0,4 0,6 0,7 0,5 1,2 1,4 1,1 -0,1 0,4 -0,1 1,1 1,6 0,9 0,6 0,7 0,7 0,5 0,9 0,6 0,1 0,4 0,1 -0,5 0,1 -0,6 -0,6 -0,3 -0,6 1,3 0,5 0,35 0,5 0,6 -0,1 1,4 1,0 0,6 0,2 -0,1 0,4 0,1 -0,4 0,0 0,2 0,7 0,0 0,5 0,2 -0,1 0,6 1,2 0,7 1,3 1,2 1,7 -0,1 0,5 -0,8 0,1 0,1 -0,1 0,1 0,3 -0,2 0,7 0,8 0,6 0,3 0,4 0,2 11 Tabel A3: Schuldquote (% van het bbp) voor de EZ13 volgens de ontwerpbegrotingsplannen (OBP), de stabiliteitsprogramma's (SP) en de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) 2013 2014 Land OBP SP COM OBP SP COM BE DE EE ES FR IT LU MT NL AT SI SK FI EZ-13 100,0 100,0 100,4 100,2 99,0 101,3 79,6 80,4 79,6 76,90 77,7 77,1 10,1 10,2 10,0 10,0 9,9 9,7 94,2 91,4 94,8 98,9 96,2 99,9 93,4 93,6 93,5 95,1 94,3 95,3 132,9 130,4 133,0 132,7 129,0 134,0 24,9 23,8 24,5 26,1 25,9 25,7 73,2 74,2 72,6 73,2 74,2 73,3 75,0 74,0 74,8 76,1 75,0 76,4 74,6 73,6 74,8 74,0 73,0 74,5 63,1 61,8 63,2 65,5 63,2 70,1 54,3 54,8 54,3 56,8 56,3 57,2 58,3 56,3 58,4 60,7 57,3 61,0 93,0 92,2 92,9 93,0 91,8 93,5 12 Tabel A4: Reële bbp-groei (verandering in %) voor de EZ13 volgens de ontwerpbegrotingsplannen (OBP), de stabiliteitsprogramma's (SP) en de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) 2013 2014 Land OBP SP COM OBP SP COM BE DE EE ES FR IT LU MT NL AT SI SK FI EZ-13 0,1 0,2 0,1 1,1 1,5 1,1 0,5 0,4 0,5 1,6 1,6 1,7 1,5 3,0 1,3 3,6 3,6 3,0 -1,3 -1,3 -1,3 0,7 0,5 0,5 0,1 0,1 0,2 0,9 1,2 0,9 -1,8 -1,3 -1,8 1,1 1,3 0,7 1,0 1,0 1,9 2,3 2,2 1,8 1,2 1,4 1,8 1,7 1,6 1,9 -1,3 -0,4 -1,0 0,5 1,1 0,2 0,4 1,0 0,4 1,7 1,8 1,6 -2,4 -1,9 -2,7 -0,8 0,2 -1,0 0,8 1,2 0,9 2,2 2,9 2,1 -0,5 0,4 -0,6 1,2 1,6 0,6 -0,4 -0,2 -0,3 1,2 1,3 1,1 Tabel A5: Samenstelling van de begrotingsconsolidatie in 2013 en 2014 voor de EZ13 volgens de ontwerpbegrotingsplannen (OBP), de stabiliteitsprogramma's (SP) en de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) SP 2013 OBP Ontvangstenquote 47,7 verandering in pp. t.o.v. een jaar eerder % van het bbp, tenzij anders vermeld COM SP 2014 OBP 47,2 47,1 47,1 47,2 47,1 1,1 0,6 0,5 -0,6 0 0 COM 50,4 50,0 49,8 49,1 49,5 49,6 verandering in pp. t.o.v. een jaar eerder 0,5 0,1 -0,1 -1,3 -0,5 -0,2 Verandering in het structurele saldo 0,8 0,7 0,6 0,4 0,3 0,2 Uitgavenquote 13 Grafiek A1: Voor 2014 geplande veranderingen in de voornaamste soorten uitgaven (% van het bbp) in de EZ13: ontwerpbegrotingsplannen (OBP) t.o.v. najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) Grafiek A2: Voor 2014 verwachte veranderingen in de voornaamste soorten belastingontvangsten (% van het bbp) in de EZ13: ontwerpbegrotingsplannen (OBP) t.o.v. najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) 14 Grafiek A3: Vergelijking tussen het nominale overheidssaldo voor 2014 (% van het bbp) zoals voorspeld in de najaarsprognoses 2013 van de Commissie (COM) en in de ontwerpbegrotingsplannen (OBP) Grafiek A4: Uitsplitsing van het verschil in de nominale doelstellingen voor 2014 (% van het bbp) tussen de najaarsprognoses 2013 van de Commissie en de ontwerpbegrotingsplannen 15 Grafiek A4 laat de verschillen zien in de door de lidstaten verwachte veranderingen in de nominale tekorten zoals voorspeld in de OBP's en zoals verwacht in de najaarsprognoses 2013, als percentage van het bbp. De gestapelde staven vertegenwoordigen de verschillende componenten waaraan het totale verschil kan worden toegeschreven. Algemeen genomen is de verandering in het voor 2014 in de najaarsprognoses geplande structurele saldo 0,3 % van het bbp kleiner dan de in de OBP's voorspelde verandering. Een negatieve waarde duidt erop dat wordt aangenomen dat de verandering in de overheidstekorten geringer zal uitvallen in de najaarsprognoses 2013 van de Commissie dan in het OBP. De kleinere verandering in het begrotingstekort in de Commissieprognoses is hoofdzakelijk toe te schrijven aan de ontwikkeling van de eenmalige maatregelen. Grafiek A5: Uitsplitsing van het verschil in de schulddoelstellingen voor 2014 (% van het bbp) tussen de najaarsprognoses 2013 van de Commissie en de ontwerpbegrotingsplannen Grafiek A5 laat het verschil zien tussen de ontwikkeling van de schuld in 2013 en in 2014, zoals voorspeld in respectievelijk het OBP en de Commissieprognoses. Een positief verschil geeft aan dat in het OBP van een grotere schuld (of schuldcomponent) wordt uitgegaan. De uiteenlopende ontwikkeling is in verschillende bijdragen uitgesplitst: basiseffect, verschil in het sneeuwbaleffect (of de rentegroeicomponent), verschil in de component van het primaire tekort en verschil in de stock-flow adjustments. De kleinere schuldreductie in de Commissieprognoses is toe te schrijven aan de ontwikkeling van de stock-flow adjustments. 16 BIJLAGE V: Landenspecifieke beoordeling van de OBP's Plannen die voldoen aan de verplichtingen van het land uit hoofde van het SGP Estland heeft de middellangetermijndoelstelling (MTD) van een structureel overschot in 2012 verwezenlijkt en dient een solide begrotingspositie te handhaven die de inachtneming van de MTD verzekert. Het structurele saldo van Estland laat weliswaar een tijdelijke verslechtering zien en wijkt in 2013 met ½ % van het bbp van de MTD af, maar die afwijking zal volgens het plan naar verwachting in 2014 zijn gecorrigeerd. De afwijking van de MTD in 2013 wordt ten dele veroorzaakt door het besluit van de regering om de uitkering van dividenden door staatsbedrijven in 2013 te reduceren en om voor 2014 en 2015 extra dividenduitkeringen in te voeren, wat een positief effect op de begroting voor 2014 zal sorteren. Al met al zijn de aan de budgettaire ontwikkelingen verbonden risico's beperkt: de beoogde nominale begrotingssituaties zijn vrijwel in evenwicht en de overheidsschuld is de laagste in de EU (10 % van het bbp in 2014). In het Duitse ontwerpbegrotingsplan wordt uitgegaan van een sluitende overheidsbegroting en van een afnemende schuldquote in 2013 en 2014. Bovendien heeft Duitsland, conform de vereisten van het preventieve deel van het stabiliteits- en groeipact, in 2012 zijn middellangetermijndoelstelling gehaald en is het land voornemens dat ook in 2013 en 2014 te doen. Het boekt voorts voldoende vooruitgang in de richting van de inachtneming van het schuldcriterium. Deze projecties liggen grotendeels in de lijn van de najaarsprognoses 2013 van de Commissie en lijken al met al realistisch. Het door de aftredende federale regering ingediende ontwerpbegrotingsplan is echter gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Plannen die voldoen maar zonder marge Voor Frankrijk wordt, uitgaande van het ingediende ontwerpbegrotingsplan, in de Commissieprognoses voorspeld dat het nominale tekort zowel in 2013 als in 2014 hoger zal uitvallen dan is aanbevolen. De verandering in het structurele saldo die aan het voorspelde nominale tekort ten grondslag ligt, wordt voor dit en volgend jaar op respectievelijk 0,9 % en 0,7 % van het bbp geraamd. Wanneer evenwel voor herzieningen van de ramingen van de potentiële bbp-groei en voor tegenvallende belastingontvangsten in vergelijking met de prognoses ten tijde van de aanbeveling van de Raad wordt gecorrigeerd, komt de structurele inspanning uit op respectievelijk 1,3 % en 0,8 % van het bbp. De gecorrigeerde structurele inspanning lijkt daardoor nipt met de aanbeveling van de Raad te stroken. De beoordeling wordt aangevuld met een bottom-upbeoordeling van de maatregelen, waaruit blijkt dat Frankrijk voor 2014 aanvullende maatregelen heeft genomen die samen goed zijn voor iets minder dan 1 % van het bbp. Hoewel er nog steeds aanzienlijke risico's aan het verwachte begrotingsresultaat voor 2013 en 2014 verbonden zijn, kan Frankrijk worden geacht effectief gevolg te hebben gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 om het buitensporige tekort uiterlijk in 2015 te corrigeren. Voor Nederland lijkt het er volgens de najaarsprognoses 2013 van de Commissie op dat voor 2013 aan de BTP-eisen voor zowel het nominale als het structurele streefcijfer voor het tekort is voldaan en dat er dus effectief gevolg is gegeven aan de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013. Voor 2014 blijft het nominale tekort volgens de prognoses boven het aanbevolen nominale streefcijfer van 2,8 % van het bbp. Op basis van de najaarsprognoses 2013 bedraagt de verandering in het structurele saldo, gecorrigeerd voor herzieningen van de potentiële groei en tegenvallers aan de ontvangstenzijde, 0,5 % van het bbp, hetgeen minder is 17 dan de in de BTP-aanbeveling verlangde inspanning van rond de 0,7 % van het bbp. Uit een bottom-upbenadering blijkt dat Nederland voor 2014 aanvullende maatregelen heeft getroffen in de orde van grootte van 1 % van het bbp, hetgeen strookt met het bedrag aan maatregelen dat noodzakelijk wordt geacht om de in de BTP-aanbeveling vermelde structurele doelstellingen te realiseren. Voor Slovenië bedragen de streefcijfers voor het nominale tekort waarop in het ontwerpbegrotingsplan wordt gemikt, 5,6 % van het bbp in 2013 en 6,7 % van het bbp in 2014, waarmee zij hoger zijn dan de BTP-streefcijfers voor het nominale tekort van respectievelijk 4,9 % en 3,3 % van het bbp. Volgens de najaarsprognoses 2013 van de Commissie wordt de verandering in het structurele saldo geschat op -0,1 % en 0,7 % van het bbp in respectievelijk 2013 en 2014. Na correctie voor de tegenvallers aan de ontvangstenzijde en het bijstellen van de berekeningen van de potentiële groei wordt de verbetering in zowel 2013 als 2014 op 0,6 % van het bbp geraamd, waarmee zij iets kleiner uitvalt dan de voor 2013 aanbevolen jaarlijkse structurele inspanning van 0,7 % van het bbp, maar iets hoger dan de voor 2014 aanbevolen inspanning van 0,5 % van het bbp. Afgaande op een bottom-upbeoordeling komt de totale omvang van de consolidatiemaatregelen voor 2013 die na de BTP-aanbeveling van juni 2013 zijn aangenomen, iets hoger uit dan de 1 % van het bbp aan aanvullende consolidatiemaatregelen waarvan in de BTP-aanbeveling van juni 2013 melding is gemaakt. Voor 2014 levert de bottom-upanalyse een resultaat op dat iets lager uitvalt dan de 1½ % van het bbp aan aanvullende consolidatiemaatregelen waarvan in de BTP-aanbeveling van juni 2013 melding is gemaakt. Volgens de huidige informatie lijkt Slovenië in 2013 doeltreffende maatregelen te hebben genomen en lijkt het land op schema te liggen om de aanbevolen structurele verbeteringen in 2014 te realiseren, zij het zonder enige marge. Plannen die in grote lijnen voldoen Voor België ligt het in het ontwerpbegrotingsplan verwachte nominale saldo voor 2013 weliswaar lager dan de voor het tekort geldende referentiewaarde van 3 % van het bbp, maar volgens de Commissieprognoses zal het iets boven de BTP-doelstelling van 2,7 % van het bbp uitkomen. De begrotingsinspanning wordt momenteel op 0,8 % van het bbp geraamd. Gecorrigeerd voor de neerwaartse herziening van de potentiële groei ten opzichte van het tijdstip waarop het besluit van de Raad is genomen en voor de tegenvallende ontvangsten vergeleken met de prognose waarop het besluit van de Raad steunde, wordt de aangepaste structurele verbetering geraamd op 1 % van het bbp, wat in de lijn ligt van de inspanning van 1 % van het bbp die de Raad had gevraagd. Bijgevolg kan worden geconcludeerd dat België doeltreffende actie heeft ondernomen ter uitvoering van het besluit van de Raad van 21 juni 2013. Als België in 2013 een einde maakt aan zijn buitensporige tekort, zal het land aan het preventieve deel van het SGP worden onderworpen. België zou voldoende vooruitgang boeken in de richting van de inachtneming van het schuldcriterium. In 2014 is echter een afwijking van het aanpassingstraject richting de MTD te verwachten, die, mocht deze zich het jaar nadien herhalen, als significant kan worden beoordeeld en de naleving van de vereisten van het preventieve deel van het SGP in gevaar kan brengen. Verwacht wordt dat België in 2014 aan het schuldcriterium zal voldoen. Voor Oostenrijk wordt zowel in het ontwerpbegrotingsplan als in de Commissieprognoses verwacht dat het overheidstekort in 2013 onder de drempelwaarde van 3 % van het bbp zal uitkomen, hetgeen strookt met de BTP-aanbeveling van de Raad om het buitensporige tekort uiterlijk in 2013 te corrigeren. Onzekerheid over de kosten van de verwachte maatregelen ter ondersteuning van het bankwezen kan eventueel het risico inhouden dat niet aan het vereiste 18 van een duurzame correctie van het tekort wordt voldaan. Indien de Raad de BTP-procedure in het voorjaar van 2014 stopzet, zou Oostenrijk vanaf 2014 de overgangsperiode voor het schuldcriterium in acht nemen. Oostenrijk is echter niet voornemens volgend jaar een jaarlijkse structurele aanpassingsinspanning van meer dan 0,5 % van het bbp in de richting van de MTD te leveren, en er zou tevens een significante afwijking ontstaan wat de verandering in het structurele saldo betreft. Het door de aftredende federale regering ingediende ontwerpbegrotingsplan is echter gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Op basis van het OBP en de Commissieprognoses wordt verwacht dat Slowakije het tekort in 2013 in overeenstemming zal brengen met de drempelwaarde van 3 % van het bbp, waarmee het land de termijn in acht heeft genomen die de Raad voor de correctie van het buitensporige tekort heeft vastgesteld. De gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning voor de periode 20102013, aangepast voor veranderingen in de potentiële groei en tegenvallers aan de ontvangstenzijde in vergelijking met de voorspelling die aan de BTP-aanbeveling ten grondslag ligt, bedraagt 2 % van het bbp en ligt daarmee ver boven de gemiddelde jaarlijkse begrotingsinspanning van 1 % van het bbp die de Raad had aanbevolen. Voor 2014 wordt in het ontwerpbegrotingsplan gemikt op een nominaal tekort van 2,8 % van het bbp, terwijl de Commissie bij voortzetting van het huidige beleid uitgaat van een stijging van het tekort tot 3,2 % van het bbp, hetgeen laat vermoeden dat een duurzame correctie van het buitensporige tekort mogelijk niet is verzekerd. Dit houdt in dat aanvullende maatregelen vereist kunnen zijn voor het waarborgen van een duurzame correctie, een voorwaarde voor de stopzetting van de BTP. Slowakije voldoet in 2014 bovendien niet volledig aan de vereisten van het preventieve deel van het SGP omdat wordt voorspeld dat het structurele saldo zal verslechteren. Plannen waarvoor het risico bestaat dat zij niet voldoen Volgens het ontwerpbegrotingsplan van Italië zou het overheidstekort teruglopen van 3 % van het bbp in 2012 en 2013 tot 2,5 % van het bbp in 2014. In structurele termen (d.w.z. het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo, ongerekend eenmalige en tijdelijke maatregelen, dat door de diensten van de Commissie volgens de algemeen aanvaarde methode is herberekend op grond van de in het ontwerpbegrotingsplan voorkomende informatie) houden de regeringsprognoses een algehele verbetering in van 0,5 procentpunt van het bbp in 2013 en van 0,2 procentpunt in 2014 (na 2¼ procentpunt in 2012), met in 2014 nog steeds een structureel tekort (-0,7 % van het bbp). Volgens de prognoses van de Commissie zal het tekort voor 2014 uitkomen op 2,7 % van het bbp. Deze ontwikkeling is vooral te verklaren door de lagere economische groei, zodat het structurele saldo aansluit bij het herberekende structurele saldo van het ontwerpbegrotingsplan. Neerwaartse risico's zijn een onvolledige uitvoering van maatregelen die al in wetgeving zijn vastgelegd, en een afzwakking van het ontwerpbegrotingsplan in het parlement. Volgens het ontwerpbegrotingsplan zal de bruto overheidsschuld met ongeveer 133 % van het bbp in 2013 een piek bereiken en zich vervolgens in 2014 stabiliseren. In 2014 zal Italië niet genoeg vooruitgang boeken in de richting van de naleving van het schuldcriterium als gevolg van een – volgens de Commissieprognoses – onvoldoende structurele aanpassing (0,1 procentpunt van het bbp i.p.v. de vereiste 0,7 procentpunt). Italië heeft voor ongeveer ¼ procentpunt van het bbp aan investeringsuitgaven in het ontwerpbegrotingsplan opgenomen omdat de regering voornemens is aanspraak te maken op de toepassing van de zogeheten "investeringsclausule". Aangezien Italië in 2014 echter niet aan het schuldcriterium voldoet, komt het land niet voor de toepassing van de investeringsclausule in aanmerking. Daarom moet Italië ook in 2014 19 voldoende vooruitgang blijven boeken in de richting van zijn MTD door de vereiste structurele aanpassing te realiseren. Het structurele saldo duidt op een afwijking in 2014 die, mocht deze zich het jaar nadien herhalen, als aanzienlijk kan worden beoordeeld en de naleving van de voorwaarden van het preventieve gedeelte van het SGP in gevaar kan brengen. In Luxemburg zal het nominale overheidstekort volgens de najaarsprognoses 2013 van de Commissie naar verwachting verslechteren van 0,6 % van het bbp in 2012 tot 0,9 % van het bbp in 2013 en 1 % van het bbp in 2014. Zowel in het ontwerpbegrotingsplan als in de Commissieprognoses wordt aangenomen dat het structurele overheidsoverschot zal teruglopen van 0,8 % van het bbp in 2012 tot slechts 0,2 % in 2013 en daarmee onder de MTD (een overschot van 0,5 % van het bbp) zal uitkomen. In de veronderstelling dat het beleid ongewijzigd blijft, zal het structurele saldo vervolgens verder van de MTD gaan afwijken en in 2014 zelfs omslaan in een tekort van 0,4 % van het bbp. Kortom, verwacht wordt dat Luxemburg in 2013 van zijn MTD gaat afwijken en in 2014 nog verder van zijn MTD verwijderd zal zijn. Het door de aftredende regering ingediende ontwerpbegrotingsplan is echter gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Voor Malta wordt er op grond van de najaarsprognoses 2013 van de Commissie van uitgegaan dat het tekort voor 2013 aan de BTP-voorwaarden voldoet. Tegelijkertijd blijft de verandering in het bijgestelde structurele saldo (0,5 % van het bbp) volgens de najaarsprognoses 2013 van de Commissie net iets achter bij de aanbevolen jaarlijkse structurele inspanning (0,7 % van het bbp). Daarom kan Malta weliswaar worden geacht tot dusver de aanbeveling van de Raad van 21 juni 2013 te zijn nagekomen, maar bestaat toch het risico dat de beoogde correctie van het tekort niet wordt gehaald, als gevolg van een kennelijke gebrek aan voldoende inspanningen. De situatie zal opnieuw moeten worden beoordeeld aan de hand van de in het voorjaar 2014 meegedeelde gegevens. Daartegenover staat dat, in afwachting van het onderzoek van de begroting voor 2014, noch de nominale, noch de structurele BTP-voorwaarden voor 2014 zijn vervuld, aangezien de tekortprognose van de Commissie hoger uitkomt dan de BTP-doelstelling van 2,7 % van het bbp, en het bijgestelde structurele saldo (0,3 % van het bbp) lager is dan de voor 2014 aanbevolen jaarlijkse begrotingsinspanning (0,7 % van het bbp). In de tekortprognose voor 2014 (3,4 % van het bbp i.p.v. de aanbevolen 2,7 % van het bbp) zijn de consolidatiemaatregelen van de begroting voor 2014 echter niet verwerkt omdat op de afsluitdatum nog geen nadere gegevens daarover beschikbaar waren. Er zij op gewezen dat de maatregelen in het ontwerpbegrotingsplan het voorspelde tekort op het eerste gezicht met 0,2 % van het bbp zouden doen dalen. Dit zou evenwel nog steeds niet genoeg zijn om aan de BTP-aanbeveling te voldoen. Voor Spanje wordt in de najaarsprognoses van de Commissie voor 2014 een tekort van 5,9 % van het bbp voorspeld, iets meer dan de doelstelling van 5,8 % van het bbp die in het door de Spaanse regering ingediende ontwerpbegrotingsplan is opgenomen. De begrotingsresultaten voor 2013 en 2014 zijn echter nog steeds met zeer grote onzekerheid omgeven. Afgaande op de huidige informatie lijkt Spanje doeltreffende actie te hebben ondernomen om zijn buitensporige tekort in 2013 te corrigeren, maar het risico bestaat dat het ontwerpbegrotingsplan voor 2014 niet aan de vereisten van de BTP-aanbeveling zal voldoen. Het ontwerpbegrotingsplan is immers op nogal optimistische groeiramingen gebaseerd en aan sommige van de in het plan opgenomen maatregelen zijn uitvoeringsrisico's verbonden. Dit alles houdt op zijn beurt risico's in voor de verwezenlijking van het nominale streefcijfer. Bovendien lijkt de geplande structurele inspanning kleiner te zullen uitvallen dan die welke in de BTP-aanbeveling noodzakelijk werd geacht. Spanje wordt daarom verzocht in het kader 20 van het nationale begrotingsproces de nodige maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat de begroting voor 2014 volledig verenigbaar is met het stabiliteits- en groeipact. Voor 2015 en 2016 komt de begrotingsaanpassing helemaal niet in de buurt van de BTP-aanbeveling en moet Spanje nog de structurele maatregelen specificeren om het buitensporige tekort in 2016 te corrigeren. Voor Finland wordt in het ontwerpbegrotingsplan voor 2013 een hoger overheidstekort (2,2 % van het bbp) verwacht in vergelijking met de projecties in het stabiliteitsprogramma (1,9 %). Voor 2014 wordt in het ontwerpbegrotingsplan een daling van het overheidstekort tot 1,9 % van het bbp voorspeld, tegen een tekort van 2,3 % in de najaarsprognoses van de Commissie. Deze verschillen zijn niet alleen aan lagere groeiramingen toe te schrijven, maar ook aan uiteenlopende inschattingen van de budgettaire trends. Volgens de Commissieprognoses bestaat het risico dat in 2014 in aanzienlijke mate van de MTD of het aanpassingstraject wordt afgeweken. Aangezien wordt verwacht dat de overheidsschuld in 2014 zal oplopen tot meer dan 60 % van het bbp, heeft de Commissie op grond van artikel 126, lid 3, van het Verdrag een verslag opgesteld om na te gaan of de schuldpositie de inleiding van een BTP rechtvaardigt. 21