Begrippen H1 en 2 Wereldeconomie

advertisement
Lesbrief Wereldeconomie
V6
Hoofdstuk 1
- BBP per hoofd van de bevolking als indicatie van welvaart (in enge zin).
Bezwaren:
- verdeling van het inkomen niet meegenomen,
- informele sector niet meegenomen,
- gezondheidszorg/onderwijs niet meegenomen
(Welvaart in ruime zin)
- Koopkrachtpariteit: theoretische wisselkoers die rekening houdt met verschil in
prijsniveau in verschillende landen (Big-Mac index).
- BRIC landen (Brazilie, Rusland, India, China: opkomende landen)
- Armoedegrens
- IMF (Doel: verbeteren van internationale betalingsverkeer)
- Wereldbank (Onderdeel IMF: houdt zich m.n. bezig met ontwikkelingslanden)
- OESO (Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling)
Hoofdstuk 2
- Arbeidsverdeling (leidt tot indirecte ruil en (buitenlandse) handel)
- Betalingsbalans (hoofdstuk 4)
stencil website www.economx.nl
- Export /Import : volume x prijs
- Wederuitvoer: kleine bewerking
(zonder bewerking = doorvoer)
- exportquote: expor/ bbp x 100% / importquote = import/bbp x 100%
Hieraan af te lezen of het land een gesloten (autarkie) of meer open economie heeft.
- comparatieve-kostentheorie (Ricardo): Relatieve (%) kostenverschillen.
Elk land moet zich toeleggen op de producten met de laagste opofferingskosten
(= comparatieve kostenvoordelen).
Toeleggen op sectoren waarin men een relatieve hoge productiviteit heeft.
- Oorzaken kostenverschillen:
- natuurlijke hulpbronnen
- arbeid (arbeidsproductiviteit / ‘human capital’ en loonkosten)
- kapitaal (bv. Infrastructuur, machines) Schaalvoordelen en verzonken kosten.
(Deze factoren bepalen de keuze voor arbeidsintensieve of
kapitaalintensieve productie)
- protectie (tarifair / non-tarifair): maatregelen ter bevordering van de export en
belemmering import. Argumenten vóór:
- veiligheidsargument (bv. om banenverlies te voorkomen)
- ter bescherming van nieuwe industrieën (m.n. in ontwikkelingslanden)
Nadelen: belemmert innovatie, minder keuze consument, hogere prijs voor consument.
- Door internationale handel gaat het neemt het surplus toe en verandert de verdeling
over de consument en de producent.
- Bij vrijhandel is de allocatie van productiefactoren het meest efficiënt.
- Door overheidsingrijpen (= ‘falen van de markt’) neemt het totale surplus af
(= ‘deadweightloss’ /Harberger driehoekjes). Dus welvaartsverlies.
- Internationale kapitaalverkeer:
- buitenlandse beleggingen (doel: rente, dividend, koerswinsten)
- directe buitenlandse investeringen (ook geinteresseerd in zeggenschap):
- transacties in aandelen met als doel zeggenschap in de onderneming
- investering in onroerend goed
- onderlinge leningen binnen een concern
- Outsourcing: taken uitbesteed aan een bedrijf in een ander land
- Offshoring: (een deel van) het productieproces verplaatst naar een ander land.
(De multinational is eigenaar van die vestiging).
- Kapitaalinkomen: een werkgever neemt pas iemand in dienst als de productiviteit
hoger is dan het loon. Het verschil tussen het loon en de arbeidsproductiviteit is het
kapitaalinkomen (winst, rente, pacht en huur). Dit kapitaalinkomen is het
werkgeverssurplus!
- Braindrain: hoogopgeleiden die emigreren waardoor kennis verloren gaat. Hier is veel
geld in geinvesteerd d.m.v. onderwijs en het productiefste deel van de bevolking
verdwijnt.
Download