Agogische theorieën SPH leerjaar 1, kwartaal 1 Taakgebied en beroep. “Zorgvuldig omgaan met onzekerheden”; afstemmen*. Hulpverlening tegen de tijd (omstandigheden). Cliënt en veranderen. Cliënt Prof. handeling Agoog Agogie?.. Agogie[k] Pedagogiek andragogie Kernbegrippen (hoofdstuk 1) Verandering: nieuwe gewoonten, gedachten en normen. Beïnvloeden: Kernbegrippen (hoofdstuk 1) Verandering: nieuwe gewoonten, gedachten en normen. Beïnvloeden: gedrag komt tot stand door beïnvloeding. Autonomie… ik kan het zelf?.. Zelfbeschikking; eigen verantwoording. Aanpassen Psychosociaal Psychosociaal Wat je denkt, voelt, hoe je je gedraagt. Volledig beeld Elke hulpverlener heeft een agogisch onderdeel wat hij of zij behandelt in het veranderproces. Het zijn de onderdelen van het leven van de cliënt. Voorbeeld: de creatief therapeut richt zich op de expressieve en muzische aspecten welke aanwezig kunnen zijn. De arts richt zich meer op het lichaam en medicatie. Niveaus Individu (zelfbeeld – gevoelens) Groepen (gezin, vrienden) Organisaties (school, vereniging, instelling…) Samenlevingsverband (wijk, ‘nietrokend’, ouderen, allochtoon, etc) Veranderen; hoe doe ik dat? Incidenteel en structureel De sph-er kijkt naar het effect van zijn of haar handeling: het gewenste doel nastreven en behalen. Hoe gaat de spher veranderen? Incidenteel: eenmalig Structureel: langere termijn Client en systeem. Client Systeem Jij (opvattingen) Gedrag niet, handelen wel? Een agoog zoekt de balans op: hij kan geen baan aanbieden aan de werkeloze; wel kan hij de werkeloze coachen en ondersteunen. De agoog gaat uit van handelen. Niet van gedrag: dit is namelijk een gegeven dat geprikkeld wordt. Handelen heeft een doel: het is actief en heeft betekenis: zin en nut. procesgericht Een bankier werkt productgericht, een winkelier werkt productgericht, een autofabrikant werkt productgericht. Werkt een agoog productgericht? Waarom wel/niet? Procesgericht. Opdrachten 1.4 1.8