SOCIAAL PROGRAMMA ONTWIKKELINGSGEBIEDEN Uitwerking van de sociale agenda uit het Beleidskader Ontwikkelingsgebieden, september 2002 Deventer, januari 2003 Gemeente Deventer Met medewerking van drs. K. Mulder, Laagland’advies, Amersfoort TEN GELEIDE In september 2002 stelde de gemeenteraad van Deventer het Beleidskader Ontwikkelingsgebieden vast. Dit beleidskader (een uitwerking van de nota Wonen 2002–2010) schetst het gemeentelijke vertrekpunt in de transformatie van de Deventer woningvoorraad in 4 grote en 7 kleinere ontwikkelingslocaties. Bij bespreking van het Beleidskader in de Deventer gemeenteraad is bij motie vastgesteld dat de sociale doelstellingen in dit beleidskader een nadere uitwerking behoeven. Dat was ook één van de conclusies die getrokken kon worden uit de werkconferentie ‘De sociale pijler van de herstructurering’ op 16 oktober 2002, waaraan raadsleden, vertegenwoordigers van maatschappelijke organisaties en leden van wijkteams hebben deelgenomen. Er is zowel bij de raad als bij de conferentiedeelnemers behoefte aan resultaatgerichte afspraken m.b.t. sociale en economische investeringen. BELEIDSKADER – PROGRAMMA – ONTWIKKELINGSVISIES PER WIJK Deze afspraken zullen vooral op het niveau van de ontwikkelingsgebieden zelf moeten worden gemaakt: met de corporaties, zorgaanbieders, scholen en welzijnsorganisaties die in die wijken actief zijn. Voor elk ontwikkelingsgebied zal een ontwikkelingsvisie gemaakt worden, waarin de samenhang tussen fysieke, sociale en economische maatregelen wordt vastgelegd. Maar er is nog een tussenstap nodig. Om in de wijk zinvol te kunnen samenwerken is een gemeentelijke visie op sociale kwaliteit nodig. Daarin voorziet het voorliggende Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden. Het Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden geeft de partners in wijkontwikkeling (corporaties, zorgaanbieders, ondernemers, instellingen en bewonersorganisaties) inzicht in de speerpunten die voor de gemeente van belang zijn. Het programma maakt zichtbaar hoe de gemeente haar sociale regiefunctie in de ontwikkelingsgebieden waar wil maken. SOCIAAL BELEID IN ONTWIKKELINGSGEBIEDEN EN IN DE HELE STAD Sociale activiteiten in de ontwikkelingsgebieden staan natuurlijk niet los van sociaal beleid in de stad. Er zijn verschillende beleidnota’s en –visies op sociaal gebied die de situatie over de hele stad beschrijven, het sociaal programma ontwikkelingsgebieden beschrijft alleen wat er extra gebeurt in de transformatiegebieden. LEESWIJZER In Hoofdstuk 1 zoomen we in op de opgave. Hoe kan herstructurering bijdragen aan sociale kwaliteit: leefbaarheid, betrokkenheid en cohesie. Wat wordt eronder verstaan, en hoe kunnen ze worden bevorderd? Hoofdstuk 2 bevat het feitelijke programma. In hoofdstuk 3 wordt een aantal procesvereisten voor de uitwerking in de ontwikkelingsvisie voor elk deelgebied uiteengezet. Ter bevordering van de leesbaarheid is een samenvatting toegevoegd. VERANTWOORDING Het programma is mede gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek naar cohesie. In de bijlage wordt daarvan een samenvatting gegeven. Daarnaast zijn veel ideeën ontleend aan de bijdragen van deelnemers aan de Werkconferentie Sociale Pijler die op 16 oktober 2002 plaatsvond in de Grote Kerk. Ten slotte, maar niet in de laatste plaats is dankbaar gebruik gemaakt van de kennis en ervaring van beleidsmedewerkers van verschillende gemeentelijke diensten. INHOUD Samenvatting en conclusies .................................................................... I 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1 De opgave: een sociaal programma voor de ontwikkelingsgebieden....... I Vitale groepen binden aan de wijk: twee deelprogramma’s .................. II Integrale aanpak van de randvoorwaarden van sociale kwaliteit: aandachtsvelden voor de planvorming ............................................. III Een sociaal plan voor huurders en buurtgenoten ............................... IV De uitvoering ................................................................................. V 1.1 1.2 1.3 De opgave: een sociaal programma voor de ontwikkelingsgebieden ............................................................... 1 Transformatie ................................................................................ 1 Sociale kwaliteit: cohesie, leefbaarheid en betrokkenheid .................... 1 Het proces: het samenspel van partijen ............................................ 4 2 2.1 2.2 Vitale groepen binden aan de wijk: twee deelprogramma’s ........ 5 Opgroeiwijk: kansen voor kinderen en jongeren ................................. 6 Zorg op maat................................................................................. 8 3 3.1 3.2 3.3 3.4 Integrale aanpak van de randvoorwaarden van sociale kwaliteit: aandachtsvelden voor de planvorming ...................................... 11 Woonmilieus en leefstijl ................................................................. 12 Een gezonde en veilige wijk ............................................................ 14 Bewonersparticipatie ..................................................................... 15 Samenvattend: de drie aandachtsvelden voor de planontwikkeling ...... 17 4 4.1 4.2 Een sociaal plan voor huurders en buurtgenoten ...................... 19 Sociaal plan op individueel niveau ................................................... 19 Sociaal plan op wijk- of buurtniveau ................................................ 19 5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 Implementatie in de ontwikkelingsgebieden ............................. 21 Inventarisatie ............................................................................... 21 Visievorming................................................................................. 21 Uitvoering .................................................................................... 22 Afstemming .................................................................................. 22 Ruimtelijke ontwikkeling ................................................................ 22 Communicatie ............................................................................... 23 Subsidie ....................................................................................... 23 Accommodaties ............................................................................. 23 6 Ten besluit ................................................................................ 26 Bijlage: Bijlage 1: Onderzoek naar sociale cohesie ........................................... 27 D:\317588705.doc SAMENVATTING 1.1 De opgave: een sociaal programma voor de ontwikkelingsgebieden Het Beleidskader (een uitwerking van de nota Wonen 2002–2010) schetst de gemeentelijke visie op de transformatie van de Deventer woningvoorraad in 4 grote en 7 kleinere ontwikkelingslocaties. In het beleidskader is een aanzet gegeven voor een agenda voor de sociale pijler. Van verschillende kanten is aangedrongen op een nadere invulling daarvan. De concretisering van de sociale agenda zal vooral op gebiedsniveau moeten plaatsvinden. Per wijk moet bepaald worden welke voorzieningen er kunnen worden ingepast, hoe de openbare ruimte moet worden ingericht, welk aanbod in zorg, educatie, ontmoeting en ontspanning moet worden gerealiseerd. De gebiedsgerichte uitwerking zal integraal moeten plaatsvinden. Op gebiedsniveau is er geen sprake meer van afzonderlijke pijlers maar van een afgestemd geheel. Fysieke, economische en sociale ingrepen zorgen samen voor sociale kwaliteit. Het Beleidskader Ontwikkelingsgebieden is – voor de sociale pijler - nog onvoldoende concreet om als basis voor de gebiedsgerichte uitwerking te dienen. Als tussenstap is het voorliggende Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden opgesteld. Het beschrijft de extra inspanningen van de gemeente om de sociale kwaliteit in de ontwikkelingsgebieden te versterken. Doel van het sociaal programma is: het versterken van sociale kwaliteit. In hoofdstuk 1 worden drie kenmerken van sociale kwaliteit uitgewerkt: cohesie, leefbaarheid, betrokkenheid. Uit onderzoek (bijlage 1) blijkt, dat sociale kwaliteit verbeterd kan worden door: Zuinig zijn op bestaande netwerken Aandacht besteden aan groepen met een bovengemiddelde buurtbinding: ouderen (m.u.v. hoogbejaarden), gezinnen met (jonge) kinderen, mensen die al lang in de wijk wonen, eigenaar-bewoners. Zorgen voor positieve omgevingsfactoren: verlichting, staat van wegen, staat van onderhoud, aanbod aan jeugdvoorzieningen, winkelaanbod Zorgen voor een goede sociale infrastructuur, die fungeert als ontmoetingsplaats, als signaleringsplaats voor problemen en als werkplaats voor de bestrijding van sociale achterstanden. Het gaat daarbij zowel om accommodaties als om de openbare ruimte, en om vrijwillig, professioneel en commercieel aanbod. Versterken van de identiteit en het imago van buurten, zodat zich daar mensen met (bij elkaar en bij de omgeving) ‘passende’ leefstijlen vestigen I Een betrouwbare overheid, die beloften nakomt, transparant is, ingrijpt als het misgaat en bewoners steunt wanneer die zelf ‘investeren’ in de wijk.1 Er zijn met andere woorden inspanningen nodig om een goede mix van bewoners te krijgen in buurten en wijken met een duidelijk karakter. De fysieke omgeving en het voorzieningenapparaat vormen belangrijke randvoorwaarden. Ten slotte is van belang hoe de gemeente met bewoners omgaat. In 1.3 wordt geschetst, dat de gemeentelijke investeringen in de sociale kwaliteit gezien moeten worden als een bruidsschat in het ‘huwelijk’ met de corporaties die de fysieke ingrepen verrichten.2 Het streven is een integrale aanpak van sociale kwaliteit, waaraan ook de woningvoorraad, de openbare ruimte en de betrokkenheid van bewoners bijdragen. Als de transformatie is afgerond, moet Deventer een flink aantal buurten rijker zijn waar cohesie, leefbaarheid en betrokkenheid de toon zetten. Dat is het eindbeeld. Maar het is algemeen bekend dat ook voorafgaand en tijdens de verbouwing van de wijk, de sociale kwaliteit onder druk kan komen te staan. Het Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden moet in elk van die fasen garant staan voor behoud van sociale kwaliteit. In het programma worden zaken die betrekking hebben op de voltooide wijken aangemerkt met het trefwoord ‘eindbeeld’; waar het gaat over ontwikkelingen voorafgaand aan en tijdens de transformatie worden in deze notitie de trefwoorden ‘ontwikkelingsfase’ en ‘uitvoeringsfase’ gebruikt. 1.2 Vitale groepen binden aan de wijk: twee deelprogramma’s De wijk vervult niet voor alle mensen een even belangrijke functie. Veel Deventenaren werken, winkelen en recreëren buiten hun wijk. De wijk is vooral van belang voor twee groepen: gezinnen met (jonge) kinderen en (vitale) ouderen. Zij hebben de wijk nodig, maar de wijk heeft hen ook nodig. De vitaliteit van een wijk wordt mede bepaald door de aanwezigheid van deze groepen. Zij houden de voorzieningen in stand, zij zijn het bindmiddel van de wijk.Transformatie van wijken moet er toe leiden dat deze wijken zeer aantrekkelijk zijn voor deze twee groepen. Ze moeten een veilig opgroeiklimaat bieden met voldoende ontspanningsmogelijkheden. Er moet zorg op maat geleverd kunnen worden aan iedereen die dat nodig heeft. 1 Betrouwbaar, helder, daadkrachtig en dienstbaar 2 Het programma is als zodanig ook opgenomen in de Raamovereenkomst (naam, datum) II De ruggengraat van het sociaal programma wordt gevormd door twee deelprogramma’s: Opgroeiwijk Zorg op maat In elk deelprogramma is sprake van fysieke investeringen (scholen, recreatieve voorzieningen, ontmoetingsruimten, zorg- en woonzorgvoorzieningen3, herinrichting openbare ruimte), opzet van netwerken en inzet van professionals en vrijwilligers. De gemeente voert de regie over deze deelprogramma’s, wat een stevige bijdrage van anderen niet uitsluit. Deze deelprogramma’s zorgen ook voor sociale kwaliteit voor anderen dan ouderen en gezinnen met kinderen. Met betrekking tot het voorzieningenniveau gelden verder de volgende algemene principes. Bewoners zijn aangewezen op stedelijke voorzieningen, tenzij er een breed gedragen initiatief vanuit de bevolking is, dat de gemeente kan faciliteren (ruimte voor initiatief) het gaat om een Aanpakwijk, waar extra impulsen in leefbaarheid nodig zijn het specifieke karakter van de buurt versterkt kan of moet worden door de vestiging van passende voorzieningen. Op wijkniveau geldt, dat alle wijken aantrekkelijk moeten zijn voor beide doelgroepen. Op buurtniveau kunnen er wel grote verschillen zijn. Er zullen ‘opgroeibuurten’ en ‘zorgbuurten’ ontstaan, naast buurten met een ander karakter. 1.3 Integrale aanpak van de randvoorwaarden van sociale kwaliteit: aandachtsvelden voor de planvorming De twee deelprogramma’s zijn onderdeel van het gemeentelijk welzijns-, onderwijs- en cultuurbeleid. Voor sociale kwaliteit moet echter ook voldaan worden aan een aantal randvoorwaarden in de sfeer van de fysieke omgevingsfactoren, de profilering van woonmilieus en de contacten met bewoners. Integratie met andere beleidsterreinen is daarvoor nodig. Gemeentebreed moet er aandacht zijn voor drie aandachtsvelden: Woonmilieu en leefstijl Een gezonde en veilige wijk Bewonersparticipatie III Voor elk aandachtsveld geldt: sociale, economische, fysieke en communicatieve instrumenten worden simultaan ingezet. Daarvoor is afstemming en overleg nodig. Maar ook checklists en ideeënboeken, die eenvoudig naar het gebiedsniveau kunnen worden vertaald. Er zijn drie aandachtsvelden voor de planvorming: Uitgangspunt van het aandachtsveld Woonmilieu en leefstijl is, dat de sociale kwaliteit van wijken beter wordt, naarmate de leefstijlen van bewoners in een buurt meer met elkaar overeenstemmen. Als nieuwe bewoners bewust kunnen kiezen voor een passende buurt, zullen ze zich daar eerder voor willen inzetten. Woningvoorraad, openbare ruimte en stedenbouw, werkgelegenheid, voorzieningen en activiteitenaanbod bepalen samen het karakter van de buurt. Het aandachtsveld Gezonde en veilige wijk levert kengetallen voor sociale en verkeersveiligheid, veiligheid in en om de woning, ontspanning en recreatie, opvang en aanpak van overlast. Dit aandachtsveld hangt nauw samen met de twee deelprogramma’s Opgroeiwijk en Zorg op maat. Het aandachtsveld Bewonersparticipatie regelt niet alleen de betrokkenheid van bewoners in de ontwikkelingsfase, maar legt ook de basis voor betrokkenheid van bewoners in de voltooide wijken. In die wijken wordt het bewoners gemakkelijk gemaakt hun omgeving schoon, heel, veilig en gezellig te houden. Participatie is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van corporaties en gemeente. 1.4 Een sociaal plan voor huurders en buurtgenoten De corporaties zijn primair verantwoordelijk voor de zorg voor bewoners die moeten verhuizen. Zij stellen een zgn. Sociaal Plan op. Onder een Sociaal Plan wordt in de volkshuisvesting verstaan: alle maatregelen ter compensatie van een onvrijwillige verhuizing bij herstructurering, zoals begeleiding, alternatieve woonruimte en verschillende onkostenvergoedingen. De verhuizenden zijn echter niet de enigen die de gevolgen van de transformatie ondervinden. Leegstand, bouwverkeer en bouwactiviteiten hebben directe gevolgen voor de sociale kwaliteit. Voorkómen moet worden dat de leefbaarheid en cohesie onherstelbare schade oplopen. De corporaties zullen met voorstellen moeten komen om deze schade zo beperkt mogelijk te houden. Maar ook de gemeente heeft daarin een taak, m.b.t. ingrepen in de verkeersstructuur en in de openbare ruimte. 3 Incl. voor ouderen geschikte woningen en levensloopbestendige woningen IV Een overzicht van alle elementen Commerciële voorzieningen , bedrijven incl. werken aan huis Welzijn, zorg, cultuur, onderwijs Open bare ruimte Opgroeiwijk Zorg op maat Wonen, huur Woonmilieu en leefstijl Een gezonde en veilige wijk Bewonersparticipatie Sociaal plan voor de buurt 1.5 Sociaal plan urgenten De uitvoering Het Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden wordt verder geconcretiseerd op wijk- en buurtniveau. Gemeente en corporatie stellen voor elk transformatiegebied een ontwikkelingsvisie op. De gemeente is o.a. vertegenwoordigd door de coördinator voor de sociale pijler. Zij richt zich vooral op drie zaken: de fysieke randvoorwaarden voor de deelprogramma’s Opgroeiwijk en Zorg op Maat (accommodaties en omgeving) de uitwerking van de aandachtsvelden voor de planvorming de toetsing van het sociaal plan voor de buurt. Verder vormt zij het aanspreekpunt voor medewerkers van andere diensten en voor partners in de stad. Inhoudelijk eindverantwoordelijk voor de deelprogramma’s Opgroeiwijk en Zorg op Maat zijn resp. de beleidsmedewerkers Jeugd en Ouderen. Hun taak is ervoor te zorgen dat regulier gemeentelijk beleid goed wordt uitgevoerd en – wanneer de transformatie dat nodig of mogelijk maakt - wordt aangevuld met gebiedsgerichte projecten. Deze beleidsmedewerkers assisteren ook bij het opstellen van programma’s van eisen voor accommodaties en openbare ruimte. De gemeente stelt separaat een notitie over communicatie en participatie in het planvormingsproces op. Deze dient als onderlegger voor de communicatie- en participatieplannen die in elk deelgebied door gemeente en corporatie samen worden opgesteld. V Wonen, eigen woning In de raamovereenkomst met de corporaties die op 24 januari 2003 is getekend, is vastgelegd dat extra gemeentelijke investeringen in voorzieningen voor gezinnen en ouderen zoveel mogelijk worden geconcentreerd in de ontwikkelingsgebieden. Pilots4 en projecten worden ten minste in één van die gebieden uitgevoerd; indien ze worden ‘opgeschaald’ worden ook de mogelijkheden van implementatie in andere ontwikkelingsgebieden onderzocht. Verder biedt een integrale aanpak van sociale kwaliteit de mogelijkheid tot de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties. Budgetten voor groot onderhoud en gemeentelijk vastgoed kunnen worden ingebracht bij de ontwikkeling van nieuwe accommodaties. Op korte termijn wordt begonnen met het opstellen van de ontwikkelingsvisies voor Rivierenwijk en Wijk 4. In dat kader worden nog enkele inventarisaties uitgevoerd (bestaande accommodaties, demografische ontwikkeling, nulmetingen). Checklists voor de aandachtsvelden zullen binnen enkele maanden worden afgerond en kunnen in de eerste twee gebieden getest en verfijnd worden, zodat ze later ook in andere gebieden toegepast kunnen worden. 4 Bijv. de Brede school VI 1 DE OPGAVE: EEN SOCIAAL PROGRAMMA VOOR DE ONTWIKKELINGSGEBIEDEN 1.1 Transformatie Transformatie is in het Beleidskader Ontwikkelingsgebieden5 gedefinieerd als ‘het realiseren van gedifferentieerde woon- en leefmilieus door ingrijpen in de bestaande woningvoorraad (sloop, nieuwbouw, renovatie, huuraanpassing, verkoop huurwoningen) en herinrichting van de openbare ruimte met als doel een kwaliteitsimpuls (sociaal, fysiek, economisch) in de betreffende buurt of wijk.’ Transformatie beoogt dus o.a. een sociale kwaliteitsimpuls te bereiken door ingrepen in de fysieke omgeving (woningvoorraad en openbare ruimte). Invoegen kaartje en opsomming deelgebieden De transformatie van de woningvoorraad in omvangrijke delen van de stad biedt vier kansen om daar ook op sociaal gebied méér te doen dan in ‘gewone’ wijken en aandachtswijken en -buurten. 1. In de transformatiegebieden is – eenmalig – een integrale aanpak van maatschappelijke vraagstukken mogelijk. Hier kunnen economische en fysieke middelen– op het terrein van bedrijvigheid, woningvoorraad, openbare ruimte en voorzieningen – gelijktijdig met sociale programma’s worden ingezet om sociale doelen te verwezenlijken. 2. In de transformatiegebieden kunnen mede-investeerders (de corporaties, de zorgaanbieders, ondernemers) een bijdrage leveren aan de verbetering van de sociale kwaliteit. 3. Een derde kans is gelegen in het proces van herstructurering zelf: bewoners uit alle lagen van de bevolking kunnen betrokken worden bij het idee-, plan- en besluitvormingsproces over hun woonomgeving. 4. Ten vierde kan door differentiatie van de woningvoorraad het demografisch evenwicht in de wijken weer hersteld worden. En dat vergroot het draagvlak voor voorzieningen (bijv. voor ouderen) en de ontwikkelingskansen voor kinderen en jongeren in de wijken. Voorwaarde is dan wel, dat deze wijken weer een gewild alternatief worden voor woningzoekenden - waaronder gezinnen - met iets meer inkomen en iets meer opleiding dan het huidige gemiddelde in deze buurten en wijken. 1.2 Sociale kwaliteit: cohesie, leefbaarheid en betrokkenheid Niet rondpompen maar gaten dichten ………… In een video over de Rivierenwijk geven bewoners impliciet aan wat zij onder sociale kwaliteit verstaan: een respectvolle houding tussen bewoners, elkaar kennen en vertrouwen, elkaars taal spreken, zorg voor de woonomgeving, veilig en rustig kunnen wonen, je vrije tijd goed kunnen besteden. Tijdens de werkconferentie op 16 oktober 2002 werden daar nog zaken aan toegevoegd zoals de nabijheid van voorzieningen, het gezamenlijk opgroeien van kinderen uit verschillende culturen, een kordate aanpak van overlast. 5 Gemeente Deventer, september 2002 1 Het Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden moet verbetering op deze punten kunnen realiseren, op het niveau van buurt en wijk maar ook op individueel niveau. Een puur fysiek transformatieproces kan leiden tot het rondpompen van achterstandsgroepen (het zgn. waterbedeffect): achterstandsgroepen verlaten de wijk en zorgen in andere wijken voor problemen. Als sociale kwaliteit leidend is, moeten ontwikkelingsgebieden betere gebieden worden met meer cohesie, minder leefbaarheidsproblemen en een grotere betrokkenheid van bewoners. En dit mag niet ten koste gaan van de sociale kwaliteit in wijken die niet ‘op de schop’ gaan, doordat kwetsbare groepen daarheen verhuizen. In het Beleidskader Ontwikkelingsgebieden is nog sprake van een vierde hoofdonderwerp op de sociale agenda: imago. Mede onder invloed van de werkconferentie, op 16 oktober 2002, kiest de gemeente ervoor om imago vooral te beschouwen als een belangrijk middel om de sociale kwaliteit van wijken te verbeteren, en niet als een sociaal doel op zich. 1.2.1 Cohesie Eén grote familie…………..? Transformatie van de woningvoorraad leidt niet vanzelf tot meer cohesie. Integendeel, de sloop van woningen kan ook het einde betekenen voor bestaande sociale netwerken. Toch is het mogelijk om de cohesie in een buurt te bevorderen6: Wees zuinig op bestaande netwerken. Geef mensen de kans om die netwerken ook na een verhuizing in stand te houden – bijvoorbeeld door samen naar dezelfde buurt te verhuizen. Betrek de sleutelfiguren bij de ontwikkeling van de wijk. Biedt mogelijkheden om in de buurt te blijven wonen. Sommige groepen zijn meer betrokken bij de buurt dan anderen. Dat geldt in de regel voor ouderen (m.u.v. hoogbejaarden), gezinnen met (jonge) kinderen, mensen die al lang in de wijk of buurt wonen en eigenaar-bewoners. Betrek deze groepen bij de planvorming en zorg dat ze ook na de herstructurering graag in de wijk willen wonen. Creëer de omgevingsfactoren (in het jargon: ‘gelegenheidsstructuur’) voor cohesie: goede verlichting en goede onderhoudsstaat van wegen, openbare ruimte en gebouwen, en voldoende aanbod aan (jeugd)voorzieningen en winkelcentra Zorgen voor een goede sociale infrastructuur. Welzijns- en onderwijsaccommodaties fungeren als ontmoetingsplaats, als signaleringsplaats voor problemen en als werkplaats voor de bestrijding van sociale achterstanden. Als mensen bewust kunnen kiezen voor een ‘passende’ buurt, zullen verschillen in leefstijlen minder vaak voor ergernissen zorgen. Buurten moeten een duidelijk ‘karakter’ hebben. Cohesie wordt versterkt door een betrouwbare overheid, die beloften nakomt, transparant is, ingrijpt als het misgaat en bewoners steunt wanneer die zelf investeren in de wijk. Cohesie is een groot goed, maar een teveel aan cohesie tussen bepaalde groepen bewoners kan ook leiden tot uitsluitingsverschijnselen. Ook een scherpe profilering van buurtkarakters of woonmilieus kan niet voorkomen dat daar ook mensen met een afwijkende leefstijl wonen. Cohesie moet daarom altijd vergezeld gaan van een zekere mate van tolerantie en wederzijdse integratie. 6 Het volgende is gebaseerd op onderzoeken die in bijlage 1 worden samengevat. 2 1.2.2 Leefbaarheid Meer dan schoon, heel en veilig………? Leefbaarheid is het centrale thema in de Deventer wijkaanpak. Ook als de wijkaanpak zich meer op de lange termijn gaat richten dan nu het geval is7, zal leefbaarheid het voornaamste thema blijven. Bewoners waarderen een buurt als leefbaar wanneer deze aan de volgende kenmerken voldoet: schoon heel veilig, incl. sociale veiligheid en het ontbreken van overlast met voldoende sociale controle en het vertrouwen dat je elkaar aan mag spreken op ongewenst gedrag geborgenheid: met voldoende ‘leefstijlgenoten’ met voldoende (commerciële en gesubsidieerde) voorzieningen Naast deze algemene kenmerken zijn er ook nog persoonlijke voorkeuren inzake de leefbaarheid van een buurt. Net zoals m.b.t. de cohesie is opgemerkt, betekent de transformatie van de ontwikkelingsgebieden niet vanzelf een verbetering van de leefbaarheid. Transformatie leidt tot onrust: veel verhuizingen, tijdelijke leegstand, vertrek van actieve bewoners (zowel letterlijk, door verhuizing als figuurlijk, door ‘afhaken uit buurtnetwerken’, overlast door bouwverkeer en -activiteiten. Maar een getransformeerde wijk kan een meer leefbare wijk zijn, doordat: de openbare ruimte zodanig is ingericht dat handhaving en beheer eenvoudiger zijn (beter schoon, heel en veilig te houden) het voorzieningenniveau ruimte biedt aan groepen die (zonder die voorzieningen) overlast zouden kunnen veroorzaken de samenstelling van de bevolking van de wijk evenwichtiger is. 1.2.3 Betrokkenheid Kiezen voor de wij-aanpak ……… ? Deventer wil een stad zijn met betrokken bewoners die iets te zeggen hebben over hun leefomgeving. Tijdens de laatste evaluatie van de Deventer wijkaanpak8 werd vastgesteld, dat de jaarlijkse cyclus wat te beperkt is. Bewoners mogen ook meedenken over de toekomst van de wijk. Transformatie van de wijk kan de betrokkenheid van bewoners doen afnemen. Het is maar de vraag of bewoners willen meedenken over de wijk als zij daar straks misschien zelf niet meer kunnen of willen wonen. Onrust in de wijk, ongewenste veranderingen (bijv. ingrepen in de groenstructuur) en een veranderende sociale samenstelling kunnen leiden tot het afhaken van betrokken bewoners. Maar ook op dit punt biedt transformatie kansen. De ontwikkelingsfase moet ruimte bieden voor betrokkenheid van bewoners bij de planvorming. Het eindbeeld, de getransformeerde wijk, kan een wijk zijn met meer betrokken bewoners: mensen die bewust voor de het woonmilieu gekozen hebben, mensen die in groepen willen wonen, meer eigenaarbewoners, meer vitale senioren die hun vrije tijd in de wijk willen steken, meer gezinnen die zich willen inzetten voor het leefklimaat voor kinderen. 7 Conform één van de aanbevelingen uit de evaluatie van 10 jaar wijkaanpak 8 Liefde van later, Eindrapportage Herrijking van de Wijkaanpak, gemeente Deventer, sept. 2002. 3 1.3 Het proces: het samenspel van partijen Doen, laten, laten doen……….. ? Sociale kwaliteit wordt door onnoembaar veel factoren beïnvloed. Daardoor zijn er ook zeer veel partijen die er een bijdrage aan kunnen leveren. Het sociaal programma moet helder aangeven wie eindverantwoordelijk is en hoe anderen participeren. Dat is ook van belang in de samenwerking met de corporaties. Zij willen investeren in de woonkwaliteit in de wijken en moeten kunnen rekenen op de kwaliteit van voorzieningen. Alleen als er een heldere rolverdeling is voor de zaken die ieder voor zich doet, kan vruchtbaar worden samengewerkt op terreinen waar een gezamenlijke inzet nodig is. In dit Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden worden een aantal zaken genoemd waar de gemeente direct verantwoordelijkheid kan nemen. Sociale kwaliteit wordt echter niet alleen door sociale programma’s en projecten bepaald. De inrichting en het beheer van de openbare ruimte, woningvoorraad (kwaliteit, prijsklasse, type, grootte, huur of koop) en de aanwezigheid en kwaliteit van commerciële voorzieningen hebben een minstens even grote invloed op de sociale kwaliteit van een wijk. De gemeente kiest voor een gecombineerde strategie om sociale kwaliteit te garanderen. Enerzijds neemt ze de eindverantwoordelijkheid voor twee stevige deelprogramma’s gericht op groepen die ‘dragers van de wijk’ zijn. Dat zijn programma’s waar de gemeente echt een vuist kan maken: er zijn budgetten voor investeringen en projecten, er is een breed scala aan professionele instellingen. Maar sociale kwaliteit is er niet mee gegarandeerd. Anderen (met name de corporaties) zullen sociale kwaliteit ook aandacht moeten geven wanneer het gaat om woningvoorraad en openbare ruimte. Van de partners wordt de bereidheid verwacht om ook hun bijdrage te leveren aan sociale kwaliteit. Ten slotte moet er werk gemaakt worden van de compensatie van overlast in de uitvoeringsfase. De bal ligt vooral bij de corporaties. Hoofdstuk 4 schetst de eisen die aan het sociale plan voor verhuizenden en buurtbewoners gesteld worden. 4 2 VITALE GROEPEN BINDEN AAN DE WIJK: TWEE DEELPROGRAMMA’S Uit hoofdstuk 1.1 kan een aantal conclusies getrokken worden voor de wijze waarop sociale kwaliteit (cohesie, leefbaarheid, betrokkenheid) verbeterd kan worden: Zuinig zijn op bestaande netwerken Aandacht besteden aan groepen met een bovengemiddelde buurtbinding: ouderen, gezinnen met (jonge) kinderen, mensen die al lang in de wijk wonen, eigenaar-bewoners. Zorgen voor positieve ‘omgevingsfactoren’: verlichting, staat van wegen, staat van onderhoud, aanbod aan jeugdvoorzieningen, winkelaanbod Zorgen voor een goede sociale infrastructuur, die fungeert als ontmoetingsplaats, als signaleringsplaats voor problemen en als werkplaats voor de bestrijding van sociale achterstanden. Het gaat daarbij zowel om accommodaties als om de openbare ruimte, en om vrijwillig, professioneel en commercieel aanbod. Versterken van de identiteit en het imago van buurten, zodat zich daar mensen met (bij elkaar en bij de omgeving) ‘passende’ leefstijlen vestigen Een betrouwbare overheid, die beloften nakomt, transparant is, ingrijpt als het misgaat (het ‘lastige-burenbeleid’) en bewoners steunt wanneer die zelf ‘investeren’ in de wijk.9 In dit hoofdstuk wordt een deelprogramma geschetst dat vooral op de tweede conclusie inspeelt: aandacht besteden aan groepen met een bovengemiddelde buurtbinding. Als gezinnen en ouderen graag in de wijk (blijven of komen) wonen is er draagvlak voor voorzieningen, is er aandacht voor elkaar, is de wijk levendig en vitaal. Daarom zijn er twee deelprogramma’s, het ene gericht op gezinnen, het andere op ouderen. De infrastructuur die daarvoor nodig is kan ook voor andere buurtbewoners van waarde zijn. De deelprogramma’s zijn stevige programma’s met een fysieke en sociale component. De gemeente soms uitvoerder, maar heeft altijd de regie. Substantiële bijdragen (in geld, menskracht, accommodaties en activiteiten) komen van maatschappelijke instellingen. Per deelprogramma schetsen we de ‘middelen’ die de gemeente en aan de gemeente verbonden organisaties nu al ter beschikking hebben en die kunnen worden ingezet om de wijk aantrekkelijk te maken voor gezinnen en ouderen. Allereerst zijn dat zijn gebouwen en subsidieprogramma’s. Dan zijn er de netwerken, waarin over vraag en aanbod wordt gesproken. Goede netwerken van aanbieders leiden tot meer kwaliteit, minder doublures en minder lacunes in het aanbod. Minstens zo belangrijk is dat in deze netwerken gecheckt kan worden of het aanbod wel aansluit bij de wensen en noden van bewoners. Per deelprogramma wordt ook kort weergegeven wat anderen inbrengen. Vrijwilligersorganisaties, ondernemers en dienstverlenende organisaties dragen veel bij aan de aantrekkelijkheid van wijken. In deze hoofdstukken wordt beschreven, welke extra inzet mogelijk is om de sociale kwaliteit in de Ontwikkelingsgebieden te verhogen. Daarnaast is er het basisniveau van voorzieningen, zoals dat in de Sociale Structuurschets wordt benoemd. Voorzieningen voor volwassen buurtbewoners zonder kinderen behoren niet tot dit basisniveau. De gemeente kan er echter wel in faciliteren, op voorwaarde dat bewoners daartoe zelf het initiatief nemen. Ook in Aanpakwijken of in gebieden met een uitgesproken buurtkarakter kunnen voorzieningen voor deze buurtbewoners thuishoren. 9 Betrouwbaar, helder, daadkrachtig en dienstbaar 5 2.1 Opgroeiwijk: kansen voor kinderen en jongeren Uit de werkconferentie Begeleiding voor (plaats voor) jongeren in de wijk, zoals disco brede school projecten Bibliotheek -> speciale projecten / thema's voor doelgroepen (bijv. voor jeugd in brede School). Soms digitaal, soms schoolmediatheek betere overdracht naar voortgezet onderwijs voorlees of vertelprojecten (moeders) voor kinderen inrichting speelplekken met de buurt cursussen aanbieden (Streetdance/aerobics) i.s.m. gebouweigenaren & gemeente uitwisseling docenten / leerkrachten Communicatie / berichten over wat er allemaal gebeurt in scholen etc. Streefbeeld De naoorlogse wijken zijn gebouwd voor de huisvesting van gezinnen. De stedenbouwkundige opzet is er nog steeds heel geschikt voor, maar woningen en sociale kwaliteit voldoen niet altijd meer aan de wensen van middenklasse gezinnen. Met name autochtone gezinnen zijn er in de minderheid. Dat heeft zijn weerslag op de voorzieningen (bijv. zwarte scholen) en op de integratie van allochtone jongeren. De ontwikkelingsgebieden moeten weer wijken worden waar gezinnen graag wonen. Dat stelt eisen aan woningen en leefomgeving, maar ook aan voorzieningen en (sociale) veiligheid. De scholen in deze gebieden moeten tot de beste in Deventer behoren. Ze bieden opvoedingsondersteuning aan ouders, voor- en naschoolse opvang, opvang van leerlingen met gedragsproblemen en mogelijkheden voor buitenschoolse activiteiten op het terrein van sport, cultuur en vrije tijd. Voor kinderen en jongeren zijn er voldoende ontspanningsmogelijkheden. Daar staat ook iets tegenover. Er is voldoende toezicht en overlast wordt snel aangepakt. Gemeente, instellingen, ouders en jongeren dragen zorg voor een prettige, veilige en uitdagende leefomgeving waar iedereen zich kan ontwikkelen. De transformatiegebieden moeten hierdoor weer een aantrekkelijk vestigingsklimaat bieden aan gezinnen met modale en (licht) bovenmodale inkomens. Zij moeten erop kunnen rekenen dat hun kinderen zich in deze wijken prima kunnen ontwikkelen. Het beleidskader voor dit programma is de nota De jeugd telt. Daarin zijn een drietal uitgangspunten benoemd. Opvoeden zo: de eerste levensjaren van onze kinderen zijn van vitaal belang. Hoe eerder wordt geïnvesteerd in het jonge kind, des te groter de kans dat het zich ontwikkelt tot een evenwichtige, krachtige en weerbare medeburger. Jong zijn is spannend: opgroeien in Deventer kent spannende uitdagingen voor jongeren zodat ze zich ontwikkelen tot evenwichtige mensen met potentie om kansen te grijpen; Iedereen telt mee: Deventer is er voor alle kinderen en jongeren. Dit betekent bijzondere aandacht voor hen die buiten de boot dreigen te vallen, hetzij op school, in gezin of op de arbeidsmarkt. 6 Middelen Accommodaties: Scholen, peuterspeelzalen, kinderopvang, buitenschoolse opvang, voorzieningen voor jongeren, activiteitencentra, speelplekken, speeltuinen, trapveldjes, vrije openbare ruimte voor jongeren vrijetijdsaccommodaties, sportvoorzieningen, zorgvoorzieningen (consultatiebureau) Voorzieningen: Peuterspeelzalen, peuterspeelzalen-plus (voor- en vroegschoolse educatie), opvoedingsondersteuning- en ontwikkelingsstimulering, wij moeders, gezondheidsvoorlichter (VETC), kinderopvang, buitenschoolse opvang, Brede school, jongerenparticipatie (subsidietrajecten voor ruimte en voorzieningen, professionele ondersteuning en activiteitenbudget), ouderparticipatie, buitenschoolse educatie (kunst en cultuur, taal, natuur, sport en recreatie (w.o. buurtsportwerkers), opvang en aanpak probleemjongeren (o.a. door Coach), jeugdhulpverlening, jeugdgezondheidszorg. Netwerken: Buurtnetwerken, netwerken Brede School, jeugdnetwerken (de voormalige vierhoeken), Platform Jongeren Organisaties Deventer, Platform 0 – 23 jarigen, buurtmoeders, coach, schoolbesturen overleg, ouderraden en medezeggenschapsraden, wijkaanpak. In te zetten middelen, gemeente: Herschikking accommodaties10, Pilots Brede School, Budgetten renovaties schoolgebouwen en onderwijshuisvesting, GAO-middelen, buurtwerk en speeltuinwerk, wijkaanpak, Grotestedenbeleid, Buurt aan Zet, sportparken. In te zetten middelen, partners: functiemenging voorzieningen/wonen/winkels, activiteiten van verenigingen en stichtingen, commercieel recreatief aanbod, woningvoorraad aantrekkelijk voor gezinnen. Beoogd effect op cohesie en leefbaarheid: Meer instroom en minder vertrek ‘dragende’ gezinnen, minder overlast door jongeren, minder segregatie en betere integratie allochtone kinderen en ouders, impuls aan volwasseneneducatie (incl. Nederlands als tweede taal), accommodaties als ontmoetings-, signalerings- en werkplaats), meer draagvlak voor voorzieningen (die fungeren als ontmoetingsplaats, signaalplaats, werkplaats), gezondere en veiligere wijken, meer vertrouwen in overheid. Monitoren op: Vertrek en vestiging modale en bovenmodale gezinnen in de wijk, segregatie (wit-zwart) in scholen, voorzieningen voor en overlast door jongeren, betrokkenheid ouders bij opvoeding, doorstroming naar Havo-VWO, maatschappelijke participatie (verenigingen, bibliotheek). Mogelijke uitwerking in de Rivierenwijk: uitwerken Pilot Brede school met aandachtspunten: buitenschools aanbod ook in Kameleon en Don Bosco. Opzetten project ‘Opgroeiwijk’, projecten rond AMA’s, Mogelijke uitwerking in Wijk 4: uitruil en verplaatsing scholen, uitwerken Brede School, investeren in sportaccommodaties, jongerenprojecten bewonersorganisaties, 10 Bijv. in Wijk 4, samenvoeging scholen, en in Rivierenwijk: herschikking Venenschool, Buurthuis de Venen, Kameleon en Bron 7 2.2 Zorg op maat. Uit de werkconferentie Cursusaanbod 'Toekomst in eigen hand' voor 55-plussers collectief woongebeuren voor ouderen (analoog Finse Hof); wel zelfstandig wonen, met voorzieningen en activiteiten Aandacht voor woonperspectief: rekening houden met levenslooptoekomst kook/eetprojecten voor Turkse/NL ouderen (Rivierenwijk bijv.) Visie + inventarisatie zorgt / vraag en aanbod Regiefunctie gemeente inhoud geven Woningbouwvereniging. Willen aangepast bouwen maar weten dat zij de 'zorg' niet kunnen bieden. Samenwerking met zorgleveranciers noodzakelijk. Zorginstellingen + verzorgingstehuizen staan klaar de extramurale hulp te bieden, deze hulp moet 'gebundeld' worden -> Initiatief gemeente Samen concreet plannen maken Streefbeeld De transformatie van wijken is erbij gediend wanneer het zorgaanbod voor ouderen wordt uitgebreid. Grotere verzorgingshuizen kunnen worden getransformeerd tot kleine eenheden die worden verspreid over de wijk. In elke eenheid is een basisniveau van voorzieningen aanwezig dat ook een functie voor de andere bewoners van de wijk kan hebben. Een werkelijk goed aanbod aan seniorenwoningen bevordert de doorstroming en biedt ruimte voor gezinnen om zich in de betaalbare eengezinswoningen te vestigen.11 Zorginstellingen, woningcorporatie en gemeente moeten de krachten bundelen om de vernieuwing van de zorg uit te voeren12. Uit onderzoek is gebleken, dat woonzorgzones een zeer aantrekkelijke woonomgeving kunnen vormen voor gezinnen en alleenstaanden. Ook wie geen intensieve zorg nodig heeft vaart wel bij een drempelvrije en verkeersluwe openbare ruimte, de nabijheid van voorzieningen, de mogelijkheid om dicht bij de ouders te wonen en goed openbaar vervoer. Het beleidskader voor dit deelprogramma is de nota Pluspunt. Middelen Accommodaties: Nieuwe en bestaande woon-zorgvormen (ook voor allochtone ouderen), zorgsteunpunten, gezondheidscentra en zorgsteunpunten, wijkwinkel, vrijetijds- en ontmoetingsruimten, multifunctioneel gebruik van ontmoetingsruimten verzorgingshuizen, sociëteiten sportvoorzieningen semi-commerciële basisvoorzieningen (bijv. postkantoor) Voorzieningen: ouderenwerk (activering, advisering, participatie en voorlichting), sociëteiten (ontmoeting) Meer bewegen voor Ouderen, thuiszorg, platform allochtone ouderen, maaltijdvoorziening, alarmering, klussendienst, collectief vraag afhankelijk vervoer, WVG, ouderenadviseur, financieel huisbezoek, dagopvang dementerende ouderen. Netwerken: Wijkaanpak, seniorenteam, platform Deventer ouderoverleg, platform allochtone ouderen, Seniorenraad, zorgnetwerk, Stichting ouderenwerk Deventer, ouderenbonden, werkgroep Turkse ouderen, gehandicaptenorganisaties. 11 Voor een deel kan dit middels het opplussen van de bestaande voorraad 12 Het eerste overleg hierover is in november 2002 gestart. 8 In te zetten middelen, gemeente: regulier ouderenwerk, flankerend ouderenbeleid, GSB-middelen voor oudkomers, heroriëntatie op voorzieningen in Rivierenwijk en wijk 4, WVG middelen. In te zetten middelen, partners: grootschalige extramuralisering verzorgingshuizen Wijk 4, dienstenaanbod thuiszorg e.a., geschikte woningvoorraad, verenigingen en stichtingen, aanbod commerciële dienstverleners, wijkbudgetten. Beoogd effect cohesie en leefbaarheid: vitale ouderen betrekken bij de wijken, spreiding en meer draagvlak voorzieningen, positievere beleving wijk door ouderen zelf en hun kinderen, veilige en gezonde omgeving. Monitoren op: demografische ontwikkeling, beroep op Wet Voorzieningen Gehandicapten, veiligheidsmonitor, participatie van ouderen Mogelijke uitwerking in Rivierenwijk: onderzoeken draagvlak woonzorgzone en – steunpunt rondom De Bron, ev. verplaatsing van (delen van) één van de verzorgingshuizen vanuit wijk 4 naar de Rivierenwijk. Mogelijke uitwerking in Wijk 4: heroriëntatie op intramurale zorg, ontwikkeling woonzorgzones en –steunpunt, het uitwerken van de thema’s veiligheid en vereenzaming. Oplossingen t.b.v. de Molukse gemeenschap, waarin de kinderen graag dicht bij de ouders wonen. 9 10 3 INTEGRALE AANPAK VAN DE RANDVOORWAARDEN VAN SOCIALE KWALITEIT: AANDACHTSVELDEN VOOR DE PLANVORMING Sociale kwaliteit (cohesie, leefbaarheid, betrokkenheid) is gebaat bij goede omgevingsfactoren, goede contacten met bewoners en aansprekende woonmilieus (zie 1.2.1). Openbare ruimte, woningvoorraad, verkeer, het niveau van beheer en handhaving, de aanwezigheid van commerciële voorzieningen en werkgelegenheid en de communicatie tussen gemeente en bewoners bepalen de sociale kwaliteit evenzeer als het sociale beleid op het terrein van welzijn, cultuur en onderwijs. Daarom worden in deze notitie drie aandachtsvelden voor de planvorming benoemd: Woonmilieus en leefstijl Een gezonde en veilige wijk Bewonersparticipatie Het benoemen van deze aandachtsvelden heeft consequenties voor de gemeentelijke inzet op het terrein van wonen, economie en openbare ruimte. Maar niet alleen daar: de aandachtsvelden hebben ook betekenis op het terrein van welzijn, cultuur, wijkaanpak en maatschappelijke opvang. Alleen integrale aandacht voor buurtkarakter, woonomgeving en de betrokkenheid van bewoners leidt tot succes. Die integrale aandacht wordt gewaarborgd door drie ‘instrumenten’: 1. Meetlat: Goede informatie over de relatie tussen sociale kwaliteit en de fysieke omgevingsfactoren helpt in de planvorming. Checklists, kengetallen en voorbeelden van Programma’s van Eisen geven vaste grond onder de voeten. Hoeveel trapveldjes heb je nodig per 1.OOO woningen? Waaraan voldoet een veilige route naar school? Welke ‘drempels’ kunnen ouderen met een rollator of scootmobiel nog passeren? Welke groepen bewoners kunnen betrokken worden bij de planvorming, en welke media worden daarbij gebruikt? 2. Afstemming: welke ambtenaren praten mee over speelruimte, groenvoorzieningen, verkeersoplossingen, woningvoorraad? Hoe zorgen we voor buurten ‘uit één stuk’, waar woningen, openbare ruimte en voorzieningen elkaar versterken? Ook afstemming m.b.t. de contacten met bewoners is noodzakelijk. 3. Gezag: Verbetering van de sociale kwaliteit is het leidend motief in de transformatieopgave13. Het bestuur van de stad zal de plannen voor de ontwikkelingsgebieden dan ook zorgvuldig toetsen op de mate waarin ze geacht worden bij te dragen aan cohesie, leefbaarheid en betrokkenheid. De aandachtsvelden voor de planontwikkeling zijn daarbij een belangrijk toetsingskader. 13 Beleidskader Ontwikkelingsgebieden 11 3.1 Woonmilieus en leefstijl Uit de werkconferentie Wat doen we met studentenhuisvesting? Positie Hogeschool Culturele Raad -> projecten, (kunst) met bewoners (bijv. Oostrik) Grote investeringen in verbetering woonmilieu Differentiatie, maar ook 'leefstijlclusters' met menselijke maat Verhuisgids per wijk maken waarin praktische informatie staat voor de nieuwe bewoner Mix van huur en koop Vooroordelen over een wijk wegnemen Kiezen voor je buurt Veel deelnemers aan de conferentie wezen erop, dat buurten een eigen karakter hebben en mogen behouden. Sociale problemen zouden voorkomen kunnen worden als mensen weten in ‘wat voor buurt’ ze zich vestigen, wat de plaatselijke mores zijn en hoe mensen er met elkaar samenleven. De corporaties willen hun transformatieopgave graag vormgeven aan de hand van woonmilieus. Maar een buurt ‘uit één stuk’ ontstaat pas als woningvoorraad, woonomgeving, verkeer en voorzieningen op elkaar zijn afgestemd. De gezamenlijke opgave is dan ook: het maken en marketen van wijken en buurten waar mensen voor kiezen. Het welzijnsbeleid levert daar zelf ook een bijdrage in. De wijkaanpak biedt een kader om bewoners te organiseren rond het huidige en het gewenste karakter van hun wijk of buurt. Welzijnsinstellingen kunnen bijdragen aan woonmilieus met een levendig karakter. Hier kunnen zich mensen vestigen die kiezen voor een centrumstedelijke woonomgeving. Het voorzieningenniveau en de intensiteit van (sociaal)-culturele programma’s zal hier hoger zijn dan in rustige, groenstedelijke milieus. In sommige milieus is een duidelijke functiescheiding aanwezig, in andere is ruimte om zorg, werk en vrije tijd te combineren. Een profilering van woonmilieus maakt het mogelijk om te werken aan het imago van en de voorlichting over buurten. Zo gaan mensen weer kiezen voor buurten, waar ze nu nog terechtkomen. Instrumentarium typologie van buurten14 typologie van leefstijlen15 bepalen van karakter van buurten tijdens interactieve bijeenkomsten met bewoners en professionals uit de buurt (branding) checklist voor elk woonmilieu: wat moet aanwezig zijn in een buurt met een bepaald karakter (woningvoorraad, openbare ruimte, voorzieningen, programma’s) publieksinformatie (bijv. Wijkwijzer) Toepassing binnen gemeente: WCO: Bepalen voorzieningenniveau op wijk- of buurtniveau dat past bij het woonmilieu. In buurten met een centrumstedelijke uitstraling is er mogelijk meer ruimte voor culturele activiteiten, ontmoeting en ontspanning in een dynamisch wijkcentrum. 16 Veel aandacht voor ‘opgroeibuurten’ en woonzorgzones. RMW: Stedenbouwkundige kwaliteit, woningvoorraad, woonruimteverdeling, informatie aan woningzoekenden en urgenten, leefregels 14 Welke soorten buurten kunnen we onderscheiden. 15 Welke soorten leefstijlen kunnen we onderscheiden. 16 Mits de buurt daartoe ook initiatief toont. Zie hierover 2.1.3 12 SDB: E&V: bepalen passende kwaliteit openbare ruimte (grijs en groen) bepalen passend aanbod commerciële voorzieningen, combinaties wonen en werken, wijkeconomie Toepassing bij partners Woningvoorraad (incl. differentiatie, particulier opdrachtgeverschap, groepswonen, wisselwoningen17), informatie aan aspirant-huurders, leefregels, openbare ruimte rondom complexen Proces Woonmilieus worden uitgewerkt in interactieve bijeenkomsten met bewoners en professionals. Het opstellen van de checklists gebeurt in een gemeentelijke werkgroep, waarin medewerkers van WCO, RMW, E&V en SDB zitting hebben. De wijkwijzer wordt – zodra bekend is hoe de nieuwe wijken eruit gaan zien – in samenwerking met de corporaties geschreven onder regie van RMW en WCO. Beoogd effect cohesie en leefbaarheid Minder spanning tussen bewoners door beter passende18 leefstijlen. Grotere betrokkenheid bij woonomgeving, daardoor ook betere sociale controle en minder (escalatie van) leefbaarheidsproblemen. Monitoring In de Raamovereenkomst is vastgelegd dat een integrale monitor wordt ontwikkeld voor de toetsing van de effecten van herstructurering Mogelijke uitwerking in Rivierenwijk: typologie van deelbuurten. Nadere profilering zone rondom Amstellaan, rondom De Bron, rondom Deltaplein. Waar is ruimte voor ‘homogene’ buurten, waar juist kleurrijk en divers? Mogelijke uitwerking in Wijk 4: typologie van deelbuurten. Stedelijke uitstraling Karel de Grotelaan, schoolomgevingen, omgeving zwembad, woonwerkmilieus. Recreatieve milieus, woonzorgmilieus, werken en leren. 17 Bij teveel ‘nood’mutaties kiezen mensen niet meer voor een buurt, maar pakken ze wat ze pakken kunnen. Krapte op de woningmarkt bedreigt de samenhang tussen buurtkarakter en leefstijl. 18 Bij omgeving en bij elkaar. 13 3.2 Een gezonde en veilige wijk Uit de werkconferentie achterpadverlichting (wijkteam) samenwerking met politie/gesprekken met groepen overlastveroorzakers buurtrondgangen/panelrondes Buurtbemiddeling sociale zelfredzaamheid ROC ondersteunt wijkaanpak - opvoedingsonderst. - Sociale activering afval, losse tegels, wanneer actie, communicatie naar bewoners nette wijk -> geen afval op straat consequent rommel opruimen beheer openbare ruimte / afval tegengaan wijkgebonden schoonmaak Zorgeloos wonen Dit aandachtsveld is een voorwaarde voor de twee sociale programma’s: opgroeikansen en langer zelfstandig wonen. Zonder een veilige en gezonde omgeving kan de wijk nooit aantrekkelijk zijn voor gezinnen en ouderen. Toch is het als apart aandachtsveld opgenomen, omdat de realisatie van een gezonde en veilige wijk niet mogelijk is zonder een integrale aanpak. Een gezonde en veilige wijk is een wijk met een goede sociale controle, met veilige routes naar school en voorzieningen, met volop ontspanningsmogelijkheden en met een goed vangnet voor groepen die dat nodig hebben (ook in het belang van de omgeving). Instrumentarium checklist Sociale en gezonde wijk: kengetallen en eisen m.b.t. verkeer, bestrating, pleinen en parken, sociale veiligheid, ruimte voor spel en recreatie, aanwezige voorzieningen gezondheidszorg19 beoordeling huidige woonomgeving in kader van wijkaanpak kaartmateriaal (incl. ‘sociale’ kaart) beleidskader Speelruimte Toepassing binnen gemeente: Welzijn, cultuur, onderwijs: Meenemen in beleid Gezondheid en Zorg. Ligging en bereikbaarheid scholen en andere voorzieningen voor kinderen en jongeren. Ligging en bereikbaarheid zorg- en ouderenvoorzieningen. ‘Eigen’ openbare ruimte rondom welzijnsen onderwijsinstellingen (bijv. schoolpleinen, sportterreinen). Aanpak overlast. Maatschappelijke opvang. Faciliteren (breedte)sport en ontspanning. RMW: Verkeer, openbare ruimte en groen, bestemmingsplannen, locatie voorzieningen SDB: beheer, grijs en groen E&V: commerciële voorzieningen, Toepassing bij partners Ligging en omgeving voorzieningen voor zorg, welzijn, winkels, diensten. Eigen openbare ruimte voorzieningen en woningcorporaties. Versterken sociale controle door activiteiten op begane grond (plinten flats). Complexgewijze aanpassingen woningen voor ouderen (o.a. Opplussen). Accommodaties voor gezondheidszorg. Sport- en vrijetijdsaccommodaties. 19 Hierin kunnen Politiekeurmerk en eisen Duurzaam Bouwen worden geïntegreerd. 14 Proces Opstellen checklists door gemeentelijke werkgroep. Analyses huidige situatie in samenwerking met corporaties en bewoners. Beoogd effect cohesie en leefbaarheid Sterk investeren in ‘omgevingsfactoren’ (1.2.1) draagt veel bij aan gevoel van veiligheid. Een gezonde en veilige leefomgeving biedt een prettig kader voor ontmoeting en ontspanning, en zorgt dat groepen elkaar niet ‘in de weg’ hoeven te zitten. Een goed ontworpen openbare ruimte is beter schoon, heel en veilig te houden. Ook bewoners willen zich dan inzetten. Monitoring In de Raamovereenkomst is vastgelegd dat een integrale monitor wordt ontwikkeld voor de toetsing van de effecten van herstructurering Mogelijke uitwerking in de Rivierenwijk: nadenken over Amstellaan, Venenplantsoen, Deltaplein, fietsroutes, speelplekken voor kinderen, aanpak overlast, situatie in kelderboxen, veilige routes naar scholen Mogelijke uitwerking in Wijk 4: Aansluiting Steenbrugge, omgeving Borgelerbad, openbaar en privaat groen Landsherenkwartier 3.3 Bewonersparticipatie Uit de werkconferentie samen acties ondernemen Woonunie -> wensfonds voor bewoners (E 3000) (20-30 projecten) betere communicatie door gemeente/meer dialoog (ook laten weten als er niets gebeurt) Organiseren van activiteiten in het kader van ontmoeting Heldere netwerken bekend bij iedereen: standaard netwerk goede communicatie uitbouwen wijkaanpak versterken sociale netwerken ontmoetingsplek raadslid -> met bewoners / kinderen speelplaatsen ontwerpen eigen krachten bewoners ontwikkelen Praten over sociale veiligheid in/met het wijkteam, bijv. over huisvestingsbeleid Buurtgenoten, bondgenoten In sommige buurten voelen mensen zich niet meer thuis omdat ze denken dat de anderen heel andere normen en waarden hebben. Maar een videoverslag over de Rivierenwijk laat zien, dat ook die Antilliaanse mevrouw zich stoort aan zwerfvuil, dat ook de Turkse jongens graag zouden willen dat andere bewoners eens komen kijken bij Don Bosco en dat die Joegoslavische meneer integratie erg belangrijk vindt. Kortom, er zijn genoeg thema’s waar buurtbewoners naast elkaar blijken te staan. Met de ingrepen in de buurt voor de deur ligt er een uitgelezen kans om bewoners samen te laten nadenken over hun woonomgeving. Er liggen nu kansen voor participatie gericht op het verbeteren van de buurt – ook op de langere termijn. 15 Gelijk met deze nota verschijnt een notitie over Communicatie en Participatie in de ontwikkelingsgebieden. Deze notitie ligt ten grondslag aan het communicatie- en participatieplan dat voor elk ontwikkelingsgebied wordt opgesteld. Deze plannen hebben vooral betrekking op de ontwikkelings- en uitvoeringsfase. In het kader van het sociaal programma is van belang dat ook de voltooide buurt moet uitnodigen tot betrokkenheid van bewoners. Bij de transformatie van de ontwikkelingsgebieden is het mogelijk om daarvoor de juiste omgevingsfactoren te creëren. Zo ontstaan buurten die de bewoners zelf schoon, heel, veilig en gezellig kunnen houden. De aansturing van het participatiebeleid gebeurt primair door de gemeentelijke projectleiders van de ontwikkelingsgebieden. WCO faciliteert de participatie door het ‘organiserend vermogen’ van Wijkaanpak in te zetten. De Wijkteams vervullen de rol van klankbord, maar niet zozeer voor de inhoud als wel voor de inrichting van het participatieproces (wie betrekken we hoe, wanneer, waar? ‘Organiseren we bijeenkomsten of een enquête?’) De leden van de wijkteams kunnen wel persoonlijk deelnemen aan inhoudelijke bijeenkomsten waar ook andere bewoners voor worden uitgenodigd. Instrumentarium draaiboek bewonersparticipatie incl. methodenboek communicatie- en participatieplannen per wijk bijeenkomsten Wijkaanpak jongeren- en ouderparticipatie Toepassing binnen de gemeente WCO: faciliteert de bewonersinbreng in de totale planvorming middels wijkaanpak, jongeren- en ouderenparticipatie. Maar WCO zal zelf ook de bewoners betrekken bij de planvorming rond de sociale programma’s, opvang van kwetsbare groepen en aanpak van (sociale) overlast. RMW: Volkshuisvesting en stedenbouw, verkeer SDB: openbare ruimte en groen Communicatie: klankbord en ondersteuning in de uitvoering WCO en RMW zullen ook nadere afspraken maken m.b.t. het opbouwwerk over hun bijdragen aan een goed verlopend participatieproces. Er moet daarbij extra aandacht zijn voor groepen met een grotere afstand tot de overheid. Toepassing bij partners Woningvoorraad, openbare ruimte rondom complexen, sociaal plan en herhuisvesting. Beschikbare middelen Het beleidskader zegt hierover: participatie en communicatie mogen geen sluitpost van de begroting vormen. Financiering van bewonersbetrokkenheid moet ingebracht worden in de raamovereenkomst tussen gemeente en corporaties. Naast middelen voor de coördinatie van participatie vanuit de gemeente is ook een investering in extra opbouwwerk gewenst. Proces De gemeente schrijft een Uitgangspuntennotitie Communicatie en participatie Transformatiegebieden, die als onderlegger fungeert voor de afspraken met de woningcorporaties en organisaties in de wijk. 16 Beoogd effect cohesie en leefbaarheid Organiseren van actieve samenwerking van bewoners moet leiden tot grotere cohesie en meer betrokkenheid bij en verantwoordelijkheid voor de leefomgeving. Monitoring In de Raamovereenkomst is vastgelegd dat een integrale monitor wordt ontwikkeld voor de toetsing van de effecten van herstructurering. 3.4 Commerciële voorzieningen , bedrijven incl. werken aan huis Samenvattend: de drie aandachtsvelden voor de planontwikkeling Open bare ruimte Welzijn, cultuur en onderwijs Wonen, huur Wonen, eigen woning Woonmilieu en leefstijl Een gezonde en veilige wijk Bewonersparticipatie Drie aandachtsvelden waarop gemeentebreed en door de partners een inzet geleverd moet worden. Voorwerk door de gemeente in de vorm van checklists en beleidskaders. Geregeld overleg tussen gemeentelijke diensten, corporaties en organisaties in de wijk. N.B. Deze aandachtsvelden bepalen de agenda van het transformatieproces. De projectorganisatie die voor het transformatieproces wordt opgezet kan worden stopgezet als de transformatie voltooid is. Er blijft dan wel aandacht voor leefstijl, leefbaarheid en betrokkenheid, maar die wordt vooral geuit in het reguliere beleid (met name beheer en handhaving, welzijnsbeleid, wijkaanpak en communicatie). 17 18 4 EEN SOCIAAL PLAN VOOR HUURDERS EN BUURTGENOTEN Tijdens de verbouwing blijft de winkel open Transformatie heeft grote gevolgen voor de bewoners, ook als hun eigen woning ongewijzigd blijft. Daarom spreekt het vanzelf dat zij volop gelegenheid krijgen om mee te denken over de ontwikkelingen in hun woonomgeving. In elk ontwikkelingsgebied zal de gemeente afspraken maken met de corporatie en eventuele andere partners over de wijze waarop bewoners betrokken worden bij de planvorming in hun wijk. 4.1 Sociaal plan op individueel niveau De corporaties zijn primair verantwoordelijk voor het opstellen van een sociaal plan voor bewoners die moeten verhuizen. In de meeste gevallen zal het dan gaan om een verhuiskostenvergoeding en een regeling voor herhuisvesting. In die gevallen waarin verwacht kan worden dat verhuizing kan leiden tot ernstige sociale problemen voor de persoon of het gezin in kwestie of voor de toekomstige buren, wordt de corporatie geacht contact op te nemen met de gemeente, zodat een passende oplossing kan worden gezocht. In voorkomende gevallen zal de gemeente organisaties op het terrein van opvang en hulpverlening in staat stellen een passend aanbod aan de betreffende bewoner te doen. 4.2 Sociaal plan op wijk- of buurtniveau Voor de bewoners die niet hoeven te verhuizen kan de transformatie van hun woonomgeving ingrijpende gevolgen hebben. In de Raamovereenkomst is vastgesteld dat de corporaties in elk ontwikkelingsgebied met een plan zullen komen om deze gevolgen op te vangen. In elk gebied zal daarover overleg plaatsvinden met bewoners. De gemeente kan daarbij de rol als scheidsrechter of bemiddelaar vervullen. Maar er zijn meer mogelijkheden. Het welzijns- en cultuurbeleid biedt ook instrumenten om op een positieve manier vorm te geven aan de gevoelens die de veranderingen in de wijk oproepen. In andere steden zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Op verzoek van corporaties en bewoners kan de gemeente meedenken over en meewerken aan sociale en culturele activiteiten waarmee het leed wordt verzacht en de saamhorigheid wordt bevorderd. Waar de gemeente zelf actief bijdraagt aan de veranderingen – bijv. de herinrichting van wegen of de (ver)bouw(ing) van welzijns- en onderwijsaccommodaties – moet zij ook zorgdragen voor goede informatie en – waar mogelijk - compensatie van de ondervonden overlast. 19 20 5 IMPLEMENTATIE IN DE ONTWIKKELINGSGEBIEDEN Dit Sociaal Programma Ontwikkelingsgebieden bevat de gemeentelijke uitgangspunten voor de sociale investeringen in de betreffende wijken en buurten. In welke verhouding die uitgangspunten worden toegepast kan in elke wijk anders zijn. De huidige fysieke, sociale en economische situatie in de buurt, de aanwezigheid van trekkers en aanbieders, de wensen van bewoners, de bezitsverhoudingen en de plannen en de middelen van de betreffende corporaties bepalen sterk hoe de transformatiegebieden zich kunnen ontwikkelen. In dit hoofdstuk schetsen we hoe we een stedelijke visie kunnen vertalen in een gebiedsgerichte aanpak ‘op maat’. De opzet van dit hoofdstuk sluit aan bij het regieinstrumentarium dat in de sociale structuurschets wordt benoemd. 5.1 Inventarisatie Weten wat we hebben Per deelgebied moeten nadere inventarisaties worden uitgevoerd: Welke accommodaties voor welzijn, onderwijs, ontspanning en cultuur zijn er? Hoe worden ze gebruikt? In welke staat verkeren ze? Wie zijn de aanbieders? Wat leveren ze? Wie maakt er gebruik van? Hoe is de huidige sociale kwaliteit? Hoe beleven bewoners die zelf? En zijn er indicatoren dat de sociale kwaliteit slecht is of zich negatief ontwikkeld? Welke sociale kwaliteiten moeten – ondanks fysieke ingrepen – behouden blijven? Per deelgebied een verkenning uitvoeren middels een combinatie van onderzoeksgegevens en gesprekken. Checklists en draaiboeken voor de aandachtsvelden worden opgesteld onder regie van een brede gemeentelijke werkgroep. Inventarisatie van financiële mogelijkheden in de sfeer van oud voor nieuw, subsidies en andere additionele financiering. 5.2 Visievorming Weten wat we willen De gemeente kan leiding geven aan de ontwikkeling van integrale maatregelen door het formuleren van visies of het coördineren van gezamenlijke visievorming. Die visies kunnen een gebied tot onderwerp hebben (bijv. een ontwikkelingsvisie op een wijk of buurt) of een beleidsterrein (bijv. een visie op wonen en zorg). In het kader van de transformatieopgave is besloten, dat corporaties en gemeente voor ieder ontwikkelingsgebied samen een ontwikkelingsvisie opstellen. Bewoners worden betrokken bij het bepalen van het buurtkarakter en hebben een raadgevende bevoegdheid in de ontwikkelingsvisie. Een kerngroep van medewerkers van gemeente en corporatie heeft de leiding in het opstellen van de ontwikkelingsvisie; waar nodig worden op adhocbasis andere beleidsmedewerkers geraadpleegd. Op projectniveau (bijv. herinrichting van een plein of straat) kunnen bewoners meewerken aan de visie. Deze wordt vastgelegd in een nota van uitgangspunten of functioneel programma van eisen. De twee deelprogramma’s (resp. Opgroeiwijk en Zorg op maat) geven aanleiding tot een kort visietraject per ontwikkelingsgebied, waarvoor aanbieders van activiteiten voor resp. kinderen en ouderen worden uitgenodigd. 21 Voor alle partijen, maar vooral voor bewoners, is niet alleen belangrijk wat we willen, maar ook wanneer. Elke ontwikkelingsvisie moet duidelijkheid verschaffen over het tijdpad van planvorming, planvoorbereiding en realisatie. Naast visievorming op gebiedsniveau wordt van de gemeente ook een visie op de twee belangrijkste beleidsterreinen in dit programma verwacht. De gemeente heeft het initiatief genomen om te komen tot een visie op wonen en zorg. Het streven van de gemeente is om zo snel mogelijk over te gaan tot gezamenlijke visievorming met alle aanbieders van diensten op het terrein van wonen, zorg en ouderen. In het kader van het reguliere onderwijs- en jeugdbeleid zal met aanbieders nader gediscussieerd worden over de invulling van het concept ‘Opgroeiwijk’. 5.3 Uitvoering Een vuist maken De gemeente heeft ook belangrijke uitvoerende taken. Per ontwikkelingsgebied maken beleidsmedewerkers op het terrein van jeugd en ouderen een plan voor de concrete invulling van de twee deelprogramma’s. Er wordt een samenhangend accommodatie- en projectenplan gemaakt gericht op 0-23-jarigen (en hun ouders) en op ouderen. Hierover worden afspraken gemaakt met scholen, welzijnsinstellingen en zorgaanbieders. Ook de eigen taken van de gemeente – bijv. op het terrein van leerplicht of de wet voorzieningen gehandicapten – worden hierbij betrokken. In elk ontwikkelingsgebied worden ten minste de reguliere gemeentelijke activiteiten uitgevoerd, en in de meeste gevallen ook het aanbod voor de aanpakgebieden. Pilots worden bij voorkeur gestart in één van de ontwikkelingsgebieden. Indien een succesvolle pilot uit een andere wijk wordt opgeschaald, wordt in eerste instantie gezocht naar een geschikte locatie in een ontwikkelingsgebied. 5.4 Afstemming Aandacht krijgen M.b.t. de aandachtsvelden wordt een ambtelijke werkgroep opgesteld. Deze werkt niet alleen de kaders verder uit (checklists, kengetallen, draaiboeken etc) maar adviseert ook de projectleiders van de deelgebieden. Binnen de sector Welzijn, Cultuur en Onderwijs is een projectleider Transformatie aangesteld. Zij maakt ook deel uit van de planteams die ontwikkelingsvisies maken en uitwerken. Binnen WCO vindt regelmatig afstemmingsoverleg plaats tussen beleidsmedewerkers en wijkambtenaren. 5.5 Ruimtelijke ontwikkeling Ruimte maken In de ontwikkelingsvisies wordt expliciet aandacht besteed aan de plaats van accommodaties en buitenvoorzieningen. Door de ontwikkeling van multifunctionele accommodaties en andere vormen van functiemenging kan ruimte vrij komen in bestaande accommodaties. Het uitgangspunt moet zijn dat de opbrengst daarvan geïnvesteerd kan worden in de vernieuwde accommodaties elders in de wijk. In gebiedsvisies wordt overigens ook gekeken naar de positie van het gebied op de kaart van Deventer. Uitgangspunt is een goede afstemming tussen stedelijke en wijkgerichte voorzieningen. 22 Daarbij is expliciet aandacht voor de aansluiting tussen transformatiegebieden, inbreidingsen uitbreidingsgebieden. Dit geeft voorzieningen een breder en beter economisch en maatschappelijk draagvlak. In bestemmingsplannen en plannen voor de openbare ruimte wordt expliciet gelet op de drie aandachtsvelden. 5.6 Communicatie Vertrouwen, kwaliteit en draagvlak Per deelgebied stellen gemeente en corporaties een communicatie- en participatieplan op. In 3.3 zijn de uitgangspunten m.b.t. participatie van bewoners weergegeven voor zover daarmee de sociale kwaliteit wordt bevorderd. De inzet van de gemeente is primair gericht op het scheppen en onderhouden van een vertrouwensband tussen gemeente en bewoners en tussen bewoners onderling. In tweede instantie is bewonersparticipatie een impuls in de kwaliteit van sociale plannen en programma’s. Dat biedt de beste garanties om ook draagvlak voor de transformatieopgave te krijgen. Andere gemeentelijke diensten en de corporaties kunnen gebruik maken van de faciliterende rol van wijkambtenaren bij het uitvoeren van een participatie- en communicatietraject in de wijk. 5.7 Subsidie Investeren in sociale kwaliteit De gemeente zal met de aanbieders van programma’s en projecten afspraken maken over de inzet van professionele ondersteuning en activiteitenbudget in de betreffende gebieden. Het uitgangspunt is daarbij ‘nieuw voor oud’: nieuw aanbod moet uit de bestaande middelen gefinancierd worden. Daarnaast is de gemeente genegen om additionele middelen zoals GSB-gelden bij voorkeur in te zetten in de transformatiegebieden, op voorwaarde dat andere partijen bereid zijn evenredig bij te dragen in woonmilieus die opgroeikansen bieden voor kinderen, de mogelijkheid om langer zelfstandig te wonen voor ouderen, in een gezonde en veilige woonomgeving. De gemeente zal zich inspannen om extra rijksmiddelen te verwerven voor het uitvoeren van projecten die passen in de twee deelprogramma’s. Met name het IPSV-programma biedt daartoe wellicht mogelijkheden. Bij het vaststellen van de gemeentebegroting moet beoordeeld worden welke inzet de gemeente moet leveren om de sociale kwaliteit van de transformatiegebieden te waarborgen. 5.8 Accommodaties Trefpunten in de buurt Hoewel sociaal herstructureringsbeleid (veel) meer is dan accommodatiebeleid, vormen de accommodaties voor welzijn, onderwijs en cultuur de meest zichtbare uitwerking van sociale kwaliteit. In elk transformatiegebied wordt expliciet geïnvesteerd in de kwaliteit van scholen, ontmoetingsruimten en voorzieningen op het terrein van zorg en welzijn. Het accent ligt daarbij op voorzieningen voor kinderen en jongeren en voorzieningen voor oudere wijkbewoners. Van de ‘middengroep’ wordt een eigen bijdrage verwacht in het activiteitenaanbod en het beheer van accommodaties voor ontmoeting en ontspanning. 23 Het gaat daarbij overigens niet alleen om door de gemeente ontwikkelde accommodaties. Samen met corporaties, zorgaanbieders en commerciële ondernemers zal gezocht moeten worden naar manieren om multifunctionele accommodaties te ontwikkelen voor welzijn en onderwijs. 24 25 6 TEN BESLUIT De transformatieopgave stelt de gemeente voor een paar ongekende uitdagingen. Het vertrouwen is er dat samen met de corporaties, de welzijnsinstellingen, het onderwijs, de zorgaanbieders en de bewoners gewerkt kan worden aan sociale wijken, die weer voor jaren een gewilde woonomgeving bieden. Dit programma is het laatste met het woord ‘Sociaal’ op de voorpagina. Vanaf nu gaat het om een integrale aanpak, waarbij sociale, economische en fysieke middelen elkaar versterken. Die integrale aanpak komt het best tot zijn recht op het niveau van de wijk (in de zgn. ontwikkelingsvisies) of zelfs op buurt- of blokniveau. Een goede school, kinderopvang, avontuurlijke maar veilige speelplekken, sport en recreatie, steun in de opvoeding, aanpak van ongewenst gedrag, veilig verkeer, goede woningen en buren die elkaar bijstaan maken samen een ‘opgroeiwijk’. Ouderen willen graag wonen in een wijk met goede voorzieningen, een winkel, een postkantoor en een huisarts, ruimte voor ontspanning, een schone straat en comfortabele woningen. Het geheel is veel meer dan de som der delen. Op al deze terreinen zit er heel veel kennis in de stad. De gemeente zal daar graag een beroep op doen. Om samen wijken te maken met sociale kwaliteit. 26 27 Bijlage 1 Onderzoek naar sociale cohesie Sociale cohesie is geen eenduidig begrip: “Een gemeenschappelijke vijand, waar je je tegen af kan zetten, is evenzeer een cohesiebevorderende factor” (Kees Schuit). Hieronder volgen enkele definities van sociale cohesie: Roes, Theo (2002): Sociale cohesie is de betrokkenheid van mensen onderling, bij maatschappelijke organisaties en andere sociale verbanden en bij de samenleving als geheel. Sociale cohesie bestaat dus op een macro-, mezo- en microniveau. Gebrek aan sociale cohesie is in de politieke en maatschappelijke discussie een verzamelterm voor een verscheidenheid aan sociale verschijnselen die duiden op een gebrek aan sociale kwaliteit en sociale participatie. NWO: Met sociale cohesie doelen we op de sociale samenhang in onze maatschappij. Sociale banden spelen daarin een belangrijke rol. Maar bestaande sociale banden zoals gezin, school, buurt, bedrijfs- en beroepsorganisatie, kerk en vereniging, zijn sterk veranderd in de laatste decennia. Blijvende sociale veranderingen kunnen hun weerslag hebben op de samenhang van onze samenleving. Op haar beurt is samenhang weer van belang voor de bestuurbaarheid van de samenleving. Inzicht in de mate van samenhang en de bindende factoren, betekent inzicht in de mogelijkheden en bedreigingen van de maatschappij. Tönnies en Durkheim (uit Hart, Joep de e.a. 2002): Sociale cohesie heeft betrekking op de interne bindingskracht van een sociaal systeem (familie, buurt, vereniging, samenleving). Cohesieve sociale systemen worden gekenmerkt door groepsidentificatie en saamhorigheidsgevoelens, frequente en intensieve contacten tussen de leden, veel onderling vertrouwen tussen dezen, gedeelde normen en waarden en participatie in het groepsleven. Dergelijke cohesieve sociale systemen vertonen met andere woorden de kenmerken van een gemeenschap. Hart, Joep de e.a. (2002): Sociale cohesie verwijst naar de interne samenhang van een sociaal systeem (familie, buurt, vereniging, samenleving). Zij heeft een functionele of instrumentele component waar het gaat om de samenwerking tussen de actoren binnen een sociaal systeem en de coördinatie van hun handelen, onder invloed van de voor- en nadelen die daarmee verbonden zijn en de aan- of afwezigheid van alternatieven. Daarnaast is er een normatieve component, in de zin van de identificatie en gevoelens van solidariteit met anderen die als moreel verplichtend worden ervaren. Sociale cohesie vereist dat mensen hun persoonlijke belangen afstemmen op een gemeenschappelijk belang, dat zij in hun activiteiten rekening met elkaar houden, en elkaar (informeel of formeel) controleren op de naleving van gezamenlijk onderschreven normen. Sociale cohesie is niet per definitie een positief begrip: Een sterke sociale cohesie is niet altijd positief. Dit wordt door verschillende auteurs onderschreven. De Hart e.a. (2002) zien sociale cohesie naar zijn effecten als een ambigue begrip. Dezelfde factoren die de onderlinge saamhorigheid van een groep bevorderen, kunnen daarmee bijdragen tot een verlaagde externe solidariteit en de uitsluiting van outsiders, tot een verstikkende interne sociale controle en een zo sterke vrijheidsbeperking van de groepsleden dat hun ontplooiingsmogelijkheden worden belemmerd. Ook NETHUR (2002) ziet niet alleen de positieve kanten van sociale cohesie: Het woord gemeenschap roept positieve gevoelens op. Gezelligheid, veiligheid en sociale contacten 28 worden ermee geassocieerd. Een afname van sociale contacten of sociale cohesie zou duiden op desintegratie, wat negatief beoordeeld wordt. Echter, uit de studies van Elias en Scotson en Blokland-Potters blijkt dat sterke sociale cohesie ook negatieve kanten heeft, zoals bijvoorbeeld uitsluiting van buitenstaanders. De positieve invloed van sociale cohesie op de veiligheid: Een sterke sociale cohesie heeft positieve consequenties voor de veiligheid en leefbaarheid in de buurt. Volgens De Hart e.a. (2002) verkleint sociale cohesie de kans aanzienlijk dat men slachtoffer wordt van een vorm van criminaliteit. Dit effect doet zich voor, ongeacht typische buurtkenmerken van personen en ongeacht sociaalstructurele kenmerken van een buurt. Ook gevoelens van veiligheid worden hierdoor versterkt. Tot dezelfde conclusie komt A. van Veenen (2002). In dat artikel wordt verwezen naar de Grotestedenmonitor van Intomart (2000): Ondanks het verschil in betekenis dat verschillende groepen hechten aan onderlinge contacten in de directe omgeving, blijkt uit een analyse van de gegevens van de Grotestedenmonitor dat ‘de kwaliteit van sociale relaties’ een cruciale factor is bij de beleving van leefbaarheid en onveiligheid door stadsbewoners. Het onderzoek besluit met de volgende vraag: “Al met al blijkt uit dit onderzoek voor het eerst dat de sociale kwaliteit van wijken en buurten een heel bepalende factor is, voor zowel de veiligheidsbeleving als de leefbaarheid. Beleid gericht op de verbetering van de sociale kwaliteit van wijken en buurten zou derhalve een zeer hoge prioriteit moeten krijgen. Dat is evenwel makkelijker gezegd dan gedaan. Hoe verbeter je de sociale kwaliteit van gemeenschappen?” Negatieve invloeden op de sociale cohesie: Volgens De Hart e.a. (2002) zijn de factoren die op het niveau van wijken de sociale cohesie negatief beïnvloeden, etnische heterogeniteit, die grote barrières voor het gemeenschappelijk ontplooien van activiteiten en onderlinge identificatie kan opwerpen (o.a. Alesina en LaFerrara 2000). Dat geldt ook voor grote verschillen in opleiding en inkomen (Wilkinson, 1996; Lynch en Kaplan 1997). Sociale gelijkheid bevordert in het algemeen coöperatieve sociale relaties; sterke sociale ongelijkheid maakt mensen minder bereid tot inzet in de publieke sfeer en is veelal verbonden met wantrouwen tussen groepen. Ook Helleman e.a. (2001) tonen dat verscheidene auteurs grote verschillen in inkomen binnen een buurt niet zien als een bevordering van de sociale cohesie: Nog niet zo lang geleden veronderstelden met name lokale beleidsmakers dat door herstructurering meer maatschappelijke kansen voor mensen in achterstandsposities zouden kunnen ontstaan, doordat zij zich in (naar inkomen) meer gemengde wijken konden spiegelen aan midden- en hogere-inkomensgroepen. Een ‘evenwichtigere’ bevolkingsopbouw zou spanningen kunnen verzachten en de sociale cohesie in de wijk versterken. Kleinhans, Veldboer en Duyvendak (2000) illustreerden met hun studie echter dat herstructurering geen adequate strategie is om de sociale cohesie in een wijk te versterken. De sociale interactie tussen lage en hoge-inkomensgroepen is doorgaans beperkt, omdat de cultuurverschillen groot zijn. Mede daarom is het bestaan van een socialisatie-effect of voorbeeldfunctie van hogere inkomens ten opzichte van lagere inkomens omstreden (Hillhorst en Klap 1996; Reijndorp 1996; Te Velde 1997). Volgens de voormalig Haagse wethouder Noordanus vervullen hogere-inkomensgroepen wel degelijk een voorbeeldfunctie en vervullen zij een rol in het bewonerskader van herstructureringswijken (Noordanus 1999). Naast bovengenoemde factoren zien De Hart e.a. (2002) dat als mensen gekenmerkt worden door een hoge mobiliteit, de kans afneemt dat ze veel zullen investeren in sociale cohesie. Dat drukt zich onder andere uit in de woonsituatie. Ongeacht andere sociaaldemografische kenmerken, blijkt deze medebepalend voor hun animo om bij te dragen aan 29 het sociaal kapitaal ven een gemeenschap (DiPasquale en Glaeser 1999). Bij wie verwacht op korte termijn te verhuizen loopt de animo terug. Verbeteren gezinnen met kinderen de sociale cohesie in de buurt? Van Beckhoven en Van Kempen (2002) constateren ook dat gemengd wonen van verschillende inkomensgroepen binnen een buurt niet vanzelf leidt tot een bevordering van de sociale cohesie. Uit praktijkvoorbeelden blijkt dat ouderen wel op elkaar gericht zijn, maar de andere nieuwe bewoners zijn erg op zich zelf. Kopers blijken geen banden aan te knopen met huurders en omgekeerd. Ook het vaak gehanteerde uitgangspunt om nieuwe woningen in dit soort wijken vooral toe te wijzen aan mensen uit de directe omgeving blijkt geen effect te hebben op de onderlinge interactie. Als beleidsmakers meer interactie willen, dan zullen ze moeten proberen gezinnen met kinderen in de wijk te halen, constateren Van Beckhoven en Van Kempen (2002). Er komen steeds meer alleenstaanden, daar moet men ook voor bouwen, maar vooral tussen gezinnen met kinderen ontstaan contacten. Ook De Hart e.a. (2002) concluderen dat kinderen sociale cohesie bevorderen. Volgens hen vervullen kinderopvang, het onderwijs, informele zorg en vrijetijdsbesteding belangrijke sociale functies vanuit het oogpunt van sociale cohesie. Buurtbewoners met kinderen ontmoeten elkaar bijvoorbeeld rondom de school of als vrijwilliger voor de sportverenigingen van de kinderen. Hier vinden bij uitstek ontmoetingen plaats tussen mensen met heterogene sociale en culturele achtergrond. Een versterking van deze sociale infrastructuur, zoals kinderopvang, het onderwijs enz. wordt in verschillende studies genoemd ter bevordering van de sociale cohesie. Onder sociale infrastructuur wordt in de Welzijnsnota 1999-2002 het volgende verstaan: De formele en informele kaders die burgers in staat stellen om aan de samenleving deel te nemen en met elkaar sociale relaties aan te gaan. Volgens van Beckhoven en van Kempen (2002) ontstaat buurtbinding bij nieuwkomers ook door gebruik te maken van het plaatselijke winkelaanbod, daarnaast geeft het onderzoek aan dat de ‘sfeer’ in de woonomgeving sterk bepalend is voor het ontstaan van binding. Die binding wordt snel aangetast als men last heeft van vandalisme en zwerfvuil. Tot dezelfde conclusie komen De Hart e.a. (2002). Zij tonen dat in een lange reeks van onderzoeken zaken als de kwaliteit van het woningenaanbod en het voorzieningenniveau in wijken in verband zijn gebracht met aspecten van sociale cohesie en veiligheid. Doordat de fysieke randvoorwaarden (ofwel gelegenheidsstructuur) niet meer aantrekkelijk zijn (gehouden) en mensen naar elders trekken, hebben de nieuwkomers, die vaak de buurt als doorgangshuis zien, minder verantwoordelijkheidsgevoel voor de buurt en minder binding met die buurt. Dit vergroot de onveiligheid in de buurt. Dat begint met rommel in publieke ruimtes, vernieling, graffiti, hondenpoep. Joost Wegstapel Dorien Buckers Laagland’advies, Amersfoort 30 Gebruikte literatuur: Beckhoven, E. van en R. van Kempen (2002); Het belang van de buurt. NETHUR, Utrecht. Uit: Binnenlandsbestuur.nl 13 december 2002, pagina 3. Hart, Joep de e.a. (2002); Zekere banden: Sociale cohesie, leefbaarheid en veiligheid. SCP, Den Haag. Helleman, G e.a. (2001); Sloop en opbouw van de wijk: Herstructurering als sociale interventie. Intomart (2000); Voor het beleid, achter de cijfers: De uitkomsten van de GSB-monitor veiligheid en leefbaarheid nader geanalyseerd. NETHUR (2002); Sociale cohesie in heden en verleden. Noordanus, P.G.A. (1999); Bouwen en de buurt: Over de ideologie van de stedelijke vernieuwing. Roes, Theo (2002); Sociale cohesie en sociale infrastructuur: Verkenning van beleidsmogelijkheden en bestuurlijke modellen; Werkdocument 79, SCP, Den Haag. Veenen, A. van (2002); Sociale cohesie: vraagstellingen en thema’s 31