Lezing op 24 september 2013: Kennismaken met de wereld van de filosofie Ik wil in deze lezing wat meer vertellen over filosofie. Deze avond is aangekondigd als Kennismaken met de wereld van de filosofie. Filosofie mag zich tegenwoordig in een grote belangstelling verheugen. Dat is wel eens anders geweest. Toen ik filosofie ging studeren, waren we maar met zijn vieren; en één viel er al snel af. Nu is het een schoolvak, er is veel aandacht in de pers, op de TV heb je een programma als Filosofisch kwintet op zondag. Je vraagt je wel eens af, of dat wel allemaal goed is. In Trouw van een tijdje geleden werden terecht vraagtekens gezet bij artikelen en boeken waarin filosofen commentaar op en zelfs adviezen geven over actuele politieke kwesties. Daarnaast is er ook in advertenties veel aanbod. De internationale school voor wijsbegeerte in Amersfoort timmert aan de weg, maar je ziet ook advertenties van de school voor filosofie. In het laatste geval krijg je vooral een oosters denksysteem gepresenteerd. Daar is niets op tegen: daar kun je wellicht veel van leren. Maar dat is eerder ideologie of onderricht in wijsheid dan filosofie. De oorspronkelijke betekenis van filosofie is begeerte om wijs te worden; daar zit toch vooral achter dat je (nog) niet wijs bent en de wijsheid juist niet in pacht hebt in wat voor ideologie dan ook). Ik herinner maar aan de uitspraak van Socrates: Ik weet dat ik niets weet. Je moet die uitspraak van Socrates niet verkeerd verstaan – het is niet dat je niets weet: je weet juist een heleboel, maar het is een weten over het weten, namelijk dat wat je weet bij nader doorvragen toch niet zo stevig staat, altijd wel op een bepaalde manier te betwijfelen is. Het is niet zo gemakkelijk om te zeggen wat nu precies filosofie is. Je hebt een richting die vooral de praktische betekenis benadrukt (denk aan filosofie als levenskunst of deugdethiek), daarnaast heb je consulentschap: dan kun je bij iemand langs voor een persoonlijk goed gesprek over levensvragen). Daar is er een richting waarin men zich wil beperken tot een reflectie op wetenschap. De werkelijkheid moet je in die opvatting aan de wetenschap overlaten. In ieder geval, filosofie houdt zich bezig met vragen waar heel moeilijk antwoord op te geven is – zoals wie ben ik, wie of wat is de mens, wat is de zin van het leven, wat is goed en kwaad, wat is waarheid. In de filosofie wordt als het goed is geen onderwerp gemeden. Men doet dat 2 vanuit een basishouding: Socrates duidde die aan als verwondering: dat is dat je de vanzelfsprekendheden van de dingen afhaalt en ze als het ware voor het eerst ziet. Ik heb lang zitten broeden hoe ik nu binnen dit korte bestek van een minuut van dertig het best een introductie op de filosofie kon geven; want dat is de bedoeling van deze avond; ik kan natuurlijk de verschillen de disciplines langs gaan lopen, maar dat wordt te veel een (saaie) opsomming. Er ligt trouwens een lijstje van de eerste cursus die we willen geven vanaf 15 oktober. Daarin gaan we elke avond een discipline behandelen. Ik heb in plaats daarvan voor gekozen een korte schets te geven van de geschiedenis van de filosofie. Ik doe dat in drie stappen: oudheid, middeleeuwen en moderne tijd. Binnen dat kader heb ik dan de mogelijkheid om wat vraagstukken aan te stippen die nog steeds een rol spelen in de filosofie en ongetwijfeld in dit filosofisch café ter sprake zullen komen. Filosofie is al heel oud. Het begin moet je waarschijnlijk zoeken in wat de Duitse filosoof Jaspers de As-tijd heeft genoemd: in de periode van ongeveer 800 tot 300 voor Chr. zie je iets heel opmerkelijks: in alle grote beschavingen ontstaat bezinning op ethiek, op wat de juiste staat is, op de waarde van een mensenleven? Je kan dan denken in China aan Confucius en Lao Tse, in India Boeddha en de Oepanishads, in Perzië aan Zoroaster, in Israël aan de grote profeten en in Griekenland tenslotte aan de zog. natuurfilosofen. Wat precies de oorzaak was, is nog altijd omstreden. Ik wil me beperken tot de westerse filosofie. Daar ontstaat omstreeks 400 v.Chr. de natuurfilosofie. Daarin vraagt men naar de arché van de dingen. Dat woord kun je het best vertalen met basiselement of principe van waaruit je alles zou kunnen verklaren. Laat ik een paar voorbeelden geven. Je hebt een denker als Demokritos die zich afvraagt of je tot in het oneindige door kunt delen; of dat je uiteindelijk op iets ondeelbaars stuit (letterlijk een atomos. Daarnaast heb je Pythagoras die één principe aanwijst dat alles regeert en hij wijst dan het getal aan. In de natuurwetenschap is men trouwens nog steeds op zoek naar dit oerelement, maar in de filosofie is dat ook gebleven, namelijk het zoeken naar het zog. archimedisch punt: dat is het standpunt van waaruit je alles zou kunnen verklaren. Hele filosofische systemen zijn er op gebaseerd. U kunt denken aan Marx die alles wilde verklaren uit materie of arbeid en Schopenhauer die de sleutel zag in de wil 3 Nog even terug naar de natuurfilosofen. Je ziet daar nog iets anders, namelijk het ontstaan van de verschillende wetenschappen. Bij Demokritos natuurwetenschap; bij Pythagoras wiskunde, niet veel later biologie bij Aristoteles. Dat proces van afsplitsingen is de hele geschiedenis doorgegaan, denk bijv. in de 19e eeuw aan het ontstaan van psychologie en sociologie. In onze eeuw politicologie. Terug naar het ontstaan naar de Griekse filosofie. Naast de vraag naar de arché zie je bij andere vertegenwoordigers, zoals Socrates en Plato de vraag opkomen naar “wat is geluk”. Ik denk dat je daar een kenmerkend verschil met de moderne filosofie te pakken hebt. De vraag, wat kun je weten is in de oudheid uiteindelijk ondergeschikt aan die naar geluk. Wat is geluk en hoe kun je die bereiken. Er worden daartoe ook allerlei praktische wenken geformuleerd. Filosofie is zo vooral levenskunst. Wat geluk is, wordt daarbij door de filosofische stromingen verschillend ingevuld. Bij Epicurus is het genot en afwezigheid van pijn; bij de Stoa is het een soort van emotieloosheid – apatheia genoemd, het ontbreken van pathos. In die toestand wordt je niet meer mee gesleurd wordt door emoties en passies (die brengen alleen maar ongeluk). Tegenwoordig is er trouwens weer belangstelling voor deze antieke levenskunst: het biedt immers de mogelijkheid tot een persoonlijke ethiek. Er verschijnen weer allerlei boeken op dit terrein. Het was trouwens een aantal jaren geleden eindexamenonderwerp op het VWO. Wellicht zouden we sprekers daarover kunnen uitnodigen of een cursus over dit onderwerp organiseren. Het christelijk worden van de antieke oudheid betekende een grote verandering voor de filosofie. Ik wil me tot een paar punten beperken. Voor de filosofie betekende het dat ze een ondergeschikte rol kreeg: ze werd aangeduid als ancilla theologiae, dat betekent slavin van de theologie. De filosofie werd ondergeschikt aan geloof en openbaring, maar de filosofie drong ook (volgens sommigen als een paard van Troje) in het geloof door in de vorm van theologie. De westerse filosofie is daardoor veranderd: belangrijk werd de kwestie van de verhouding tussen rede en religie (dat was trouwens ook een aantal jaren geleden eindexamenonderwerp). Het roept de vraag op, of die twee – geloof en denken – wel naast elkaar kunnen bestaan; of dat ze elkaar uitsluiten. Is het zo, dat je kunt geloven en niet nadenken en andersom; of ligt het toch wat gecompliceerder? In ieder geval kenmerkt de relatie zich door een groot aantal conflicten (ik hoef alleen maar te herinneren 4 aan Galilei) en duikt in onze tijd trouwens weer op in het debat over de multiculturele samenleving. Een andere verschuiving in vergelijking met de Griekse filosofie was dat in de menselijke geest naast de rede ook de wil belangrijk werd. Niet de rede, maar de wil is in het christendom immers beslissend voor het heil. Het gaat er niet om om God te kennen, maar om ja of nee te zeggen tegen God. Het verschil met de oudheid wordt vooral duidelijk, als je de vraag stelt naar het kwaad. In de Griekse filosofie was dat het gevolg van onwetendheid. Volgens Socrates en Plato is het zo, dat wanneer je echt weet wat het goede is, je het slechte niet meer doet. Daar staat de mening van de kerkvader Augustinus tegenover, dat je het wel kunt weten; maar het desondanks of juist daarom graag doet, graag wilt. Nu over de derde fase: de moderne tijd. Die betekende een geleidelijke emancipatie van de filosofie uit de omklemming van het geloof en de theologie (hoewel die nog lang zou blijven bestaan), maar tegelijk kwam er een nieuwe uitdaging op die de filosofie zelf had voortgebracht: namelijk de klassieke natuurwetenschap van Copernicus, Galilei en Newton uit de 17e en 18e eeuw. Daarin diende zich een heel andere opvatting van materie aan: reukloos, geurloos, kleurloos etc. Kleuren en geuren gaan immers allemaal terug op onze zintuigen. Dat roept het probleem op hoe onze leefwereld met zijn lichamelijke kwaliteiten zich tot die wereld van de wetenschap verhoudt. Is de onze de onechte wereld en die van de wetenschappelijke feiten de echte? Bij dit probleem moet ik altijd denken aan de volgende anekdote: Twee studenten zijn in gesprek. Eén van hen is smoorverliefd. Hij zegt: als ik in haar ogen kijk, dan zie ik diepe bergmeren, waarop zijn vriend die scheikunde studeert, zegt: wel nee jongen dat is H2O met natriumchloride (oftewel zout). Als je daar ook nog eens onze emoties, esthetische gevoelens, waarden en normen bij betrekt, dan wordt het probleem wel duidelijk: wat is de werkelijkheid: onze leefwereld of de natuurwetenschappelijke. Nog belangrijker was dat die wetenschappelijke revolutie een mechanisering van het wereldbeeld met zich mee bracht: de wereld van de natuurwetenschap wordt beheerst door mechanische wetten, door het principe van causaliteit. De metafoor is de klok: de dingen grijpen als radertjes in elkaar. Op die manier kun je verklaren waarom een beweging zich voortplant. Mooi voorbeeld is Descartes: bij hem is de kosmos een grote klok: God heeft aan het begin de eerste beweging gestart en sinds die tijd draait de wereld door. 5 In die wereld is geen vrijheid mogelijk (de machine zou tot stilstand komen); alles is gedetermineerd. Ik kan dit niet gedetailleerd uitleggen, maar wat zich aftekent is natuurlijk het probleem van de vrije wil: als alles gedetermineerd is, van te voren bepaald, valt de vrijheid én verantwoordelijkheid weg. Maar kan in zo’n wereld een rechter nog iemand schuldig verklaren? Als laatste wil ik nog iets zeggen over de moderne tijd vanaf 1840. Daar tekent zich een grote verandering af, die ik het woord individualisme wil aanduiden. Ze wordt duidelijk wanneer je ziet, hoe een Descartes of Kant het ik zagen. Dat was voor hen iets bovenindividueels; het ‘ik denk’ is precies hetzelfde in ieder ons. Daardoor zijn de denkprocessen in ieder van ons het zelfde. Na 1840 wordt dit ik vooral het unieke ik: ieder van ons is uniek en moet dit ook zo veel mogelijk laten zien. Daar lopen allerlei problemen uit weg, waarvan ik er eentje wil aanstippen, namelijk wat mensen zijn: eenzame eenlingen (die anderen niet kunnen bereiken) of zijn we in eerste plats van onderdeel van een wij. Om af te sluiten wil ik nog één grote vraag noemen, namelijk waar al die verschrikkingen in de twintigste eeuw vandaan komen; ik hoef alleen maar de Tweede Wereldoorlog en communistisch China te noemen waarover ik las dat Mao alleen al in de Grote Sprong Voorwaarts 45 miljoen mensenlevens op zijn geweten heeft. Bij mij blijft dit de vraag oproepen: was dat alleen uit onwetendheid? Maar ook over die vragen zijn al bibliotheken vol geschreven. Op al die vragen die ik heb aangestipt en er zijn er nog heel wat meer, zijn heel wat verschillende antwoorden mogelijk. De antwoorden die in de filosofie zijn gegeven zijn belangrijk, ook in dit filosofisch café, maar nog belangrijker zijn de vragen. Die willen we centraal stellen, omdat die tot nadenken stemmen. Dat betekent niet dat we de antwoorden ter zijde laten - liefst niet. Die antwoorden kunnen ons verder helpen; al was het maar omdat juist door die antwoorden de vragen scherper leert stellen. 6 Onderdelen daarvan zullen de disciplines zijn binnen de filosofie. Geeft wellicht een wat meer verbreed beeld van filosofie: Disciplines Antropologie – vragen daaruit verschil tussen mens en dier; ziel-lichaam, man en vrouw, mens en machine, emoties Sociale filosofie Verschillende onderwerpen. Rechtvaardige samenleving; schaarste. volmaakte samenleving; zijn wij sociaal of juist niet. utopie Ethiek onderwerpen – goed en kwaad; kwaad, wat is moreel gerechtvaardigd; stromingen daarin. Ethische discussies – bijv. t.a.v. euthanasie, klonen. Kentheorie en wetenschapsfilosofie– waarneming, kennis, wetenschap,. Metafysica en ontologie bestaat God, godsbewijzen, God-kwaad, niets, wat is de werkelijkheid Esthetica – wat is schoonheid, wat is kunst, muziek Er zijn er nog veel meer Daarom zullen er steeds filosofen de revue passeren – zoals bijv. Plato, Aristoteles en Nietzsche. Een cursus over geschiedenis van de filosofie of over een bepaalde periode kan ook in de toekomst tot de mogelijkheden gaan behoren. Bedoeling is niet in de eerste plaats filosofie van filosofen te leren, maar zelf te leren filosoferen. Zelf leren nadenken, maar ook met anderen. Discussie. Heel belangrijk is argumenteren bedenken en kritisch leren nadenken over argumenten. Lezingen – daar wat meer over. Aard daarvan Hoeft niet per se een spreker te zijn die filosoof; er zijn heel wat wetenschappelijke zaken en problemen die overlappen met de filosofie. Filosofie betekent discussie; dat is iets waar we naar streven. Wellicht in de vorm van een lagerhuis; maar wel in een andere vorm dan waar u wellicht van de TV gewend bent. Dicht daar tegenaan Socratische dialoog. We zijn benieuwd wat u ervan vindt. Zonder belangstelling wordt het natuurlijk niets. Prijzen: Lezingen Cursussen