Egyptische godsdienst Het Egyptische pantheon omvat meer dan vijftig verschillende godheden, waarvan de meeste dateren uit pre-dynastische tijden. De stammen die destijds de regio bevolkten aanbaden hun eigen afzonderlijke goden, die normaal gesproken het lichaam van een dier hadden. Naarmate de Egyptische beschaving zich ontwikkelde, namen de godheden menselijke eigenschappen aan. In veel gevallen werden de goden afgebeeld met menselijke lichamen, maar behielden zij hun dierenhoofden. Aan het begin van de Dynastie van het Oude Koninkrijk (3100 voor Christus) ontwikkelde zich uit de primitieve lokale en stamgebonden religies een nationale religie. Veranderingen in politieke machtsverhoudingen resulteerden echter in een veranderende status van de Egyptische goden. In het algemeen kan gezegd worden dat wanneer steden of regio's politiek dominanter werden, ook hun goden op de voorgrond traden. De macht van de koning De vroege koning werd gezien als de reïncarnatie van een god, aan het begin met name van Horus. De koning had dus behalve wereldlijke macht ook geestelijke macht. Later nam deze macht af en werd de koning gezien als zoon van een god (Ra de zonnegod en oppergod). Korte tijd van monotheïsme Het Egyptische monotheïsme bereikte zijn hoogtepunt tijdens de heerschappij van Amenhotep IV ( 1351-1333 v.Chr) toen hij Aton, ook wel De Zonneschijf, als de enige universele god instelde. Een hele cultus werd rond Aton opgebouwd, maar het volk en de aristocratie volgden Amenhoteps revolutionaire gedachtegang niet. De aanbidding van meerdere goden werd tijdens de heerschappij van zijn zoon, de nog zeer jonge koning Toetanchamon volledig hersteld. Zijn geboortenaam was Toetanchaton maar eenmaal farao herstelde hij, onder invloed van de priesters van de oude goden, met name die van de oppergod Amon-Re, en van het leger en de hofhouding de oude erediensten en veranderde ook zijn naam in Toetanchamon. De Atoncultus werd volledig vernietigd en Amenhoteps naam werd, als verrader, volgens de traditie weggekrast. Er bestaat weinig in de oude Egyptische religies dat direct vergeleken kan worden met de hedendaagse religies zoals het christendom, het Jodendom en de Islam. Maar, goddelijke schepping en het leven na de dood zijn op zijn minst gedeelde thema's. Griekse godsdienst De Grieken waren polytheïstisch. Dit polytheïsme heeft onder andere als oorzaak dat veel plaatselijke culten werden verenigd tot één godsdienst, zoals dat ook het geval was met de Egyptische mythologie. De godenverhalen werden mondeling overgeleverd, wat waarschijnlijk de reden is dat er hier en daar plaatselijke varianten en tegenstrijdige feiten opduiken. In de Griekse wereld werden offers gebracht om de goden gunstig te stemmen of ze te bedanken. Dat gebeurde meestal op een altaar. Zo'n altaar stond in een temenos, een heilig domein. Een offer was vaak een landbouwproduct of een dier. In mythen wordt wel verteld over mensenoffers. Trojaanse oorlog Een groot deel van de mythologische verhalen is op een of andere manier verbonden met deze oorlog. Homerus zijn boek de Ilias is een epos, dat een stuk uit het laatste jaar van de tien jaar durende oorlog tegen Troje beschrijft. Een coalitie van Grieken, die Homerus Achaeërs noemt, zou onder leiding van koning Agamemnon Troje hebben belegerd en ingenomen. De Trojanen noemt hij Dardanoi (komt van Dardanus en dat is de zoon van Zeus en Elektra (dochter van Atlas)). Volgens de mythe was de aanleiding van de oorlog de ontvoering van Helena. In het echt wordt aangenomen dat de oorlog vanwege economische belangen werd gevoerd. Het jaar 1184 v.Chr. is de meest geaccepteerde datum voor de Trojaanse Oorlog, omdat ook de archeologie aantoont dat rond die tijd de culturen van Kreta, het Griekse vasteland en Anatolië vergingen. Een reden dat er geen religieuze oorlogen waren zoals bij het christendom en de islam is omdat de meerdere goden zorgden voor meer tolerantie. Want als je al zoveel goden hebt is het niet zo moeilijk een paar extra te accepteren. Maar Bij het christendom en de islam is er maar één god en een boek dat zegt dat alleen hij er is, dit kan zorgen voor intolerantie omdat je niet accepteert dat andere mensen ergens anders in geloven. Natuurreligie Het eerste bewijs voor het geloof in het hiernamaals is dat Neanderthalers en homo sapiens beide zijn gevonden met geschenken in hun graf. Sommige muurschilderingen zijn niet alleen gemaakt als versiering. De jagers uit de prehistorie tekenden lijnen, die speren moesten voorstellen, die gericht waren op getekende dieren. Zij dachten door dit dier te doden ook echt een dier gedood te hebben. Dit zorgde ervoor dat de jagers meer moed kregen tijdens het jagen. Toen het klimaat warmer werd, en de dieren naar het noorden trokken, tekenden de mensen dieren op de muren om ze te lokken. Germaanse religie De Germaanse religie was de religie van de Germaanse volkeren, voordat zij in de Middeleeuwen overgingen tot het christendom. Germanen geloofden in meerdere werelden die met elkaar in contact stonden. Een godenwereld met een oppergod, een onderwereld met slangen, draken en andere mythische wezens, en daartussen de mensenwereld. Als deze werelden werden bij elkaar gehouden door een reusachtige levensboom, de Yggdrasil. Dit was ook de boom van de kennis. Veel van de in de 9e tot in de 12e eeuw vertelde verhalen in Noord-Europa daarover werden gebundeld in een literair werk, de Edda. Toen de christenen de Germanen veroverden probeerden zij hun gebruiken zoveel mogelijk te integreren in het christendom. Enkele dingen die bewaart zijn gebleven zijn de namen van de dagen van de week, de kerstboom, de paashaas, vuurwerk met oud en nieuw om de boze geesten te verjagen en Halloween. Romeinse religie Invloed dagelijks leven: Er was in de Romeinse godsdienst geen scheiding tussen het goddelijke en het natuurlijke. Ook wel pantheïsme genoemd. Volgens hen was alles goddelijk. In een Romeins huishouden werden meestal meerdere goden vereerd en vaak was er ook nog een familie god die als beschermer van de familie werd gezien en werd aanbeden bij elke speciale gelegenheid binnen de familie. Iedereen had ook individuele beschermers en verschillende goden waakten over hun huis. Omdat er zoveel goden waren die allemaal vereerd moesten worden, waren de Romeinen hier heel lang mee bezig. Invloed politiek: In de 6e eeuw voor Christus begonnen de goden de vorm aan te nemen zoals wij die nu kennen, toen werden namelijk die Etruskische goden, Jupiter, Juno en Minerva, aangenomen als centrum van de Romeinse staatsgodsdienst. Toen de macht van Rome toenam, kwam het Romeinse rijk in contact met andere geloven aan de oostzijde van de Middellandse Zee. Als gevolg hiervan begon Rome verschillende buitenlandse goden en religieuze gebruiken over te nemen. Vaak werden tempels in Rome toegewijd aan goden en helden uit buitenlandse culturen. De Griekse goden hadden de grootste invloed om de Romeinse godsdienst. Hierdoor hebben bijna alle goden ook een Griekse naam. Omdat de christenen de keizer niet als god wilde zien en daarom ook niet aan hem wilden offeren, ontstonden er conflicten tussen de christenen en de Romeinen wat leidden tot de vervolging van de christenen. Later verbood keizer Theodosius I in 391 andere godsdiensten dan het christendom. De wetten hiervoor werden alleen niet erg streng toegepast en het Romeinse geloof hield in het oosten nog tot in de 6e eeuw stand.